Organisatie | Best |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen gemeente Best 2010 |
Citeertitel | Handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen gemeente Best 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | werk en inkomen |
geen
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
21-07-2010 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 12-07-2010 Groeiend Best, 2010-07-20 | niet bekend | |
01-01-2009 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 17-11-2008 Groeiend Best, 2008-12-02 | niet bekend |
De raad van de gemeente Best; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van d.d. 15 juni 2010;
gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, artikel 8a van de Wet werk en bijstand en artikel 12, eerste lid, onderdeel c van de Wet investeren in jongeren, artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, tweede lid IOAW, alsmede artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, eerste lid IOAZ;
besluit: tot vaststelling van de Handhavingsverordening Inkomensvoorzieningen gemeente Best 2010.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
de wet: de Wet werk en bijstand (WWB). In deze verordening wordt onder de wet tevens begrepen de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (Ioaw), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (Ioaz), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz), de Wet inburgering nieuwkomers (Win), de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en de Wet investeren in jongeren (WIJ);
belanghebbende: de persoon die een uitkering, verstrekking of inkomensvoorziening als genoemd in het tweede lid, onderdeel 2, heeft aangevraagd dan wel ontvangt of heeft ontvangen of behoort tot de in artikel 4 van de Re-integratieverordening WWB genoemde personen of de jongere als bedoeld artikel 2 van de WIJ. Indien het een gehuwde of daarmee gelijkgestelde betreft, wordt onder belanghebbende elk van de partners verstaan;
Artikel 2 Handhavingsbeleidsplan
Het Handhavingsbeleidsplan bevat het beleid ten aanzien van de voorkoming en bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een inkomensvoorziening en van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet. Het bevat tevens regels over controle bij de aanvraag en de voortzetting van de inkomensvoorziening, signaalsturing, risicosturing en het gebruik van risicoprofielen, de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik van de inkomensvoorziening, de opsporing en over de voorlichting van belanghebbenden met betrekking tot hun rechten en plichten en over terugvordering bedoeld in artikel 11.
Artikel 4 Valideren van gegevens
Het college voert bij de beoordeling van bijstand, werkleeraanbod en inkomensvoorziening bestandsvergelijkingen uit waarbij actuele gegevens worden gecontroleerd. Op grond hiervan kunnen bijstandsuitkeringen, werkleeraanbiedingen en inkomensvoorzieningen na verificatie worden aangepast.
Artikel 5 Risicoprofielen en risicosturing
Het college stelt, zo mogelijk, risicoprofielen vast en bevordert een risicogestuurde werkwijze op basis van de vastgestelde risicoprofielen.
In het controleplan wordt tevens opgenomen dat het college bij beëindiging van de inkomensvoorziening, binnen door het college nader te bepalen termijn, onderzoek doet naar de reden van beëindiging van de inkomensvoorziening en het college op basis van dit onderzoek een besluit neemt met betrekking tot de rechtmatigheid van de inkomensvoorziening en de wederzijds tussen het college en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.
Hoofdstuk 4 Opsporing en regionale samenwerking
Indien het onderzoek naar de juistheid van de door de belanghebbende verstrekte gegevens, welke van invloed kunnen zijn op de rechtmatigheid of de duur en hoogte van de uitkering, werkleeraanbod of inkomensvoorziening, geacht moet worden niet te behoren tot het reguliere werkterrein van de medewerker van de gemeente, wordt aan de sociale recherche opdracht gegeven een gericht onderzoek te starten naar het mogelijke misbruik of oneigenlijk gebruik.
Hoofdstuk 5 Gevolgen van fraude
Artikel 9 Verlaging van de uitkering
Onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de ten onrechte of teveel ontvangen inkomensvoorziening, leidt schending van de inlichtingenverplichting door de belanghebbende tot het opleggen van een maatregel overeenkomstig de regels van de Maatregelenverordening WWB, Maatregelenverordening WIJ of Maatregelenverordening IOAW/IOAZ.
