Organisatie | Pijnacker-Nootdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit reïntegratie 2008, houdende regels ter uitvoering van de Verordening Reïntegratie 2008 |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit reïntegratie 2008 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening Reïntegratie 2008 vastgesteld door de gemeenteraad op 20-12-2007, nr. 2007/15275.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2008 | 01-11-2012 | nieuwe regeling | 13-11-2008 Telstar, 27-02-2008 | 2007.15275 |
In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
premie: subsidie zoals bedoeld in artikel 31, tweede lid, sub j van de Wet werk en bijstand.
Het college kan aan de uitkeringsgerechtigde, ter uitvoering van artikel 6 lid 2 onder c van de verordening een arbeidsovereenkomst gericht op arbeidsinschakeling aanbieden, als bedoeld in artikel 610, eerste lid van Boek 7 van het Burgerlijke Wetboek.
De arbeidsovereenkomst, als bedoeld onder a. van dit lid kan uitsluitend worden aan geboden aan een uitkeringsgerechtigde behorende tot de doelgroep als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de verordening waarvan is vast komen te staan dat een reïntegratietraject slechts dan mogelijk is na gedurende een tijdelijke periode werkzaam te zijn geweest in een beschermde omgeving.
Het college kan een reïntegratiebedrijf of organisatie aanwijzen die als werkgever optreedt, waarmee de uitkeringsgerechtigde de arbeidsovereenkomst aangaat als bedoeld onder a. van dit lid. In dat geval worden nadere uitvoeringsregels vastgelegd in een overeenkomt tussen de gemeente en de aangewezen werkgever.
Duale trajecten gericht op werk, opvoeding of sociale activering in combinatie met Nederlandse taal ter voorbereiding op de Wet Inburgering.
Het college kan aan de uitvoeringsgerechtigde, ter uitvoering van artikel 6 lid 2 sub d van de verordening een traject aanbieden aan de uitkeringsgerechtigde die verplicht is om in te burgeren op grond van de Wet Inburgering (WI).
Bij inkoop van voorzieningen en traject instrumenten bij reïntegratiebedrijven of andere organisaties geldt dat deze dienen te worden aangevraagd middels een schriftelijk trajectvoorstel en nadat de gemeente toestemming heeft verleend. Uit het trajectvoorstel dient in ieder geval de noodzaak worden afgeleid van de voorgestelde middelen.
Artikel 5. Inkomensvrijlating en premies aan uitkeringsgerechtigden
Een inkomensvrijlating als bedoeld in artikel 10 lid 2 van de verordening wordt verstrekt aan de uitkeringsgerechtigde die reguliere arbeid in deeltijd heeft of heeft aanvaard, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde bijstandsnorm.
Artikel 7. Gemeentelijke subsidiebanen
De doelgroep bestaat uit personen die voor 1 januari 2008 een dienstbetrekking hadden op grond van de in artikel 13 lid 1 en lid 2 van de verordening genoemde regelingen waarvoor naar mening van het college geen andere vorm van arbeidsparticipatie mogelijk is met in acht name van een ingesteld subsidieplafond.
Het college kan bij het bepalen van de doelgroep worden geadviseerd door derden, hiertoe behoren in ieder geval: de instelling waar de medewerker is gedetacheerd en de uitvoeringsinstelling die de voormalige regeling uitvoerde, genoemd in artikel 13 lid 1 en 2 van de verordening. Daarnaast kan het college aan een onafhankelijke indicatiesteller verzoeken om een advies uit te brengen.
Het college kan een reïntegratiebedrijf of een organisatie aanwijzen die optreedt als uitvoeringsinstelling en de medewerkers detacheert bij werkgevers. De gemeente sluit in dat geval jaarlijks een overeenkomst met het aangewezen reïntegratiebedrijf waarin de aard en wijze van de uitvoering nader is geregeld.
Vastgesteld in de vergadering van 13 november 2007
de secretaris, de burgemeester,
drs. J.P.R. Woudstra, drs. F.H. Buddenberg
Toelichting op het uitvoeringsbesluit reïntegratie 2008
Ter uitvoering van de in de verordening reïntegratie vastgelegde bepalingen, zijn nadere regels opgesteld. Het gaat hierbij vooral om concrete cijfers en voorwaarden:
Artikel 2. Nadere regels niet uitkeringsgerechtigden en Anw’ers
Bij deze groep is geen sprake van gebrek aan motivatie, men heeft immers zelf aangegeven op zoek te zijn naar betaalde arbeid. Deze groep staat ingeschreven bij het CWI, maar heeft door gebrek aan scholing en/of werkervaring een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Men doet vervolgens een beroep op ondersteuning door de gemeente. Ook hier gaat het om concrete toeleiding naar algemeen geaccepteerde arbeid met gebruik van aanwezige reïntegratieactiviteiten.
