Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leek

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeek
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMaatregelenverordening Wet werk en bijstand 2012
CiteertitelMaatregelenverordening Wet werk en bijstand 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Terugwerkende kracht t/m 01-01-2012

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, art. 8
  2. Wet werk en bijstand, art. 9a
  3. Wet werk en bijstand, art. 18

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-04-201301-01-201202-10-2013Nieuwe regeling

03-04-2013

Midweek, 17-04-2013

2013000513

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2012

De raad van de gemeente Leek;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 maart 2013, registratienummer 2013000513;

 

overwegende dat bij verordening regels moeten worden gesteld voor verlaging van de bijstand als niet aan de uit de wet voortvloeiende verplichtingen wordt voldaan;

 

gelet op artikel 8, eerste lid, onder b en h, artikel 9a, lid 12 en artikel 18 van de Wet werk en bijstand;

 

B E S L U I T :

 

vast te stellen de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

  • b.

    algemene bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel b van de wet;

  • c.

    bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 5, onderdeel d van de wet;

  • d.

    bijstand: algemene en bijzondere bijstand;

  • e.

    bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de wet;

  • f.

    langdurigheidstoeslag: de langdurigheidstoeslag bedoeld in artikel 5, onderdeel d van de wet;

  • g.

    maatregel: het verlagen van de bijstand of de langdurigheidstoeslag op grond van artikel 18, tweede lid van de wet;

  • h.

    benadelingsbedrag: het brutobedrag aan bijstand als omschreven in artikel 58, lid 4 WWB dat ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

  • i.

    belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

  • j.

    het bestuur: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Intergemeentelijke Sociale Dienst Noordenkwartier.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Als de belanghebbende naar het oordeel van het bestuur tekortschietend besef van verantwoordelijkheid betoont voor de voorziening in het bestaan dan wel de uit de wet voortvloeiende verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, waaronder begrepen het zich jegens het bestuur ze er ernstig misdragen, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd.

  • 2.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

  • 1.

    De maatregel wordt toegepast op de bijstandsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel ook worden toegepast op de bijzondere bijstand of de langdurigheidstoeslag indien:

    • a.

      aan belanghebbende bijzondere bijstand wordt verleend met toepassing van artikel 12 van de wet; of

    • b.

      de verwijtbare gedraging van belanghebbende, in relatie met zijn recht op bijzondere bijstand of de langdurigheidstoeslag, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 4 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel wordt in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de bijstand wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel zoals neergelegd in de hoofdstukken 2 tot en met 4 van deze verordening.

Artikel 5 Horen van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze schriftelijk of mondeling naar voren te brengen.

  • 2.

    Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • b.

      de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het bestuur of van een derde aan wie het bestuur met toepassing van artikel 7 van de wet werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 17 van de wet, of;

    • c.

      het bestuur het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging of de mate van verwijtbaarheid.

Artikel 6 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Het bestuur ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

    • b.

      de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het bestuur heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte bijstand is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Het bestuur kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3.

    Indien het bestuur afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 7 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende berekeningsgrondslag.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd voor zover de bijstand nog niet is uitbetaald.

  • 3.

    Indien toepassing van het tweede lid niet mogelijk of wenselijk is kan de maatregel alsnog ten uitvoer worden gebracht bij een hernieuwd recht op WWB-uitkering mits de periode gelegen tussen de beëindigingdatum van de WWB-uitkering en de datum van het nieuwe recht niet meer bedraagt dan twaalf maanden.

  • 4.

    Een maatregel wordt voor bepaalde tijd opgelegd. Een maatregel die voor een periode van meer dan drie maanden wordt opgelegd, wordt uiterlijk na drie maanden nadat deze ten uitvoer is gelegd, heroverwogen.

Artikel 8 Samenloop van gedragingen

Indien een belanghebbende zich tegelijkertijd schuldig maakt aan verschillende gedragingen die het niet nakomen van een verplichting als genoemd in artikel 2, eerste lid, inhouden, wordt voor het bepalen van de hoogte en duur van de maatregel uitgegaan van de gedraging waarop de zwaarste maatregel is gesteld.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen of behouden van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 9

Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 9, 9a en of de nadere verplichting(en) van de wet niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling;

    • c.

      het niet of onvoldoende verrichten van een door het bestuur opgedragen tegenprestatie naar vermogen zoals bedoeld in artikel 9, lid 1, onderdeel c WWB;

    • d.

      het onvoldoende nakomen van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9, lid 1 WWB, voor zover het gaat om een persoon jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na de melding zoals bedoeld in artikel 43, lid 4 en 5 WWB.

  • 3.

