Organisatie | Hoogeveen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand |
Citeertitel | Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg |
Geen.
Wet werk en bijstand, art. 7 lid 1 onder a, art. 8 lid 1 onder a
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 01-04-2009 | nieuwe regeling | 07-12-2006 Hgv.Crt. 20-12-2006 | Geen nummer |
De raad van de gemeente Hoogeveen,
gelezen het voorstel van het college
gelet op de Wet werk en bijstand;
overwegende dat op grond van artikel 8, lid 1, onder a van de Wet werk en bijstand de gemeente bij verordening regels stelt met betrekking tot het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a van de Wet werk en bijstand;
Besluit vast te stellen de hierna volgende verordening: Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand
Het college besluit over het aanbieden van een voorziening, waaronder begrepen sociale activering en vrijwilligerswerk, gericht op arbeidsinschakeling aan personen als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a van de wet, voor zover zij jonger zijn dan 65 jaar, waarbij het bepaalde in artikel 7, lid 3 van de wet onverminderd van toepassing is. Hier wordt aan toegevoegd de groep jongeren van 16 en 17 jaar.
Artikel 6. Bemiddeling en arbeidsinschakeling
Elke uitkeringsgerechtigde die conform de systematiek van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) is ingedeeld in de “Route A” en elke jongere, ongeacht de indeling door het CWI, krijgt binnen één maand na inschrijving bij het CWI een tijdelijke arbeidsplek met behoud van uitkering, gericht op arbeidsinschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid, aangeboden.
Om de toeleiding naar de (reguliere) arbeidsmarkt te bevorderen kan het College bijdragen in de loonkosten ter beschikking stellen, ten behoeve van additionele werkgelegenheid. Tevens kan het College ermee instemmen dat WWB-gerechtigden gedurende een nader te bepalen periode met behoud van hun uitkering werk verrichten zonder daarvoor een beloning te ontvangen.
Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een reïntegratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.
Hoofdstuk 4. Aanvullende bepalingen
Het bepaalde in de artikels 3 lid 2, 3 lid 3, 6 lid 3, 8, 9, 10 en 12 wordt nader uitgewerkt in door het college vast te stellen beleidsregels. In de beleidsregels wordt tenminste de aard van het bepaalde en voor zover van toepassing de omvang, kosten en financiële dekking vastgelegd.
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening indien de toepassing van de verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 15. Deskundigheidsbevordering medewerkers
Uit de Rijksbijdrage ten behoeve van reïntegratie van klanten kunnen specifieke trainingen van medewerkers worden bekostigd. Het College stelt jaarlijks het daarvoor beschikbare bedrag vast.
Toelichting bij de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand
In de Wet werk en bijstand staat, voor personen jonger dan 65 jaar, het uitgangspunt ‘werk boven inkomen’ centraal. De gemeente draagt een algemene zorg voor de reïntegratie van personen die algemene bijstand ontvangen, personen met een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers).
Het is aan de gemeente om te (laten) beoordelen of de klant op eigen kracht in staat is algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden en of daarbij ondersteuning nodig is. In dat laatste geval is de gemeente verantwoordelijk voor het leveren van deze ondersteuning in de vorm van voorzieningen. Aan de vorm van en de mate waarin deze voorzieningen worden ingezet stelt de wet geen eisen. De wet verplicht de gemeente om bij verordening regels te stellen met betrekking tot het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling. Reïntegratie is het geheel van activiteiten dat leidt tot arbeidsinschakeling.
De klant heeft ingevolge artikel 9 van de WWB de verplichting om
naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;
mee te werken aan een onderzoek naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.
gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling;
De begrippen die in de verordening worden gebruikt komen grotendeels overeen met de begrippen in de WWB.
Lid a: geen nadere toelichting nodig.
Lid b: geen nadere toelichting nodig.
Lid c: Bij het begrip arbeidsinschakeling is aansluiting gezocht bij art. 7, lid 1 onder a van de
Wwb. Hieronder wordt verstaan het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een door de gemeente aangeboden voorziening. Met deze beperking wordt aangegeven dat gesubsidieerde arbeid weliswaar algemeen geaccepteerde arbeid is, maar geen einddoel kan zijn.
