Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Drechterland

Beleidsregels voor het intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDrechterland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels voor het intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen
CiteertitelBeleidsregels voor het intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

volkshuisvesting en woningbouw

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

21-02-201301-01-2013nieuwe regeling

28-01-2013

de Middenstander, 13-02-2013

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels voor het intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a)

    omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen: vergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • b)

    bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk;

  • c)

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

  • d)

    Intrekken: het geheel of gedeeltelijk intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.

Artikel 2 Intrekking omgevingsvergunning bij uitblijven aanvang bouw

  • 1.

    Op grond van artikel 2.33 lid 2 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om een verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen geheel of gedeeltelijk in te trekken als er niet binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de verkregen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen een begin is gemaakt met het bouwen.

  • 2.

    Enkel indien zich urgente en zwaarwegende planologische belangen voordoen wordt van deze bevoegdheid na 26 weken actief gebruik gemaakt. Doen zich geen urgente en zwaarwegende planologische belangen voor dan wordt 2 jaar na het onherroepelijk worden van de verleende vergunning gebruik gemaakt van deze bevoegdheid.

  • 3.

    Onder ‘urgente en zwaarwegende planologische belangen’ wordt in dit kader een situatie verstaan waarbij voor het gebied waarbinnen het vergunde object is gesitueerd een bestemmingsplan in voorbereiding is en het vergunde object het toekomstig planologisch kader frustreert. Hierbij moet ten minste sprake zijn van een ontwerpbestemmingsplan welke op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening ter inzage is gelegd en is gepubliceerd.

  • 4.

    Aan elke vergunninghouder waarvan geconstateerd is dat niet tijdig na het onherroepelijk worden van een verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is begonnen met het bouwen, wordt een voornemen tot intrekking van de verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen bekend gemaakt conform artikel 6 of artikel 7 van deze beleidsregels.

  • 5.

    In het geval er een zienswijze is ingediend wordt bekeken of de ingediende zienswijze aanleiding geeft tot het gunnen van een ruimere termijn waarbinnen met het bouwen een begin moet zijn gemaakt.

  • 6.

    De termijn bedoeld in lid 5 van dit artikel wordt naar redelijkheid en in het licht van het concrete geval bepaald, maar bedraagt nooit meer dan 3 jaar na het onherroepelijk worden van de verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, tenzij er sprake is van een situatie zoals genoemd wordt in artikel 4 van deze beleidsregels.

Artikel 3 Intrekking omgevingsvergunning bij stilliggen bouwwerkzaamheden

  • 1.

    Op grond van artikel 2.33 lid 2 sub a van de Wabo is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om een verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen geheel of gedeeltelijk in te trekken als het bouwen langer dan 26 weken heeft stilgelegen.

  • 2.

    Van deze bevoegdheid wordt actief gebruik gemaakt. Dat wil zeggen dat indien het bouwen gedurende 26 weken stilligt de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt ingetrokken.

  • 3.

    Aan elke vergunninghouder met een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen waarbij geconstateerd wordt dat het bouwen 26 weken heeft stilgelegen, wordt een voornemen tot intrekking van de verleende vergunning bekendgemaakt conform artikel 6 of artikel 7 van deze beleidsregels.

  • 4.

    In het geval er een zienswijze is ingediend wordt bekeken of de ingediende zienswijze aanleiding geeft tot het gunnen van een ruimere termijn waarbinnen weer gestart moet worden met het bouwen.

  • 5.

    De termijn bedoeld in lid 4 van dit artikel wordt naar redelijkheid en in het licht van het concrete geval bepaald, maar bedraagt nooit meer dan 52 weken (1 jaar) na het onherroepelijk worden van de verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, tenzij er sprake is van een situatie zoals genoemd wordt in artikel 4 van deze beleidsregels.

Artikel 4 Gunnen ruimere termijn voor start of herstart bouwwerkzaamheden

In de volgende situaties is sprake van een concreet geval waarvoor een ruimere termijn kan worden

gegund zoals bedoeld in artikel 2 lid 6 en artikel 3 lid 5 van deze beleidsregels.

