Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Venray

Verordening voorzieningen Wmo Gemeente Venray 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVenray
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen Wmo Gemeente Venray 2013
CiteertitelVerordening voorzieningen Wmo Gemeente Venray 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpWet maatschappelijke ondersteuning

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 5

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2013 gemeente Venray

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-02-201327-05-2015Nieuwe regeling

05-02-2013

Peel en Maas, 14-2-2013

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorzieningen Wmo Gemeente Venray 2013

 

 

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet :Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • b.

    College: College van burgemeester en wethouders.

  • c.

    Compensatieplicht :De plicht van het College aan personen met een aantoonbare beperking, een aantoonbaar chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de wet het College de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is.

  • d.

    Persoon met beperkingen :een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindtbij het uitvoeren van activiteiten bij deelname aan het normale maatschappelijke verkeer,te weten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van dewoning, bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen pervervoermiddel, bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaanvan sociale verbanden.

  • e.

    Maatschappelijke participatie :normale deelname aan het maatschappelijk verkeer, op die terreinen waarvoor het college een compensatieplicht heeft.

  • f.

    Psychosociaal probleem:Een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving.

  • g.

    Melding:De mededeling van een belanghebbende aan het college dat hij beperkingen ondervindt op grond waarvan hij kan verzoeken een afspraak te maken voor een gesprek.

  • h.

    Gesprek:Het eerste contact na een melding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen.

  • i.

    Voorliggende voorziening: Een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft.

  • j.

    Wettelijk v oorliggende voorziening: Een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden.

  • k.

    Algemene voorziening: Een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds direct beschikbaar is en door iedereen waarvoor de voorziening wèl bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt.

  • l.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: Een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten.

  • m.

    Collectieve voorziening :Een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt, zoals het collectief vraagafhankelijk vervoer.

  • n.

    Individuele voorziening :Een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 Wmo wordt verstrekt.

  • o.

    Gebruikelijke zorg :activiteiten in het kader van het leven van alledag waarvan verwacht wordt dat huisgenoten die ten behoeve van het voeren van het huishouden en ten behoeve van elkaar doen.

  • p.

    Voorziening in natura :Een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening.

  • q.

    Persoonsgebonden budget :Een geldbedrag bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura.

  • r.

    Mantelzorg er: Een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de wet biedt. Het gaat dan om zorgverlening die rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt waarbij sprake is van meer dan acht uur zorg per week gedurende een periode van minimaal drie maanden.

  • s.

    Hoofdverblijf : De woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de aanvrager zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft of zal hebben en op welk adres de aanvrager in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat of zal staan, dan wel het feitelijk woonadres indien de aanvrager met een briefadres in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staat of zal staan.

  • t.

    Woning: Een woonruimte voor permanente bewoning bestemd en geschikt en waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was- en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld, in deze verordening ook met de benaming huis aangeduid.

  • u.

    Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont.

  • v.

    Zelfredzaamheid:Het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk, zintuiglijk en financiële vermogen van belanghebbende om zelf voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

  • w.

    College: College van Burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2. De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • a.

    een schoon en leefbaar huis;

  • b.

    wonen in een geschikt huis;

  • c.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • d.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • e.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • f.

    zich verplaatsen in en om de woning;

  • g.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • h.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Hoofdstuk 3. Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 3. Scheiding melding en aanvraag

  • 1.

    Aan een aanvraag voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet gaat een melding voor een gesprek vooraf tenzij het college dit niet nodig acht of de belanghebbende aangeeft direct een aanvraag in te willen dienen.

  • 2.

    Een melding voor een gesprek kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan bij het Wmoloket of klantencontactcentrum, door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

Artikel 4. De melding

  • 1.

    Tijdens de melding wordt onderzocht wat voor problemen belanghebbende heeft en of er (wettelijke) voorliggende voorzieningen, algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen dan wel andere voorzieningen bestaan die een oplossing kunnen bieden. Tevens wordt onderzocht welke mogelijkheden belanghebbende heeft om de ervaren problemen geheel of gedeeltelijk zelf op te lossen.

  • 2.

    Afhankelijk hiervan wordt in overleg met belanghebbende beslist of een gesprek daarna nog gewenst is.

Artikel 5. Het gesprek

  • 1.

    De International Classification of Functions, Disabilities and Health kan tijdens het gesprek zowel als leidraad en als begrippenkader gebruikt worden.

  • 2.

    Als de belanghebbende een mantelzorger is, wordt met de mantelzorger en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke belemmeringen de belanghebbende ondervindt bij de uitvoering van de mantelzorg.