Lid d: Het betreft hier een betaalde baan (loonvormend). Stage en werken met behoud van
uitkering vallen niet onder dit begrip. Gesubsidieerde loonvormende banen vallen wel onder dit
Lid e: Hoewel jongeren in de leeftijd van 16 en 17 jaar doorgaans geen recht hebben op een
bijstandsuitkering en zij daarom niet tot de Wwb-doelgroep behoren, beschouwt de gemeente om preventieve redenen deze jongeren wel als reïntegratieklanten, als zij èn werkloos zijn èn geen formeel onderwijs volgen.
Bij de bepaling van de bovenste leeftijdsgrens sluit de gemeente aan bij de heersende landelijke tendens en de actuele landelijke ontwikkelingen.
Lid f: De onder lid e beschreven doelgroep wordt formeel tot de NUG-doelgroep gerekend.
Lid g: Het is van belang dat werklozen zo’n gedrag vertonen dat zij zich daarmee kunnen
handhaven in een baan (loonvormend of niet-loonvormend). Daarvóór gaat echter het belang dat mensen überhaupt deelnemen aan het maatschappelijk gebeuren.
Lid h: geen nadere toelichting nodig
Lid i: geen nadere toelichting nodig
Lid j: geen nadere toelichting nodig.
Lid k: Het begrip onderzoek is in de verordening opgenomen omdat niet van elke klant vanaf
het begin duidelijk is wat de geschiktste trajectopzet is. In de meeste gevallen zal voordat tot de
inzet van reïntegratie-instrumenten wordt besloten een advies worden gevraagd van een bedrijf dat
gespecialiseerd is in diagnoses ten aanzien van werkbelastbaarheid. Verder is het denkbaar dat uit
eigen onderzoek al blijkt dat een diagnose door derden en/of inzet van reïntegratie-instrumenten
Lid 1:Vanaf het 65e jaar is men pensioengerechtigd. Een reïntegratietraject, dat immers met name is gericht op inschakeling in het arbeidsproces, is voor mensen vanaf die leeftijd dus niet logisch. Met betrekking tot 16 en 17 jarigen, zie artikel 1 lid e.
Lid 2: De gemeente is niet verplicht om reïntegratieactiviteiten uit te besteden maar mag
deze ook in eigen beheer doen. Wanneer echter wordt uitbesteed, is de gemeente verplicht daarvoor een aanbesteding te doen.
Lid 3: De wetgever stelt dat er een evenwichtige beleid moet zijn voor in de wet genoemde groepen. het uitgangspunt voor het aanbieden van voorzieningen is individueel maatwerk.
De financiële middelen die de gemeente beschikbaar heeft voor het aanbieden van voorzieningen
zijn beperkt. Hierdoor is het niet mogelijk om alle personen uit de gemeentelijke doelgroep
gelijktijdig een aanbod te doen.
Lid 4: Er kunnen dringende redenen zijn waarom het voor een klant, die normaal gesproken
voor een reïntegratietraject in aanmerking komt, niet haalbaar, niet wenselijk of niet redelijk is om zo’n traject te gaan volgen. Het College kan dan besluiten om de klant voorlopig te ontheffen van de plicht om een reïntegratietraject te volgen. Bij een volledige ontheffing wordt tevens besloten dat klant voorlopig geen betaalde arbeid hoeft te aanvaarden. Voordat een voorlopige (gedeeltelijke of volledige) ontheffing wordt verleend, zal worden onderzocht of de aangehaald dringende redenen verlicht of opgeheven kunnen worden. Een verleende ontheffing wordt periodiek getoetst of deze nog langer bestaansrecht heeft.
Artikel 3. Plafond aan de financiële bijdrage per klant
Voor de kosten van de voorzieningen kan de gemeente beschikken over het zogenaamde ‘werkdeel’ van de wet. Voorafgaand aan ieder jaar bepaalt het ministerie wat het gemeentelijk budget zal zijn. Het werkdeel bestaat uit geoormerkte middelen ter financiering van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling. Wanneer door onderbenutting een overschot ontstaat op het gemeentelijk budget, dan mag dit overschot niet aan iets anders worden besteed.
Lid 1: de gemeente wil de reïntegratieactiviteiten in principe kunnen bekostigen uit het
Lid 2: het is aan het College om geld uit andere bronnen toe te voegen aan het budget dat
beschikbaar is voor reïntegratie.
Lid 3: Hiermee wordt voorkomen dat de reïntegratiemiddelen onevenredig over de klanten
worden verdeeld. Tevens kan hiermee worden bereikt dat de bestedingen in de pas blijven met de vooraf vastgestelde kwantitatieve doelen. Er kan slechts een richtlijn worden gegeven omdat de Wwb een absoluut maximum per individueel traject niet toestaat. De richtlijn wordt jaarlijks door het College vastgesteld.
