Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hoogeveen

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHoogeveen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReïntegratieverordening Wet werk en bijstand
CiteertitelReïntegratieverordening Wet werk en bijstand
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpmaatschappelijke zorg

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet werk en bijstand, art. 7 lid 1 onder a, art. 8 lid 1 onder a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

  1. 1) 1. Beleidsregel loonkostenvergoedingen
  2. 2) 2. Beleidsregel werken met behoud van uitkering
  3. 3) 3. Beleidsregel ontheffing arbeidsplicht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200701-04-2009nieuwe regeling

07-12-2006

Hgv.Crt. 20-12-2006

Geen nummer

Tekst van de regeling

Intitulé

Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

 

De raad van de gemeente Hoogeveen,

gelezen het voorstel van het college

gelet op de Wet werk en bijstand;

overwegende dat op grond van artikel 8, lid 1, onder a van de Wet werk en bijstand de gemeente bij verordening regels stelt met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a van de Wet werk en bijstand;

Besluit vast te stellen de hierna volgende verordening: Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand

Hoofdstuk 1.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet:de Wet werk en bijstand (WWB);

  • b.

    het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    arbeidsinschakeling: het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a van de wet;

  • d.

    dienstbetrekking: een arbeidsovereenkomst ingevolge het Burgerlijk Wetboek of een aanstelling door of vanwege de overheid;

  • e.

    jongere: een inwoner van de gemeente in de leeftijdscategorie van 16 tot en met 26 jaar, die niet meer aan het reguliere onderwijs deelneemt;

  • f.

    klant: de persoon die algemene bijstand ontvangt, een uitkering krachtens de Ioaz, Ioaw of de Anw ontvangt of als niet uitkeringsgerechtigde (NUG) kan worden aangemerkt;

  • g.

    sociale activering: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie;

  • h.

    reïntegratieplan: een ontwikkelingsplan, toegesneden op de persoonlijke omstandigheden van de klant waarin opgenomen zijn: klantgegevens, klantprofiel, zoekprofiel, doel van het traject, in te schakelen organisaties en afspraken over ontwikkeltijd, begeleidingstijd en voortgangsrapportage;

  • i.

    werknemer: de persoon die in een dienstbetrekking werkzaam is;

  • j.

    werkgever: de persoon tot wie een werknemer in dienstbetrekking staat.

  • k.

    onderzoek: het scala aan activiteiten dat tot doel heeft vast te stellen wat de uitgangsituatie van de klant is en wat de mogelijkheden van de klant zijn tot het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 2. Opdracht college

  • 1.

    Het college besluit over het aanbieden van een voorziening, waaronder begrepen sociale activering en vrijwilligerswerk, gericht op arbeidsinschakeling aan personen als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a van de wet, voor zover zij jonger zijn dan 65 jaar, waarbij het bepaalde in artikel 7, lid 3 van de wet onverminderd van toepassing is. Hier wordt aan toegevoegd de groep jongeren van 16 en 17 jaar.

  • 2.

    Het college kan werkzaamheden in het kader van voorzieningen als bedoeld in lid 1, laten verrichten door een natuurlijke persoon of rechtspersoon die in het kader van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in het arbeidsproces bevordert.

  • 3.

    Bij het aanbieden van voorzieningen als bedoeld in lid 1 heeft het college aandacht voor een evenwichtige aanpak van groepen klanten als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a van de wet en voor evenwicht in de aanpak van doelgroepen binnen deze categorieën.

  • 4.

    Het college kan, conform het bepaalde in artikel 9 van de wet, tijdelijk afzien van het aanbieden van een voorziening als bedoeld in lid 1, wanneer daar in individuele gevallen dringende redenen voor zijn.

Artikel 3. Plafond aan de kosten van voorzieningen

  • 1.

    De som van de kosten van de voorzieningen als bedoeld in artikel 2, lid 1, voor alle klanten mag het bedrag als bedoeld in artikel 69, lid 1, onder a van de wet niet overschrijden.

  • 2.

    Het college kan besluiten om het bedrag genoemd in lid 1 te verhogen met een nader te bepalen bedrag.

  • 3.

    Het College kan een richtlijn vaststellen voor het maximale bedrag per klant voor voorzieningen.