Artikel 10 Aangifte bij het Openbaar Ministerie
Onverminderd de mogelijkheid de inkomensvoorziening op grond van het in de Maatregelenverordening bepaalde te verlagen en onverminderd de mogelijkheid tot terugvordering van de inkomensvoorziening, maakt het college proces-verbaal op en doet het aangifte bij het Openbaar Ministerie, indien het niet, niet juist of niet volledig nakomen van de inlichtingenverplichting door de belanghebbende leidt tot een benadelingsbedrag dat hoger is dan de door het Openbaar Ministerie gehanteerde aangiftegrens.
Het college legt in nadere regels de voorwaarden vast op grond waarvan ten onrechte of tot een te hoog bedrag verleende inkomensvoorziening van de belanghebbende wordt teruggevorderd, de termijnen waarbinnen de terugbetaling moet geschieden alsmede de hoogte van het bedrag dat moet worden terugbetaald.
Nota-toelichting Algemene toelichting
Onder handhaving verstaan wij alle activiteiten van de overheid gericht op het doen naleven van wet- en regelgeving ter bevordering van het juist benutten en toepassen van wetten en regelingen in overeenstemming met hun doel en strekking. In de sociale zekerheid is handhaving gericht op de naleving van (meestal) uitkeringsregels. Handhaving staat daarom voor alle bewust ondernomen activiteiten, die erop gericht zijn de naleving van wet- en regelgeving te bevorderen. Het gaat daarbij om zowel repressieve als preventieve activiteiten en controle als verbindende schakel daartussen.
Sinds 1998 is de bestrijding van fraude in de sociale zekerheid een van de belangrijkste doelstellingen van de opvolgende kabinetten. In de successievelijke bijstandswetten (ABW, Abw en WWB) heeft handhaving een steeds sterker accent gekregen. De gemeentelijke uitvoeringspraktijk volgde deze trend. Toch is het goed zich te realiseren dat handhaving geen op zichzelf staand doel is, maar een middel om te zorgen dat de juiste uitkering bij de juiste mensen komt. Het is een integraal onderdeel van het uitvoeringsproces gericht op evenwicht tussen rechten en plichten.
De Wet werk en bijstand (evenals de Wet investeren in jongeren als de IOAW en IOAZ) koppelt re-integratie en handhaving uitdrukkelijk aan elkaar. Rechten en plichten zijn twee kanten van één medaille: het recht op een uitkering is altijd verbonden aan de plicht zich in te zetten om weer onafhankelijk van de uitkering te worden. Dit betekent dat de vaststelling van de uitkering niet alleen afhangt van de toepasselijke uitkeringsnorm en de beschikbare middelen van de belanghebbende, maar ook van de mate waarin de opgelegde verplichtingen worden nagekomen.
Als uitwerking van het regeerakkoord 1998-2002 heeft de toenmalige minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het project Kwaliteitsverbetering Fraudebestrijding geïnitieerd. Een uitvloeisel daarvan is het project Hoogwaardige Handhaving. In 2003 heeft de gemeente Best al een aanzet gegeven tot een nieuw handhavingsbeleid. Daarbij is gezocht naar nieuwe methoden die extra rendement opleveren. Aansluiting werd gevonden bij het landelijk ontwikkelde concept "hoogwaardige handhaving". In 2009 is dit beleid geactualiseerd en verder aangescherpt.
Het concept hoogwaardige handhaving
Het hoogwaardige handhavingsbeleid is erop gericht de bereidheid tot naleving van de wet door de klanten te verhogen door maatregelen op het gebied van voorlichting, controle, dienstverlening en afdoening. Hoogwaardige handhaving stoelt op de gedachte dat het gelijktijdig doorvoeren van zowel preventieve als repressieve aanpassingen in de uitvoering leidt tot verbeterde handhaving. Het leidt tot een toename van het aantal klanten dat bereid is de regelgeving min of meer spontaan na te leven.
Deze verordening stoelt op het concept "hoogwaardige handhaving". In het Handhavingsbeleidsplan is de visie, de uitgangspunten en doelstellingen van het handhavingsbeleid, evenals een aantal in de verordening aangekondigde nadere regels opgenomen.
