Organisatie | Tiel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening inzake speelautomatenhallen |
Citeertitel | Verordening Speelautomatenhallen Tiel 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de artikelen 2.3.3.3 tot en met 2.3.3.10 van de Algemene Plaatselijke Verordening Tiel 2009.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2000 | nieuwe regeling | 13-02-2013 Zakengids, 01-03-2013 | Regelgevingregister 2013, nr.2.03, gemeenteraad 13 februari 2013, nr.6 |
Hoofdstuk 2 Verbodsbepaling en vergunningplicht
Indien de vergunninghouder op een deugdelijke wijze aantoont dat een -uit bedrijfseconomisch oogpunt- redelijke exploitatie van de speelautomatenhal niet mogelijk is, kan de burgemeester toestaan dat een groter aantal kansspelautomaten in de speelautomatenhal worden geplaatst, dan wel wordt gekozen voor een andere mix van speelautomaten.
Het college is bevoegd nadere regels vast te stellen ten aanzien van de navolgende onderwerpen:
Afhankelijk van de bruto vloeroppervlakte van de speelautomatenhal bestaat een opstelling van de speelautomaten volgens een ‘ideale mix’ uit de volgende elementen:
-voor een vloeroppervlakte tot 100 m2:
* éénspeler kansspelautomaten;
* gekoppelde jackpot van maximaal € 2.500,-
* opstellen van minimaal één meerspeler.
-voor een vloeroppervlakte van 100 tot 200 m2:
* éénspeler kansspelautomaten;
* gekoppelde jackpot van maximaal € 2.500,-
* opstellen van minimaal twee meerspelers.
-voor een vloeroppervlakte groter of gelijk aan 200 m2:
* éénspeler kansspelautomaten;
De vergunning wordt ingetrokken:
indien gehandeld wordt in strijd met aan de vergunning of bij of krachtens deze verordening verbonden voorschriften of beperkingen, tenzij daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestond of het belang dat is gemoeid met de naleving van het gestelde bij of krachtens deze verordening de intrekking niet rechtvaardigt;
Hoofdstuk 3 Overige bepalingen
Overtreding van een bij of krachtens deze verordening gegeven voorschrift, of een voorschrift verbonden aan een vergunning of ontheffing, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 11 Intrekken oude regeling
De artikelen 2.3.3.3 tot en met 2.3.3.10 van de Algemene Plaatselijke Verordening Tiel 2009 worden ingetrokken.
De op grond van de onder artikel 11 ingetrokken bepalingen, verleende vergunning, wordt geacht verleend te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.
1 Wet op de kansspelen; korte inleiding
Het doel van artikel 5a van de Wet op de Kansspelen, Stb. 1964, 483 (hierna: de Wet), strekt ter regulering van het beoefenen van een kansspel door middel van speelautomaten, welke uitzicht geven op winst. Daarbij mogen enerzijds de financieel zwakkere groepen in onze samenleving niet door speelautomaten zodanige verliezen leiden dat zij daardoor worden benadeeld, terwijl anderzijds een redelijke exploitatie van de speelautomaten mogelijk moet blijven om een vlucht in de illegaliteit te voorkomen.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet zijn diverse wijzigingen doorgevoerd. Met name de wijziging van 13 november 1985 (Stb. 1985, 600) dient in dit kader te worden genoemd, aangezien daarmee de wenselijkheid werd vastgelegd dat speelautomaten met beperkte mogelijkheden tot uitkering van prijzen of premies werden toegestaan. Met betrekking tot dit onderdeel is de omvangrijke en gecompliceerde Titel Va (speelautomaten) in de Wet opgenomen. Voor de essentie van deze wijziging wordt verwezen naar de samenvattende beschouwing van mr. E. Ch. Lisser in de Gemeentestem nr. 6778, “Een kansrijke regeling?”.