Artikel 4. Reïntegratieplan

  • 1.

    De deelname aan voorzieningen wordt per klant vastgelegd in een reïntegratieplan.

  • 2.

    Het reïntegratieplan wordt opgesteld in opdracht van het college in samenspraak met de klant.

  • 3.

    Het reïntegratieplan kan in opdracht van het college worden uitgevoerd door een derde als bedoeld in artikel 2, lid 2 die de activiteiten uit het reïntegratieplan adequaat kan uitvoeren of doen uitvoeren.

  • 4.

    Het reïntegratieplan wordt, voorafgaand aan de uitvoering ervan, ondertekend door de klant, het college en indien nodig de uitvoerder.

Artikel 5. Aanspraak op een voorziening

  • 1.

    De aanspraak op een voorziening als bedoeld in artikel 2, lid 1 kan door het college worden geweigerd indien naar het oordeel van het college een dergelijke voorziening voor de persoon niet noodzakelijk is.

  • 2.

    De aanspraak op een voorziening als bedoeld in artikel 2, lid 1 kan door het college worden geweigerd indien met het aanbieden van de voorziening het plafond aan de financiële bijdrage als bedoeld in artikel 3, lid 1 wordt overschreden.

Hoofdstuk 2. Voorzieningen

Artikel 6. Bemiddeling en arbeidsinschakeling

  • 1.

    Elke uitkeringsgerechtigde die conform de systematiek van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) is ingedeeld in de “Route A” en elke jongere, ongeacht de indeling door het CWI, krijgt binnen één maand na inschrijving bij het CWI een tijdelijke arbeidsplek met behoud van uitkering, gericht op arbeidsinschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid, aangeboden.

  • 2.

    Er wordt begeleiding (bemiddeling) gegeven bij het zoeken naar werk.

  • 3.

    Ten behoeve van arbeidsinschakeling van een uitkeringsgerechtigde kan met de werkgever een financiële bijdrage in de loonkosten worden afgesproken.

Artikel 7. Scholing

  • 1.

    Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Uitgangspunt is dat scholing altijd gecombineerd wordt met: een werkstage, een (additionele) baan of reïntegratietraject gericht op uitstroom naar regulier werk..

Artikel 8. Additionele arbeid

  • 1.

    Om de toeleiding naar de (reguliere) arbeidsmarkt te bevorderen kan het College bijdragen in de loonkosten ter beschikking stellen, ten behoeve van additionele werkgelegenheid. Tevens kan het College ermee instemmen dat WWB-gerechtigden gedurende een nader te bepalen periode met behoud van hun uitkering werk verrichten zonder daarvoor een beloning te ontvangen.

  • 2.

    Bij arbeid met behoud van uitkering kan het College besluiten tot het uitkeren van een toeslag op de uitkering.

  • 3.

    Een WWB-gerechtigde komt alleen in aanmerking voor additionele arbeid als dat in het reïntegratieplan is benoemd. Additionele arbeid, zowel met als zonder beloning, kan verplichtend worden opgelegd.

Artikel 9. Sociale Activering

Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een reïntegratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

Artikel 10. Vrijwilligers werk

  • 1.

    Vrijwilligerswerk kan een onderdeel zijn van een traject gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Vrijwilligerswerk wordt alleen verricht bij organisaties zonder winstoogmerk.

  • 3.

    Deze voorziening kan tevens worden ingezet door het college als aan de hand van een onderzoek is vastgesteld dat de klant in het geheel geen perspectief, of op (middel)lange termijn geen reëel perspectief heeft op betaald werk.

Hoofdstuk 3. Ondersteunende voorzieningen

Artikel 11. Vergoedingen

Het college kan aan de klant een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van een reïntegratietraject richting arbeidsinschakeling en ter voorkoming van een sociaal isolement. De aard en hoogte van de te vergoeden kosten worden in het reïntegratieplan vastgelegd.

Artikel 12. Premies

Het College kan besluiten tot het verstrekken van een premie ter bevordering van het aanvaarden van betaald werk of het aanvaarden van onbetaald werk voor zover daarmee het reïntegratieproces wordt bevorderd.