In het concept "hoogwaardige handhaving" en in deze verordening worden termen gebruikt als signaalsturing, risicosturing, risicoanalyse, risicoprofielen en risicodetectie. Niet altijd wordt deze terminologie op dezelfde wijze gebruikt. Om begripsverwarring te voorkomen geven wij hier de betekenis weer die wij aan deze termen toekennen.
Signaalsturing en risicosturing worden beide gebruikt ten behoeve van controle op maat. Controle op maat houdt in dat afhankelijk van de mate van risico de controle intensiever is. Bij signaal- en risicosturing wordt dus getracht vooral gevallen met een relatief grote kans op fraude intensief te onderzoeken.
Bij signaalsturing worden de ontvangers van inkomensvoorzieningen onderzocht waarover signalen binnenkomen die op mogelijke fraude wijzen. Op die manier wordt gericht en systematisch getracht fraude te voorkomen of te beperken. Deze signalen kunnen voortkomen uit bestandsvergelijking met het Inlichtingenbureau (IB), maar bijvoorbeeld ook intern via een fraudealerte medewerker, via een externe melding (tips) of via bestandskoppelingen.
Risicosturing is een systematiek waarbij groepen klanten met een bepaald risicoprofiel intensiever worden gecontroleerd. De achterliggende gedachte is dat de frauderisico's bij bepaalde klantgroepen (klanten met één of meer gemeenschappelijke kenmerken) hoger zijn dan bij andere klantgroepen. Risicosturing beoogt de beschikbare controlecapaciteit in te zetten op die klantgroepen die een verhoogd risico hebben.
Risicosturing kan alleen plaatsvinden op basis van risicoanalyse. Dit houdt in dat wordt geanalyseerd welke klantgroepen een verhoogd frauderisico hebben. Een dergelijke analyse kan plaatsvinden op basis van verschillende bronnen en methodieken. Het resultaat van een risicoanalyse is één of een aantal risicoprofielen. Dit is een beschrijving van de kenmerken van klanten die behoren tot een groep met een hogere fraudekans en die dus in aanmerking komen voor een intensievere controle.
Belangrijk verschil tussen risicosturing en signaalsturing is dat bij risicosturing bepaalde groepen worden onderscheiden met een verhoogd frauderisico en dat signaalsturing zich richt op het onderkennen van individuele situaties met een verhoogd frauderisico.
De Wet investeren in jongeren en handhaving
Op 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking getreden. Doelstelling van deze wet is de duurzame arbeidsparticipatie in regulier werk van jongeren tot 27 jaar. Om dit te bereiken is in de wet een recht op een zogenaamd werkleeraanbod vastgelegd. Het werkleerrecht berust op het uitgangspunt dat jongeren die goed geschoold zijn en over voldoende kwalificaties beschikken gemakkelijker aan het werk zullen komen en daardoor zelfstandig in hun levensonderhoud kunnen voorzien.
De WIJ verplicht gemeenten om te investeren in de arbeidsinschakeling van alle jongeren, ook bij een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daartoe moeten gemeenten jongeren in beginsel een werkleeraanbod doen. Afgeleide van het werkleeraanbod is een inkomensvoorziening voor jongeren vanaf 18 jaar als de jongere onvoldoende inkomsten heeft. Deze inkomensvoorziening is alleen beschikbaar als het werkleeraanbod wegens in de persoon van de jongere gelegen of niet verwijtbare omstandigheden zijnerzijds geen optie is, dit aanbod onvoldoende inkomsten genereert of er nog geen werkleeraanbod kan worden gedaan. De samenhang tussen het werkleeraanbod enerzijds en de inkomensvoorziening anderzijds is een bepalend element in de WIJ.
De relatie tussen werken/leren en een uitkering is fundamenteel anders dan de WWB, waarbij het recht op bijstand vooropstaat met als afgeleide de plicht tot arbeidsparticipatie. Met de WIJ wordt een ‘paradigmawisseling’ beoogd: is het uitgangspunt in de WWB ‘een uitkering, mits’ in de WIJ is dit omgedraaid en geldt als uitgangpunt ‘geen uitkering, tenzij’.