Lid 1: Elk reïntegratieplan moet individueel maatwerk zijn. Daarmee is de slaagkans het
grootst. Door de noodzakelijk geachte voorzieningen, waaronder ook vergoedingen voor bepaalde noodzakelijke uitgaven kunnen vallen, in het reïntegratieplan te benoemen, wordt daaraan automatisch goedkeuring gegeven. Het is dan niet nodig om zo’n voorziening via een andere gemeentelijke regeling aan te vragen. In het reïntegratieplan overeengekomen voorzieningen worden uit het Werkdeel betaald en zijn dus onderdeel van de totale trajectkosten (zie artikel 3, lid 3).
Lid 2: De klant is een volwaardige partner bij het opstellen van het reïntegratieplan. Wanneer
de klant en de vertegenwoordiger van het College het niet eens kunnen worden over de inhoud van het reïntegratieplan, ligt de eindbeslissing bij de vertegenwoordiger van het College. De klant heeft dan het recht op beroep.
Lid 3: geen nadere toelichting nodig.
Lid 4: Zolang nog niet alle partijen hun handtekening hebben gezet, heeft het reïntegratieplan
nog geen rechtsgrond. Dat zal o.a. het geval zijn bij onenigheid over de inhoud ervan met een mogelijk beroep als gevolg.
Artikel 5. Aanspraak op een voorziening
Lid 1: Het is niet de bedoeling om reïntegratiemiddelen in te zetten voor mensen, die naar het oordeel van het College goed in staat zijn om op eigen kracht een betaalde baan te vinden. Het is evenmin de bedoeling om reïntegratiemiddelen in te zetten voor mensen die van baan willen veranderen zonder dat daarmee de noodzaak voor een eventuele aanvullende bijstanduitkering komt te vervallen. Tevens is het niet de bedoeling dat reïntegratiemiddelen worden ingezet voor werkenden die met werklosheid worden bedreigd.
Lid 2: Tenzij het College besluit uit andere middelen dan het Werkdeel geld voor reïntegratie
beschikbaar te stellen, kunnen in enig jaar geen nieuwe trajecten worden gestart wanneer het beschikbaar gestelde reïntegratiebudget verbruikt is. In dat geval zal de start van nieuwe trajecten worden uitgesteld tot de eerste werkweek in het volgende kalenderjaar.
Artikel 6. Bemiddeling naar arbeidsinschakeling
Lid 1: Nieuw ingeschreven klanten in Route A hebben een redelijke kans om binnen een
afzienbare termijn werk te vinden. Deze maatregel is bedoeld om bij hen het arbeidsritme op peil te houden. Jongeren direct met deze maatregel geconfronteerd om bij hen langdurige werkloosheid op langere termijn en gewenning aan een uitkering te voorkomen.
Behalve de genoemde categorieën kan het College besluiten deze maatregel ook op andere categorieën uitkeringsgerechtigden toe te passen.
Lid 2: Niet iedere werkzoekende pakt het zoeken naar werk even adequaat aan. Daardoor
kunnen mensen onnodig lang werkloos blijven of zelf wegzakken naar een stadium van moeilijke bemiddelbaarheid. Om deze effecten zoveel mogelijk te voorkomen, krijgt de klant ondersteuning bij het zoeken naar werk.
Lid 3: Dit lid is bedoeld om de concurrentiepositie van de klanten, die objectief gezien
geschikt zijn voor een betaalde baan, te versterken ten opzichte van mensen die al een betaalde baan hebben. In een beleidsregel wordt één en ander technisch uitgewerkt. Het is de bedoeling dat een bijdrage onderhandelbaar en dus niet een eenzijdig vastgestelde subsidie is.
Lid 1: Scholing wordt ingezet als blijkt dat de klant bepaalde kennis en/of vaardigheden mist
die nodig zijn voor het verwerven van een baan.
Lid 2: Scholing is gekoppeld aan het reïntegratiedoel en gericht op arbeidsinschakeling.
Met ‘Additionele arbeid’ wordt bedoeld alle arbeid die wordt verricht op boventallige basis. Populair uitgedrukt: het is nuttige arbeid waarvan het prettig is dat die wordt verricht maar die niet onmisbaar is voor de organisatie of het bedrijf. Omdat er voortdurend veranderingen zijn op het terrein van de additionele arbeid is het voor een slagvaardige reïntegratie beter om de gedetailleerde regelgeving te laten verlopen via beleidsregels.