  • 3.

    Het gesprek heeft tot doel om

    • a.

      een duidelijke omschrijving van de beperking, het chronisch psychisch probleem of het psychosociaal probleem zoals door belanghebbende ervaren, te krijgen,

    • b.

      samen het te bereiken resultaat vast te stellen,

    • c.

      de mogelijkheden die belanghebbende zelf heeft om de ervaren problemen geheel of gedeeltelijk op te lossen, te inventariseren,

    • d.

      de mogelijkheden te onderzoeken die belanghebbende heeft om door middel van algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, collectieve voorzieningen of andere (wettelijke) voorliggende voorzieningen een oplossing voor de ervaren problemen te krijgen,

    • e.

      vast te stellen welke individuele voorzieningen uiteindelijk noodzakelijk zijn.

Artikel 6. Het verslag

  • 1.

    Het gesprek kan worden afgesloten met een verslag en kan als bijlage bij de aanvraag gevoegd worden.

  • 2.

    Na het voeren van het gesprek kan een belanghebbende een aanvraag indienen voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet.

Hoofdstuk 4. De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 7. De aanvraag

De aanvraag van een individuele voorziening kan schriftelijk of elektronisch plaatsvinden.

Hoofdstuk 5. Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1. Algemene regels

Artikel 8. Het maken van een afweging

  • 1.

    Bij het beoordelen welke voorzieningen getroffen gaan worden, neemt het college de aanvraag en het verslag van het gesprek, indien aanwezig, als uitgangspunt. Het college gaat uit van de behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.

  • 2.

    Alle (wettelijke) voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn, worden, als ze al niet tot een oplossing hebben geleid tijdens de melding of in het gesprek daarna, eerst beoordeeld. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheden die aanvrager heeft om de ervaren problemen geheel of gedeeltelijk zelf op te lossen.

Paragraaf 2. De te bereiken resultaten

Artikel 9. Een schoon en leefbaar huis

  • 1.

    Het eerste te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrek(ken), keuken en sanitaire ruimte(n).

  • 2.

    Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk.

  • 3.

    Indien de belanghebbende een of meer kinderen of huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn om werkzaamheden over te nemen wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 10. Wonen in een geschikt huis

  • 1.

    Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrek(ken), keuken, sanitaire ruimte(n), berging of balkon.

  • 2.

    Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden. Deze beoordeling vindt alleen plaats indien de aanpassing van de woning een bedrag van €2500,- te boven gaat.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Een verhuiskostenvergoeding kan dan echter wel verstrekt worden.

  • 5.
    • a.

      Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen. In afwijking hiervan kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woning indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling.

    • b.

      De aanvraag voor het bezoekbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

    • c.

      De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de onder a bedoelde woning.

    • d.

      Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woning, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

  • 6.
    • a.

      Er wordt geen voorziening verstrekt indien het hotels/pensions, woonwagens, kloosters,tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en kamers die verhuurd worden, betreft.

    • b.

      Er wordt geen voorziening verstrekt indien het betreft voor iedereen toegankelijke, gemeenschappelijke voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie, sinds 2004 en later, meegenomen hadden kunnen worden. Deze kosten zijn krachtens het met hen gesloten convenant voor rekening van Wonen Limburg.

Artikel 11. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

  • 1.

    Het derde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het voorzien zijn van goederen voor de primaire levensbehoeften door het doen van de noodzakelijke boodschappen. Het verzorgen van maaltijden kan hier ook onder vallen.

  • 2.

    Met het oog op de middelen genoemd in lid 1 kan er een individuele voorziening worden verstrekt voor het doen van boodschappen, alsmede het bereiden van de broodmaaltijd en het opwarmen van de maaltijd.

  • 3.

    Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen of voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 12. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

  • 1.

    Het vierde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het aanwezig zijn van kleding in gewassen en zo nodig gestreken, opgevouwen of opgehangen staat.

  • 2.

    Met het oog op het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de was.

  • 3.

    Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 13. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

  • 1.

    Het vijfde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse, gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige minderjarige kinderen.

  • 2.

    Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ter vervanging van de ouder(s) die in principe voor de kinderen zorgt(zorgen). Het gaat dan om een individuele voorziening die in beginsel tijdelijk is. De voorziening dient namelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 14. Zich verplaatsen in en om de woning

  • 1.

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/of de slaapvertrekken, het toilet en de douche, de berging of het balkon te kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat normaal functioneren mogelijk is.

  • 2.

    Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat, wordt deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 15. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1.

    Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het kunnen doen van boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving.

  • 2.

    Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon en leefomgeving.

  • 3.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van huisgenoten, mantelzorgers of vrijwilligers, een aanwezige scootermobielpool of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 16. Medemensen ontmoeten

  • 1.

    Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar de gewenste bestemmingen.

  • 2.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een of meer aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 3.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Hoofdstuk 6. Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming. Eigen bijdragen en eigen aandeel

Paragraaf 1. Verstrekking van voorzieningen

Artikel 17. Mogelijke verstrekkingwijzen

  • 1.

    De te treffen voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

  • 2.

    Indien een voorziening in natura wordt verstrekt kan in plaats daarvan een daarmee vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget worden verstrekt indien is vastgesteld dat belanghebbende in staat is zelf de regie over het persoonsgebonden budget te voeren, of als belanghebbende dit aantoonbaar verantwoord kan regelen en er geen sprake is van een situatie waarin op voorhand vaststaat dat de verstrekking niet de gehele looptijd gebruikt gaat worden dan wel andere overwegende bezwaren aanwezig zijn. Het college kan hierover nadere regels stellen.

Paragraaf 2. Verstrekking in natura

Artikel 18. Inhoud beschikking

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      welke de te treffen voorziening is;

    • b.

      hoe de voorziening in natura verstrekt wordt en

    • c.

      of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld.

  • 2.

    Indien mogelijk wordt tevens vastgelegd:

    • a.

      wat de duur is van de verstrekking is en

    • b.

      de aanschafwaarde van de voorziening voor het college.

  • 3.

    Indien een eigen bijdrage betaald dient te worden dan wordt dit tevens in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 3. Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 19. Algemene voorwaarden en verplichtingen

Bij de toekenning van het persoonsgebonden budget gelden in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    Het persoonsgebonden budget wordt uitsluitend gebruikt voor de voorziening die noodzakelijk is voor de realisering van het, in de beschikking aangegeven, te bereiken resultaat;

  • b.

    De voorziening die de aanvrager inkoopt met het persoonsgebonden budget dient nieuw, adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord te zijn.

  • c.

    De aanvrager dient een particuliere aansprakelijkheidsverzekering te sluiten voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan.

  • d.

    De aanvrager bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het persoonsgebonden budget ingekochte voorziening gedurende vijf jaar of, indien de normale afschrijvingsduur langer is dan deze termijn, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze desgevraagd ter beschikking van het college.

  • e.

    Zodra het recht op een persoonsgebonden budget voor een voorziening is toegekend, wordt dit betaald op een door de aanvrager opgegeven bankrekeningnummer tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan.

Artikel 20. Algemene afwijzingsgronden

  • 1.

    Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt in ieder geval niet plaats indien:

    • a.

      op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

    • b.

      de aanvrager eerder een persoonsgebonden budget werd toegekend op grond van deze verordening en de aanvrager zich toen niet gehouden heeft aan de bij de toekenning van dat eerdere persoonsgebonden budget opgelegde verplichtingen;

    • c.

      de voorzienbare duur van de noodzakelijkheid van de voorziening korter is dan de normale afschrijvingstermijn van de geïndiceerde voorziening;

    • d.

      reeds eerder een persoonsgebonden budget is verstrekt en de afschrijvingstermijn van de daarmee destijds aangeschafte voorziening reeds verstreken is maar de technische staat nog zodanig is dat de voorziening in zodanige mate compenserend is dat het te realiseren resultaat is bereikt.

    • e.

      op grond van individuele omstandigheden sprake is van bezwaren van overwegende aard.

  • 2.

    Het College legt in het Besluit nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning vast wanneer sprake kan zijn van bezwaren van overwegende aard.

Artikel 21. Inhoud beschikking

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt onder meer in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden,

    • b.

      wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen,

    • c.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is en

    • d.

      welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget.

  • 2.

    Indien sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 4. Verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 22. Inhoud beschikking

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt onder meer in de beschikking vastgelegd:

    • a.

      voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is;

    • b.

      wat de duur van de verstrekking is;

    • c.

      of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld en

    • d.

      de hoogte van de financiële tegemoetkoming.

Paragraaf 5. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 23. Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1.

    Bij het verstrekken van een voorziening is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd ten aanzien van de volgende resultaten:

    • a.

      een schoon en leefbaar huis;

    • b.

      wonen in een geschikt huis;

    • c.

      beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    • d.

      beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    • e.

      het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

    • f.

      zich verplaatsen in, om en nabij de woning voor zover het geen rolstoel betreft;

    • g.

      zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

    • h.

      de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten.