Waar het college de opdracht heeft gekregen om de WIJ uit te voeren, is het de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad om een vijftal verordeningen vast te stellen. De Handhavingsverordening is één van die verordeningen.
Op 15 december 2009 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het Wetsvoorstel bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (Wet BUIG). Met de inwerkingtreding van de Wet BUIG per 1 januari 2010 krijgt de gemeente een grotere beleidsmatige rol en financiële verantwoordelijkheid rond de uitvoering van een aantal inkomensvoorzieningen.
De IOAW, IOAZ en het Bbz 2004 kenden voordien een financieringsystematiek van 75% declaratie en 25% budget. Met de invoering van de Wet BUIG is dit een systeem van volledige budgetfinanciering geworden, zoals dat ook van toepassing is op het WWB-inkomensdeel. Met de Wet BUIG worden de financiële middelen van deze ‘kleine inkomensregelingen’ gebundeld in het volledig gebudgetteerde I-deel dat de gemeente ontvangt voor de bijstandsverstrekking op grond van de WWB. Gemeenten krijgen door de wet een grotere verantwoordelijkheid en lopen ook meer financieel risico.
Door de Wet BUIG wordt het aantal landelijke regels sterk teruggedrongen; in de plaats komt een grotere beleidsruimte voor de gemeente. Zo moet een aantal zaken bij verordening of beleidsregel worden geregeld, waar voorheen landelijke regels golden binnen de genoemde regelingen. De onderwerpen die bij verordening geregeld moeten worden zijn het afstemmingsbeleid en het handhavingsbeleid. Voor het re-integratiebeleid had de gemeente al een verordeningsplicht. Hierin is voorzien in de Re-integratieverordening Re-integratieverordening Wet werk en bijstand 2009 gemeente Best.
De aangevulde gemeentelijke verordeningsplicht is vastgelegd in artikel 35 van de IOAW en de IOAZ. Uitgangspunt bij deze voordracht is om voor de verschillende onderwerpen zo veel mogelijk aan te sluiten bij het WWB-beleid.
Met deze verordening wordt invulling gegeven aan de in artikel 12 van de Wet investeren in jongeren (WIJ) gegeven opdracht om regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet investeren in jongeren. Het behoort tot de gemeentelijke beleidsvrijheid om daarin eigen beleidskeuzes te maken. Het gemeentelijk beleid over misbruik en oneigenlijk gebruik in het kader van de WWB is reeds in de Handhavingsverordening vastgelegd. Vastgesteld is dat dit beleidskader ook toepasbaar is op de uitvoering van de WIJ. Mede gelet op de grote verwantschap tussen beide wetten is het handhavingsbeleid voor de WIJ opgenomen in de bestaande Handhavingsverordening WWB. Deze krijgt daardoor ook een andere naam en zal voortaan ‘Handhavingsverordening WWB en WIJ’ heten.
Het begrip "belanghebbende" wijkt in deze verordening af van het gelijkluidende begrip van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Daar heeft het de betekenis: "degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken".
Artikel 2 Handhavingsbeleidsplan
Het college moet in een Handhavingsbeleidsplan het door de gemeente te voeren beleid op het terrein van handhaving vastleggen. Het Handhavingsbeleidsplan bevat tevens de methoden gericht op het voorkomen en bestrijden van fraude. Het concept "hoogwaardige handhaving" en onze visie op handhaving zijn daarbij het richtinggevende fraudebestrijdingsbeleid. Onze visie berust op de overtuiging dat de handhaving het meest effectief is als zowel aan preventie als repressie voldoende aandacht wordt geschonken. Daarom is de vormgeving van het handhavingsbeleid gebaseerd op zowel preventieve als repressieve elementen. De preventieve visie-elementen gericht op voorkoming van fraude zijn het vroegtijdig informeren en het optimaliseren van de dienstverlening. De repressieve visie-elementen gericht op aanpak van fraude zijn de vroegtijdige detectie plus afhandeling en een adequate sanctionering. Deze vier visie-elementen worden in betrokkenheid op elkaar ingezet, zodat zij elkaar over en weer versterken. In het Handhavingsbeleidsplan worden de vier visie-elementen verder uitgewerkt.