Artikel 3. Berekening en inzet van het budget voorzieningen
Het rijk stelt jaarlijks een budget t.b.v. alle reïntegratieactiviteiten beschikbaar, het zogenaamde werkdeel WWB. In beginsel dient het werkdeel volledig benut te worden en dienen overschotten te worden terugbetaald aan het rijk. Wel is er een zogenaamde meeneemregeling. Dit houdt in dat indien het budget in een kalenderjaar niet volledig is verbruikt de gemeente 75% van het niet benutte deel mag overhevelen naar het volgende kalenderjaar. Dit dient dan wel volledig te worden benut t.b.v. te reïntegratie-inspanningen voor de gemeentelijke doelgroep.
3. Budget ten behoeve van bijzondere groepen
Middelen afkomstig uit de meeneemregeling kunnen worden aangewend om extra reïntegratie inspanningen te financieren. De groep uitkeringsgerechtigden ouder dan 45 jaar met een grote afstand tot de arbeidsmarkt zijn bij voorkeur gebaat bij extra maatregelen, zoals individuele begeleiding, jobcoaching en jobhunting. Een succesvolle reïntegratie van deze groep dient bovendien het maatschappelijke belang (in verband met betaalbaarheid van de sociale zekerheid en de krapte op de arbeidsmarkt). Daarnaast kunnen jaarlijks groepen worden aangewezen die in aanmerking komen voor extra maatregelen. Hierbij moet worden gedacht aan ex-asielzoekers, personen met lichamelijke beperkingen, alleenstaande ouders alsmede deelnemers aan regionale projecten. Gekozen is om dit in projectvorm te doen met een nauwkeurig omschreven doelstelling, doelgroep en inzet van middelen. Dit komt de doelmatigheidstoetsing achteraf ten goede.
Dit artikel geeft de volgorde van de inzet van trajecten. Conform het collegeakkoord wordt voor personen die tot de gemeentelijke doelgroep behoren (voornamelijk inwoners met een WWB-uitkering) bij voorkeur een work-first traject uitgezet. Work-first betekent voor de gemeente Pijnacker-Nootdorp: plaatsing in een reguliere functie bij een regulier bedrijf. In de regel wordt tijdens een proefperiode van 3 tot 6 maanden maanden gewerkt met behoud van uitkering. Daarnaast is er in het traject ruimte voor aanbod versterkende trajectinstrumenten zoals scholing e.d. Het uiteindelijke doel is dat de persoon na gebleken geschiktheid in dienst wordt genomen door de werkgever. Dit wordt dan ook bij voorkeur opgenomen in het trajectplan.
Indien de persoon niet meteen aan het werk kan in verband met geconstateerde belemmeringen wordt een toeleidingstraject gestart. Indien regulier werk niet meer tot de mogelijkheden behoort dan kan een sociaal activeringstraject worden ingezet. In eerste instantie richt dit traject zich op het bevorderen van de zelfredzaamheid van de persoon. Indien uit het traject blijkt dat er meer mogelijk is kan het traject worden verlegd richting vrijwilligerswerk of betaalde arbeid.
Detacheringtrajecten kunnen worden ingezet ten behoeve van personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt die onder begeleiding werkzaamheden verrichten bij een externe werkgever, bij voorkeur voor de duur van 12 maanden. De werkgever sluit hiertoe een arbeidsovereenkomst met de aangemelde persoon. De inkomsten zijn ten minste ter hoogte van de uitkering waardoor deze beëindigd wordt indien het een fulltime dienstbetrekking betreft. Doel is om de aangemelde persoon voldoende werkervaring te laten opdoen in een veilige werkomgeving waardoor deze op termijn geschikt is voor werk op de reguliere arbeidsmarkt.
Er wordt hierbij rekening gehouden met de beperkingen van de aangemelde persoon.