  • 2.

    Voor de bepaling van de hoogte van de eigen bijdrage zijn de bedragen en het percentage zoals vermeld in artikel 4.1 lid 1 onder a, b, c en d van het (landelijk) besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing.

Hoofdstuk 7. Beperkingen en weigeringsgronden.

Artikel 24. Algemene beperkingen en weigeringsgronden.

  • 1.

    Een voorziening kan slechts worden toegekend als:

    • a.

      De noodzaak van een voorziening voor het te bereiken resultaat langdurig is. In afwijking hiervan kan in bijzondere omstandigheden, zoals omschreven in de Beleidsregels hulp bij het huishouden, kortdurende hulp bij het huishouden worden toegekend.

    • b.

      De te verstrekken voorziening als de goedkoopst-compenserende voorziening aan te merken is.

    • c.

      het te bereiken resultaat niet door eigen mogelijkheden, algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, collectieve voorzieningen dan wel andere (wettelijke) voorliggende voorzieningen gerealiseerd kan worden.

  • 2.

    Geen voorziening wordt toegekend:

    • a.

      Indien de voorziening algemeen gebruikelijk is.

    • b.

      Indien de belanghebbende niet zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Venray. Dit is slechts anders indien sprake is van een situatie zoals omschreven in artikel 10 lid 5.

    • c.

      Voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en als goedkoopst-compenserend aan te merken valt.

    • d.

      Voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen.

    • e.

      voor zover aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt gevraagd.

    • f.

      Indien het tot de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager behoort om een oplossing voor de beperking te vinden.

    • g.

      Indien de aanvrager de belemmeringen die hij ondervindt kan beperken of opheffen door het anders organiseren van het dagelijkse leven of huishouden.

Artikel 25. Bijzondere weigeringsgronden ten aanzien van het resultaatsgebied wonen in een geschikt huis.

  • 1.

    De voorziening die gevraagd wordt voor het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar men over beschikt, wordt geweigerd indien:

    • a.

      de noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizingwaartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolgvan ziekte of gebrek, inclusief chronische psychische en psychosociale problemen, geenaanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;

    • b.

      de aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij er voorafgaand aan de verhuizing schriftelijk toestemming is verleend door het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten anders danautomatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen, onverminderd artikel 10 lid 5 onder b van deze verordening;

    • d.

      de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen, uitsluitend voor zover de aanvraageen tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten betreft;

    • e.

      de aanvrager verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is het gehele jaardoor bewoond te worden;

    • g.

      de aanvrager verhuisd is naar een op grond van artikel 5 van de Wet toelatingzorginstellingen erkende instelling;

    • h.

      de verlaten woonruimte, gezien de beperkingen, een geschikt huis was om in te wonen;

    • i.

      de beperkingen niet in de woning zelf (waartoe ook de toegankelijkheid van de wonin gmoet worden begrepen) worden ondervonden;

    • j.

      indien de woning niet geschikt is om te wonen vanwege de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    • k.

      indien de aangevraagde voorzieningen het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw,zoals omschreven in het Bouwbesluit 2012, te boven gaan of betrekking hebben op eengrotere oppervlakte dan krachtens beleidsregels als adequaat geldt;

    • l.

      de voorziening slechts strekt ter renovatie of ter aanpassing aan de eisen van de tijd of de renovatie plaatsvindt en de van toepassing zijnde afschrijvingstermijn zoals vermeld in artikel 2.4 van het Besluit nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2013 is verstreken.

Hoofdstuk 8. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering

Artikel 26. Beslistermijn

De termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden bedraagt maximaal acht weken, uitgezonderd voorzieningen waarvoor bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden. Voor die voorzieningen geldt een beslistermijn van maximaal zestien weken.

Artikel 27. Advisering

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:

    • a.

      Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

    • b.

      Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken

  • 2.

    Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien hij dit gewenst vindt.

Artikel 28. Algemene verplichtingen

  • 1.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

  • 2.

    De belanghebbende of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten is verplicht alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van deze verordening.

  • 3.

    Belanghebbende is verplicht om zorgvuldig met de aan hem verstrekte voorziening om te gaan.

  • 4.

    Naast deze algemene verplichtingen kan het college overige, bijzondere, voorwaarden en verplichtingen opleggen.

Artikel 29. Intrekking besluit verstrekking voorziening en beëindiging recht op voorziening.

  • 1.
    • 1.

      Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

      • a.

        niet of niet langer is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen gesteld bij of krachtensdeze verordening;

      • b.

        op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist warendat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;

      • c.

        er sprake is van een zodanig onverantwoord gedrag van de aanvrager dat voortzetting van de voorziening in redelijkheid niet gevergd kan worden;

      • d.

        indien blijkt dat gedurende een periode van meer dan zes maanden geen gebruik isgemaakt van de verstrekte voorziening

      • e.

        blijkt dat het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming binnen zes maanden na uitbetaling niet of niet geheel voor de geïndiceerde voorziening en de daarmee samenhangende kosten is gebruikt.

  • 2.

    Onverminderd de gronden voor intrekking genoemd in het eerste lid, wordt het besluit tottoekenning van een persoonsgebonden budget ingetrokken of gewijzigd met ingang van de dagwaarop de budgethouder schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op het budget.

  • 3.

    Bij overlijden van de budgethouder eindigt het recht op het persoonsgebonden budget uiterlijktwee weken gelegen na de dag waarop de budgethouder overlijdt.

  • 4.

    Bij overlijden van de rechthebbende eindigt het recht op de periodieke financiëletegemoetkoming op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de rechthebbende isoverleden.

Artikel 30. Terugvordering

  • 1.

    Indien het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2.

    Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

  • 3.

    Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot verrekenen indien op grond van lid 1 of lid 2 wordt teruggevorderd en voor het overige wordt voldaan aan het gestelde in artikel 4:93 Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 31 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 32 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen ter uitvoering van deze verordening.

Artikel 33 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Venray geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5 lid 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 2006, 450).

Artikel 34 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt het beleid vervolgens aangepast.

Artikel 35 Intrekking oude regeling

De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Venray 2011 (in werking getreden op 1-1-2012) wordt ingetrokken.

Artikel 36 Overgangsrecht

Artikel 22 onder d en artikel 25 lid 1 onder d sub 2 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Venray 2011 (in werking getreden op 1-1-2012) blijven van toepassing voor degenen die een voorziening in de vorm van een vergoeding voor het gebruik van een bruikleenauto of eigen auto op grond van een van deze artikelen ontvangen zolang dit noodzakelijk is voor het zich lokaal kunnen verplaatsen.

Artikel 37 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 15 februari 2013.

Artikel 38 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening voorzieningen Wmo gemeente Venray 2013”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Venray,

op.

De voorzitter, De griffier,

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2. De te bereiken resultaten

Hoofdstuk 3. Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 3. Scheiding melding en aanvraag

Artikel 4. De melding

Artikel 5. Het gesprek

Artikel 6. Het verslag

Hoofdstuk 4. De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 7. De aanvraag

Hoofdstuk 5. Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1. Algemene regels

Artikel 8. Het maken van een afweging

Paragraaf 2. De te bereiken resultaten

Artikel 9. Een schoon en leefbaar huis

Artikel 10. Wonen in een geschikt huis

Artikel 11. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Artikel 12. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Artikel 13. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Artikel 14. Zich verplaatsen in en om de woning

Artikel 15. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 16. Medemensen ontmoeten

Hoofdstuk 6. Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming. Eigen bijdragen en eigen aandeel

Paragraaf 1. Verstrekking van voorzieningen

Artikel 17. Mogelijke verstrekkingwijzen

Paragraaf 2. Verstrekking in natura

Artikel 18. Inhoud beschikking

Paragraaf 3. Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 19. Algemene voorwaarden en verplichtingen

Artikel 20. Algemene afwijzingsgronden

Artikel 21. Inhoud beschikking

Paragraaf 4. Verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 22. Inhoud beschikking

Paragraaf 5. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 23. Eigen bijdragen en eigen aandeel

Hoofdstuk 7. Beperkingen en weigeringsgronden.

Artikel 24. Algemene beperkingen en weigeringsgronden.

Artikel 25. Bijzondere weigeringsgronden ten aanzien van het resultaatsgebied wonen in een geschikt huis.

Hoofdstuk 8. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering

Artikel 26. Beslistermijn

Artikel 27. Advisering

Artikel 28. Algemene verplichtingen

Artikel 29. Intrekking besluit verstrekking voorziening en beëindiging recht op voorziening.

Artikel 30. Terugvordering

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 31 Hardheidsclausule

Artikel 32 Nadere regels

Artikel 33 Indexering

Artikel 34 Evaluatie

Artikel 35 Intrekking oude regeling

Artikel 36 Overgangsrecht

Artikel 37 Inwerkingtreding

Artikel 38 Citeertitel