Omdat het handhavingsbeleid een grote impact kan hebben op de uitkeringsafhankelijke burger, zal het college de gemeenteraad periodiek moeten informeren over de stand van zaken met betrekking tot het handhavingsbeleid. Dit is geregeld in artikel 13.
In artikel 3 wordt het college opgedragen de communicatie zodanig vorm te geven dat zij effectief kan bijdragen aan het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik.
In de toelichting op het vorige artikel is het vroegtijdig informeren van de klant als eerste visie-element genoemd. Het belang van een adequate en vroegtijdige voorlichting moet niet worden onderschat. Het kan voorkomen dat niet-weten leidt tot niet regelconform gedrag of dat de belanghebbenden ongewenst gedrag gaan vertonen door onjuiste verwachtingen. Elke klant moet daarom zo goed mogelijk worden geïnformeerd over de voor hem of haar geldende rechten en plichten. Een juiste en tijdige informatie is een noodzakelijke voorwaarde voor een transparante en klantgerichte uitvoeringspraktijk. Daarom zal in het Handhavingsbeleidsplan worden opgenomen dat er een concreet uitgewerkt Handhavingscommunicatieplan zal worden ontwikkeld voor zowel de interne als de externe communicatie.
Artikel 4 Valideren van gegevens
In dit artikel wordt aangegeven dat de controle van gegevens in een zo vroeg mogelijk stadium van het uitkeringsproces moet plaatsvinden en op een zo betrouwbaar mogelijke wijze. Daarmee wordt voorkomen dat er ten onrechte inkomensvoorzieningen worden verstrekt of dat teveel wordt betaald. Bovendien wordt voorkomen dat onnodige vorderingen ontstaan. Een nauwe samenwerking met het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) is hierbij een vereiste.
Artikel 5 Risicoprofielen en risicosturing
In de algemene toelichting worden de begrippen als risicoprofielen en risicosturing gedefinieerd. Dit artikel legt vast dat wanneer blijkt dat de hantering van risicoprofielen mogelijk is, de handhaving ook via deze methodiek zal worden ingericht. Of risicoprofielen kunnen worden ontwikkeld moet nog verder worden onderzocht. Niet ondenkbaar is dat het klantenbestand van de gemeente Best onvoldoende groot is voor het effectief werken met risicoprofielen en de daarop gebaseerde risicosturing.
Risicoprofielen mogen geen discriminatoire of stigmatiserende inhoud hebben. Handhaving mag immers niet zover gaan dat het de grondrechten van de burger aantast, dan wel anderszins de waardigheid van een persoon in gedrang brengt.
In het controleplan wordt omschreven op welke wijze de gemeente omgaat met controle aan de poort, de controle van de verplichtingen van de klant en de gegevenscontrole. Doel is het vaststellen van de rechtmatigheid van de inkomens. Daarbij wordt een flexibele (her)onderzoeksmethodiek geïntroduceerd, zo mogelijk gebaseerd op signaalsturing en risicosturing. Dit is vastgelegd in een controleplan, dat deel uitmaakt van het in artikel 2 genoemde Handhavingsbeleidsplan.
In het controleplan wordt vastgelegd hoe we omgaan met de gegevenscontrole en de controle van de verplichtingen van de klant. De gegevenscontrole richt zich op vier toetsgebieden, die het recht op een inkomensvoorziening en de hoogte daarvan mede bepalen, te weten:
De controle van de verplichtingen richt zich op:
In het vierde lid wordt aangegeven hoe de handhaving bij beëindiging van de inkomensvoorziening vorm wordt gegeven. Alvorens een dossier wordt gesloten, moet er zekerheid bestaan of de inkomensvoorziening rechtmatig is verstrekt en of zowel de gemeente als de klant hun wederzijdse verplichtingen zijn nagekomen. In het controleplan zullen onder andere de termijnen waarbinnen deze onderzoeken moeten worden verricht en de voorwaarden waaronder worden beschreven.