Titel Va van de Wet regelt tot in de finesses het systeem van toelatings-, exploitatie- en aanwezigheidsvergunningen, waardoor het legaal exploiteren van kansspelautomaten mogelijk wordt gemaakt. Grote lokale verschillen in beleid laat de regeling niet toe. In een opzicht wordt de gemeentelijke overheid echter een aanmerkelijke beleidsruimte gelaten; de raad heeft ingevolge de regeling de bevoegdheid bij verordening de exploitatie van speelautomatenhallen te regelen. De u voorliggende verordening berust daarmee op een driedelig, onderling verbonden vergunningensysteem, waarbij alleen toegelaten speelautomaten in de handel mogen worden gebracht, geëxploiteerd en in de daartoe aangewezen inrichtingen worden opgesteld.
2 Speelautomatenhallenverordening
De regeling voor de exploitatie van speelautomatenhallen was voorheen onderdeel van de Algemene plaatselijke verordening (hierna: APV) . De reden voor het opstellen van een aparte verordening is gelegen in het feit dat in de APV veelal autonome bevoegdheden zijn opgenomen en de regeling omtrent speelautomatenhallen mogelijk bestempeld kan worden als facultatief-medebewind. Zo ook het standpunt van de VNG bij brief van 25 november 1985 aan de Tweede Kamer, in verband met het ontwerp van een aanpassing van de herziening van de Wet op de kansspelen. Immers, op grond van artikel 30c, eerste lid onder b van de Wet bezit de gemeentelijke wetgever de vrijheid om bij verordening te bepalen of, en zo ja hoeveel, speelautomatenhallen krachtens een vergunning van de burgemeester zijn toegestaan. Indien van deze bevoegdheid geen gebruik wordt gemaakt, heeft dit tot gevolg dat de burgemeester voor de vestiging en exploitatie van een speelautomatenhal geen vergunning kan verlenen en in feite een totaalverbod geldt om speelautomatenhallen te exploiteren. In dat geval hoeft hiertoe noch in de APV noch in een afzonderlijke verordening iets geregeld te worden. Indien gekozen wordt voor het opnemen van een speelautomatenhallenregeling in de APV, dient in het bijzonder acht te worden geslagen op de definities, de beslistermijnen en de overgangsregeling.
2.2 Voorschriften en beleid met betrekking tot de aanwezigheidsvergunning
De Wet noemt in artikel 30d, eerste lid, met zoveel woorden de bevoegdheid voorschriften en beperkingen te verbinden aan de aanwezigheidsvergunning. Bij het tot stand komen van afdeling Va werd hierbij met name gedacht aan het vaststellen van het maximum aantal speelautomaten dat in een inrichting mag worden opgesteld. Vervolgens is op grond van jurisprudentie een aantal belangrijke mogelijkheden en onmogelijkheden ontstaan voor het voeren van een speelautomatenbeleid.
Een beleid waarmee werd beoogd het horecakarakter van inrichtingen te bewaren en tegelijk de vestiging van verkapte speelautomatenhallen onmogelijk te maken, werd door de rechter niet als onredelijk of anderszins onrechtmatig beoordeeld. In dat beleid speelde ook mee dat, ter bescherming van de openbare orde, beteugeling van speelzucht bij met name jongeren en bestrijding van gokverslaving, voorkomen moest worden dat een concentratie van relatief veel belangstellenden van speelautomaten in een ruimte zou ontstaan (CBB, juli 1988, no. 87/2965/68/203; Zoetermeer).
De bepalingen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn op deze verordening van toepassing. Ingevolge art. 7:1 Algemene wet bestuursrecht dient degene die van de mogelijkheid gebruik wil maken om tegen het besluit beroep in te stellen bij de administratieve rechter, eerst tegen dat besluit bezwaar te maken.
