Organisatie | Pijnacker-Nootdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening raadscommissies 2009 gemeente Pijnacker-Nootdorp |
Citeertitel | Verordening raadscommissies 2009 gemeente Pijnacker-Nootdorp |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze verordening komt in de plaats van de op 26-04-2006 vastgestelde Verordening op de raadscommissies 2006.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2010 | 01-07-2011 | art. 4, eerste lid | 24-06-2010 De Schakel | 201007126 | |
01-09-2009 | 01-07-2010 | nieuwe regeling | 07-07-2009 Telstar, 16-09-2009 | 2008.16282 |
De raad van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;
gezien het voorstel van het presidium van 16 juni 2009;
gezien het besluit 2008.07768 ten aanzien van het functioneren van de raadscommissies van 25 september 2008;
gezien de besprekingen gevoerd in de commissie Bestuur van 10 december 2008
gelet op artikel 82 en 149 van de Gemeentewet;
gelet op de Organisatieverordening van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;
Vast te stellen de navolgende Verordening raadscommissies 2009 gemeente Pijnacker-Nootdorp onder gelijktijdige intrekking van de Verordening raadscommissies 2006.
Verordening raadscommissies 2009 gemeente Pijnacker-Nootdorp
Hoofdstuk 1: Begripsbepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
agendacommissie: commissie die de agenda opstelt ten behoeve van de raads- en commissievergaderingen conform artikel 2.3 van de Organisatieverordening;
college: het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Pijnacker-Nootdorp conform de artikelen 34 en 160 van de Gemeentewet;
griffier: griffier van de raad of diens vervanger als bedoeld in artikel 100, eerste lid van de Gemeentewet;
secretaris: secretaris als bedoeld in artikel 100, eerste lid van de Gemeentewet;
Hoofdstuk 2: Instelling, taken en samenstelling
Artikel 2 Instelling raadscommissies
Ter vergadering nemen maximaal 3 leden of plaatsvervangende leden per fractie deel aan de beraadslaging over een onderwerp op de agenda. Dit naar evenredigheid van het aantal zetels in de raad. Een fractie moet minimaal 10 raadzetels bezetten om met 3 leden deel te nemen aan de beraadslagingen. Een fractie die minder dan 10 raadzetels bezet neemt met maximaal 2 leden deel aan de vergadering.
Een lid kan zowel raadslid als niet-raadslid zijn. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op een lid van een raadscommissie. Een lid dient tijdens de laatste verkiezingen van de raad geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van de betreffende fractie.
Fracties die kleiner zijn dan drie leden kunnen maximaal drie niet-raadsleden aanwijzen. Fracties van drie of meer leden kunnen maximaal één niet-raadslid aanwijzen. Per fractie is niet meer dan één niet-raadslid lid van een raadscommissie. Tenminste één raadslid per fractie is lid van één der raadscommissies.
Niet-raadsleden die in een commissie worden benoemd, dienen een schriftelijke verklaring af te leggen die dezelfde strekking heeft als de eed of belofte die door raadsleden op grond van artikel 14 van de Gemeentewet wordt afgelegd.
Hoofdstuk 3: Aanwezigheid college, burgemeester en secretaris
§ 1 Tijdstip van vergaderen en voorbereidingen
Vervallen bij wijziging van 28-05-2009.
De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden verzonden. De in artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet bedoelde stukken, worden verzonden in een aparte blanco enveloppe, voorzien van het woord ‘geheim’.
Artikel 15 Ter inzage leggen van stukken
Stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de schriftelijke oproep voor een ieder in het raadhuis in Nootdorp ter inzage gelegd. De voorzitter van de agendacommissie maakt van de ter inzage legging melding in de openbare kennisgeving, bedoeld in artikel 16. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden en zo mogelijk in een openbare kennisgeving.
Indien voor stukken op grond van artikel 86, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd, worden deze ter inzage gelegd in een afgesloten kast onder berusting van de griffier.
Vervallen bij wijziging van 28-05-2009.
Artikel 18 Opening vergadering; quorum
Wanneer een kwartier na het vastgestelde aanvangstijdstip van de vergadering niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de schriftelijke oproep is gelegen, echter ter hoogste 8 dagen na de aanvankelijk vastgestelde vergaderdatum.
Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raadscommissie kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.
Artikel 19 Spreekrecht burgers
Burgers die geen lid zijn van de raad of een raadscommissie kunnen gezamenlijk maximaal vijftien minuten het woord voeren over geagendeerde onderwerpen, direct voorafgaand aan de behandeling van deze onderwerpen in de raadscommissie. Het maximum van 15 minuten geldt voor alle insprekers op alle geagendeerde onderwerpen tezamen.
Het woord kan niet gevoerd worden over:
een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend.
Elke inspreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De voorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als het gezamenlijke maximum niet volstaat om elke spreker vijf minuten het woord te geven. De voorzitter kan de deelnemers aan de commissievergadering toestaan aan insprekers een korte, verhelderende vraag te stellen. Er vindt geen discussie plaats tussen de inspreker en de deelnemers van de vergadering.
Een vraag voor het vragenuur is kort en bondig geformuleerd en dient uiterlijk tot 24 uur voor aanvang van de vergadering te worden verstuurd aan de commissiegriffier en te zijn gericht aan de voorzitter. De voorzitter kan in overleg met de commissie weigeren een onderwerp tijdens het vragenuur aan de orde te stellen indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig acht aangegeven of indien het onderwerp in de vergadering op diezelfde dag aan de orde komt.
De leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders, hebben het recht, een voorstel tot wijziging van de notulen aan de raadscommissie te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering dient zo snel mogelijk, maar uiterlijk 8 uur voorafgaand aan de vergadering waarin de notulen voor vaststelling worden aangeboden bij de griffier te worden ingediend.
Artikel 23 Aantal spreektermijnen
Artikel 24 Behandel- en Spreektijd
Artikel 25 Voorstellen van orde
Artikel 26 Handhaving orde; schorsing
Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.
De voorzitter kan een raadscommissie voorstellen aan een lid dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Na aanneming daarvan verlaat het lid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
Artikel 28 Deelname aan de beraadslaging door anderen
Hoofdstuk 5: Besloten vergadering
Artikel 31 Verslag van een besloten vergadering
De leden, de voorzitter, de burgemeester en de wethouders, hebben het recht, een voorstel tot wijziging van de notulen aan de raadscommissie te doen, indien de notulen onjuistheden bevatten of niet duidelijk weergeven hetgeen gezegd of besloten is. Een voorstel tot verandering wordt ter vergadering gedaan.
Geheimhouding kan worden opgelegd omtrent hetgeen in een besloten vergadering wordt besproken en de inhoud van aan de commissie overlegde stukken op grond van een belang genoemd in Wet Openbaarheid van Bestuur, art. 10.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raadscommissie overeenkomstig artikel 86, eerste lid, van de Gemeentewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden, voorzover die geheimhouding is opgelegd door de commissie.
Artikel 33 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de raadscommissie die de geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de raadscommissie overleg gevoerd.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 7 juli 2009
de griffier, de voorzitter,
drs. H.J. van der Graaff drs. F.H. Buddenberg
Toelichting op de Verordening raadscommissies
Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, is in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd.
De raadscommissies worden in het eerste lid van dit artikel expliciet genoemd. Het vijfde lid regelt dat de agendacommissie bepaalt of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken. Hierover kan zonodig in voorkomende situaties uiteraard ook vooraf nog overleg plaatsvinden in het Presidium.
Het zesde en zevende lid zijn coördinatiebepalingen. Als een onderwerp meerdere commissies aangaat, wordt het onderwerp in principe in een gezamenlijke vergadering besproken. In geval van een gezamenlijke vergadering vervult de voorzitter van de commissie die het onderwerp het meest aangaat, de rol van voorzitter.
De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester. De taak om de besluitvorming van de raad voor te bereiden komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp. De raadscommissie kan ook uit eigener beweging advies aan de raad uitbrengen, ook dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad. De taken van de raadscommissie zijn in essentie dezelfde als die van de raad, die van kaderstellend, controlerend en volksvertegenwoordigend orgaan.
De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. Om dit te bereiken schrijft het eerste lid van artikel 4 voor dat een raadscommissie bestaat uit ten minste 1 en maximaal 2 leden per fractie naar evenredigheid van het aantal zetels in de raad. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven overigens blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in de raad. Om tot een evenwichtige verdeling te komen is gekozen voor een minimum en een maximum aantal leden.