Artikel 8 is bedoeld voor mensen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt.
Lid 1: De gedachte hierachter is dat het opdoen van relevante werkervaring bevorderend
werkt op het vinden van een betaalde baan. Het is bovendien bewezen dat bij sollicitaties
kandidaten die op dat moment al een baan hebben, betere kansen hebben dan mensen die op dat
Lid 2: geen nadere toelichting nodig.
Lid 3: Het is belangrijk dat zowel de mogelijkheid voor additionele arbeid op initiatief van de
klant als de mogelijkheid dat additionele arbeid verplicht wordt gesteld, in het reïntegratieplan is
verwoord. Additionele arbeid moet in het teken staan van het reïntegratieproces. Het mag niet
voorkomen dat beschikbare additionele arbeidsplaatsen worden bezet door mensen, waarvoor deze
Doel van sociale activering is het bevorderen van zelfstandige maatschappelijke participatie door personen die naar verwachting niet of pas op langere termijn kunnen worden ingeschakeld op de arbeidsmarkt. Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van activiteiten ter voorbereiding op een traject dat is gericht op arbeidsinschakeling of dat is gericht op voorkomen van sociaal isolement. Onder de noemer sociale activering is een zeer groot aantal activiteiten mogelijk. Het kan o.a. gaan om scholing, training, stage, proefplaatsing, individueel onderzoek, begeleiding, advisering en andere activiteiten die het doel van sociale activering binnen bereik brengen.
Lid 1: Vrijwilligerswerk heeft in de eerste plaats tot doel de klant, met behoud van uitkering, werkritme op te laten doen en/of te laten behouden. De werklast mag niet belemmerend werken op de voortgang van het totale reïntegratietraject.
Vrijwilligerswerk dient nadrukkelijk te worden onderscheiden van werken met behoud van uitkering (zie artikel 8).
Lid 2: Deze regel is ingesteld om oneerlijke overheidssteun aan bedrijven te voorkomen.
Bij vrijwilligerswerk dient het te gaan om maatschappelijk nuttige activiteiten anders dan in een dienstbetrekking.
Het begrip “zonder winstoogmerk” dient te worden begrepen als dat het maken van winst niet het primaire doel is. Het simpele feit dat een organisatie enige activiteiten uitvoert op commerciële basis betekent niet automatisch dat het maken van winst het primaire doel is van die organisatie.
Lid 3: In de in dit lid genoemde situatie wordt aan vrijwilligerswerk geen maximale duur gesteld. Vrijwilligerswerk heeft in dergelijke situaties het karakter van maatschappelijke participatie.
Hoofdstuk 3. Ondersteunende voorzieningen
Een reïntegratietraject is, op een enkele uitzondering na, verplicht gesteld. Het is niet de bedoeling dat de klant door die verplichting met extra onkosten wordt geconfronteerd, die uitstijgen boven de kosten die normaal geacht worden bij het zoeken naar werk.
Omdat er bij reïntegratieklanten sprake is van een, vaak langdurig, sociaal minimum is het risico dat de klanten in een sociaal isolement raken, reëel. Dat is ongewenst. Om die reden worden activiteiten die een dergelijk isolement kunnen voorkomen, gestimuleerd.
De noodzaak om de vergoeding in het reïntegratieplan vast te leggen wordt toegelicht bij artikel 4, lid 1.
Geen nadere toelichting nodig. De toepassing van dit artikel wordt in een beleidsregel uitgewerkt.
Geen nadere toelichting nodig.
Het kan nooit volledig worden uitgesloten dat een bepaalde regel op een onverwacht moment ongewenste effecten oplevert. Voor zover dat in individuele gevallen gebeurt, kan een individuele afwijking van de regel gewenst zijn.
Artikel 15. Deskundigheidsbevordering medewerkers
De gemeente is bevoegd om reïntegratieactiviteiten in eigen beheer uit te voeren. Bij specifieke (doelgroepgerichte) activiteiten kan de noodzaak ontstaan om de medewerkers een aanvullende scholing of training te laten volgen. Omdat het een essentiële voorwaarde is voor het goed laten verlopen van de betreffende activiteiten, bestaat er een onmiskenbare relatie tussen de activiteiten en de deskundigheidsbevordering. Kosten van deskundigheids-bevordering voor activiteiten die tot de normale werkzaamheden van de medewerkers worden gerekend, vallen buiten dit artikel.