Organisatie | Pijnacker-Nootdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Parkeerverordening Pijnacker-Nootdorp |
Citeertitel | Parkeerverordening Pijnacker-Nootdorp |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
- Beleidsregels ten aanzien van verstrekken parkeervergunning, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 04-09-2007, nr. 2007.11705, bekendgemaakt in de Telstar op 13-05-2009.
- Aanwijzen Hesselt van Dinterlaan als plaats waar vergunninghouders mogen parkeren (besluit college d.d. 04-12-2007, nr. 2007.16478, met ingang van 01-01-2008)
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-2011 | 3e wijziging: art. 4 | 22-12-2011 Telstar, 29-12-2011 | 11INT0477f | ||
14-05-2009 | 30-12-2011 | 31-10-2007 Telstar, 13-05-2009 | 2007.11705 |
Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990, Stb. 459;
motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die
is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of
gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;
Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen
In ieder geval kunnen de volgende vergunningen (A t/m C) worden verleend aan bewoners en bedrijven die staan ingeschreven op een adres binnen een zone waar het belanghebbendenparkeren van kracht is, of waar mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn:
Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een vergunning voor een aanbieder kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.
Afdeling III Verbodsbepalingen
Het in het tweede lid vervatte verbod geldt niet wanneer aan de eigenaar of houder van het motorvoertuig een vergunning is verleend voor het parkeren op de betreffende categorie parkeerapparatuurplaatsen, het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van een vergunning en niet gehandeld wordt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.
Vergunningen voor het parkeren op parkeerapparatuur- en/of belanghebbendenplaatsen worden uitgegeven op basis van de Parkeerverordening. Het aanwijzen van de plaatsen waar met een dergelijke vergunning geparkeerd kan worden dient daarom bij of krachtens deze verordening te gebeuren. Los daarvan staat het heffen van rechten voor het uitgeven van de vergunning. Dit gebeurt op basis van de Legesverordening.
Uit praktische overwegingen is de aanwijzingsbevoegdheid bij burgemeester en wethouders neergelegd.
Door in de parkeerverordening te verwijzen naar categorieën (vergunningen A t/m E) en deze met een onderbord ook bij de parkeerplaats zelf te vermelden, is het de betrokken vergunninghouders ook bekend waar zij kunnen parkeren. Voor een uitgebreider behandeling van de parkeerbebording verwijzen wij naar de CROW-uitgave ‘Richtlijn parkeerbebording’ (publicatie 134, 1999).
In het eerste lid wordt duidelijk gemaakt dat vergunningen kunnen worden afgegeven voor het parkeren op parkeerplaatsen voor belanghebbenden of met parkeerapparatuur. In het tweede lid worden de verschillende groepen omschreven. Door de woorden ‘in ieder geval’ wordt aangegeven dat de opsomming van categorieën (vergunningen A t/m E) (rechts)personen die in aanmerking komen voor een vergunning niet limitatief bedoeld is.
Aanwijzing van weggedeelten voor vergunningparkeren is alleen mogelijk in gebieden waar parkeerdruk is. De vergunningen voor autodate moeten echter ook kunnen worden verleend in gebieden waar geen parkeerdruk is. Daarvoor is wel nodig dat de parkeerverordening, bijvoorbeeld in de toelichting maar zeker ook in relevante bepalingen, een bredere grondslag krijgt. Het motief van deze parkeerverordening is parkeerregulering.
De parkeerverordening kan echter ook voorschriften bevatten met het oog op het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer (zie artikel 2, tweede lid Wegenverkeerswet).
Vergunningen ten behoeve van particuliere autodate kunnen worden verleend aan natuurlijke personen of aan een maatschap. De Stichting voor Gedeeld Autogebruik verstrekt op aanvraag een standaard-maatschapovereenkomst voor particuliere autodate.
Op grond van het derde lid kunnen met het oog op een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte aan de vergunning zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.
Vergunningen kunnen ook worden verleend voor bepaalde zones, om te voorkomen dat vergunninghouders overal elders in de gemeente gratis kunnen parkeren. Dit is ook voor autodate van groot belang. Het motief van de goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte laat niet toe dat er zones van 1 parkeerplaats worden aangewezen. Immers, van een verdeling van parkeerplaatsen is dan nauwelijks sprake. Het reserveren van een parkeerplaats ten behoeve van 1 motorvoertuig kan wel worden beargumenteerd vanuit het motief van ‘het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer’ (Wegenverkeerswet, artikel 2, tweede lid). Aanwijzing van 1 parkeerplaats als gebied voor gefiscaliseerd betaald parkeren is niet mogelijk.
Autodate levert een bijdrage aan selectiever autogebruik, en daarmee aan het reduceren van de groei van de automobiliteit, één van de doelstellingen van het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV II) en het derde Nationaal Milieu Beleidsplan (NMP III). Het reserveren van een parkeerplaats in een gebied zonder parkeerdruk is nodig om autodate als werkbaar alternatief voor de eigen auto te kunnen aanbieden. Aangezien de date-auto’s niet (per se) als zodanig te herkennen zijn, zou de deelnemer indien er geen parkeerplaats gereserveerd is, de date-auto moeilijk kunnen traceren. Het welslagen van autodatesystemen is in grote mate afhankelijk van de mate waarin de aanbieder een dienst kan aanbieden die hetzelfde gebruikersgemak kent als ‘de (eigen) auto voor de deur’.