Het controleplan maakt deel uit van het in artikel 2 bedoelde Handhavingsbeleidsplan. De opname van het controleplan in het Handhavingsbeleidsplan dient om versnippering van regels op handhavingsterrein te voorkomen.
Het onderzoek naar de juistheid van de verstrekte gegevens behoort tot de reguliere taak van de medewerker van de gemeente. Hiertoe behoort onder andere het controleren en het valideren van de gegevens. Onder validatie van gegevens verstaan wij het controleren van voor de uitvoering noodzakelijke gegevens aan de hand van externe bronnen. De door de klant verstrekte gegevens worden dan bij andere instanties gecheckt.
Soms moet echter voor de verkrijging van gegevens een diepergaand onderzoek plaatsvinden of krijgt het onderzoek een meer strafrechtelijk karakter, waarbij bijzondere onderzoeksmethoden moeten worden ingezet zoals opsporing, posten, telefoontaps en dergelijke. Is dat het geval, dan is de bevoegdheid van de medewerker van de gemeente niet meer toereikend en zal de sociale recherche moeten worden ingeschakeld.
Bij het risicogestuurd werken zal de sociale recherche sneller worden ingeschakeld als het gaat om personen behorend tot de risicoprofielen.
Artikel 8 Regionale samenwerking
De samenwerking van gemeenten, de sociale recherche, het Openbaar Ministerie en andere op de handhaving en opsporing gerichte instanties binnen de regio is voor een effectief handhavingsbeleid van groot belang. Het college wil aan deze samenwerking helder gestalte geven, zodat fraudesignalen sneller worden opgepakt en de capaciteit gerichter wordt ingezet.
Artikel 9 Verlaging van de inkomensvoorziening
Indien een belanghebbende ten onrechte een inkomensvoorziening heeft gehad, wordt het ten onrechte of teveel betaalde van hem teruggevorderd. Daarbij zal hem een maatregel worden opgelegd overeenkomstig de regels van de Maatregelenverordening. Hierbij wordt ook de hoogte van de benadelingshandeling in de afweging betrokken. Overstijgt dit bedrag de aangiftegrens, dan zal bovendien aangifte worden gedaan bij het Openbaar Ministerie. Dit is in het volgende artikel geregeld.
Artikel 10 Aangifte bij het Openbaar Ministerie
Indien het brutofraudebedrag hoger is dan de aangiftegrens die het Openbaar Ministerie hanteert zal het college daarvan altijd aangifte doen bij het Openbaar Ministerie, dat vervolgens zal besluiten al dan niet tot strafvervolging over te gaan. De termijn waarbij recidive nog als zodanig wordt beschouwd is gesteld op vijf jaar.
In de Algemene bijstandswet was terugvordering een verplichting. In de Wet werk en bijstand (evenals de Wet investeren in jongeren als de IOAW en IOAZ) is het een bevoegdheid van het college. Daarbij verlangt de wetgever dat het terugvorderingsbeleid een effectieve bijdrage levert aan een adequate fraudebestrijding. Het eerste lid van artikel 11 geeft aan dat het college van zijn bevoegdheid tot terugvordering gebruikmaakt. Het terugvorderingsbeleid zal in nadere regels tot uitdrukking worden gebracht. Enkele fundamentele keuzen worden evenwel in deze verordening opgenomen.
In beginsel zal de ten onrechte verstrekte inkomensvoorziening geheel worden teruggevorderd. Enerzijds vanuit de gedachte dat "misdaad niet mag lonen" en anderzijds vanwege de mogelijk preventieve werking die daarvan uitgaat. Deze laatste overweging is mede een reden waarom naast terugvordering van het ten onrechte betaalde in principe ook altijd een maatregel als bedoeld in de Maatregelenverordening zal worden opgelegd.
