Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Pijnacker-Nootdorp

Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePijnacker-Nootdorp
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken
CiteertitelInspraakverordening 2006
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De verordening tot tweede wijziging treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht  in werking treedt (01-10-2010).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 150 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-2010Tweede wijziging art. 2, derde lid, sub g

24-06-2010

Telstar, 11-08-2010

2010.06805e
19-07-200701-10-2010

28-06-2007

Telstar, 18-07-2007

2007.04504

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken

De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het voorstel van het college van 15 augustus 2006;

gelet op artikel 150 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende Verordening inzake de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken:

Artikel 1 - Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    inspraak: het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid;

  • b.

    inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

  • c.

    beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid.

Artikel 2 - Onderwerp van inspraak

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

  • 2.

    Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.

  • 3.

    Geen inspraak wordt verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • f.

      indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving;

    • g.

      bij de voorbereiding van het uitwerken of wijzigingen van een plan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening en de voorbereiding van omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1., eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 3 - Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 4 - Inspraakprocedure

Artikel 5 – Eindverslag

  • 1.

    Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2.

    Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3.

    Indien de raad het bevoegde bestuursorgaan is, stuurt het college degenen die zienswijzen hebben ingebracht uiterlijk een week voor de behandeling in de raadscommissie het door het college vastgestelde ontwerp-eindverslag.

  • 4.

    Degenen die zienswijzen hebben ingebracht ontvangen het door het bevoegde bestuursorgaan vastgestelde eindverslag en een beschrijving van de vervolgprocedure.

  • 5.

    Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

  • 6.

    De burgemeester vermeldt het eindverslag in zijn burgerjaarverslag.

Artikel 6 - Intrekking oude verordening

De Inspraakverordening gemeente Pijnacker-Nootdorp, vastgesteld d.d. 2 januari 2002, wordt ingetrokken.

Artikel 7 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt op de eerste dag na de bekendmaking in werking.

Artikel 8 - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Inspraakverordening 2006’.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 5 oktober 2006

de griffier, de voorzitter,

drs. H.J. van der Graaff, drs. F.H. Buddenberg

TOELICHTING

ALGEMENE TOELICHTING

Op grond van de Gemeentewet is de raad verplicht een verordening vast te stellen met regels over de manier waarop ingezetenen en belanghebbenden kunnen worden betrokken bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid (Inspraakverordening). Ingezetenen zijn zij die zijn ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente. Belanghebbenden zijn degenen wiens belangen rechtstreeks bij het gemeentelijk beleid betrokken zijn.

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat regels over de voorbereiding van besluiten. Deze regels zijn in de eerste plaats van toepassing als ingezetenen en belanghebbenden worden betrokken bij het gemeentelijk beleid. Het is echter mogelijk van die regels van de Awb af te wijken zoals u kunt lezen in het tweede lid van art. 4 van de Inspraakverordening.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1- Begripsomschrijvingen

Ad a. Inspraak

Inspraak is een onderdeel van de voorbereiding en uitvoering van het gemeentelijk beleid. Met inspraak wordt enerzijds aan belanghebbenden de mogelijkheid geboden om hun mening over beleidsvoornemens naar voren te brengen. Anderzijds biedt inspraak aan bestuursorganen een belangrijk hulpmiddel in het kader van de voor de beleidsvoorbereiding noodzakelijke belangenafweging.

De Gemeentewet gaat uit van inspraak waarbij geen gedachtewisseling met het bestuursorgaan is inbegrepen, wij achten echter gedachtewisseling met het bestuurorgaan van belang. Met deze door ons gekozen manier van inspraak, wordt een derde doel gediend, te weten het creëren van draagvlak voor beleidsvoornemens.

Ad b. Inspraakprocedure

De raad is verantwoordelijk voor het maken van een regeling voor inspraak. De procedure van de Awb is van toepassing, maar een andere procedure kan ook worden gevolgd (art. 4 Inspraakverordening). Het bestuursorgaan (raad, college of burgemeester) is verantwoordelijk voor de uitvoering, nadere regeling en organisatie van de inspraak.