Hoofdstuk 4. Aanvullende bepalingen

Artikel 13. Beleidsregels

Het bepaalde in de artikels 3 lid 2, 3 lid 3, 6 lid 3, 8, 9, 10 en 12 wordt nader uitgewerkt in door het college vast te stellen beleidsregels. In de beleidsregels wordt tenminste de aard van het bepaalde en voor zover van toepassing de omvang, kosten en financiële dekking vastgelegd.

Artikel 14. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening indien de toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 15. Deskundigheidsbevordering medewerkers

Uit de Rijksbijdrage ten behoeve van reïntegratie van klanten kunnen specifieke trainingen van medewerkers worden bekostigd. Het College stelt jaarlijks het daarvoor beschikbare bedrag vast.

Artikel 16. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2007 en vervangt daarmee de verordening die op 1 mei 2004 in werking is getreden

Artikel 17. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand”.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hoogeveen, gehouden op 21 december 2006.

De griffier, De voorzitter,

J.P. Wind, W.P.M. Urlings

Toelichting bij de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand  

Algemeen

In de Wet werk en bijstand staat, voor personen jonger dan 65 jaar, het uitgangspunt ‘werk boven inkomen’ centraal. De gemeente draagt een algemene zorg voor de reïntegratie van personen die algemene bijstand ontvangen, personen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers).

Het is aan de gemeente om te (laten) beoordelen of de klant op eigen kracht in staat is algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden en of daarbij ondersteuning nodig is. In dat laatste geval is de gemeente verantwoordelijk voor het leveren van deze ondersteuning in de vorm van voorzieningen. Aan de vorm van en de mate waarin deze voorzieningen worden ingezet stelt de wet geen eisen. De wet verplicht de gemeente om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling. Reïntegratie is het geheel van activiteiten dat leidt tot arbeidsinschakeling.

De klant heeft ingevolge artikel 9 van de WWB de verplichting om

naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

mee te werken aan een onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling;

Artikel 1. Begripsbepaling

De begrippen die in de verordening worden gebruikt komen grotendeels overeen met de begrippen in de WWB.

Lid a: geen nadere toelichting nodig.

Lid b: geen nadere toelichting nodig.

Lid c: Bij het begrip arbeidsinschakeling is aansluiting gezocht bij art. 7, lid 1 onder a van de

Wwb. Hieronder wordt verstaan het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een door de gemeente aangeboden voorziening. Met deze beperking wordt aangegeven dat gesubsidieerde arbeid weliswaar algemeen geaccepteerde arbeid is, maar geen einddoel kan zijn.

Lid d: Het betreft hier een betaalde baan (loonvormend). Stage en werken met behoud van

uitkering vallen niet onder dit begrip. Gesubsidieerde loonvormende banen vallen wel onder dit

begrip.

Lid e: Hoewel jongeren in de leeftijd van 16 en 17 jaar doorgaans geen recht hebben op een

bijstandsuitkering en zij daarom niet tot de Wwb-doelgroep behoren, beschouwt de gemeente om preventieve redenen deze jongeren wel als reïntegratieklanten, als zij èn werkloos zijn èn geen formeel onderwijs volgen.

Bij de bepaling van de bovenste leeftijdsgrens sluit de gemeente aan bij de heersende landelijke tendens en de actuele landelijke ontwikkelingen.

Lid f: De onder lid e beschreven doelgroep wordt formeel tot de NUG-doelgroep gerekend.

Lid g: Het is van belang dat werklozen zo’n gedrag vertonen dat zij zich daarmee kunnen

handhaven in een baan (loonvormend of niet-loonvormend). Daarvóór gaat echter het belang dat mensen überhaupt deelnemen aan het maatschappelijk gebeuren.

Lid h: geen nadere toelichting nodig

Lid i: geen nadere toelichting nodig

Lid j: geen nadere toelichting nodig.

Lid k: Het begrip onderzoek is in de verordening opgenomen omdat niet van elke klant vanaf

het begin duidelijk is wat de geschiktste trajectopzet is. In de meeste gevallen zal voordat tot de

inzet van reïntegratie-instrumenten wordt besloten een advies worden gevraagd van een bedrijf dat

gespecialiseerd is in diagnoses ten aanzien van werkbelastbaarheid. Verder is het denkbaar dat uit

eigen onderzoek al blijkt dat een diagnose door derden en/of inzet van reïntegratie-instrumenten

niet nodig is.

