Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Rijssen-Holten

Maatregelenverordening IOAW/IOAZ gemeente Rijssen-Holten 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRijssen-Holten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMaatregelenverordening IOAW/IOAZ gemeente Rijssen-Holten 2013
CiteertitelMaatregelenverordening IOAW/IOAZ gemeente Rijssen-Holten 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp
Externe bijlagetoelichting

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, artikel 147, eerste lid en artikel 108, tweede lid
  2. IOAW, artikel 35, eerste lid en artikel 20, tweede lid
  3. IOAZ, artikel 35, eerste lid en artikel 20 eerste lid
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-02-201301-01-201301-01-2015Vervanging Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente Rijssen-Holten 2010

14-02-2013

Rijssens Nieuwsblad, 26 februari 2013

2013-03b

Tekst van de regeling

Intitulé

Maatregelenverordening IOAW/IOAZ gemeente Rijssen-Holten 2013

De raad van de gemeente Rijssen-Holten 

overwegingen:

  • gelet op artikel op artikel 147, eerste lid en artikel 108, tweede lid van de Gemeentewet, artikel 35 eerste lid en artikel 20 tweede lid van de IOAW, alsmede artikel 35, eerste lid en artikel 20 eerste lid van de IOAZ;

  • gezien het advies van het college van burgemeester en wethouders van 15 januari 2013; 

besluit:

  • 1.

    de Maatregelenverordening IOAW / IOAZ gemeente Rijssen-Holten 2013 met ingang van 1 januari 2013 in werking te laten treden;

  • 2.

    de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente Rijssen-Holten 2010 vanaf 1 januari 2013 in te trekken.  

Maatregelenverordening IOAW / IOAZ gemeente Rijssen-Holten 2013

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    IOAW:                         Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • b.

    IOAZ:                           Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • c.

    de IOAW/IOAZ:             de IOAW alsmede de IOAZ, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

  • d.

    uitkering:                      de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ;

  • e.

    uitkeringsnorm:             de op belanghebbende van toepassing zijnde bruto grondslag inclusief vakantietoeslag, gebaseerd op artikel 5, vierde lid IOAW/IOAZ;

  • f.

    college:                                    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rijssen-Holten             

  • g.

    maatregel:                    het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ alsmede het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ;

  • h.

    inkomen:                      inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ;

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13, tweede en vierde lid IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting – anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAZ - schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college en zijn ambtenaren zeer ernstig misdraagt.

  • 2.

    Het eerste lid is ook van toepassing op de belanghebbende die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, wanneer hij de op basis van artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op hem rustende verplichtingen schendt

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de uitkeringsnorm.

Artikel 4 Hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

  • 2.

    Tenzij in de verordening anders is bepaald bedraagt de duur van de maatregel een maand.

Artikel 5 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage van de maatregel, het bedrag waarmee de uitkering wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 6 Informeren van belanghebbende

  • 1.

    Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt belanghebbende geïnformeerd.

  • 2.

    Belanghebbende wordt in de gelegenheid gesteld zijn visie naar voren te brengen. Zijn visie wordt meegewogen in het besluit.

  • 3.

    Het informeren van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

    • a.

      de vereiste spoed zich daartegen verzet;

    • b.

      belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn visie naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • c.

      belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het college of van een derde aan wie het college met toepassing van artikel 34 IOAW/IOAZ, werkzaamheden in het kader van de wet heeft uitbesteed, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ; of

    • d.

      het college het informeren niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 7 Afzien van het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

  • a.

    Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt;

  • b.

    De gedraging meer dan één jaar op grond van de IOAW en meer dan drie jaar op grond van de IOAZ, vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte uitkering is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3.

    Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 8 Ingangsdatum en tijdvak

  • 1.

    De maatregel wordt opgelegd met ingang van de kalendermaand, waarin de uitkering nog niet is uitbetaald. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkeringsnorm.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, indien sprake is van schending van de verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ.

Artikel 9 Samenloop van gedragingen

  • 1.

    Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

  • 2.

    Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 4, eerste lid, niet verantwoord is.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid en het nalaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.

Artikel 10 Indeling in catergorieën

Gedragingen van belanghebbenden waardoor de verplichting op grond van artikel 37 IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende is nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1.   Eerste categorie

Het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

2.   Tweede categorie

      a.   Het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

      b.   Het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing en/of sociale activering.

3.   Derde categorie

  • a.