  • a)

    De vergunninghouder kan met concrete documenten (geaccepteerde offerte van een bouwondernemer, facturen van bestelde bouwmaterialen en/of hiermee gelijk te stellen documenten) zijn intentie tot het starten met het bouwen aantonen.

  • b)

    De vergunninghouder kan persoonlijke omstandigheden opvoeren. Bijvoorbeeld een sterfgeval of ziekte in de familie, welke aantoonbaar tot uitstel van het bouwen hebben geleid. Een ruimere termijn wordt enkel gegund indien de persoonlijke omstandigheid zich niet meer dan 26 weken voor de start van de intrekkingsprocedure heeft voorgedaan of deze op dat moment nog voortduurt.

Artikel 5 Intrekken na toekenning ruimere termijn

Indien er binnen de in artikel 2 lid 6 en artikel 3 lid 5 van deze beleidsregels gestelde ruimere

termijn geen begin is gemaakt met het bouwen wordt de verleende omgevingsvergunning voor de

activiteit bouwen ingetrokken.

Artikel 6 Procedure tot intrekking van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (reguliere procedure)

  • 1.

    Indien de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen tot stand is gekomen met de reguliere voorbereidingsprocedure, zoals bedoeld in artikel 3.7 van de Wabo, krijgen belanghebbenden voordat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt ingetrokken de gelegenheid om hierover binnen een redelijke termijn een zienswijze naar voren te brengen (conform artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht). Deze redelijke termijn is bepaald op 4 weken.

  • 2.

    Het college neemt binnen 8 weken na de ontvangst van de in lid 1 bedoelde zienswijze een besluit over het al dan niet intrekken van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen conform deze beleidsregels.

  • 3.

    Het besluit tot intrekking van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt bekendgemaakt aan vergunninghouder en eventuele derdebelanghebbenden en wordt gepubliceerd in een huis-aan-huisblad.

Artikel 7 Procedure tot intrekking van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen (uitgebreid procedure)

  • 1.

    Indien de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen tot stand is gekomen met de uitgebreide voorbereidingsprocedure, zoals bedoeld in artikel 3.10 van de Wabo, wordt voordat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt ingetrokken het ontwerp van het te nemen besluit gedurende 6 weken ter inzage gelegd.

  • 2.

    Voorafgaand aan deze terinzagelegging wordt een kennisgeving van het ontwerpbesluit gepubliceerd in een huis-aanhuisblad.

  • 3.

    Belanghebbenden kunnen gedurende de in lid 1 van dit artikel genoemde termijn zowel schriftelijk als mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.

  • 4.

    Indien er geen zienswijzen naar voren zijn gebracht neemt de gemeente binnen 4 weken nadat de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen is verstreken het besluit. Indien er wel zienswijzen naar voren zijn gebracht neemt de gemeente het besluit uiterlijk 12 weken na de terinzagelegging (artikel 3:18 Awb).

  • 5.

    Het besluit tot intrekking van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt bekendgemaakt aan vergunninghouder en eventueel derdebelanghebbenden en wordt gepubliceerd in een huis-aan-huisblad.

Artikel 8 Geen uitsluiting overige intrekkingsgronden

Deze beleidsregels laten de besluitvorming over de overige in artikel 2.33 van de Wet algemene

bepalingen omgevingsrecht opgenomen intrekkingsgronden onverlet.

Artikel 9 Hardheidsclausule

Er wordt volgens deze beleidsregels gehandeld tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels te dienen doelen.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels voor het intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen”.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2013.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Drechterland op 28 januari 2013.

 

Burgemeester en wethouders van Drechterland,

de secretaris, de burgemeester,

 

A.Idema R.J.H. van der Riet.

 

Toelichting

 

Artikel 2.33 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voorziet in de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders om een omgevingsvergunning geheel of

gedeeltelijk in te trekken. Dit kan voor de activiteit bouwen onder meer wanneer er gedurende 26 weken geen gebruik is gemaakt van een verleende vergunning of wanneer er weliswaar een begin is gemaakt met het bouwen met een vergunning, maar deze werkzaamheden 26 weken of langer hebben stilgelegen (artikel 2.33 lid 2 Wabo).