 

Artikel 2. Opdracht college

Lid 1:Vanaf het 65e jaar is men pensioengerechtigd. Een reïntegratietraject, dat immers met name is gericht op inschakeling in het arbeidsproces, is voor mensen vanaf die leeftijd dus niet logisch. Met betrekking tot 16 en 17 jarigen, zie artikel 1 lid e.

Lid 2: De gemeente is niet verplicht om reïntegratieactiviteiten uit te besteden maar mag

deze ook in eigen beheer doen. Wanneer echter wordt uitbesteed, is de gemeente verplicht daarvoor een aanbesteding te doen.

Lid 3: De wetgever stelt dat er een evenwichtige beleid moet zijn voor in de wet genoemde groepen. het uitgangspunt voor het aanbieden van voorzieningen is individueel maatwerk.

De financiële middelen die de gemeente beschikbaar heeft voor het aanbieden van voorzieningen

zijn beperkt. Hierdoor is het niet mogelijk om alle personen uit de gemeentelijke doelgroep

gelijktijdig een aanbod te doen.

Lid 4: Er kunnen dringende redenen zijn waarom het voor een klant, die normaal gesproken

voor een reïntegratietraject in aanmerking komt, niet haalbaar, niet wenselijk of niet redelijk is om zo’n traject te gaan volgen. Het College kan dan besluiten om de klant voorlopig te ontheffen van de plicht om een reïntegratietraject te volgen. Bij een volledige ontheffing wordt tevens besloten dat klant voorlopig geen betaalde arbeid hoeft te aanvaarden. Voordat een voorlopige (gedeeltelijke of volledige) ontheffing wordt verleend, zal worden onderzocht of de aangehaald dringende redenen verlicht of opgeheven kunnen worden. Een verleende ontheffing wordt periodiek getoetst of deze nog langer bestaansrecht heeft.

 

Artikel 3. Plafond aan de financiële bijdrage per klant

Voor de kosten van de voorzieningen kan de gemeente beschikken over het zogenaamde ‘werkdeel’ van de wet. Voorafgaand aan ieder jaar bepaalt het ministerie wat het gemeentelijk budget zal zijn. Het werkdeel bestaat uit geoormerkte middelen ter financiering van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling. Wanneer door onderbenutting een overschot ontstaat op het gemeentelijk budget, dan mag dit overschot niet aan iets anders worden besteed.

Lid 1: de gemeente wil de reïntegratieactiviteiten in principe kunnen bekostigen uit het

Werkdeel.

Lid 2: het is aan het College om geld uit andere bronnen toe te voegen aan het budget dat

beschikbaar is voor reïntegratie.

Lid 3: Hiermee wordt voorkomen dat de reïntegratiemiddelen onevenredig over de klanten

worden verdeeld. Tevens kan hiermee worden bereikt dat de bestedingen in de pas blijven met de vooraf vastgestelde kwantitatieve doelen. Er kan slechts een richtlijn worden gegeven omdat de Wwb een absoluut maximum per individueel traject niet toestaat. De richtlijn wordt jaarlijks door het College vastgesteld.

 

Artikel 4. Reïntegratieplan

Lid 1: Elk reïntegratieplan moet individueel maatwerk zijn. Daarmee is de slaagkans het

grootst. Door de noodzakelijk geachte voorzieningen, waaronder ook vergoedingen voor bepaalde noodzakelijke uitgaven kunnen vallen, in het reïntegratieplan te benoemen, wordt daaraan automatisch goedkeuring gegeven. Het is dan niet nodig om zo’n voorziening via een andere gemeentelijke regeling aan te vragen. In het reïntegratieplan overeengekomen voorzieningen worden uit het Werkdeel betaald en zijn dus onderdeel van de totale trajectkosten (zie artikel 3, lid 3).

Lid 2: De klant is een volwaardige partner bij het opstellen van het reïntegratieplan. Wanneer

de klant en de vertegenwoordiger van het College het niet eens kunnen worden over de inhoud van het reïntegratieplan, ligt de eindbeslissing bij de vertegenwoordiger van het College. De klant heeft dan het recht op beroep.