Commissieleden worden voorgedragen door een fractie en benoemd door de raad. Om te voorkomen dat fracties alle overige leden van hun fractie moeten benoemen als plaatsvervangend lid is ervoor gekozen alle overige fractieleden toe te staan op te treden als plaatsvervanger van een commissielid.
Zoals uit het vierde en vijfde lid blijkt, hoeven de leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel is er in deze bepaling vanuit gegaan dat de politieke groeperingen (fracties) de in het eerste lid bedoelde leden voordragen. Daarnaast moeten de in het eerste lid bedoelde leden op grond van deze bepaling op de kandidatenlijst van een fractie hebben gestaan. Commissieleden die geen raadslid zijn kunnen tevens optreden als plaatsvervangend lid in een commissie.
Er is wel een begrenzing opgenomen voor het aantal niet-raadsleden dat lid kan zijn van het totaal van de raadscommissies. Voor de kleine fracties (minder dan drie leden) is dit aantal gesteld op maximaal drie niet-raadsleden en voor de grotere fracties op maximaal één niet-raadslid. Per commissie per fractie kan maximaal 1 niet-raadslid worden benoemd als commissielid.
Op grond van het vierde lid moeten leden die geen raadslid zijn, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 van de Gemeentewet mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15 van de Gemeentewet.
In het zesde lid is bepaald dat niet-raadsleden die in een commissie worden benoemd, een schriftelijke verklaring dienen af te leggen die dezelfde strekking heeft als de eed of belofte die door raadsleden op grond van artikel 14 van de Gemeentewet wordt afgelegd.
Dit artikel is verwijderd omdat de bepalingen reeds zijn opgenomen in de verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.
Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters “uit zijn midden” benoemt. In deze bepaling is er voor gekozen om de voorzitters van de raadscommissies door de raad te laten benoemen. De plaatsvervangende voorzitters van een commissie zijn de voorzitters van de andere commissies en daarmee tevens door de raad benoemd.
Op basis van het tweede lid, is de voorzitter (en de plaatsvervangend voorzitter) geen lid van de raadscommissie. Op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn belangrijke taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de positie van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de raadscommissie.
De zittingsperiode van de leden, de eventuele commissieleden die geen raadslid zijn en de voorzitters is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe dus vier jaar. De benoeming eindigt derhalve van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.
Op grond van het tweede lid eindigt het lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 4, derde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (zevende lid).
De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 4, eerste lid, recht op een eigen lid. De raad kan de voorzitter van een raadscommissie ook zonder voorstel van een fractie ontslaan, bijvoorbeeld indien deze niet meer het vertrouwen van de meerderheid van de raad bezit. Het vijfde en zesde lid voorzien in de situatie van tussentijdse vacature, hetzij door ontslag het zij door overlijden.
Iedere raadscommissie wordt ondersteund door de commissiegriffier. In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen, tenzij de voorzitter of een lid van de commissie hem daarom verzoekt. Ditzelfde geldt voor de griffier.
De burgemeester en de wethouders zijn geen lid van raadscommissies. Hun aanwezigheid is daardoor niet langer vanzelfsprekend. De agendacommissie beslist per vergadering of de aanwezigheid van een collegelid al dan niet gewenst is en of hij aan de beraadslagingen mag deelnemen. Dit geldt zowel voor besloten als voor niet besloten vergaderingen.
Het tweede, derde en vierde lid zijn van toepassing indien de agendacommissie een collegelid niet heeft uitgenodigd in de vergadering van een raadscommissie aanwezig te zijn. In openbare vergaderingen kunnen collegeleden uiteraard altijd op eigen initiatief aanwezig zijn. Deelnemen aan de beraadslagingen kunnen zij dan echter alleen als de voorzitter van de raadscommissie hiermee instemt. In de regel zullen ze veelal wel aanwezig zijn ten behoeve van het voeren van overleg en het uitoefenen van controle door de raadscommissie.