De Awb is ook wat betreft het toepassen bestuursdwang van overeenkomstige toepassing. In het kader van de vraag welk orgaan bevoegd is tot het doen uitgaan van een bestuursdwangaanschrijving tot sluiting van een speelautomatenhal en tot het verwijderen van speelautomaten, oordeelde de Afdeling Rechtspraak als volgt: ‘Blijkens het bepaalde in artikel 221 (oud; tegenwoordig artikel 174) van de Gemeentewet is de burgemeester belast met de zorg voor het toezicht op onder meer alle voor het publiek openstaande gebouwen en samenkomsten alsmede op openbare vermakelijkheden. Bedoeld toezicht strekt zich naar het oordeel van de Afdeling mede uit tot het verrichten van uitvoeringshandelingen die daarmee samenhangen. Tot die uitvoeringshandelingen kan een aanzegging van bestuursdwang als de onderhavige worden gerekend. Dat klemt in dit geval te meer waar ingevolge de Wet op de kansspelen ook de bevoegdheid om vergunningen voor het aanwezig hebben van speelautomaten te verlenen bij de burgemeester is gelegd.’ (AR 26 juli 1992, Gst. 6041, nr. 8.) Voor dit oordeel vindt de Afdeling tevens steun in de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet op de kansspelen. Uit de Memorie van Toelichting (Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16 481, nr. 3) komt naar voren dat ook de wetgever ervan uitgaat dat het tot de taak van de burgemeester behoort op grond van artikel 221 (oud; tegenwoordig artikel 174) van de Gemeentewet toezicht uit te oefenen op plaatsen en gelegenheden waar speelautomaten staan opgesteld. Reeds in twee eerdere uitspraken heeft de Voorzitter van de Afdeling rechtspraak Raad van State deze vraag op gelijke wijze beantwoord (Voorzitter AR, 6 december 1988, KG 1989, 119 en Voorzitter AR, 19 december 1988, Gst. 6877 nr.10). Met deze uitspraken zijn de zelfstandige bestuursdwangbevoegdheid en de uitvoeringsbevoegdheid aan elkaar gekoppeld en bij de burgemeester neergelegd.
Feiten die op grond van strafbaarstelling in de wet of de verordening van belang zijn in verband met de exploitatie van speelautomatenhallen zijn de navolgende:
Bij niet naleving van vorenstaande bepalingen en voorschriften is het in beginsel mogelijk bestuursdwang toe te passen en ook tot sluiting van de speelautomatenhal over te gaan, zo nodig naast de strafrechtelijke procedure. Overtreding van artikel 30 b van de Wet op de kansspelen is op grond van artikel 1, onder 3, van de Wet op de economische delicten een economisch delict. Ingevolge artikel 5 WED mogen er ter zake van economische delicten, buiten de WED, geen andere voorzieningen worden getroffen met de strekking van straf- of tuchtmaatregel. Men kan van mening verschillen over de vraag of deze bepaling de toepassing van bestuursdwang uitsluit. Wij onderschrijven de opvatting dat bestuursdwang niet gelijk gesteld kan worden met een straf- of tuchtmaatregel. Bestuursdwang is een administratieve sanctie die gericht is op een ongedaan maken van een illegale toestand en is niet persoonsgericht, zoals een straf- of tuchtmaatregel als bedoeld in artikel 5 WED. Dat impliceert dat het ook bij overtreding van artikel 30 b van de Wet op de kansspelen mogelijk moet worden geacht bestuursdwang toe te passen.
De gegeven begripsomschrijvingen zijn, waar mogelijk gelijkluidend met de omschrijving uit de Wet en de Algemene Plaatselijke Verordening. De omschrijving van het onderdeel weg is ruimer dan die van artikel 1, eerste lid, sub b van de Wegenverkeerswet en omvat met name ook de kampeerplaatsen, omdat in kantines op campings speelautomaten mogen worden opgesteld, wanneer het inrichtingen betreft in de zin van artikel 30 c van de Wet. In aanvulling op de model-verordening is een begripsomschrijving 'deelgebied' opgenomen.
Eerste lid Het motief dat aan het vergunningvereiste ten grondslag ligt is de openbare orde, meer in het bijzonder de leef- en woonsituatie, te beschermen. Op grond van artikel 30c, eerste lid, sub b van de Wet is, naast de speelautomatenhalvergunning, tevens een aanwezigheidsvergunning vereist voor het aanwezig hebben van één of meer speelautomaten in de speelautomatenhal. Bij de weigeringsgronden wordt hierop nader ingegaan.
Tweede lid: maximum aantal speelautomatenhallen.
Voorheen was in de Algemene plaatselijke verordening het maximum voor speelautomatenhallen beperkt tot één vergunning. Op grond van een beoordeling van openbare orde-aspecten en na consultatie van Iriszorg, een instelling voor verslavingszorg, is besloten dat een tweede speelautomatenhal mogelijk is, mits deze aan een aantal voorwaarden voldoet.