De uitvoering en begeleiding wordt door een reïntegratiebedrijf verzorgd. Voor de uitvoering worden kosten in rekening gebracht. Deze kosten als ook de loonkosten gaan ten laste van het werkdeel. Slechts de kosten verbonden aan de uitvoering (dus niet de loonkosten) vallen onder de aanbestedingsregels. Op grond van de beperkingen m.b.t. deelname en looptijd liggen de uitvoeringskosten (naar verwachting € 15.000 per jaar) onder het bedrag van de (Europese) aanbesteding.
Duale trajecten gericht op werk, opvoeding of sociale activering in combinatie met Nederlandse taal ter voorbereiding op de Wet Inburgering kunnen worden ingezet voor personen binnen de gemeentelijke doelgroep die inburgeringbehoeftig zijn maar nog niet toe zijn aan een inburgeringtraject op grond van de WI. Het gaat vooral om personen die niet behoren tot doelgroepen die met voorrang ingeburgerd moeten worden. Daarbij moet worden gedacht aan partners van uitkeringsgerechtigde vreemdelingen. Daarnaast kan het gaan om uitkeringsgerechtigden die ontheven zijn van de inburgeringplicht zoals personen die ouder zijn dan 65 jaar. Een dergelijk traject op grond van de WWB kan voorzien in de behoefte van taalonderwijs in combinatie met het bemiddelen naar werk, bevorderen van sociale activering of adviseren bij opvoedingstaken.
Vergoeding van bijkomende kosten is mogelijk als deze noodzakelijk zijn in het kader van de arbeidsinschakeling. Tot de te vergoeden kosten worden o.a. gerekend; reiskosten, boekengeld en alle andere kosten die naar beoordeling van het college noodzakelijk zijn voor de arbeidsinschakeling.
Artikel 5. Inkomensvrijlating en premies aan uitkeringsgerechtigden
De gemeente verstrekt in een aantal gevallen een inkomensvrijlating of een premie. Een inkomensvrijlating wordt alleen verstrekt aan uitkeringsgerechtigden met inkomsten uit deeltijd arbeid. En wordt gelijktijdig verrekend met de uitkering.
In principe is de premie onbelast, maar wanneer in hetzelfde kalenderjaar tevens een kostenvergoeding voor het verrichten van vrijwilligerswerk (verstrekt door de instantie waarvoor de werkzaamheden worden verricht) wordt ontvangen als bedoeld in artikel 31 lid 2 sub k WWB, dan is de premie wel belast. Die kostenvergoeding voor vrijwilligers hoeft overigens niet door de gemeente te worden verstrekt, maar kan iemand bijvoorbeeld ontvangen van een bepaalde organisatie. In artikel 31 lid 2 sub k WWB staat dat deze niet op de uitkering wordt gekort. Dat de premie belast wordt wanneer iemand zowel de kostenvergoeding als de premie ontvangt, komt doordat in artikel 11b van de Wet op de loonbelasting 1964 het volgende staat:
Tot het loon behoren voorts mede niet:
Oftewel: in principe is zowel de uitstroompremie als de kostenvergoeding onbelast, maar als iemand beide ontvangt in een kalenderjaar, dan wordt de (uitstroom)premie wel belast. In dat laatste geval zal de gemeente loonheffing over de premie dienen af te dragen aan de Belastingsdienst waardoor het belastbare inkomen van de belanghebbende, wat gevolgen kan hebben voor inkomensafhankelijke regelingen, zoals huurtoeslag. Ter voorkoming hiervan kan in overleg met de klant het betaalmoment van de premie worden vastgesteld.
Dit artikel is slechts van toepassing op inkomsten uit arbeid die lager zijn dan de van toepassing zijnde bijstandsuitkering. Voor een uitkeringsgerechtigde die werkt in deeltijd, wordt gedurende maximaal zes maanden aaneengesloten, een deel van de inkomsten uit arbeid vrijgelaten. De vrijlating is gebonden aan een maximaal percentage van 25 en een maximaal bedrag wordt jaarlijks vastgesteld in de WWB. Voorwaarde is dat het werk in deeltijd naar het oordeel van het college bijdraagt aan arbeidsinschakeling. In beginsel draagt een deeltijdbaan bij aan de arbeidsinschakeling. Dit betekent dat de vrijlating van inkomsten kan worden toegepast. Individueel wordt beoordeeld of uitbreiding van uren mogelijk is om uitkeringsonafhankelijkheid te bereiken. Bij geconstateerde inlichtingenfraude past de gemeente bij de fraudeberekening de vrijlating achteraf niet toe.
De vrijlatingperiode bedraagt 6 kalendermaanden aaneengesloten en kan niet onderbroken worden. Een periode van bijstandsonderbreking heeft niet tot gevolg dat er sprake is van een onderbreking van de vrijlating. De periode van zes aaneengesloten maanden loopt dus tijdens de uitkeringsopschorting gewoon door. In de wet is niet geregeld of na een bijstandsonderbreking opnieuw een periode van zes maanden aaneengesloten een vrijlating kan worden verstrekt. Met andere woorden is dit ter beoordeling van de gemeente. De gemeente staat op het standpunt dat ook in dergelijke gevallen een individuele beoordeling dient plaats te vinden. Indien het college van mening is dat de deeltijdwerkzaamheden bijdragen aan de arbeidsinschakeling, is een nieuwe periode van inkomensvrijlating mogelijk.
De uitstroompremie is gerelateerd aan uitstroom naar werk. De mogelijkheid tot het verkrijgen van een uitstroompremie is verruimd. Vaak kunnen uitkeringsgerechtigden aan de slag op basis van kortdurende arbeidscontracten (korter dan 12 maanden). Door de voorwaarden te versoepelen worden uitkeringsgerechtigden gestimuleerd om een dergelijke baan te nemen en een gedeeltelijke premie te ontvangen. Voorbeeld: stel iemand gaat werken op basis van een contract van 3 maanden (en is hierdoor uitkeringsvrij) dan bedraagt de premie € 400, -. Daarnaast is de voorwaarde komen te vervallen dat de inkomsten uit arbeid hoger dienen te zijn dan de relevante bijstandsnorm. Dit is vervangen door de voorwaarde dat het inkomen hoger moet zijn dan de relevante bijstandsnorm. Door deze aanpassing kunnen ook uitkeringsgerechtigden met een aanvullende bijstanduitkering gebruikt maken van de uitstroompremie. Immers indien zij werk aanvaarden waardoor het totale inkomen hoger is dan de bijstand, is er sprake van uitstroom. Het in aanmerking komen voor een premie is een grote stimulans voor personen uit deze groep om te gaan werken.
Voor een deel van de uitkeringsgerechtigden zal uitstroom niet mogelijk zijn of slechts mogelijk zijn na een intensief voortraject. Voor deze categorie is het traject sociale activering bedoeld. De premie bedraagt in totaal € 800, -. Betaalbaarstelling gebeurt in 2 termijnen en is gekoppeld aan het behalen van de doelstellingen.
4. Premie deelname aan detacheringtraject
Indien een persoon een detacheringtraject volledig heeft doorlopen kan deze aanspraak maken op een premie. De reden hiervoor is dat de deelnemer gedurende een dergelijk traject werkzaamheden verricht in dienstverband.
5. Premie in verband met start zelfstandige werkzaamheden
Van belang is dat de persoon die start met zelfstandige werkzaamheden geen gebruik (heeft) gemaakt van krediet c.q. uitkering op grond van het Bbz.
Artikel 6. Hoogte, duur en nadere voorwaarden loonkostensubsidie werkgever
De mogelijkheden voor werkgevers om in aanmerking te komen voor een loonkostensubsidie zijn uitgebreid. De ervaring heeft uitgewezen dat werkgevers in de regel niet direct overgaan tot het aanbieden van een contract van 12 maanden maar eerst een contract voor kortere duur aanbieden. De verruiming van de subsidiemogelijkheden is daarom bedoeld om werkgevers nog meer dan voorheen te stimuleren om personen behorende tot de doelgroep in dienst te nemen. In alle gevallen bedraagt de maximale premie die een werkgever kan ontvangen € 9.000, -.
Artikel 7. Gemeentelijke subsidiebanen
De gemeente sluit een uitvoeringsovereenkomst met een reïntegratiebedrijf betreffende de subsidiering van een aantal medewerkers die tot 1 januari 2007 werkzaam waren op grond van een WIW dan wel een ID-overeenkomst. Het reïntegratiebedrijf voert de gemeentelijke subsidiebanen uit. De werknemers blijven in dienst van de werkgever (bijv. Stichting Ipse). Het vastgestelde subsidieplafond bestaat uit de som van de subsidie per medewerker (= loon) zoals deze in 2006 is verstrekt. Loonkosten vallen buiten eventuele aanbestedingen. Slechts uitvoeringskosten vallen hieronder. Gezien de omvang van de kosten wordt niet verwacht dat voor de gemeentelijke subsidiebanen aanbesteed dienen te worden.