Om te komen tot een praktische regeling is er in deze bepaling voor gekozen de voorzitter van de raadscommissie een voorlopige beslissing omtrent de aanwezigheid van de burgemeester of een wethouder en de deelname aan de beraadslagingen te laten nemen. Als de raadscommissie het niet met deze voorlopige beslissing van de voorzitter eens is, kan zij bij aanvang van de vergadering anders beslissen. Een expliciete beslissing over de aanwezigheid van een collegelid bij iedere vergadering is niet nodig. Als de raadscommissie niet aangeeft dat de aanwezigheid van het college niet gewenst is, volstaat de beslissing van de commissievoorzitter.
Ook de aanwezigheid van de secretaris is in een gedualiseerd stelsel niet langer vanzelfsprekend. Indien de raadscommissie het wenselijk acht dat de secretaris bij een vergadering van een raadscommissie aanwezig is, zal de raadscommissie het college moeten verzoeken de secretaris aanwezig te laten zijn en deel te laten nemen aan de beraadslagingen. Het college is immers zijn werkgever. Ook deze bepaling geldt zowel voor
openbare als besloten vergaderingen. Op basis van artikel 28 kan de raad ook andere ambtenaren aan de beraadslagingen deel laten nemen. Ook hiertoe zullen zij een verzoek aan het college moeten doen.
Het eerste en tweede lid van dit artikel sluiten aan bij de bepalingen in het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad.
Het derde lid bepaalt dat een raadscommissie vaker vergadert als de agendacommissie of de voorzitter het nodig oordelen of indien ten minste twee fracties hierom vragen.
Over de openbaarheid van de vergaderingen zijn bepalingen opgenomen in artikel 30 en verder.
Dit artikel is verwijderd daar de bepalingen reeds zijn opgenomen in de organisatieverordening artikel 2.3.
De leden van een raadscommissie ontvangen een oproep inclusief de agenda voor een vergadering en de stukken tenminste een week voor de vergadering. Indien in spoedeisende gevallen een aanvullende agenda wordt vastgesteld (artikel 14, lid 2), bedraagt deze termijn voor verzending minimaal 48 uur voor een vergadering. De stukken ten aanzien waarvan geheimhouding is opgelegd worden toegezonden in een aparte blanco enveloppe welke is gestoken in een geadresseerde enveloppe. De blanco enveloppe wordt voorzien van het woord ‘geheim’.
Voor het verzenden van de oproep, stelt de agendacommissie de agenda voorlopig vast. Uiteindelijk bepaalt een raadscommissie echter zijn eigen agenda. De agenderende rol van een raadscommissie komt tot uitdrukking in het derde, vierde en vijfde lid.
Dit betekent onder andere dat een raadscommissie kan bepalen dat een onderwerp of voorstel onvoldoende is voorbereid en voor nadere inlichtingen of advies aan het college wordt gezonden. De agendacommissie bepaalt vervolgens in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw wordt geagendeerd.
Naast de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, worden stukken die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, op een vaste plaats voor een ieder ter inzage gelegd. Originele stukken moeten uiteraard bij de gemeente blijven berusten. Stukken ten aanzien waarvan geheimhouding wordt opgelegd en die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden opgeborgen in een afgesloten kast waartoe alleen de raads- en commissieleden toegang hebben.
Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet moet de schriftelijke oproep de dag, het tijdstip en de plaats van de vergadering ter openbare kennis brengen. De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep en op een bij openbare kennisgeving aan te geven plaats ter inzage gelegd. Deze bepaling sluit aan bij de bepaling in het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad. Stukken waarvoor geheimhouding is opgelegd worden uiteraard niet ter inzage gelegd.
Voorheen bevatte dit artikel bepalingen met betrekking tot een presentielijst. Dit om formeel vast te stellen dat het vergaderquorum aanwezig is en vergoedingen voor de leden kunnen worden vastgesteld. Het artikel is verwijderd gezien de praktijk dat het verslag van een vergadering wordt vastgesteld en ondertekend, waarmee tevens wordt getekend voor de aanwezigheid van de in het verslag genoemde leden.
Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 18 voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is kan worden vergaderd. Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip, nog niet vast op welk moment de schriftelijke oproep uitgaat. Indien er enkele dagen tussen de twee vergaderingen zit, mag er vanuit worden gegaan dat het mogelijk is om 24 uur van tevoren een schriftelijke oproep te versturen. Overigens ligt het in de rede dat de voorzitter overlegt met de raadscommissie over de datum van een nieuwe vergadering.