    Derde categorie:

    • a.

      gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren;

    • b.

      het in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het bestuur aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en artikel 10, eerste lid van de wet, waaronder begrepen sociale activering en vrijwilligerswerk;

    • c.

      het door een persoon jonger dan 27 jaar niet meewerken aan het opstellen, uitvoeren of evalueren van een plan van aanpak zoals bedoeld in artikel 44a van de wet;

    • d.

      het niet voldoen aan de re-integratieplicht door de alleenstaande ouder die is ontheven van de actieve sollicitatieplicht als bedoeld in artikel 9a van de wet.

  • 4.

    Vierde categorie:

    • a.

      het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 10 De hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid wordt de maatregel vastgesteld op:

    • a.

      vijf procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      twintig procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      vijftig procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand bij gedragingen van de derde categorie;

    • d.

      honderd procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand bij gedragingen van de vierde categorie.

  • 2.

    De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

Hoofdstuk 3 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 11 Te laat verstrekken van gegevens

  • 1.

    Indien een belanghebbende de verplichting op grond van artikel 17 van de wet niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van bijstand of de voortzetting daarvan niet binnen de door het bestuur daartoe gestelde termijn te verstrekken, wordt met toepassing van artikel 54 van de wet een maatregel opgelegd van vijf procent van de bijstandsnorm gedurende een maand, onverminderd artikel 2, tweede lid.

  • 2.

    De duur van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid.

  • 3.

    Van het opleggen van de maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van één jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Artikel 12 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand

  • 1.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 17 van de wet, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 1000,00: 10 procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 1000,00 tot € 2000,00: 20 procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 2000,00 tot € 4000,00: 40 procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag van € 4000,00 of meer: 100 procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand.

Artikel 13 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de bijstand

  • 1.

    Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 17 van de wet, niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand bedraagt de maatregel, onverminderd artikel 2, tweede lid, 5 procent van de bijstand gedurende een maand.

  • 2.

    Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van een jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Hoofdstuk 4 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 14 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid

  • 1.

    Indien een belanghebbende een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan heeft betoond, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt een maatregel opgelegd die wordt afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij een benadelingsbedrag tot € 1000,00: 10 procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand;

    • b.

      bij een benadelingsbedrag van € 1000,00 tot € 2000,00: 20 procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand;

    • c.

      bij een benadelingsbedrag van € 2000,00 tot € 4000,00: 40 procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand;

    • d.

      bij een benadelingsbedrag van € 4000,00 of meer: 100 procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand.

  • 3.

    Onverminderd lid 2 wordt in geval geen gebruik is gemaakt van een voorliggende voorziening een maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      wanneer het betreft algemene bijstand: 100 procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand;

    • b.

      wanneer het betreft bijzondere bijstand: 100 procent van het voor bijzondere bijstand in aanmerking komende bedrag ongeacht de periode waarover aanspraak gemaakt kan worden op bijzondere bijstand.

  • 4.

    Onverminderd lid 2 wordt, indien en voor zover het recht op bijstand een gevolg is van het niet kunnen beschikken over middelen waarover men, indien er geen sprake zou zijn geweest van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, had kunnen beschikken of redelijkerwijs had kunnen beschikken, een maatregel opgelegd ter hoogte van het recht op bijstand (ongeacht de periode waarover aanspraak gemaakt kan worden op de bijstand).

Artikel 15 Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Indien een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het bestuur of zijn ambtenaren, als bedoeld in artikel 18, tweede lid van de wet, wordt de maatregel afgestemd op de ernst van de gedraging.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

    • a.

      bij verbaal geweld: 20 procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand;

    • b.

      bij discriminatie: 50 procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand;

    • c.

      bij zaakgericht fysiek geweld: 50 procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand;

    • d.

      bij intimidatie: 100 procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand;

    • e.

      bij mensgericht fysiek geweld: 100 procent van de berekeningsgrondslag gedurende een maand.

Hoofdstuk 5 Het handhavingsbeleid

Artikel 16 Het handhavingsbeleid

Het bestuur biedt jaarlijks een handhavingsplan aan de gemeenteraad aan met daarin het te voeren beleid op gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de WWB en de te verwachten resultaten en rapporteert hierover jaarlijks aan de gemeenteraad.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 17 De inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de bekendmaking ervan.

  • 2.

    Deze verordening werkt terug tot en met 1 januari 2012.

  • 3.

    Met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2012 worden ingetrokken de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand en de Maatregelen- en handhavingsverordening Wet investeren in jongeren.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2012.

Aldus besloten in de openbare vergadering

van de raad der gemeente Leek,

d.d. 3 april 2013.

B.C. Hoekstra, voorzitter mevrouw A. Damen-Wildeboer, griffier