    Gedragingen die de inschakeling in arbeid belemmeren;

  • b.

    Het niet of in onvoldoende gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e, van zowel de IOAW als de IOAZ;

  • c.

    Het niet ondertekenen of het niet aan het college verstrekken van de bijlage bij het besluit tot toekenning of voortzetting van de uitkering;

  • d.

    Het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van geboden re-integratie-instrumenten, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige maatschappelijke participatie, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van het re-integratietraject.

  • e.

    Het niet naar vermogen verrichten van maatschappelijke nuttige activiteiten als tegenprestatie als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onder f van de IOAW en de IOAZ

4.   Vierde categorie

  • a.

    Het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • b.

    Het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

  • c.

    Het door eigen toedoen niet (volledig) verkrijgen of behouden van een voorliggende voorziening;

  • d.

    Het niet of onvoldoende nakomen van de verplichting tot gebruik maken van geboden re-integratievoorzieningen, waaronder begrepen het niet of onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling, scholing of zelfstandige maatschappelijke participatie, als dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van het re-integratietraject;

  • e.

    Het verwijtbaar mislopen van inkomen uit of in verband met arbeid indien:

    • 1.

      aan de werkloosheid een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de werkloze werknemer een verwijt kan worden gemaakt;

    • 2.

      de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van dewerkloze werknemer zonder dat aan de voortzetting ervan zodanigebezwarenwaren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem konworden gevergd.​

Artikel 11 De hoogte en duur van de maatregel

  • 1.

    Onverminderd artikel 4, tweede lid, wordt de maatregel vastgesteld op:

  • a.

    vijf procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de eerste categorie als bedoeld in artikel 10, lid 1;

  • b.

    tien procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de tweede categorie als bedoeld in artikel 10, lid 2;

  • c.

    twintig procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de derde categorie als bedoeld in artikel 10, lid 3;

  • d.

    indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, honderd procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de vierde categorie als bedoeld in artikel 10, lid 4 onder a;

  • e.

    honderd procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de vierde categorie als bedoeld in artikel 10, lid 4 onder b, c en d.

  • 2.

    Onverminderd artikel 4, tweede lid wordt blijvend een maatregel opgelegd bij gedragingen van de vierde categorie als bedoeld in artikel 10 lid 4 onder e. De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door dit gedrag verloren bruto inkomen.

  • 3.

    De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt, met uitzondering van het eerste lid, onder e, verdubbeld, indien belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 7, tweede lid.

  • 4.

    Bij herhaalde recidive binnen de twaalf maanden als bedoeld in het tweede lid wordt de duur van de maatregel vastgesteld op de periode, waarin de belanghebbende niet voldoet aan de verplichting(en).

Hoofdstuk 3 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 12 Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het college een maatregel op van veertig procent van de uitkeringsnorm, indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover het college of zijn ambtenaren, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ.

  • 2.

    De maatregel bedraagt honderd procent van deuitkeringsnorm, indien binnen twaalf maanden na bekendmaking van eenbesluit waarbij een maatregel als bedoeld in het eerste lid, isopgelegd, sprake is van een zelfde als verwijtbaar aan te merkengedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om af te zien van het opleggen vaneen maatregel op grond van dringende redenen, als bedoeld inartikel 7, tweede lid.​

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 13 Het handhavingsbeleid

  • 1.

    Het college biedt jaarlijks een handhavingsplan aan de raad aan met daarin het te voerenbeleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de IOAW/IOAZ en de te verwachten resultaten.

  • 2.

    Het college biedt jaarlijks een handhavingsverslag aan de raad aan.

Artikel 14 De inwerkingtreding

  • 1.

    De Maatregelenverordening IOAW/IOAZ gemeente Rijssen-Holten 2013 met ingang van 1 januari 2013 in werking laten treden.

  • 2.

    De Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente Rijssen-Holten 2010 wordt vanaf 1 januari 2013 ingetrokken.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: MaatregelenverordeningIOAW / IOAZ gemeente Rijssen-Holten 2013.

 

besluit genomen in de openbare vergadering van de raad van Rijssen-Holten op 14 februari 2013

dtrs. H.A.J. van de Vliert

A.C. Hofland

griffier

voorzitter

 

Bijlage Toelichting behorende bij de Maatregelenverordening IOAW/IOAZ gemeente Rijssen-Holten 2013  

toelichting