Organisatie | Geldrop-Mierlo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening Ondernemersfonds |
Citeertitel | Subsidieverordening Ondernemersfonds |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Ondernemersfonds |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-11-2012 | Nieuwe regeling | 05-11-2012 Middenstandsbelangen, 28-11-2012 | GM2012.0461 |
Subsidieverordening Ondernemersfonds
De raad van de gemeente Geldrop-Mierlo;
voorgenomen het voorstel van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo
gelet op de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en de bepalingen van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 2 Reikwijdte verordening
Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van ondernemersfondsen in Geldrop-Mierlo voor activiteiten in het kader van centrum- en parkmanagement.
Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen - en -indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd – onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld door de gemeenteraad.
Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie
Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens
Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:
een begroting en een dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;
De Stichting dient jaarlijks een schriftelijk verzoek om subsidie in bij het college. Dit verzoek moet jaarlijks uiterlijk 1 september van het kalenderjaar voorafgaand aan het betreffende boekjaar worden ingediend. In 2012 wordt hier van afgeweken in verband met de vaststelling van deze verordening.
Hoofdstuk 5 Verlening van de subsidie
Artikel 10: Betaling en bevoorschotting
De betaling van de subsidie vindt plaats door middel van bevoorschotting van de subsidie in kwartaaltermijnen en wel per 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober van het subsidiejaar. Voor het 1e kwartaal geldt een voorschot van 40%. Voor de resterende 3 kwartalen bedraagt het voorschot 20% van de verwachte subsidie.
Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.
Hoofdstuk 7 Verantwoording en vaststelling subsidie
Artikel 13 Verantwoording/Aanvraag subsidievaststelling
De subsidieontvanger dient jaarlijks - voor 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarop de subsidieverlening betrekking heeft - een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het college. De subsidieontvanger kan de gemeente schriftelijk en met redenen omkleed om maximaal 8 weken uitstel vragen. Dit verzoek moet uiterlijk een maand voor het verstrijken van de hiervoor genoemde datum worden ingediend. Uiterlijk 3 weken na ontvangst van het verzoek om uitstel beslist de gemeente of het verzoek wordt ingewilligd.
De hoogte van het subsidiebedrag bedraagt maximaal de door via de gemeentelijke meerjarenbegroting vastgestelde gemeentelijke bijdrage plus maximaal het bedrag dat na aftrek van de perceptiekosten overblijft van de opbrengst van de heffing. Dit bedrag kan, afhankelijk van het vastgestelde tarief en gemaakte perceptiekosten, per jaar verschillen.
Hoofdstuk 9 Overige bepalingen
Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.