Organisatie | Drimmelen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van onroerende zaakbelastingen 2010 |
Citeertitel | Verordening onroerende zaakbelastingen 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën en economie |
Geen
Gemeentewet, art. 220 tot en met art. 220h.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 01-01-2011 | Nieuwe regeling | 17-12-2009 't Carillon 24 december 2009 | Onbekend |
Verordening op de heffing en invordering van onroerende zaakbelastingen 2010;
1.Onder de naam “onroerende zaakbelastingen” worden ter zake van binnen de gemeentegelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
2.Met betrekking tot de gebruikersbelasting wordt:
Het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
3.Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezitof beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende
Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond vanhoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 3 Maatstaf van heffing
2.Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet vanhoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dieonroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij ofkrachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
1.In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buitenaanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikelbedoelde waarde, de waarde van:
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen nietzijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek,ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten,verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri´s, hekkenen palen;
2.De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerendezaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet hetgenot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
3.In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor degebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van deonroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijnaan woondoeleinden.
1.Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Hetpercentage bedraagt voor:
2. Voor belastingbedragen tot € 10,00 vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde verschuldigdebedragen onroerende zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als éénbelastingbedrag.
Artikel 7 Termijnen van betaling
1.In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagenworden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
2.De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gesteldetermijnen.
Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot deheffing en invordering van de onroerende zaakbelastingen.
Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel
1.De “Verordening onroerende zaakbelastingen 2009, vastgesteld op 18 december 2008,wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van deheffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voordie datum hebben voorgedaan.
2.Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van debekendmaking.
3.De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.
4.Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening onroerende zaakbelastingen2010".