Lid 3: geen nadere toelichting nodig.

Lid 4: Zolang nog niet alle partijen hun handtekening hebben gezet, heeft het reïntegratieplan

nog geen rechtsgrond. Dat zal o.a. het geval zijn bij onenigheid over de inhoud ervan met een mogelijk beroep als gevolg.

 

Artikel 5. Aanspraak op een voorziening

Lid 1: Het is niet de bedoeling om reïntegratiemiddelen in te zetten voor mensen, die naar het oordeel van het College goed in staat zijn om op eigen kracht een betaalde baan te vinden. Het is evenmin de bedoeling om reïntegratiemiddelen in te zetten voor mensen die van baan willen veranderen zonder dat daarmee de noodzaak voor een eventuele aanvullende bijstanduitkering komt te vervallen. Tevens is het niet de bedoeling dat reïntegratiemiddelen worden ingezet voor werkenden die met werklosheid worden bedreigd.

Lid 2: Tenzij het College besluit uit andere middelen dan het Werkdeel geld voor reïntegratie

beschikbaar te stellen, kunnen in enig jaar geen nieuwe trajecten worden gestart wanneer het beschikbaar gestelde reïntegratiebudget verbruikt is. In dat geval zal de start van nieuwe trajecten worden uitgesteld tot de eerste werkweek in het volgende kalenderjaar.

 

Hoofdstuk 2. Voorzieningen

 

Artikel 6. Bemiddeling naar arbeidsinschakeling

Lid 1: Nieuw ingeschreven klanten in Route A hebben een redelijke kans om binnen een

afzienbare termijn werk te vinden. Deze maatregel is bedoeld om bij hen het arbeidsritme op peil te houden. Jongeren direct met deze maatregel geconfronteerd om bij hen langdurige werkloosheid op langere termijn en gewenning aan een uitkering te voorkomen.

Behalve de genoemde categorieën kan het College besluiten deze maatregel ook op andere categorieën uitkeringsgerechtigden toe te passen.

Lid 2: Niet iedere werkzoekende pakt het zoeken naar werk even adequaat aan. Daardoor

kunnen mensen onnodig lang werkloos blijven of zelf wegzakken naar een stadium van moeilijke bemiddelbaarheid. Om deze effecten zoveel mogelijk te voorkomen, krijgt de klant ondersteuning bij het zoeken naar werk. 

Lid 3: Dit lid is bedoeld om de concurrentiepositie van de klanten, die objectief gezien

geschikt zijn voor een betaalde baan, te versterken ten opzichte van mensen die al een betaalde baan hebben. In een beleidsregel wordt één en ander technisch uitgewerkt. Het is de bedoeling dat een bijdrage onderhandelbaar en dus niet een eenzijdig vastgestelde subsidie is.

 

Artikel 7. Scholing

Lid 1: Scholing wordt ingezet als blijkt dat de klant bepaalde kennis en/of vaardigheden mist

die nodig zijn voor het verwerven van een baan.

Lid 2: Scholing is gekoppeld aan het reïntegratiedoel en gericht op arbeidsinschakeling.

 

Artikel 8. Additionele arbeid

Met ‘Additionele arbeid’ wordt bedoeld alle arbeid die wordt verricht op boventallige basis. Populair uitgedrukt: het is nuttige arbeid waarvan het prettig is dat die wordt verricht maar die niet onmisbaar is voor de organisatie of het bedrijf. Omdat er voortdurend veranderingen zijn op het terrein van de additionele arbeid is het voor een slagvaardige reïntegratie beter om de gedetailleerde regelgeving te laten verlopen via beleidsregels.

Artikel 8 is bedoeld voor mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt.

Lid 1: De gedachte hierachter is dat het opdoen van relevante werkervaring bevorderend

werkt op het vinden van een betaalde baan. Het is bovendien bewezen dat bij sollicitaties

kandidaten die op dat moment al een baan hebben, betere kansen hebben dan mensen die op dat

moment werkloos zijn.

Lid 2: geen nadere toelichting nodig.

