Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Den Helder

Verordening maatschappelijke participatie 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDen Helder
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening maatschappelijke participatie 2012
CiteertitelVerordening maatschappelijke participatie 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 8 Wet werk en bijstand

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-05-201201-01-201220-10-2014Nieuwe regeling

23-04-2012

Stadsnieuws, 2012, 18

RB12.0076

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening maatschappelijke participatie 2012

 

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

  • 1.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand, de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: Wet werk en bijstand (WWB);

    • b.

      het college: het college van Burgemeester en Wethouders;

    • c.

      de gemeente: de gemeente Den Helder;

    • d.

      maatschappelijke participatie: het deelnemen aan activiteiten met een sportief, educatief, sociaal dan wel cultureel karakter door schoolgaande kinderen of kinderen in de leeftijd tot 18 jaar die een beroepsopleiding volgen van (een) ouder(s) met een laag inkomen;

    • e.

      voorziening: een vorm van financiële ondersteuning in natura, gericht op de maatschappelijke participatie van ten laste komende kind(eren) die onderwijs of een beroepsopleiding volgen van ouders met een laag inkomen;

    • f.

      schoolgaand kind: ten laste van een ouder komend kind voor wie de leer- of kwalificatieplicht bedoeld in artikel 4 van de Leerplichtwet, geldt;

    • g.

      laag inkomen: een inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

Artikel 2 Maatschappelijke participatie andere regelingen

  • 1.

    Voor zover ondersteuning in een andere maatschappelijke participatieregeling is voorzien, wordt die regeling geacht mede uitvoering te geven aan de opdracht bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel g WWB.

  • 2.

    Regelingen als bedoeld in het eerste lid zijn:

    • a.

      het Jeugd Sport Fonds (JSF),

    • b.

      het Jeugd Onderwijs en Cultuurfonds (JOC).

  • 3.

    De gemeente voorziet door subsidiëring, onder toepassing van de Algemene subsidieverordening 2008, in artikel 2 onder a en b genoemde fondsen;

  • 4.

    Beide fondsen kunnen op verzoek van een intermediair een tegemoetkoming verstrekken in natura ter bevordering van de maatschappelijke participatie voor kinderen en jongeren tot 18 jaar waarvan de ouders minder draagkrachtig zijn.

  • 5.

    Vergoedingen kunnen verstrekt worden voor het lidmaatschap van een sportvereniging en eventueel sportbenodigdheden, deelname aan school-, culturele of educatieve activiteiten, materialen voor de uitvoering van culturele en educatieve activiteiten en de betaling van cursussen met culturele en/of educatieve waarde.

  • 6.

    De aanvragen, beoordeling volgens richtlijnen fondsen, hoogte van de bijdrage, de administratieve afhandeling en betaling aan de organisatie, vereniging, instelling of school, worden door de fondsen vastgesteld en afgehandeld.

Artikel 3 Slotbepalingen

De verordening kan worden aangehaald als de ‘Verordening maatschappelijke participatie 2012’.

Artikel 4 Bevoegdheid college

Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening, nadere regels vaststellen.

Artikel 5 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking de dag na haar publicatie en werkt terug tot 1 januari 2012.

Aldus besloten in de raadsvergadering van 23 april 2012.

Koen Schuiling, voorzitter

Mr. drs. M. Huisman, griffier

Algemene toelichting verordening

In de motie Blanksma-Spekman c.s. vraagt de Tweede Kamer de regering om gemeenten financieel af te rekenen als zij onvoldoende bijdragen aan de doelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat om financiële redenen maatschappelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering echter gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk het steviger stimuleren van gemeenten om daadwerkelijk werk te maken het aantal kinderen uit arme gezinnen dat maatschappelijk niet meedoet om financiële redenen terug te dringen. Daartoe voorziet dit wetsvoorstel in een verordeningsplicht voor gemeenteraden ten aanzien van artikel 35, vijfde lid, van de WWB.

Maatschappelijke participatie van kinderen is van groot belang met het oog op een zelfredzame toekomst. In dat verband is het gewenst dat inkomensondersteuning ten behoeve van die participatie rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede komt. Om die reden verdient een verstrekking ‘in natura’ de voorkeur boven een geldbedrag. Doordat in artikel 8 van de WWB een onderdeel is toegevoegd worden gemeenteraden verplicht regels op te nemen in een verordening over de wijze waarop meegewerkt wordt aan het bevorderen van de maatschappelijke participatie. Daarom heeft de regering er voor gekozen om de gemeenteraden voor te schrijven dat zij gehouden zijn een verordening op te stellen conform artikel 35, vijfde lid, van de WWB. De gemeenteraden zijn gehouden om in ieder geval in de verordening invulling te geven aan het begrip maatschappelijke participatie. De verordening krijgt op voorhand geen structureel karakter. De effecten van de verordeningsplicht op de participatie van de betreffende doelgroep worden na twee jaar geëvalueerd. Vervolgens vindt een beoordeling plaats of het wel of niet wenselijk is om structureel te blijven verplichten om op het beleidsterrein van participatie van kinderen, regels in een verordening vast te leggen en is er een afwegingsmoment om te bezien hoe hiermee verder moet worden omgegaan.