Het spreekrecht van burgers draagt bij aan het vergroten van de betrokkenheid van de burgers bij het lokaal bestuur, één van doelstellingen van de vernieuwing van het lokaal bestuur. Het spreekrecht kan betrekking hebben op zowel geagendeerde onderwerpen als niet-geagendeerde onderwerpen. Een burger kan alleen inspreken over onderwerpen die een raadscommissie aangaan. Als een burger zich meldt voor een onderwerp dat een andere raadscommissie aangaat, ligt het voor de hand dat de (commissie)griffier de betreffende persoon naar de juiste raadscommissie verwijst. Inspreken op niet geagendeerde onderwerpen gebeurt aan het begin van de vergadering. Inspreken op geagendeerde onderwerpen vindt plaats voorafgaand aan de behandeling van het betreffende agendapunt.
In het tweede en derde lid zijn drie onderwerpen opgenomen, waar het spreekrecht niet voor geldt. Als een besluit van de raad of het college vatbaar is voor bezwaar en een burger belanghebbende is, kan de burger een bezwaarschrift indienen. Ook kan een burger beroep instellen bij de rechtbank. Verder zijn de benoemingen, keuzen, voordrachten en aanbevelingen van personen uitgesloten van het spreekrecht van burgers. Omdat inspraak over benoemingen keuzen, voordrachten en aanbevelingen van persoenen –de belangen van- kandidaten al dan niet in de uitoefening van hun ambt of functie kan schaden, kunnen
burgers hierover geen uitlatingen doen.
Als laatste kunnen burgers zich ook niet uitlaten over onderwerpen, waar zij op grond van artikel 9:2 Algemene Wet Bestuursrecht een klacht over kunnen indienen. Deze procedure gaat voor het spreekrecht van burgers.
De burgers die wensen in te spreken moeten zich ten minste 8 uur voor de vergadering melden bij de commissiegriffier.
Per inspreker is er maximaal 5 minuten spreektijd beschikbaar, met dien verstande dat de gezamenlijke insprekers op niet geagendeerde onderwerpen tezamen maximaal 15 minuten beschikbaar hebben en insprekers op geagendeerde onderwerpen eveneens maximaal 15 minuten over de verschillende geagendeerde onderwerpen. Indien nodig wordt de maximale spreektijd van insprekers gelijkmatig over hen verdeeld om zo binnen de totaallimiet te blijven.
Dit artikel is toegevoegd om het vragenuur een formele status te geven. Het biedt de mogelijkheid aan een lid vragen te stellen die het college, of andere raadsleden, ter vergadering mondeling beantwoorden. Vragen voor het vragenuur zijn kort en bondig geformuleerd en moeten uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering schriftelijk worden ingediend bij de (commissie)griffier. De leden 4 en 5 bepalen dat de vraagsteller en hierna ook andere leden het recht hebben korte aanvullende vragen te stellen indien het antwoord hiertoe aanleiding geeft. Tijdens het vragenuur zijn interrupties niet toegestaan.
De ontwerp-notulen worden tegelijkertijd met de schriftelijk oproep verstuurd aan de leden.
Op basis van het eerste lid worden de ontwerp-notulen ook toegezonden aan de burgers die hebben ingesproken.
De voorzitter, de leden, de collegeleden hebben het recht een voorstel tot wijziging te doen. Het recht om aanpassing voor te stellen (derde lid) komt ook toe aan de voorzitter, een lid en een collegelid, dat bij de desbetreffende vergadering niet aanwezig was. Het is aan de raadscommissie om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling geaccepteerd wordt, aangezien de raadscommissie de notulen vaststelt.
Een afwijzing van een dergelijk voorstel is niet vatbaar voor beroep (aldus de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State). Een voorstel tot wijziging moet uiterlijk 8 uur voorafgaand aan de vergadering worden ingediend bij de (commissie)griffier. De griffier is verantwoordelijk voor, een goede en tijdige, verslaglegging op grond van het vijfde lid.
Na vaststelling van de notulen ondertekenen de voorzitter en commissiegriffier deze.