Bij gebreke van tijdige betaling kan het college de vordering verhogen met de wettelijke rente en de op de terugvordering betrekking hebbende kosten. In de nadere regels zal in ieder geval worden bepaald dat hiertoe zal worden overgegaan wanneer de inkomensvoorziening weliswaar als gevolg van fraude geheel kan worden teruggevorderd, maar de belanghebbende geen maatregel als bedoeld in de Maatregelenverordening kan worden opgelegd, bijvoorbeeld omdat hij geen uitkering meer geniet.
Om doelmatigheidsredenen kan worden afgezien van terugvordering als het om zogenaamde "kruimelbedragen" gaat. De kosten van terugvordering bedragen dan al snel meer dan de baten.
Het voorgaande kan alleen als de belanghebbende niets te verwijten valt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij fouten van de gemeente of wijzigingen in de omstandigheden van de klant die niet tijdig in de hoogte van het uitkeringsbedrag zijn verwerkt. Te allen tijde blijft echter het uitgangspunt dat de gemeente gehouden is om de onverschuldigd betaalde inkomensvoorziening terug- en in te vorderen en daartoe ook haar incassomogelijkheden aanwendt. Indien terug- en invordering onder de € 120,00 niet mogelijk dan wel ondoelmatig blijkt te zijn, kan worden besloten om van terugvordering af te zien.
Bij terugvorderingen die het gevolg zijn van verwijtbaar gedrag moet worden gedacht aan ten onrechte of teveel betaalde inkomensvoorziening vanwege het feit dat betrokkene zijn inlichtingenplicht niet is nagekomen (dus fraude heeft gepleegd) of zich niet heeft gehouden aan een of meer andere verplichtingen, waarop een maatregel is gevolgd. Fraudevorderingen dienen dus altijd geheel te worden terugbetaald. Mede met het oogmerk van preventie.
In onderdeel b wordt bepaald dat van terugvordering kan worden afgezien indien dringende redenen daartoe noodzaken. De vraag wat dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien, kan niet in zijn algemeenheid worden beantwoord, maar zal steeds van geval tot geval aan de hand van alle omstandigheden van belanghebbende moeten worden beoordeeld. Doelmatigheidsredenen vallen hier niet onder. Tevens is niet alleen de financiële positie van de belanghebbende bepalend. Er zal mede sprake moeten zijn van zwaarwegende redenen van immateriële aard.
Het college kan ook voor andere situaties bepalen dat van terugvordering wordt afgezien. Ook hierbij zal onderscheid worden gemaakt tussen terugvorderingen die het gevolg zijn van verwijtbaar gedrag en terugvorderingen die het gevolg zijn van omstandigheden die eerder buiten de schuld van belanghebbende liggen. Situaties waarin van terugvordering of verdere terugvordering zou kunnen worden afgezien zijn bijvoorbeeld:
Het terugvorderingsbeleid wordt opgenomen in het Handhavingsbeleidsplan. Dit om versnippering van regels te voorkomen en het handhavingsbeleid ook in de toekomst integraal te kunnen beoordelen.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Het college informeert de gemeenteraad periodiek over de uitvoering van het handhavingsbeleid. Dit geschiedt via de kwartaalrapportages en de analyse van de daarin verstrekte gegevens.
Artikel 14 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule
In de bevoegdheidsverdeling tussen gemeenteraad en college past het dat de gemeenteraad beleidskaders vaststelt. Dat is in deze verordening uitgewerkt. Het college is belast met de uitvoering van dat beleid en op sommige onderdelen, met de nadere uitwerking daarvan. Doen zich situaties voor waarin niet is voorzien of waarin onverkorte toepassing van de gestelde bepalingen onverhoopt tot onbillijkheden van overwegende aard leidt, dan is het aan het college om besluiten te nemen waarin recht wordt gedaan aan enerzijds het belang van handhaving van het gemeentelijk beleid en anderzijds het individuele belang van de jongere. Dat kan onder omstandigheden betekenen dat besluiten worden genomen die afwijken van deze verordening.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.