 

Betekenis verordeningsplicht en inhoud verordening

Strekking van de verordeningsplicht is dat gemeenten werk maken van maatschappelijke participatie van kinderen. Daartoe zijn in de vorige kabinetsperiode extra middelen aan het gemeentefonds toegevoegd. Voor gemeenten die al maatregelen hebben genomen om de participatie van kinderen te bevorderen betekent dit dat zij hun beleid rechtstreeks in de verordening kunnen opnemen en daarmee voldaan hebben aan de verordeningsplicht. Voor gemeenten die nog geen maatregelen hebben genomen betekent dit dat nog vorm gegeven dient te worden aan specifiek beleid. Op welke wijze dat beleid vorm gegeven wordt, qua vorm en inhoud, wordt aan de gemeenten zelf overgelaten. De verordeningsplicht verandert niets aan de gemeentelijke beleidsvrijheid op dit punt. Dit wetsvoorstel dwingt daarom niet tot het creëren van categoriale bijzondere bijstand voor schoolgaande kinderen. Een doeltreffender vorm van bijstandverlening is individuele bijzondere bijstand, waardoor de bijstandverlening daadwerkelijk gemaakte kosten compenseert. Uiteraard dienen daarbij de kaders van de WWB niet te buiten gegaan worden. Dat betekent ondermeer dat als het categoriale regelingen betreft, de inkomensnormering van 110% gerespecteerd wordt en dat geen inkomensondersteuning plaatsvindt aan personen die uitgesloten zijn van het recht op bijstand. Met de verordeningsplicht krijgen colleges de opdracht om op lokaal niveau gerichte generieke dan wel individuele participatiebevorderende maatregelen te treffen voor schoolgaande kinderen. Daarmee wordt de zo gewenste transparantie en verantwoording van beleid bereikt.

Gelet op het vorenstaande wordt aan de opgelegde verordeningsplicht voldaan als maatregelen ter bevordering van kinderparticipatie opgenomen worden in de WWB-verordening. Dergelijke maatregelen kunnen ook gevonden worden in andere regelingen, bijv. een reductieregeling specifiek voor schoolgaande kinderen ten behoeve van het lidmaatschap van een sportvereniging of van activiteiten van een culturele instelling. Zulke voorzieningen zijn vaak ondergebracht in een specifieke verordening. Omdat ook daarmee de beoogde transparantie en verantwoording van beleid gerealiseerd worden, is het niet noodzakelijk om dergelijke regelingen volledig ‘om te bouwen’ en integraal op te nemen in de WWB-verordening. Voldoende is om daarnaar te verwijzen en in hoofdlijnen aan te geven wat de inhoud van die regeling/dat beleid is. Bedacht moet worden dat deze verordening vooral een intern karakter heeft en bovendien een beperkte duur heeft. Voor de verlening van individuele en categoriale bijzondere bijstand is immers al voorzien in een passend materieel wettelijk toetsingskader. Met de verplichting om regels te stellen in een verordening, wordt dus beoogd het vastleggen van voorschriften gericht aan het college, met het oogmerk dat het college verder vorm geeft aan de door de gemeenteraad voorgeschreven opdracht om voorzieningen te treffen die kinderparticipatie bevorderen. Deze voorschriften kunnen ook individuele maatregelen betreffen, zolang deze maar bijdragen aan participatiebevordering en uit de verordening duidelijk wordt wat de maatregel inhoudt.

Artikelsgewijze toelichting verordening

Artikel 1 Begrippen

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de wetten, ook deze verordening moet worden gewijzigd.

Ten aanzien van het beleid met betrekking tot de voorzieningen voor maatschappelijke participatie geldt dat deze uitsluitend betrekking mogen hebben op sociaal-culturele, educatieve of sportieve activiteiten. In artikel 1 lid 2 onderdeel d van deze verordening is bepaald wat onder sociaal-culturele, educatieve respectievelijk sportieve activiteit wordt verstaan: een maatschappelijke, educatieve, sportieve of culturele activiteit die beoogt een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken.

Artikel 2 Maatschappelijke participatie andere regelingen

Lid 1

De ondersteuning vindt niet plaats onder het regiem van de WWB en wordt niet uitgevoerd door de gemeente.

 

Lid 2

De gemeente subsidieert twee fondsen op grond van de Algemene Subsidieverordening (Asv). Het betreft het Jeugd Sport Fonds (JSF) en het Jeugd Onderwijs en Cultuurfonds (JOC). Beide fondsen zijn op grond van de Asv-beschikking jaarlijks (financiële) verantwoording verschuldigd aan de gemeente.

 

Lid 4

Aanvragen voor een tegemoetkoming uit het fonds kunnen alleen gedaan worden door een intermediair (onderwijzer, huisarts, GGD, maatschappelijk werk e.d.).

Lid 5

 

Er kan een vergoeding verstrekt worden tot een maximum bedrag. Naast betaling van bijvoorbeeld een lidmaatschap kunnen er ook aanvullende benodigdheden verstrekt worden (sportschoenen, instrument).

Betalingen vinden rechtstreeks plaats aan de vereniging, de school etc.

 

Lid 6

De beoordeling van de aanvragen vindt plaats door de fondsen. De richtlijnen worden opgesteld door de fondsen maar komen overeen met het beleid dat de gemeente heeft met betrekking tot inkomen en leeftijd

(4-18 jaar en een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm).

Artikel 3 t/m 6

Behoeft geen toelichting.