 

Wij achten het wenselijk om deze bevoegdheid uit artikel 2.33 lid 2 van de Wabo concreet uit te werken in beleidsregels en op basis hiervan een actief intrekkingsbeleid te voeren. Deze beleidsregels zien dan ook alleen toe op de bevoegdheid tot intrekking, zoals bedoeld in dit artikellid en laat andere intrekkingsmogelijkheden, zoals in artikel 2.33 lid 1 en artikel 5.19 Wabo, onverlet.

 

In deze beleidsregels zijn richtlijnen opgenomen over de procedure die zal worden doorlopen en die moeten leiden tot het intrekken van (oude) omgevingsvergunningen (tevens in het verleden verleende bouwvergunningen) voor de activiteit bouwen. Hiermee voorkomen we dat ‘verouderde’ bouwplannen, die mogelijk niet meer voldoen aan de op dat moment geldende voorschriften (Bouwbesluit, bouwverordening), worden uitgevoerd.

Onder meer eisen met betrekking tot brandveiligheid en constructieve veiligheid worden in de loop van de jaren aangescherpt om onveilige situaties zoveel mogelijk te voorkomen.

 

Door het opstellen van deze beleidsregels willen wij duidelijkheid scheppen voor betrokken

partijen en belanghebbenden, omdat iedereen weet wanneer een niet uitgevoerde omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen door het college kan worden ingetrokken. Tevens kunnen ze bijdragen aan een goede ruimtelijke ordening, met name bij veranderde planologische inzichten.

 

Ten slotte is dit beleid wenselijk vanuit het oogpunt van de Basis Gebouwen Registratie (BGR). In de

BGR worden gegevens en brondocumenten (in dit geval de omgevingsvergunning voor de activiteit

bouwen) vastgelegd van onder meer panden en verblijfsobjecten. Het verlenen van een

omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan leiden tot het ontstaan van een nieuw pand of

verblijfsobject of uitbreiding daarvan. Vanaf het moment dat de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend, worden de (voorlopige) gegevens van een nieuw of gewijzigd pand en/of verblijfsobject vastgelegd in de Basisadministratie Adressen en Gebouwen (BAG). Het betreft gegevens als de nummeraanduiding (huisnummer), het bouwjaar, het gebruiksdoel, de gebruiksoppervlakte en de geometrie. In de BGR wordt ook de levensloop van het pand en/of het verblijfsobject vastgelegd. Deze levensloop start bij het afgeven van de omgevingsvergunning.

Om te waarborgen dat de meest actuele gegevens in de BAG worden vastgelegd heeft het de voorkeur eerder opgenomen voorlopige gegevens uit de BAG te verwijderen op het moment dat duidelijk wordt dat een verleende omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen niet wordt geëffectueerd. De actualiteit wordt gewaarborgd door het vaststellen van en actief uitvoering geven aan het intrekkingsbeleid.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1

In dit artikel zijn de begripsbepalingen opgenomen.

 

Artikel 2

Dit artikel bepaalt dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen waarvan na 2 jaar na het onherroepelijk worden van de verleende omgevingsvergunning geen gebruik is gemaakt, wordt ingetrokken, indien er geen ‘urgente en zwaarwegende planologische belangen’ zijn. Deze termijn van 2 jaar is tot stand gekomen, rekeninghoudend met diverse aspecten die invloed kunnen hebben op het bouwproces. Hierbij kan worden gedacht aan:

- De planning van de bouw (moment vergunningverlening, aanvraag offertes, de keuze van en de

planning van de aannemer);

- Vertragende omstandigheden als het weer en persoonlijke gebeurtenissen.

 

Daarnaast hebben wij de ervaring dat bij grote projecten meestal met de bouw wordt gestart na 1 tot 2 jaar en bij kleine projecten na ½ tot 1 jaar, nadat een vergunning is verleend. Mede gelet op de snelheid waarmee wijzigingen zich opvolgen in relevant wetten en AMVB’s en de daarbij gehanteerde overgangstermijnen is een termijn van 2 jaar goed werkbaar.