De beginselen van behoorlijk bestuur eisen dat binnen een redelijke termijn een beslissing wordt genomen op een aanvraag voor een vergunning. Om op dit punt voor de aanvrager duidelijkheid te verschaffen, zijn de termijnen in de verordening zelf opgenomen.
Geen enkele vergunning wordt uitgegeven met plaatsgarantie. Hierop is zowel het uitgiftebeleid als het tarief gebaseerd. Omdat dit in de praktijk nogal tot onduidelijkheden leidt, is dit artikel opgenomen waarin een maximum genoemd wordt over het aantal uit te geven vergunningen tegenover het aantal beschikbare parkeerplaatsen.
Om de controle op de naleving van het vergunningparkeren efficiënt te laten verlopen, moet zo min mogelijk informatie op de vergunning worden vermeld. Een overmaat aan informatie bemoeilijkt de waarneming voor de controleurs (veel lezen, kleine letters et cetera). Wanneer er toch behoefte bestaat aan meer informatie, zou deze op de achterzijde van de vergunning vermeld kunnen worden. Ook is het denkbaar de vergunning vouwbaar uit te voeren of een bijlage te verstrekken. Om fraude te bemoeilijken (het maken van bij voorbeeld een fotokopie) is het denkbaar de vergunning in meer kleuren uit te voeren. In dat geval moet gelet worden op de kleurechtheid van de inkt en/of het papier.
De onder a, b, en e opgenomen gegevens zijn in ieder geval noodzakelijk om te kunnen controleren. De onder c vermelde gegevens zijn, evenals andere informatie, voor de handhaving niet strikt noodzakelijk.
In de aanhef van dit artikel wordt gesproken over ‘kunnen intrekken’. Bedoeld is hiermee aan te geven dat het ter beoordeling van burgemeester en wethouders staat of een vergunning daadwerkelijk wordt ingetrokken wanneer een van de opgesomde omstandigheden zich voordoet. De opsomming is limitatief bedoeld. Om andere redenen kan de vergunning dan ook niet worden ingetrokken.
Dit artikel verbiedt het plaatsen van voorwerpen, niet zijnde motorvoertuigen (voertuigen), op parkeerapparatuur- en belanghebbendenplaatsen. Het plaatsen van dergelijke voorwerpen belemmert de normale gang van zaken op de genoemde plaatsen en doorkruist daarmee de beoogde regulering. Het gaat hier om gedragingen die zich niet lenen voor fiscalisering. Deze verbodsbepaling moet dan ook, ongeacht of tot fiscalisering wordt overgegaan, in de verordening worden opgenomen. Een uitzondering is gemaakt voor caravans, voor zover deze niet langer dan op drie achtereenvolgende dagen zonder vergunning op een belanghebbendenplaats worden geparkeerd.
Het lijkt voor een goede gang van zaken op parkeerapparatuurplaatsen niet gewenst om ontheffing te kunnen verlenen van het in het tweede lid neergelegde verbod. De mogelijkheid daartoe is daarom ook niet opgenomen
Ook dit artikel bevat enkele verbodsbepalingen voor gedragingen die niet gefiscaliseerd kunnen worden. Deze bepalingen moeten, ongeacht of tot fiscalisering wordt overgegaan of niet, in de verordening opgenomen worden.
Wanneer de parkeertijd, waarvoor een bestuurder heeft betaald, is verstreken moet hij (opnieuw) aangifte doen. Als hij niet aan die verplichting voldoet, wordt hem, in geval van constatering, een naheffingsaanslag opgelegd.
De fiscale aanpak van het niet betalen van het parkeergeld is, gelet op artikel 225 en 234 van de Gemeentewet, alleen mogelijk bij parkeerapparatuur, en niet op belanghebbendenplaatsen. Daarom moet in de verordening een strafbepaling opgenomen worden. Voor het parkeren op parkeerplaatsen bij parkeerapparatuur zonder (geldige) vergunning is geen strafbaarstelling nodig. Op die plaatsen kan immers wel het fiscale regime gehanteerd worden. Een uitzondering is gemaakt voor kampeerwagens, voor zover deze niet langer dan op drie achtereenvolgende dagen op een belanghebbendenplaats worden geparkeerd.
Artikel 154 van de Gemeentewet bepaalt dat gemeenten op overtreding van hun verordeningen een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de eerste of tweede categorie kunnen stellen. Openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak kan als bijkomende straf op een overtreding worden gesteld.
Gezien de ernst van een parkeerovertreding lijkt het minder gewenst om daarop een geldboete van de tweede categorie te stellen. Het openbaar maken van de rechterlijke uitspraak is een bijkomende straf waarvan bij parkeerovertredingen weinig effect te verwachten valt. Het opnemen daarvan in de Parkeerverordening is daarom achterwege gelaten.
Toezichthouders zijn personen die bij of krachtens wettelijk voorschrift belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften, zo volgt uit artikel 5:11 Awb. Deze personen kunnen (deels) categoraal en (deels) individueel worden aangewezen. Voor een uitgebreide toelichting op deze bepalingen verwijzen wij naar toelichting op artikel 6.1a in de model Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van de VNG.