Deze komen in de eerste plaats tot uitdrukking door per te verlenen vergunning een gebied aan te wijzen, vervolgens in de vergunningvoorwaarden, het advies in geval van gelijktijdige aanvragen en tot slot in de nadere regels.
Hierna worden de uitgangspunten behandeld die hebben geleid tot de voornoemde gebiedsaanwijzing. Deze uitgangspunten zullen ook een rol spelen bij de advisering als bedoeld in artikel 5a.
openbare orde en veiligheid, preventie gokverslaving
Gebleken is dat de bestaande speelautomatenhal zonder noemenswaardige problemen geëxploiteerd wordt. Deze hal is gelegen binnen het promenadegebied en functioneert daar als onderdeel van de uitgaansgelegenheden die typisch zijn voor het centrum van de stad. De goede balans tussen de speelautomatenhal en de overige functies van de binnenstad, maken dat er ten aanzien van deelgebied 1 geen redenen zijn om de bestaande toestand te wijzigen.
Voor wat betreft de locatie biedt het conserveren van de bestaande situatie in dit geval de beste waarborgen voor de openbare orde en veiligheid. Dit betekent dat de locatie voor een tweede hal buiten het centrum gelegen dient te zijn.
Ook van belang is dat de tweede hal een ander publieksprofiel heeft. Een hal met hetzelfde profiel zou immers de hiervoor omschreven balans kunnen verstoren. Daar waar het publiek in deelgebied 1 overwegend lokaal is, zal voor deelgebied 2 vooral een (boven)regionaal publiek gezocht moeten worden.
Mede om deze reden bevindt deelgebied 2 zich in de nabijheid van de autosnelweg A15 en omvat het geen woongebieden.
Uit de advisering door Iriszorg blijkt dat de focus op een (boven)regionaal publiek ook van belang is voor de preventie van gokverslaving. Behalve de ligging en het opstelbeleid kan het gewenste publiek bereikt worden door de combinatie van de hal met andere recreatieve functies. Dit gegeven is niet vertaald in een dwingende voorwaarde, doch kan bij de beoordeling van gelijktijdige aanvragen door de burgemeester uiteraard wel een (doorslaggevende) rol spelen.
Een goede infrastructurele ontsluiting en toegang van hulpdiensten is niet alleen omwille van de veiligheid van belang, maar kan ook (parkeer/verkeers)overlast voorkomen. Mede om deze reden zijn woongebieden uitgezonderd van de gebiedsaanwijzing. Ook geldt dat het bestaan van de gebiedsaanwijzing niet betekent dat toetsing van verkeeraspecten door de burgemeester achterwege kan blijven.
derde lid: bandbreedte aantallen speelautomaten
Ook hier geldt dat het regime voor deelgebied 1 vooral is gericht op het conserveren van de bestaande situatie. Nu de vergunningplicht voor behendigheidsautomaten is komen te vervallen, wordt een aantal van 80 kansspelautomaten niet onredelijk geacht. Het aantal automaten blijft gelijk, echter het aantal kansspelautomaten kan toenemen.
Dit vereiste is opgenomen ter preventie van gokverslaving. Zie verder de toelichting van artikel 5a.
Hoewel ter bepaling van de voornoemde maxima en ideale mix zoveel mogelijk gebruik is gemaakt van ervarings-, onderzoeks-, en branchegegevens, kan geen garantie worden gegeven dat hiermee het gewenste resultaat wordt bereikt. Maatwerk moet daarom mogelijk zijn. Evenals elders in het bestuursrecht geldt ook hier de regel dat afwijking van de regel een deugdelijke motivatie vereist. Dit wordt bereikt door verplichte advisering als beschreven in het zesde lid.
Zevende lid: lex silencio positivo
Deze vergunning beoogt met name de bescherming van de openbare orde. Daarnaast speelt het bestrijden van gokverslaving een rol. Het zou hoogst onwenselijk zijn als deze vergunning van rechtswege wordt verleend voordat er een inhoudelijke toets van de aanvraag heeft plaatsgevonden en is voltooid. Een lex silencio positivo is hier dan ook niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de openbare orde en volksgezondheid. Paragraaf 4.1.3.3. Awb wordt niet van toepassing verklaard.
