Organisatie | Zoeterwoude |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 |
Citeertitel | Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 gemeente Zoeterwoude |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Wmo verordening 2009.
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2009
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-01-2010 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 17-12-2009 Leids Nieuwsblad, 13-01-2010 | 09/96 ; SL-25 |
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010
De raad van de gemeente Zoeterwoude,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 november 2009,
gelet op de bepalingen van de Gemeentewet,
Vast te stellen de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2010 met toelichting onder intrekking van de Wmo verordening 2009.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
Compensatiebeginsel: de algemene verplichting van het gemeentebestuur om personen met een aantoonbare functiebeperking ten gevolge van ziekte of gebrek inclusief chronisch psychische problemen of psychosociale problemen, door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie.
Maatschappelijke participatie wordt in het compensatiebeginsel vertaald naar:
Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of functiebeperking, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;
Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;
Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;
Hoofdverblijf: de woonruimte waar de aanvrager zijn/haar vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres hij in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven, dan wel zal zijn ingeschreven dan wel het feitelijke woonadres indien de gehandicapte met een briefadres staat ingeschreven;
Een voorziening kan slechts worden toegekend voorzover:
deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen op het gebied van het normaal gebruik van de woning, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan op te heffen of te verminderen;
Geen voorziening wordt toegekend:
voor zover de aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw; Een uitzondering op deze bepaling vormen woningen die op grond van de WVG of Wmo zijn uitgebouwd of indien naar de grotere woning is verhuisd ten gevolge van ergonomische belemmeringen in de ‘oude’ woning.
indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen.
Hoofdstuk 2 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten
Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier.
Artikel 2.2 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
De aanvraag dient te worden ingediend bij het hiervoor door het college ingestelde loket, in welk loket zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de Wet alsook aanvragenvoor zorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend
Artikel 2.3 Inlichtingen, onderzoek, advies
Bij de in het tweede lid genoemde advisering wordt, tenzij de aanvraag is gedaan ten behoeve van een mantelzorger, door de adviserende instantie gebruik gemaakt van de systematiek welke is neergelegd in de International Classification of Functioning, Disabilitie, and Health en welke bekend staat als de ICF-classificatie.
De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.
Artikel 2.5 Samenhangende afstemming
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de aanvrager.
Artikel 2.7 Intrekking van een voorziening
Het college kan een beschikking tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget intrekken, indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Hoofdstuk 3 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen
Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden, aan de hand van de in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning neergelegde criteria.
Artikel 3.2 Voorziening in natura
Indien een voorziening in natura wordt verstrekt, is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst tussen de eigenaar en de aanvrager van toepassing.
Artikel 3.3 Financiële tegemoetkoming
Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning in de beschikking opgenomen.
Artikel 3.4 Persoonsgebonden budget
Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken. Het college kan in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning nadere regels stellen om in bepaalde gevallen tot niet-steekproefsgewijze controle over te gaan.
Artikel 3.5 Eigen bijdragen en eigen aandeel
De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage is gelijk aan de eigen bijdrage die is vermeld in het vigerende besluit van 2 oktober 2006 houdende regels met betrekking tot onder meer de eigen bijdrage en de financiële tegemoetkomingen op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning en wijziging van andere besluiten (Besluit maatschappelijke ondersteuning).
Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden
Artikel 4.1 Vormen van hulp bij het huishouden
De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of functiebeperking bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 4.3 Gebruikelijke zorg
In afwijking van het gestelde in artikel 4.2 komt een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub g, onderdeel 4, 5 en 6, van de Wet en in artikel 1.1. onder d van deze Verordening niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.
Artikel 4.4 Omvang van de hulp bij het huishouden
De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren of delen van uren per week
Artikel 5.1 Vormen van woonvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 5.2. Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele woonvoorzieningen.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet en in artikel 1.1. onder d van deze Verordening kan voor de in artikel 5.1, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g. onderdeel 5 en 6 van de wet en in artikel 1.1. onder d van deze Verordening kan voor de in artikel 5.1, onder b. c. en d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien de in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt en indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken.
Artikel 5.3 Recht op individuele en algemene woonvoorzieningen
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub g, onderdelen 5 en 6 van de wet en in artikel 1.1. onder d van deze Verordening komt voor de in artikel 5.1, sub b, c of d genoemde voorziening in aanmerking, indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of functiebeperking een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken.