Ad c. Beleidsvoornemen

Beleidsvoornemen is het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid. Het gaat hierbij niet om de vaststelling van concrete besluiten of maatregelen, maar om de vorming van het beleid waarop deze kunnen worden gebaseerd.

Artikel 2 - Onderwerp van inspraak

Lid 1

Het eerste lid bepaalt dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of

inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Tot bestuursorgaan worden gerekend: raad, college en burgemeester. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan inspraak onderwerpen.

Het is ter volledige beoordeling van de gemeenteraad ten aanzien van welke beleidsvoornemens inspraak wordt verleend. Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als inspraak geschiedt door middel van bijvoorbeeld spreekrecht bij raadsvergaderingen, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van inspraak wordt geregeld. Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.

Lid 2

Het tweede lid bepaalt dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Wij hebben ervan afgezien dit op te nemen in de tekst van artikel 2 zelf, omdat in de eerste plaats bij een nieuwe wettelijke verplichting direct de verordening moet worden aangepast en in de tweede plaats het een dermate uitgebreide opsomming is dat de verordening hiermee onoverzichtelijk wordt.

Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan thans bij:

  • a.

    de voorbereiding van een ontwikkelingsprogramma stedelijke vernieuwing (artikel 7 Wet stedelijke vernieuwing);

  • b.

    de voorbereiding van het gemeentelijk milieubeleidsplan (artikel 4.17, derde lid, Wet milieubeheer (WM));

  • c.

    de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een afvalstoffenverordening die afwijkt van artikel 10.21 WM (artikel 10.26, tweede lid, WM);

  • d.

    het integraal gemeentelijk gehandicaptenbeleid (artikel 1a Wet voorzieningen gehandicapten);

  • e.

    de plannen en beleidsverslagen gericht op de realisatie en de vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (artikel 42, eerste lid, onder d) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (artikel 42, eerste lid, onder d);

  • f.

    de voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van welstandstoetsing als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a en b, van de Woningwet (artikel 12, vierde lid).

Lid 3

Het derde lid geeft aan wanneer geen inspraak wordt verleend.

In het derde lid, onderdeel g, is opgenomen dat geen inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van uitwerkings- en wijzigingsplannen als bedoeld in art. 3.6. eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening en bij de voorbereiding van omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1. eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Hiermee wordt voorkomen dat dezelfde personen, bedrijven, instellingen, etc. in twee fasen dezelfde argumenten naar voren brengen; dubbele procedures en vertragingen worden voorkomen.

Bij bestemmingsplannen is voorafgaand aan de vaststellingsprocedure ook het zogenaamde wettelijk vooroverleg voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. In de praktijk loopt de inspraak hiermee gelijk op, zodat de inspraak niet vertragend hoeft te werken. Bovendien zijn wij van oordeel dat het verlenen van inspraak op voorhand nuttig is bij (de voorbereiding van) bestemmingsplannen. Daarom is inspraak op bestemmingsplannen niet uitgesloten in het derde lid. Hierop moet wel een uitzondering worden gemaakt. Op grond van het derde lid, onderdeel a, kan besloten worden geen inspraak te verlenen als de herziening van het eerder vastgesteld beleidsvoornemen van ondergeschikte aard is. Dit is het geval bij bijvoorbeeld juridisch-technische onvolkomenheden/aanpassingen van het bestemmingsplan als gevolg van de onthouding van de goedkeuring. Verder zal per geval bekeken worden in hoeverre er sprake is van ondergeschikt karakter.

Artikel 3 - Inspraakgerechtigden

De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de Gemeentewet. Naast ingezetenen van Pijnacker-Nootdorp, kan degene wiens belang rechtstreeks bij het beleidsvoornemen is betrokken, inspreken.

Artikel 4 - Inspraakprocedure

Lid 1

In het eerste lid is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard op de inspraak.