Ter uitwerking van de in deze verordening opgenomen (kaderstellende) regeling is het college bevoegd nadere regels te stellen. Daarbij wordt niet slechts gedacht aan het formuleren van nadere procedurevoorschriften, maar ook aan algemeen verbindende voorschriften die zien op de wijze van exploitatie. Het normadressaat behoeft zich natuurlijk niet te beperken tot de exploitant, doch kan ook de bezoeker betreffen.
De Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Economische Zaken en Justitie, alsmede de VNG, GGZ Nederland en de VAN Speelautomatenbrancheorganisatie hebben in het kader van de herziening van de Wet op de Kansspelen een advies ontwikkeld ten aanzien van de opstelling van de kansspelautomaten. (ook: productdifferentiatie). Doel hiervan is preventie van kansspelverslaving. Voornoemde partijen achten het niet wenselijk de productdifferentiatie eenzijdig in te voeren. Gestreefd zal moeten worden naar een ideale mix. Hiervoor is de oppervlakte van de speelautomatenhal en hiermede de inrichting hiervan, mede bepalend. Het streven dient erop te zijn gericht dat het aanbod bestaat uit alle soorten kansspelautomaten. Er zal een combinatie moeten worden gevonden met bijvoorbeeld meerspelers, die het “sociaal spelen” vergroten.
Hoewel het advies nog geen status heeft als richtlijn, zijn de hier geregelde aantallen er wel aan ontleend.
Ten opzichte van het oude artikel 2.3.3.4 Algemene Plaatselijke Verordening is het vereiste vervallen dat de exploitant zelf een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en fabrieken bij de vergunningaanvraag moet overleggen. In het kader van de vermindering van administratieve lasten voor het bedrijfsleven heeft de VNG een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de Kamer van Koophandel. Gemeenten kunnen dit bewijs voortaan zelf, tegen een gereduceerd tarief, online betrekken van de Kamer van Koophandel en de kosten hiervan doorberekenen in de leges.
De verklaring waaruit blijkt dat de exploitant gerechtvaardigd over de ruimte beschikt waarin de speelautomatenhal is gevestigd, is ongewijzigd gebleven in verband met de Wet BIBOB: gemeenten willen kunnen beoordelen of de hele organisatie, (dus ook de huisvesting) met betrekking tot het uitoefenen van een bedrijf als een speelautomatenhal, op legale wijze geschiedt. De vestigingsruimte speelt hierbij een wezenlijke rol, aangezien hieruit de financiering van de hal kan worden afgeleid.
Het aangeven van het aantal kansspel- en/of behendigheidsautomaten in de plattegrond, als bedoeld onder a, staat in verband met artikel 13 van het Speelautomatenbesluit. Het staat los van het in artikel 2a
bepaalde op grond waarvan in de exploitatievergunning beperkingen kunnen worden gesteld aan het aantalspeelautomaten.
Het zou te ver voeren om te eisen dat aanvrager reeds beschikt over een Dekra-keur, nog voordat deze zekerheid heeft over de vergunningverlening. Om die reden kan worden volstaan met een kopie van de Dekra-aanvraag of een ander document waaruit blijkt dat een Dekra-keur verkregen zal worden. Het staat de burgemeester overigens vrij om extra gegevens te vragen indien er aanwijzingen zijn dat er geen certificaat verstrekt zal worden.
Met de persoonsgebonden vergunning wordt bedoeld dat de vergunning uitsluitend op naam van de exploitant kan worden gesteld en dat deze niet overdraagbaar is.
In lid drie wordt aangegeven dat aan de vergunning voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden, waarbij wordt verwezen naar het beoordelingskader zoals weergegeven in artikel 2a.
Het is niet geoorloofd een voorwaarde op te nemen, inhoudende dat voorafgaande aan de aanvraag voor een speelautomatenhalvergunning, beschikt wordt over een aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten. Een voorwaarde van die strekking verdraagt zich namelijk niet met artikel 30 c, eerste lid, onder b en artikel 30 f, eerste lid, onder b, van de wet. Het is wel mogelijk beide vergunningaanvragen gelijktijdig in behandeling te nemen.