 

Leden 5 en 6 van dit artikel bieden de mogelijkheid om in concrete gevallen een ruimere termijn te bieden met een maximum van 3 jaar.

 

Artikel 3

Dit artikel bepaalt dat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarbij het bouwen

gedurende 26 weken aaneengesloten heeft stilgelegen, wordt ingetrokken. De termijn start op het

moment van de constatering dat het bouwen stilligt.

 

De termijn die hier wordt gehanteerd is aanzienlijk korter dan bij het uitblijven van de aanvang van de bouw. Reden hiervoor is dat wanneer wordt geconstateerd dat de bouw stilligt er vaak al een aanzienlijke periode is verstreken vanaf het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning.

 

Bovendien vinden wij niet voltooide gebouwen bouwkundig en ruimtelijk ongewenst binnen de gemeente. Ook komt dit het straatbeeld niet ten goede. In een nieuwbouwwijk kan dit tevens ongewenste gevolgen hebben gezien de fasering en inrichting van het openbaar terrein zoals de straatinrichting.

 

Leden 4 en 5 van dit artikel bieden de mogelijkheid om in concrete gevallen een ruimere termijn te bieden met een maximum van 52 weken.

 

Artikel 4

In dit artikel worden situaties omschreven, waarbij sprake is van een concreet geval, op grond waarvan een ruimere termijn als bedoeld in artikel 2 en 3 gehanteerd kan worden. Hierbij dient te worden opgemerkt dat het argument dat niet begonnen is met de bouw of dat de bouw gedurende langere tijd stilligt vanwege de “economische crisis” voor ons niet voldoende is om af te zien van het intrekken van de vergunning. Dit is onlangs  ook nog eens bevestigd in recente rechtspraak van de Raad van State (LJN: BV9464 en LJN: BW1592).

 

Artikel 5

Dit artikel bepaalt dat, indien de eventueel toegekende ruimere termijn voor de start of herstart van het bouwen is verstreken en start of herstart van de bouw is uitgebleven de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen alsnog wordt ingetrokken.

 

Artikel 6

In dit artikel leest u de procedure die wordt doorlopen voor het intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, welke tot stand is gekomen met de reguliere procedure. Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen naar voren te brengen. Deze worden vervolgens meegenomen in de overwegingen die leiden tot het besluit over intrekking van de omgevingsvergunning. Het college neemt binnen 8 weken na het ontvangen van een zienswijze over het wel of niet intrekken van een omgevingsvergunning. Indien een omgevingsvergunning is ingetrokken publiceren wij dit in een huis-aan-huis blad.

 

Artikel 7

In dit artikel leest u de procedure die wordt doorlopen voor het intrekken van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, welke tot stand is gekomen met de uitgebreide procedure. Een ontwerp van het besluit tot het intrekken van een omgevingsvergunning wordt – in overeenstemming met de uitgebreide procedure – zes weken ter inzage gelegd. Een kennisgeving van dit ontwerpbesluit wordt gepubliceerd in een huis-aan-huis-blad. Belanghebbenden kunnen gedurende de inzagetermijn hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen. Deze worden vervolgens meegenomen in de overwegingen die leiden tot het besluit over intrekking van de omgevingsvergunning. De termijn waarbinnen het college een definitief besluit neemt is 4 (indien er geen zienswijzen zijn binnengekomen) respectievelijk 12 weken (bij de ontvangst van zienswijzen).  Indien een omgevingsvergunning is ingetrokken publiceren wij dit in een huis-aan-huis blad.

 

Artikel 8

Met dit artikel wordt aangegeven dat deze beleidsregels de overige in artikel 3.22 Wabo aangegeven

situaties waarin een omgevingsvergunning ingetrokken kan worden onbelemmerd laten.

 

Artikel 9

Dit artikel biedt de mogelijkheid om, indien het besluit tot intrekken van een vergunning onevenredige gevolgen heeft ten opzichte van het doel dat wordt nagestreefd, af te zien van het intrekken van de omgevingsvergunning.

 

Artikel 10

Dit artikel geeft de citeertitel van deze beleidsregels weer.

 

Artikel 11

Dit artikel bepaalt de datum waarop deze beleidsregels in werking zullen treden.