Na terinzagelegging en bekendmaking van het beleidsvoornemen kunnen belanghebbenden gedurende zes weken schriftelijk of mondeling hun zienswijze naar voren brengen.

Lid 2

In de meeste gevallen zal de procedure van de Algemene wet bestuursrecht passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast.

Artikel 5 - Eindverslag

Lid 1

In het eerste lid is niet gekozen voor een verwijzing naar de Algemene wet bestuursrecht, omdat daarin bepaalt is dat slechts een verslag wordt gemaakt van hetgeen tijdens de inspraakprocedure mondeling naar voren is gebracht.

Lid 2

  • a.

    Onder het verslag (tweede lid, onderdeel a) van de gevolgde inspraakprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen? Zijn de inspraakregels van de Algemene wet bestuursrecht onverkort toegepast? Wanneer is het beleidsvoornemen ter inzage gelegd enz.?

  • b.

    Het tweede lid, onderdeel b, betekent dat de eindrapportage een volledig overzicht dient te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke inspraakreacties. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. In het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.

  • c.

    Het tweede lid, onderdeel c, schrijft als het sluitstuk van inspraak voor dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de zienswijzen wordt gedaan.

Lid 3

Insprekers kunnen over gemeentelijk beleid hun zienswijze inbrengen. Dit kan bij de raad, het college of de burgemeester, elk voorzover het hun bevoegdheid betreft d.w.z. afhankelijk van het onderwerp en het bestuursorgaan dat daarover bevoegd is. Zij nemen ook, elk voorzover het hun bevoegdheid betreft, de beslissing op de zienswijzen.

Het derde lid ziet op zienswijzen ingebracht over een onderwerp waarbij de raad het bevoegde bestuursorgaan is. Alsdan neemt de raad het definitieve besluit en stelt daarmee eveneens het ontwerp-voorstel vast op voorstel van het college. Nadat een zienswijze is ingebracht, volgt hierop een reactie van het college in de vorm van een ontwerp-eindverslag. Het college stelt een ontwerp-eindverslag vast en stuurt dit naar de raad. Uiterlijk één week voordat het ontwerp-eindverslag in de raadscommissie wordt besproken, stuurt het college het ontwerp-eindverslag naar de insprekers. De insprekers kunnen hierdoor voor de raadscommissiebehandeling kennis nemen van de voorlopige reactie (van het college) en eventueel gebruik maken van het spreekrecht.

Lid 4

Het vierde lid ziet erop toe dat insprekers het vastgestelde eindverslag zo spoedig mogelijk ontvangen evenals een beschrijving van de vervolgprocedure. Het bestuursorgaan (raad, college of burgemeester) dat het definitieve besluit neemt op de zienswijzen, stelt ook het eindverslag vast.

Lid 5

Het vijfde lid bepaalt dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. Over het algemeen kan worden volstaan met publicatie van de belangrijkste resultaten van de inspraakprocedure in de Telstar. Wanneer ook inwoners van de omliggende gemeenten bij het inspraakonderwerp betrokken zijn kan gekozen worden voor een regionale krant of een huis-aan-huisblad dat in die gemeente wordt verspreid.

De insprekers ontvangen het eindverslag. Daarnaast kan het eindverslag worden gepubliceerd op de gemeentelijke website. Als het aantal insprekers omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is aan te bevelen om tijdens de inspraakavond al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.

Bekendmaking van de resultaten van de inspraak is uitermate belangrijk. Hiermee legt het bestuursorgaan verantwoording af voor wat het met de inspraakreacties heeft gedaan. Het kan, zeker wanneer de inspraak heeft geleid tot aanpassingen in het beleidsvoornemen, er toe leiden dat burgers eerder van het inspraakrecht gebruik maken.

Lid 6

Het zesde lid verplicht de burgemeester om het eindverslag te vermelden in zijn Burgerjaarverslag.

Artikel 6 - Intrekking oude verordening

Met deze bepaling wordt de bestaande inspraakverordening ingetrokken. De datum waarop de oude verordening vervalt, is de datum waarop de verordening in werking treedt.