Voorschriften en beperkingen met betrekking tot het aantal en het type speelautomaten zijn niet alleen te verbinden aan de aanwezigheidsvergunning. In beginsel kunnen deze voorschriften en beperkingen ook worden gekoppeld aan de exploitatievergunning.
Eerste lid onder a: Hoewel deze weigeringsgrond reeds volgt uit het tweede lid van artikel 2, is zij volledigheidshalve hier herhaald.
Eerste lid onder b: Ook hiervoor geldt dat uit artikel 2 reeds blijkt dat buiten de aangewezen gebieden geen vergunning kan worden verleend. Deze weigeringsgrond wordt hier geëxpliciteerd.
Eerste lid onder c: Deze bepaling dient om een speelautomatenhal duidelijk van de openbare weg af voor een ieder herkenbaar te maken. Tevens om te voorkomen dat in een achteraflokaal van een gebouw, waarin bijvoorbeeld een horecabedrijf wordt uitgeoefend, een speelautomatenhal wordt geëxploiteerd en deze automatenhal primair via het andere bedrijf bereikbaar zou zijn.
Van onvoldoende toegankelijkheid is in ieder geval sprake wanneer de hoofdingang niet direct aan de weg is gelegen. Onder weg wordt hier verstaan: de weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede de daaraan liggende - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke pleinen, parkeerterreinen en open plaatsen,
Eerste lid onder d: Gelet op de grote verantwoordelijkheid welke is verbonden aan het beheer van een speelautomatenhal geldt een minimumleeftijd van 21 jaar. Ontheffing hiervan is mogelijk op grond van het derde lid.
Eerste lid onder e: Deze weigeringsgrond spreekt, om dezelfde reden als hiervoor genoemd, voor zich.
Eerste lid onder f: In het bepaalde onder f komt tot uiting dat de vergunning dient te worden geweigerd, wanneer gevreesd moet worden dat de woon- en leefsituatie door de vestiging van (nog) een hal op ontoelaatbare wijze zal worden aangetast. Daarbij wordt rekening gehouden met het karakter van de straat, het winkelniveau aldaar en van de wijk waarin de speelautomatenhal is gelegen of zal komen te liggen. In de beoordeling van de aanvraag wordt de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan betrokken.
Het is ook mogelijk om een vergunning te weigeren, wanneer er sprake is van een op ontoelaatbare wijze aantasten van het karakter van een (deel van) winkelstraat/-buurt/-centrum. Dit kan bij voorbeeld het geval zijn in een winkelstraat met winkels van een 'exclusief' karakter. Door de vestiging van een automatenhal zal er sprake (kunnen) zijn van een ontoelaatbaar spanningsveld, waardoor een te grote inbreuk mag worden gevreesd op de bestaande functie van de winkelstraat.
Eerste lid onder g: Onder g is als weigeringsgrond opgenomen dat er geen sprake mag zijn van strijd met een geldend bestemmingsplan. In dit verband dient gewezen te worden op de mogelijkheden van artikel 4, bijlage 2 Besluit omgevingsrecht. Doel van dit lid is de koppeling van de vereiste vergunning met het planologisch regime. Vereist is dus niet dat de locatie waar vergunning voor wordt gevraagd is aangewezen als speelautomatenhal in het bestemmingsplan, maar dat een bestemmingsplan de vestiging niet mag uitsluiten. Op deze wijze wordt voorkomen dat op basis van deze verordening een vergunning moet worden verleend, terwijl later op grond van strijd met het bestemmingsplan tegen de vestiging moet worden opgetreden. Deze constructie is blijkens het KB van 2 januari 1980, AB 1980, 151, mogelijk. Zie ook ARRS 28 oktober 1983, AB 1984, 42.
Eerste lid onder h: Het belang dat is gemoeid bij het voorkomen van kansspelverslaving wordt in deze verordening onder meer geadresseerd door opname van de 'ideale mix' verplichting (artikel 2). Ook middels nadere regels kunnen ten aanzien van dit onderwerp waarborgen worden opgenomen.
In voorkomende gevallen kan het nodig zijn om de aanvraag, in het bijzonder het opstellingsplan, rechtstreeks aan het belang van verslavingspreventie te toetsen. Een dergelijke situatie doet zich bijvoorbeeld voor indien uit de aanvraag blijkt dat er sprake is van een ongebruikelijk aantal spelersplaatsen in relatie tot de oppervlakte van de inrichting.
Tweede lid: Een negatief advies levert een weigeringsgrond op. De burgemeester dient daarbij uiteraard wel het advies op zijn merites te beoordelen. Indien de vergunning ondanks een negatief advies toch verleend wordt, vereist dit een uitgebreide motivering. Zie ook artikel 3:50 Algemene wet bestuursrecht.
Derde lid: Ontheffing van het leeftijdsvereiste is mogelijk wanneer aannemelijk is gemaakt dat de beheerder, ondanks zijn leeftijd, toch in staat mag worden geacht om het beheer op een deugdelijke wijze te kunnen uitvoeren. De aanvrager zal dit aannemelijk dienen te maken.
De speelautomatenhalvergunning is een schaarse vergunning. De gemeente Tiel dient bij vergunningverlening het evenwicht te vinden tussen het belang van aanvragers om te kunnen meedingen naar een vergunning enerzijds en het algemene belang om de meest geschikte locatie en exploitant te kiezen anderzijds.
Om deze redenen opgenomen voor het geval er sprake is van meerdere aanvragen die gelijktijdig worden ontvangen. Wat onder 'gelijktijdig' dient te worden verstaan zal door het college in nadere regels omschreven dienen te worden. In geval van gelijktijdige aanvragen wordt altijd advies ingewonnen.
Op grond van het tweede lid kan de burgemeester ook in andere gevallen om advies vragen. Bijvoorbeeld in het geval het eigen onderzoek onvoldoende houvast biedt voor een deugdelijk gemotiveerde beslissing.
De samenstelling van het adviescollege is zodanig dat een integraal advies wordt uitgebracht ten aanzien van alle onderdelen van het afwegingskader.
De adviestermijn bedraagt drie weken.
Artikel 6 Verbod exploitatie zonder beheerder
Indien een exploitant de beheerder verliest, door overlijden of vertrek, behoeft de ondernemer de bedrijfsuitoefening niet te staken, indien zo spoedig mogelijk een nieuwe beheerder wordt gemeld.
Omwille van lastenverlichting is gekozen voor een meldingsysteem. De exploitant dient de melding te voorzien van een verklaring omtrent het gedrag van de nieuwe beheerder. Daarna wordt de vergunning ambtshalve gewijzigd.
Indien de exploitant echter nalaat om binnen zes maanden nadat de op de vergunning vermelde persoon de hoedanigheid als beheerder heef verloren, een nieuwe beheerder meldt, zal de vergunning van rechtswege vervallen.
De vergunning deelt het lot van de aanwezigheidsvergunning indien deze definitief is komen te vervallen (het besluit tot intrekking formele rechtskracht heeft gekregen).
Ook in geval van dramatisch verslechterde omstandigheden waardoor de aanwezigheid van de speelautomatenhal een aanmerkelijk nadelig effect heeft op de leef- en woonsituatie ter plaatse, dient de vergunning te worden ingetrokken. Gelet op de betrokken belangen zal hiertoe echter niet te lichtvaardig besloten kunnen worden. Het oordeel van de burgemeester (als bedoeld in artikel 5, eerste lid onder f) zal zeer uitgebreid gemotiveerd moeten worden. In de praktijk zal advisering door de politie daarvan een onmisbaar onderdeel zijn.
Onder sub c is geregeld dat de overtreding van bij of krachtens deze verordening dan wel de vergunning gestelde voorschriften intrekking van de vergunning tot gevolg heeft. Feit is dat een strikte naleving van de voorschriften van groot belang is. Van intrekking kan alleen worden afgezien indien voor de overtreding een rechtvaardigingsgrond bestond of indien onder de gegeven omstandigheden de naleving van de regels door het treffen van een minder verregaande maatregel voldoende gewaarborgd kan worden.
De regeling met betrekking tot het intrekken van de vergunning wegens een onderbreking van de exploitatie wijkt af van de modelverordening. Binnen de gemeente Tiel wordt het van belang geacht dat de exploitatie ononderbroken is. Dit om te voorkomen dat het spreidingsbeleid verstoord wordt. Om deze reden leidt een onderbreking van meer dan zes maanden altijd tot intrekking van de vergunning, met uitzondering van de periode waarbij de speelautomatenhal vanwege een bestuurlijke sanctie gesloten is.
Hoewel de bevoegdheid tot intrekking rechtstreeks aan de Wet en het Besluit Bibob ontleend kan worden, wordt deze bevoegdheid omwille van inzichtelijkheid hier nog eens herhaald.
Artikel 8 Wijzigingen in exploitatie
Het eerste lid van het onderhavige artikel beoogt aan de erfgenamen bij overlijden van een ondernemer enig respijt te geven om zich te beraden over de al dan niet voortzetting van het bedrijf. Ingevolge het bepaalde in artikel 4 is de vergunning niet overdraagbaar en dient een nieuwe vergunning te worden aangevraagd door degene die de exploitatie voortzet. In afwachting hiervan behoeft de bedrijfsuitoefening niet te worden gestaakt, mits de aard van de inrichting en overige omstandigheden ongewijzigd blijven.
Bij wisseling van exploitant geldt eveneens dat de bedrijfsuitoefening niet behoeft te worden gestaakt gedurende de beslissingsperiode op een nieuwe aanvraag. Ook hier geldt als voorwaarde, evenals in het eerste lid, voor het voortzetten van de exploitatie dat de aard van de inrichting en de wijze van exploitatie ongewijzigd blijven.
Op de overtreding van een verbodsbepaling in de speelautomatenhalverordening is in de Wet op de kansspelen geen directe strafsanctie gesteld zodat de gemeenteraad op grond van artikel 154 Gemeentewet op overtreding van zijn verordening zelf een strafsanctie kan stellen. Deze strafbaarstelling kan ook worden opgenomen indien het een medebewindsverordening betreft. Art. 154 bepaalt dat de raad op grond van haar verordende bevoegdheid bij overtreding van hetgeen bij verordening is geregeld, geen andere of zwaardere straffen kan stellen dan een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie, al dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
In artikel 30 w, tweede lid van de wet wordt aan b. en w. de bevoegdheid toegekend ambtenaren aan te wijzen die met het toezicht op de naleving van de speelautomatenvergunningen worden belast voor zover het feiten betreft die in het aanwijzingsbesluit van de betreffende ambtenaren zijn opgenomen. Nadrukkelijk zij hier vermeld dat het college zelf geen opsporingsambtenaren aanwijst als bedoeld in artikel 141 Strafvordering. Dat kan en hoeft het college ook niet te doen aangezien artikel 142 lid 1 sub c Strafvordering regelt dat bij verordening aangewezen toezichthouders ook opsporingsbevoegdheid toekomt. De in artikel 141 Sv. genoemde ambtenaren hebben een algemene opsporingsbevoegdheid. Ingevolge artikel 142 Sv. kunnen met de opsporing van strafbare feiten ook zijn belast zij aan wie bij verordening de handhaving of de zorg voor de naleving daarvan is toevertrouwd. Het ligt in de lijn dat aan hen ook het toezicht op de naleving van de speelautomatenhalvergunning wordt opgedragen.
Artikel 11 Intrekken oude regeling
Dit artikel regelt de intrekking van de oude regeling
Vanwege de rechtszekerheid en de eerbiediging van bestaande rechten is een overgangsbepaling opgenomen.
Ter onderscheiding van voorgaande regeling luidt de citeertitel: 'Verordening speelautomatenhallen Tiel 2012'
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van de verordening. Door deze afhankelijk te stellen van een door het college te bepalen datum wordt deze in de gelegenheid gesteld om de inwerkingtreding van deze verordening te coördineren ten opzichte van nog vast te stellen nadere (beleids)regels.