In afwijking van het eerste lid kan een daar bedoelde persoon in aanmerking worden gebracht voor de in artikel 5.1 sub a genoemde voorziening, indien het een tijdelijke aanpassing aan de woning betreft en met de algemene woonvoorziening daar snel en adequaat in kan worden voorzien op grond van gewichtige redenen en indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken.
De aanvraag voor tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:
de aanvrager vanuit een onzelfstandige woonsituatie zelfstandig gaat wonen, met uitzondering van de situatie waarin een jongvolwassene wonend bij zijn/haar ouders in een aangepaste situatie zelfstandig gaat wonen. Verhuiskosten in zo’n situatie zijn algemeen gebruikelijk en komen in principe niet in aanmerking voor vergoeding.
Artikel 5.7 Primaat van de verhuizing en de uitraasruimte
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub g, onderdeel 5 en 6, van de Wet en in artikel 1.1. onder d van deze Verordening kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 5.4, sub a, in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of functiebeperking het normale gebruik van de woning belemmeren.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub g, onderdeel 5 en 6, van de Wet en in artikel 1.1. onder d van deze Verordening kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 5.4, sub b en c, in aanmerking worden gebracht indien de in het eerste lid genoemde voorziening niet mogelijk is, niet de goedkoopst adequate voorziening is dan wel naar het oordeel van het college op grond van individuele omstandigheden niet gewenst is.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub g, onderdeel 5 en 6, van de Wet en in artikel 1.1. onder d van deze Verordening kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 5.4, sub d, in aanmerking worden gebracht indien sprake is van een op basis van aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of functiebeperking aanwezige gedragsstoornis met ernstig ontremd gedrag tot gevolg waarbij alleen het zich kunnen afzonderen kan leiden tot een situatie waarin deze persoon tot rust kan komen.
Artikel 5.8 Primaat van de losse woonunit
Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die geen eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of functiebeperking behoefte hebben aan een dergelijke woning, dan zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken, indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.
Artikel 5.10 Terugbetaling bij verkoop
Indien binnen een periode van zeven jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning wordt verkocht, is de eigenaar/bewoner, die de tegemoetkoming heeft ontvangen, gehouden om binnen één week na het passeren van de akte burgemeester en wethouders hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De door de gemeente gesubsidieerde kosten, die zijn vergoed ten gevolge van de aanpassing, dienen aan de gemeente te worden terugbetaald volgens het in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning door het college vastgelegde afschrijvingsschema.
Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 6.1 Vormen van vervoersvoorzieningen
De door het college ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 6.2 Het recht op een algemene voorziening
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub g, onderdeel 5 en 6, van de Wet en in artikel 1.1. onder d van deze Verordening kan voor de in artikel 6.1, sub a, genoemde voorziening in aanmerking worden gebracht, indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of functiebeperking
Artikel 6.3 Het primaat van het collectief vervoer
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub g, onderdeel 5 en 6, van de Wet en in artikel 1.1. onder d van deze Verordening kan voor de in artikel 6.1, sub b en c, genoemde voorziening in aanmerking worden gebracht, indien
Artikel 6.4 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen
Indien het inkomen van een ongehuwde persoon of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan 1,5 maal de in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2007 voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een auto of een met een auto vergelijkbare vervoersvoorziening zoals genoemd in het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten, niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.
Artikel 6.5 Omvang in gebied en in kilometers
In afwijking op het gestelde in het eerste lid wordt rekening gehouden met de vervoersbehoefte buiten de directe woon- of leefomgeving in een situatie waarin een bovenregionaal contact alleen door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Hoofdstuk 7 Het zich verplaatsen in en rond de woning
Artikel 7.1 Vormen van rolstoelvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 7.2 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet en in artikel 1.1. onder d van deze Verordening die aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of functiebeperking ondervindt die incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken, waarbij hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden, kan voor de in artikel 7.1, onder a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht.
Artikel 7.3 Het recht op een rolstoelvoorziening en sportrolstoel
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g., onderdeel 5 en 6 van de wet en in artikel 1.1. onder d van deze Verordening kan voor de in artikel 7.1, onder b. en c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of functiebeperking in belangrijke mate zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet en in artikel 1.1. onder d van deze Verordening kan voor de in artikel 7.1, onder d. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of functiebeperking sportbeoefening zonder sportrolstoel c.q. sportvoorziening onmogelijk maken.
Artikel 7.4 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners
In uitzondering op het gestelde in artikel 7.2, tweede lid, komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking, indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.
Hoofdstuk 8 Slotbepalingen Artikel 8.1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt tenminste eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe tijdig aan de Raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.