Lid 3: Het is belangrijk dat zowel de mogelijkheid voor additionele arbeid op initiatief van de

klant als de mogelijkheid dat additionele arbeid verplicht wordt gesteld, in het reïntegratieplan is

verwoord. Additionele arbeid moet in het teken staan van het reïntegratieproces. Het mag niet

voorkomen dat beschikbare additionele arbeidsplaatsen worden bezet door mensen, waarvoor deze

plaatsen niet zijn bedoeld.

 

Artikel 9. Sociale activering

Doel van sociale activering is het bevorderen van zelfstandige maatschappelijke participatie door personen die naar verwachting niet of pas op langere termijn kunnen worden ingeschakeld op de arbeidsmarkt. Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van activiteiten ter voorbereiding op een traject dat is gericht op arbeidsinschakeling of dat is gericht op voorkomen van sociaal isolement. Onder de noemer sociale activering is een zeer groot aantal activiteiten mogelijk. Het kan o.a. gaan om scholing, training, stage, proefplaatsing, individueel onderzoek, begeleiding, advisering en andere activiteiten die het doel van sociale activering binnen bereik brengen.

 

Artikel 10. Vrijwilligerswerk

Lid 1: Vrijwilligerswerk heeft in de eerste plaats tot doel de klant, met behoud van uitkering, werkritme op te laten doen en/of te laten behouden. De werklast mag niet belemmerend werken op de voortgang van het totale reïntegratietraject.

Vrijwilligerswerk dient nadrukkelijk te worden onderscheiden van werken met behoud van uitkering (zie artikel 8).

Lid 2: Deze regel is ingesteld om oneerlijke overheidssteun aan bedrijven te voorkomen.

Bij vrijwilligerswerk dient het te gaan om maatschappelijk nuttige activiteiten anders dan in een dienstbetrekking.

Het begrip “zonder winstoogmerk” dient te worden begrepen als dat het maken van winst niet het primaire doel is. Het simpele feit dat een organisatie enige activiteiten uitvoert op commerciële basis betekent niet automatisch dat het maken van winst het primaire doel is van die organisatie.

Lid 3: In de in dit lid genoemde situatie wordt aan vrijwilligerswerk geen maximale duur gesteld. Vrijwilligerswerk heeft in dergelijke situaties het karakter van maatschappelijke participatie.

Hoofdstuk 3. Ondersteunende voorzieningen

 

Artikel 11. Vergoedingen

Een reïntegratietraject is, op een enkele uitzondering na, verplicht gesteld. Het is niet de bedoeling dat de klant door die verplichting met extra onkosten wordt geconfronteerd, die uitstijgen boven de kosten die normaal geacht worden bij het zoeken naar werk.

Omdat er bij reïntegratieklanten sprake is van een, vaak langdurig, sociaal minimum is het risico dat de klanten in een sociaal isolement raken, reëel. Dat is ongewenst. Om die reden worden activiteiten die een dergelijk isolement kunnen voorkomen, gestimuleerd.

De noodzaak om de vergoeding in het reïntegratieplan vast te leggen wordt toegelicht bij artikel 4, lid 1.

 

Artikel 12. Premies

Geen nadere toelichting nodig. De toepassing van dit artikel wordt in een beleidsregel uitgewerkt.

 

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 13. Beleidsregels

Geen nadere toelichting nodig.

Artikel 14. Hardheidsclausule

Het kan nooit volledig worden uitgesloten dat een bepaalde regel op een onverwacht moment ongewenste effecten oplevert. Voor zover dat in individuele gevallen gebeurt, kan een individuele afwijking van de regel gewenst zijn.

Artikel 15. Deskundigheidsbevordering medewerkers

De gemeente is bevoegd om reïntegratieactiviteiten in eigen beheer uit te voeren. Bij specifieke (doelgroepgerichte) activiteiten kan de noodzaak ontstaan om de medewerkers een aanvullende scholing of training te laten volgen. Omdat het een essentiële voorwaarde is voor het goed laten verlopen van de betreffende activiteiten, bestaat er een onmiskenbare relatie tussen de activiteiten en de deskundigheidsbevordering. Kosten van deskundigheids-bevordering voor activiteiten die tot de normale werkzaamheden van de medewerkers worden gerekend, vallen buiten dit artikel.

Artikel 16. Inwerkingtreding

Geen nadere toelichting nodig.

Artikel 17. Citeertitel

Geen nadere toelichting nodig.