Deze artikelen zijn van gelijke strekking als de vergelijkbare bepaling in het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad.
Een voorstel van orde heeft betrekking op het verloop van de vergadering. Artikel 25 geeft een regeling voor een voorstel van orde. Artikel 22, tweede lid heeft geen betrekking op interrupties.
Behandeling van een onderwerp geschied in eerste instantie in één termijn. Een tweede termijn is mogelijk indien daarom expliciet en actief is verzocht door een lid. Het stellen van vragen dient ook als een spreektermijn beschouwd te worden. Een spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten. In de praktijk kan een portefeuillehouder antwoorden na de inbreng van de raadsleden in de eerste en tweede termijn. Indien de raadscommissie na behandeling in eerste of tweede termijn van mening is dat verdere beraadslaging nodig is, kan zij middels een voorstel van orde daartoe uitdrukkelijk besluiten.
In beginsel wordt in één termijn niet meerdere malen het woord gevoerd over hetzelfde onderwerp of voorstel door dezelfde spreker. Rapporteurs van de commissie zijn hier een uitzondering. Ook kan meerdere malen het woord worden gevoerd indien het een interruptie of een voorstel van orde betreft.
Dit artikel stelt regels over de spreektijd van de fracties en de behandeltijd van onderwerpen. De spreektijden gelden uitdrukkelijk per fractie, niet per lid. De agendacommissie stelt deze regels vast bij het opstellen van de conceptagenda en maakt daarbij gebruik van de spreektijdenregeling welke middels een apart besluit is vastgesteld door de raad. Wordt door de agendacommissie geen expliciet belsuit genomen over de spreektijden van de fracties, dan geldt de vastgestelde spreektijdenregeling. De voorzitter, de burgemeester, wethouders en leden kunnen een voorstel doen van de voorgestelde tijden af te wijken. Voor het bewaren van de orde kan de voorzitter zonder overleg afwijken van de vastgestelde tijden. Spreektijden zijn dan ook vooral bedoeld als instrument voor de voorzitter, niet als keurslijf voor de fracties en commissieleden.
De zaken genoemd in lid 4 zijn uitgezonderd van de regeling voor spreek- en behandeltijden.
Ieder lid heeft te allen tijde het recht een voorstel van orde te doen. De beslissing of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde is aan de betreffende raadscommissie. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door de raadscommissie.
Het eerste lid verzekert dat leden vrijelijk kunnen spreken. Wel zijn interrupties toegestaan voor zover de voorzitter bij een overvloed aan interrupties of in het belang van de voortgang van de beraadslagingen niet bepaalt dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties afrondt.
Om te bevorderen dat leden van raadscommissies zich niet belemmerd voelen om hun mening te uiten, bepaalt artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet dat artikel 22GW van overeenkomstige toepassing is op leden van raadscommissies. Hierdoor zijn leden van raadscommissies niet in rechte te vervolgen, aan te spreken of verplicht getuigenis af te leggen over hetgeen zij in de vergadering zeggen of schriftelijk overleggen. Dit geldt voor zowel raadsleden als niet-raadsleden.
Op basis van het tweede lid kunnen alle sprekers in bepaalde gevallen door de voorzitter tot de orde worden geroepen en kan hen zo nodig over het aanhangige onderwerp het woord ontzegd worden. Ook kan de voorzitter de vergadering schorsen en bij herhaling van de verstoring van de orde kan hij de vergadering sluiten.
Het vierde lid sluit aan bij artikel 26, derde lid, van de Gemeentewet, die een dergelijke regeling geeft ten aanzien van raadsleden. In het uiterste geval kan hij een lid het verdere verblijf ontzeggen en hem uit de vergadering doen verwijderen. Indien een lid blijft volharden in zijn gedrag kan hem de toegang tot de vergadering voor ten hoogste drie maanden worden ontzegd.
Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 34 van deze verordening.
Zowel de voorzitter als de leden hebben het recht om voor te stellen een voorstel gesplitst te behandelen.
Het eerste lid brengt daarmee tot uitdrukking dat een raadscommissie zijn eigen werkwijze bepaalt. Het recht wordt aan ieder lid toegekend. Dit past in het streven naar dualisering, aangezien dit versterking van de vertegenwoordigende en daarmee agenderende rol van een raadscommissie veronderstelt. Ook individuele raadsleden en kleine fracties dienen over adequate instrumenten te beschikken.
Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van een termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt middels een voorstel van orde een termijn toegevoegd (zie artikel 23).
Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht, dat in artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard op leden van raadscommissies en andere personen die aan de beraadslagingen deelnemen.
Het gaat in deze bepaling om anderen dan de leden, de voorzitter, de griffier, de commissiegriffier, de burgemeester, de wethouders en de secretaris. Deze hebben op grond van de artikelen 8, 9, 10, 19 en 20 van deze verordening reeds het recht om aan de beraadslagingen deel te nemen. Uiteraard hebben deze andere sprekers niet dezelfde rechten als de leden. Een andere spreker heeft onder meer geen recht om een voorstel te doen tot wijziging van de notulen, een voorstel over de spreektijd of over de orde van de vergadering.
De voorzitter kan de beraadslaging sluiten, als hij vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, tenzij een raadscommissie anders beslist. Een raadscommissie neemt geen beslissingen, maar bereidt de besluitvorming in de raad voor en overlegt met het college en de burgemeester. Wel kan een raadscommissie gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad. De leden beslissen over het advies. Ten behoeve van het debat in de raad en om recht te doen aan de mening van alle fracties, inclusief minderheidsstandpunten, worden de standpunten van alle fracties opgenomen. Het ligt voor de hand dat, indien een lid het niet eens is met het fractiestandpunt, hier afzonderlijk melding van wordt gemaakt in het advies aan de raad.
De bepalingen in dit artikel zijn conform artikel 82, vijfde lid van de Gemeentewet en het artikel 23 GW. Dit betekent dat de vergaderingen van de raadscommissies in de regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van een raadscommissie, de agendacommissie of de voorzitter kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen.
Bij bepalingen die van overeenkomstige toepassing zijn, zoals genoemd in het vierde lid, kan onder meer gedacht worden aan de bepalingen omtrent het tijdig ter inzage leggen van stukken, het vergaderquorum en voorstellen van orde. De bepalingen van deze verordening zijn echter niet van toepassing, voor zover de toepassing van die bepalingen strijdig is met het besloten karakter van de vergadering. Zo zullen er bijvoorbeeld geen beelden geluidsregistraties voor openbaar gebruik gemaakt kunnen worden.
Op grond van artikel 82, vijfde lid, van de Gemeentewet is artikel 23 van overeenkomstige toepassing. Het vierde lid van artikel 23 van de Gemeentewet schrijft voor dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raadscommissie anders beslist. In aanvulling hierop bepaalt het tweede lid van dit artikel dat de notulen van een besloten vergadering in een gesloten blanco enveloppe worden verspreid onder de raads- en commissieleden, conform de omgan met geheime stukken (artikel 13 lid 2).
De raadscommissie beslist over het openbaar maken van deze notulen. In afwijking van de gang van zaken bij notulen van een openbare vergadering worden voorstellen tot wijziging van notulen van een besloten vergadering niet voorafgaand aan de vergadering schriftelijk ingediend, maar ter vergadering afgehandeld.
Hetgeen wordt besproken in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de
geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen, allen ten aanzien van de door hen ingebrachte stukken. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd of de raad, haar opheft.
Zoals uit de toelichting op artikel 30 blijkt, kan de raad geheimhouding opheffen, ongeacht of deze is opgelegd door de commissie, de agendacommissie, het college of de burgemeester. De commissie kan alleen de geheimhouding opheffen die is opgelegd door haarzelf of de agendacommissie. Wel kan ze de raad verzoeken de geheimhoudingsplicht opgelegd door het college of de burgemeester op te heffen. Totdat de raad een besluit heeft genomen over een dergelijke opheffing, blijft de geheimhoudingsplicht van toepassing.
Is de raad van plan geheimhouding op te heffen dan kan een raadscommissie hierover overleg plegen met de raad in een besloten vergadering.
Omdat voor raadscommissies een dergelijke bepaling in de Gemeentewet ontbreekt, is het derde lid opgenomen.
Deze bepalingen zijn gelijkluidend aan die in het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad.