Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wijk bij Duurstede

Treasurystatuut gemeente Wijk bij Duurstede

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWijk bij Duurstede
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingTreasurystatuut gemeente Wijk bij Duurstede
CiteertitelTreasurystatuut gemeente Wijk bij Duurstede
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinancieringsstatuut gemeente Wijk bij duurstede maart 2001 m.i.v. 7 december 2010

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-12-2010Onbekend

07-12-2010

www.wijkbijduurstede.nl

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Treasurystatuut gemeente Wijk bij Duurstede

 

 

De missie

Het Treasurystatuut (hierna: Statuut) van de gemeente Wijk bij Duurstede (hierna: de gemeente) heeft tot doel een formeel kader te scheppen waar binnen de financierings- en beleggingsactiviteiten van de organisatie dienen plaats te vinden. In het Statuut zorgen de vier elementen sturen, beheersen, verantwoorden en toezicht houden in hun samenhang voor duidelijkheid en transparantie in het financieringsproces.

In dit treasurystatuut wordt de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het Statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk.

Algemene missie van de gemeente Wijk bij Duurstede

De algemene missie van de gemeente is het zo optimaal mogelijk uitvoeren van haar publieke taken. Naast de door Wet opgedragen taken, bepaalt de gemeenteraad welke de publieke taken van de gemeente Wijk bij Duurstede zijn. In algemene zin zal het financieel beleid dienen bij te dragen aan en ondersteuning te bieden voor het uitvoeren van deze publieke taken. Meer specifiek zal de financiële continuïteit van de gemeente op korte en lange termijn dienen te worden gewaarborgd.

Doelstellingen van het treasurybeleid

  • 1.

    Het treasurybeleid is erop gericht binnen de financiële mogelijkheden van de gemeente een zo hoog mogelijk rendement te verkrijgen op overtollige middelen en de lasten zo veel mogelijk te reduceren op aan te trekken middelen, waarbij de risico’s zo goed mogelijk beheerst worden en in ieder geval beperkt blijven binnen de door de gemeenteraad vastgestelde kaders.

  • 2.

    De doelstellingen van het treasurybeleid zijn:

    • I.

      Het verkrijgen en handhaven van toegang tot de vermogensmarkten (geld- en kapitaalmarkt) tegen de scherpst mogelijke condities;

    • II.

      Het zoveel mogelijk beschermen van de organisatie tegen ongewenste financiële risico’s zoals rente-, valuta-, koers–, liquiditeits- en kredietrisico;

    • III.

      Het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

    • IV.

      Het realiseren van een flexibel en controleerbaar kasgeldstromen in de organisatie;

    • V.

      Het opzetten en onderhouden van een goede en efficiënte financiële infrastructuur;

    • VI.

      Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet Financiering Decentrale Overheden respectievelijk de limieten en richtlijnen van dit Statuut;

    • VII.

      Het realiseren van informatiestromen ter ondersteuning van het beleid.

Risicoprofiel

  • 1.

    De houding van de gemeente ten aanzien van financieel risico is defensief en risicomijdend. De financieringsfunctie van de gemeente is naar haar aard ondergeschikt aan de uitvoering van de publieke taak. Het risico beleid zal erop gericht zijn toekomstige risico’s inzichtelijk te maken, te beheersen, te verminderen of te verschuiven. De uitvoering van de financieringstaak mag in ieder geval niet leiden tot een vergroting van de risico’s voor de organisatie.

  • 2.

    Defensief en risicomijdend houden in ieder geval in:

    • I.

      Het beleid ten aanzien van financieringen is erop gericht een spreiding van toekomstige renterisico’s op korte en lange termijn te bevorderen opdat ook in de toekomst geen overmatige blootstelling aan rentebewegingen optreedt;

    • II.

      De organisatie hanteert de renterisiconorm en de kasgeldlimiet, conform de Wet Financiering Decentrale Overheden;

    • III.

      Het beleid ten aanzien van beleggingen is zodanig dat alleen beleggingen kunnen worden gedaan van (tijdelijke) overschotten en gericht op de beheersing en vermindering van daaraan verbonden risico’s.

Uitvoering van het beleid

Organisatie van de uitvoering

  • 1.

    De financieringsorganisatie kan binnen de kaders van de door de gemeenteraad vastgestelde Begroting of tussentijdse rapportages transacties afsluiten.

  • 2.

    Gezien de omvang van de organisatie zal er af en toe een uitzondering moeten worden gemaakt met betrekking tot de functiescheiding. De juiste uitvoering en administratie van de transacties wordt in die gevallen gewaarborgd door een goed functionerende AO/IC waarbij binnen 2 weken achteraf alsnog een toetsing plaatsvindt in de functiescheiding.

  • 3.

    De financieringsfunctie is in bijlage II van dit Statuut op het gebied van administratieve organisatie en interne controle uitgewerkt. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van financieringsactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd. Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd.

Risicobeheer

Uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot risicobeheer gelden de navolgende algemene uitgangspunten:

  • 1.

    De gemeenteraad mag uitsluitend leningen of garanties aan derde partijen verstrekken op grond van de publieke taak;

  • 2.

    De organisatie kan middelen uitzetten op grond van de financieringsfunctie indien deze uitzettingen een prudent (= geschiedend met of getuigend van beleid) karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd door middel van de richtlijnen en limieten van dit financieringsstatuut;

  • 3.

    Het gebruik van derivaten is niet toegestaan, tenzij er met een dergelijk instrument renterisico’s worden voorkomen of worden afgedekt.

Renterisicobeheer

Met betrekking tot renterisicobeheer gelden de navolgende uitgangspunten:

  • 1.

    De kasgeldlimiet zoals bedoeld in de Wet Financiering Decentrale Overheden wordt niet overschreden;

  • 2.

    De renterisiconorm zoals bedoeld in de Wet Financiering Decentrale Overheden wordt niet overschreden;

  • 3.

    Nieuwe leningen / uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie, aanwezige leningenportefeuille, een recente liquiditeitenplanning en een actuele rentevisie;

  • 4.

    De rentevisie van de organisatie is in principe gebaseerd op de rentevisie van minimaal 2 gezaghebbende financiële instellingen (zoals de huisbank en een financiële bemiddelaar) en wordt minimaal opgesteld op de volgende tijdstippen:

    • i)

      Jaarlijks ten behoeve van de begroting;

    • ii)

      Op moment van en ter voorbereiding op aan te trekken leningen en te verrichten uitzettingen.

Koersrisicobeheer

Met betrekking tot koersrisicobeheer gelden de navolgende uitgangspunten:

  • 1.

    De organisatie beperkt de koersrisico’s op uitzettingen op grond van financiering, door de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

  • 2.

    De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van financiering, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: vastrentende waarden, producten waarbij de hoofdsom gegarandeerd is aan het einde van de looptijd, dan wel fido-proof beleggingsfondsen;

Kredietrisicobeheer

Met betrekking tot kredietrisicobeheer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Kredietrisico’s worden beperkt door uitsluitend uit te zetten bij financiële instellingen die officieel onder EER-toezicht van een Centrale Bank staan en waarbij de financiële instellingen alsook het land waarin de instelling is gevestigd voldoen aan de kredietwaardigheids rating AA of hoger, afgegeven door minimaal twee gerenommeerde ratingbureaus;

  • 2.

    Instellingen, voor wier waardepapier een solvabiliteitsratio van 0% geldt.

Intern liquiditeitsrisicobeheer

Met betrekking tot intern liquiditeitsrisicobeheer gelden de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    De financieringsactiviteiten zijn gebaseerd op een liquiditeitenplanning;

  • 2.

    De financieringsorganisatie zal, aan de hand van de verkregen informatie met betrekking tot toekomstige ontvangsten en uitgaven, eens per half jaar een liquiditeitsplanning opstellen;

  • 3.

    Interne financiële stromen zullen – daar waar mogelijk – binnen één rentecompensatiecircuit plaatsvinden.

Valutarisicobeheer

Met betrekking tot valutarisicobeheer gelden het volgende uitgangspunt:

1.Valutarisico’s worden uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de Euro.

Korte en lange financiering

  • 1.

    Voor het aantrekken van gelden op de geld- en kapitaalmarkt worden aan tegenpartijen in principe geen restricties gesteld, anders dan dat zij een goede reputatie behoren te hebben op de financiële markten en in het algemeen maatschappelijk verkeer.

  • 2.

    Voor korte financiering geldt dat binnen de grenzen van het jaarlijks vastgestelde (of eventueel bijgestelde) mandaat de financieringsorganisatie het aantrekken van middelen kan voorbereiden en uitvoeren. Hiervoor geldt de procedure als bedoeld in Artikel 5 en hetgeen hieronder wordt vastgesteld inzake richtlijnen en limieten voor financieringen in het algemeen.

  • 3.

    Het aantrekken van middelen teneinde deze te beleggen is niet toegestaan. Bij een lening die niet volledig wordt opgenomen geldt dat daar waar het geld wordt geleend, dit ook wordt uitgezet.

  • 4.

    Bij het uitvoeren van financieringstransacties gelden voorts de volgende richtlijnen en limieten:

  • I.

    Geld wordt uitsluitend aangetrokken op basis van een recente liquiditeitsprognose en een actuele rentevisie;

  • II.

    Het aantrekken van langlopende leningen geschiedt door tenminste twee concurrerende offertes bij financiële instellingen aan te vragen;

  • III.

    Bij het bepalen van de rente- en aflossingsvervaldata wordt rekening gehouden met een spreiding van de betalingen door het jaar heen;

  • 5.

    Toegestane instrumenten zijn rekening courant, kasgeld en onderhandse geldleningen.

Korte en lange beleggingen

  • 1.

    Voor korte beleggingen geldt dat binnen de grenzen van het jaarlijks vastgestelde (of eventueel bijgestelde) mandaat de financieringsorganisatie het uitzetten van middelen kan voorbereiden en uitvoeren. Hiervoor geldt de procedure als bedoeld in Artikel 5 en hetgeen hieronder wordt vastgesteld inzake de richtlijnen en limieten voor beleggingen in het algemeen.

  • 2.

    Bij het uitvoeren van beleggingstransacties gelden voorts de volgende richtlijnen en limieten:

  • I.

    Uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in Artikel 6, 7, 8 en 9 genoemde voorwaarden;

  • II.

    Het uitzetten van middelen met een looptijd vanaf één jaar geschiedt door tenminste twee concurrerende offertes bij financiële instellingen aan te vragen;

  • III.

    Bij het bepalen van de rente- en aflossingsvervaldata wordt rekening gehouden met een spreiding van de betalingen door het jaar heen;

  • 3.

    Toegestane instrumenten zijn rekening courant, spaarrekeningen, daggeld, deposito’s, onderhandse geldleningen, vaste geldleningen en financiële producten die een hoofdsomgarantie kennen zoals is bedoeld in Wet Financiering Decentrale Overheden.

Financiële infrastructuur

  • 1.

    Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • I.

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitenplanning af te stemmen;

  • II.

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd binnen één bank.

  • 2.

    De liquiditeitspositie wordt geconcentreerd binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities teneinde het saldo en liquiditeitenbeheer gestalte te geven.

Relatiebeheer

Relatiebeheer omvat het onderhouden van relaties met financiële instellingen. De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten.

  • 1.

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste eens in de vier jaar beoordeeld door de financieringsorganisatie;

  • 2.

    Bankrelaties dienen wat betreft hun kredietwaardigheid minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in Artikel 9;

  • 3.

    Tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen. Een kopie van deze vergunning dient in het bezit te zijn van de gemeente;

  • 4.

    Voor financiële instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen) geldt dat deze onder toezicht moeten staan van de Nederlandse Bank.

Slotbepalingen

Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit Statuut treedt in werking met ingang van 8 december 2010;

  • 2.

    In lid 1 van dit artikel genoemde datum vervallen alle voorgaande artikelen inzake financieringsstatuut gemeente Wijk bij duurstede maart 2001 en ingetrokken door de raad in de raadsvergadering van 7 december 2010.

Citeertitel

Dit Statuut wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam “Treasurystatuut gemeente Wijk bij Duurstede 2010”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 7 december 2010.

de burgemeester, de griffier,

______________ ______________

Orlyplein 50Amsterdam581101040 HC Amsterdam(020) 582 40 00(000) 000 00 00(020) 582 40 22Leveringsvoorwaarden NLClausule_Algemeen_nl 19 juni 2001Bijlage I Begrippenkader

Basispunten Eén basispunt is 1/100-ste procent (0,01%).

Beleggingshorizon Periode waarover de belegger middelen wenst uit te zetten.

Externe financiering Het aantrekken van middelen buiten de organisatie voor de dekking van vermogensbehoefte.

Derivaten Zie rente-instrumenten.

Financiering Het aantrekken van de benodigde middelen voor de dekking van vermogensbehoefte voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen.

Financieringsbehoefte De behoefte om uit (interne of externe) bronnen vermogen aan te trekken voor de dekking van vermogensbehoefte.

Geldstromenbeheer Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden(betalingsverkeer).

Interest (= rente) De vergoeding die in rekening gebracht wordt voor het tijdelijk beschikbaar stellen van liquiditeiten (het lenen). De entiteit die de beschikkingsmacht over de liquiditeiten afstaat is de crediteur. De entiteit die de beschikkingsmacht tijdelijk verkrijgt is de debiteur. De interest wordt veelal uitgedrukt in een percentagevan de hoofdsom op jaarbasis. Interest is daarbij een vorm van huur.

Interne financiering Financiering van de vermogensbehoefte door het aanwenden vangeldmiddelen die reeds in de organisatie aanwezig zijn.

Intern liquiditeitsrisico De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplannen waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

Kasgeldlimiet Een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van het openbare lichaam bij aanvang van het jaar.

Koersrisico Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koers ontwikkelingen.

Korte financieringsmiddelen Middelen ter dekking van de vermogensbehoefte met een rentetypische looptijd korter dan één jaar.

Korte rente Het renteniveau van kortlopende verplichtingen. Meestal neemt men hiervoor een vaste looptijd, bijvoorbeeld 3-maands rente.

Kredietrisico Het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid op een waardedaling van de vorderingspositie ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

Lange financieringsmiddelen Middelen ter dekking van de vermogensbehoefte met een rentetypische looptijd langer dan één jaar.

Lange rente Het renteniveau van langlopende verplichtingen. Meestal neemt men een vaste looptijd, bijvoorbeeld de 10-jaars SWAP-rente.

Liquiditeitenbeheer Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

Liquiditeitspositie De mate waarin op korte termijn aan de opeisbare verplichtingen kan worden voldaan.

Liquiditeitenplanning Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid.

Liquiditeitstekort Het ontbreken van middelen waarmee op korte termijn aan opeisbare verplichtingen kan worden voldaan.

Overliquiditeit Het overschot van middelen op korte termijn nadat aan alle opeisbare verplichtingen is voldaan.

Rating Overzicht ratingkwalificaties

Moody’s Standard & Poor’s Lange termijn ratings

Aaa AAA Extreem kredietwaardig

Aa AA Zeer kredietwaardig. Veiligheidsmarge echter niet zo hoog als bij de AAA-categorie.

A A Zeer kredietwaardig. Er zijn echter factoren aanwezig waardoor afbetaling in de toekomst enig gevaar loopt.

Korte termijn ratings

P-1 A-1+/A-1 Capaciteit voor rente en aflossing is extreem, respectievelijk zeer groot.

P-2 A-2 Voldoende capaciteit voor tijdige betaling aanwezig. Echter niet zo groot als in bovengenoemde categorie.

P-3 A-3 Adequate capaciteit voor tijdige betaling aanwezig. Echter kwetsbaar indien de omstandigheden tegenzitten.

Renteconversie Tussentijdse aanpassing van de contractuele rente.

Renterisico Mate waarin het saldo van rentelasten en rentebaten van een openbaar lichaam verandert door wijzigingen in het rentepercentage op leningen en uitzettingen.

Renterisiconorm Een bedrag ter grootte van een percentage van de totale begrotingsvolume.

Rente-instrumenten Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Deze onderliggende waarden zijn financiële producten zoals effecten. Rente-instrumenten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om valuta- en renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

Rentetypische looptijd Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare constante rentevergoeding.

Rentevisie Verwachting van de ontwikkeling van de renteniveaus van de lange en korte rente.

Roll-over basis Lening met middellange of lange looptijd en een variabele renteverplichting.

Saldobeheer Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.

Solvabiliteitsratio van 0% Status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend.

Financieringsfunctie De financieringsfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële geldstromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De financieringsfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, ondernemingsfinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer.

Bijlage II bevoegdheden en verantwoordelijkheden

instrument

inhoud

samensteller / uitvoerder

beslisser

wanneer

Financiële verordening

beleidskaders

Concernstaf

gemeenteraad

bij wijziging

Treasurystatuut

uitvoeringsbepalingen

Afdelingshoofd bedrijfsvoering

gemeenteraad

bij wijziging

organisatie

structuur / functieverdeling

Afdelingshoofd bedrijfsvoering

college van b&w

bij wijziging

ao beschrijvingen

coörd. Financieel beleid

Afdelingshoofd bedrijfsvoering

bij wijziging

rapportage over de werking van de organisatie

aanwezigheid en werking van de ao

Control

Afdelingshoofd bedrijfsvoering

1 x per jaar

accountant

college van b&w

interim controle -managementletter

bankrelatiebeheer

aangaan / afstoten bankrekeningen

coörd. Financieel beleid

Afdelingshoofd bedrijfsvoering

bij wijziging.

Procuratie *

(bevoegd tot handelen)

Specialist B

Afdelingshoofd bedrijfsvoering

1 x per jaar

bankcondities / tarieven

coörd. Financieel beleid

Afdelingshoofd bedrijfsvoering

1 x per 3 jaar

liquiditeitsplanning

financiering op korte termijn

Financieel Consulent

coörd. Financieel beleid

2 x per jaar

garanties

beleidskaders

(in verordening art. 212)

Concernstaf

gemeenteraad

bij wijziging

uitvoeringsbepalingen

Afdelingshoofd bedrijfsvoering

college van b&w

bij wijziging

Afgeven of wijzigingen garantie

(beleids-) afdeling

gemeenteraad

na aanvraag

beheer garantie

Adm. Medew.

coörd. Financieel beleid

1 x per jaar

geldbeheer

bewaren van geldmiddelen

Kassier/deb. beheer

coörd. administratie

dagelijks

Decentrale rekeningen en kassen

Medewerker afdeling

Afdelingshoofd

Dagelijks

Verrichten van betalingen

kassier/deb. beheer

coörd. Financieel beleid of Fin. consulenten of specialist C

Dagelijks

aantrekken van leningen (kasgeld)

(< 1 jaar)

coörd. Financieel beleid

Afdelingshoofd bedrijfsvoering

Indien nodig

aantrekken van leningen

(>= 1 jaar)

coörd. Financieel beleid

Afdelingshoofd bedrijfsvoering

Indien nodig

uitzetten van kasgeld

(< 1jaar)

coörd. Financieel beleid

Afdelingshoofd bedrijfsvoering

Indien nodig

uitzetten van kasgeld

(>= 1 jaar)

coörd. Financieel beleid

Afdelingshoofd bedrijfsvoering

Dagelijks

crediteurenbeheer

beheer schulden op korte termijn

adm. fin. medew.

Specialist B

Dagelijks

debiteurenbeheer

Reguliere vorderingenbeheer op korte termijn

kassier/deb. beheer

Specialist B

4 x per jaar

Belastingen vorderingenbeheer op korte termijn

Medewerkers belastingen

Heffing en invorderingsambte-naar

1 x per jaar

boekhouding

registratie mutaties in de middelen

kassier/deb. beheer

Specialist B

Dagelijks

* De door een daartoe bevoegd persoon of lichaam verleende bevoegdheid om de gemeente te vertegenwoordigen.

Toelichting treasurystatuut

Toelichting algemeen

Treasury omvat alle activiteiten die zich richten op het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s.

De Wet financiering decentrale Overheden (wet fido) is per 1 januari 2001 in werking getreden. Dit houdt concreet voor de gemeente Wijk bij Duurstede in dat zij verplicht gesteld worden om een financieringsstatuut te hebben en in de begroting en het jaarverslag een financiering/treasuryparagraaf op te nemen.

In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente Wijk bij Duurstede vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 3). Vervolgens geeft het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelswijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet FiDO. Door de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente Wijk bij Duurstede bepaald, waarbinnen de financieringsactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De financiering/treasuryparagraaf in de begroting geeft de beleidsplannen voor de financieringsfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de financiering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet FiDO en het financieringsstatuut blijven. De financiering/treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de plannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie in het verslagjaar.

Toelichting per statuutartikel

Hieronder wordt artikel gewijs een toelichting gegeven. Het statuut is geheel opnieuw ingevuld gezien de vele (wettelijke) ontwikkelingen sinds de vaststelling van het vorige “financieringsstatuut gemeente wijk bij duurstede maart 2001”. De uitgangspunten en normen die in het vorige statuut golden zijn overgenomen voor zover ze nu niet in hogere wetgeving zijn geregeld. De meest in het oogspringende wijziging is dat de kredietwaardigheid van een instelling van een A-rating naar een AA-rating is verhoogd in het huidige artikel 9.

Artikel 1 In artikel 1 wordt wordt het kader waarbinnen het statuut zich beweegt weergegeven.

Artikel 2. In artikel 2 wordt de relatie tussen de gemeente Wijk bij Duurstede en de financiering beschreven.

Artikel 3. Dit artikel geeft de verschillende taken en doelstellingen van de financiering in een breder perspectief.

Lid 1. Lid 1 geeft het algemene kader van de financiering functie en wie dat kader moet bepalen.

Lid 2.I. In de eerste plaats dient de financiering ervoor te zorgen dat de gemeente Wijk bij Duurstede “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De financiering dient te waarborgen dat de gemeente Wijk bij Duurstede duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (tenminste marktconform) te zijn.

Lid 3.II. Door haar activiteiten loopt de gemeente Wijk bij Duurstede de volgende financiële risico’s: renterisico’s, kredietrisico’s, koersrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de financiering dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 13 tot en met 18 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

Lid 3.III. De derde doelstelling van de financieringsfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de financiering het beheer zo efficiënt mogelijk uit te voeren.

Lid 3.IV/V. De financiering van de gemeente Wijk bij Duurstede dient zorg te dragen voor een adequaat systeem voor het beheer van de interne geldstromen.

Lid 3.VI. De gemeente Wijk bij Duurstede streeft ernaar haar renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de organisatie geen middelen onbenut laat maar streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen.

Lid 3.VII. Zonder informatie is het financieringsbeleid niet te ontwikkelen noch te toetsen.

Artikel 4. Met artikel 4 wordt de koppeling gemaakt tussen het “prudent beheer” zoals bedoeld wordt in Wet FiDO en de wijze waarop de gemeente Wijk bij Duurstede invulling geeft aan dit begrip. Conform de Wet FiDO, dienen uitzettingenuit hoofde van financiering” een prudent karakter te hebben. In de Wet FiDO en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Het aangaan van financiële transacties met als oogmerk die transacties te zijner tijd eventueel met winst te verkopen, is nadrukkelijk niet toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet FiDO). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit financieringsstatuut vallen binnen de kaders van de Wet FiDO. De limieten en richtlijnen van dit financieringsstatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van financiering te garanderen en hebben daarom géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente Wijk bij Duurstede.

Lid 2.I/II. Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente Wijk bij Duurstede. Een belangrijk uitgangspunt van de Wet FiDO is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet FiDO de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage ( bij ministeriële regeling vastgesteld op 8,2%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente Wijk bij Duurstede bij aanvang van het jaar.

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (bij ministeriële regeling vastgesteld op 20%) te vermenigvuldigen met de totale vaste schuld.

Lid 2 III. Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet FiDO nadrukkelijk niet toegestaan.

Artikel 5. Dit artikel geeft weer, hoe het beleid wordt uitgevoerd. Alle belangrijke elementen die een onderdeel van de uitvoering van de financieringsfunctie zijn, komen in dit artikel aan bod. De totale samenhang van deze elementen worden financieringsorganisatie genoemd. Dit artikel is zeer belangrijk, omdat het de functiescheiding van de uitvoering van de financieringsfunctie waarborgt. Bij de financieringsfunctie zijn veel personen en organen betrokken.

De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

Lid 3 Dit onderdeel is toegevoegd om aan tegeven dat er een AO/IC kader dient te worden opgesteld en wat daar minimaal in dient te worden geregeld.

Artikel 6. Artikel 13 geeft het kader voor de risicobeheersing van de gemeente Wijk bij Duurstede. In de volgende artikelen zullen voor de verschillende risico’s de richtlijnen en limieten worden gegeven.

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet FiDO stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s. Omdat de kennis van derivaten binnen de organisatie mogelijk onvoldoende is, kan vooraf advies worden ingewonnen bij een onafhankelijke adviseur.

Artikel 7. Renterisico is het risico dat voortvloeit uit de mogelijkheid dat in de toekomst de rentelasten van het vreemd vermogen hoger zullen zijn dan het - in de meerjarenraming en begroting - geraamde niveau, of de mogelijkheid dat in de toekomst de rentebaten van het belegd vermogen lager zullen zijn dan het - in de meerjarenraming en begroting – geraamde niveau.

Dit risico doet zich voor bij leningen die al zijn opgenomen en waar men gedurende de looptijd de rente van moet aanpassen (renteconversie) of bij leningen die een (eind)aflossing kennen waarvan deze (eind)aflossing moet worden geherfinancierd. Daarnaast doet dit risico zich voor bij toekomstige leningen waar men al een aanname heeft gedaan over het renteniveau, maar dit niveau niet zeker heeft gesteld.

Bij de beheersing van dit risico maakt men onderscheid tussen vreemd vermogen dat tegen een variabele rente (de rentevaste periode is korter dan één jaar) is geleend en vreemd vermogen dat tegen een vaste rente (de rentevaste periode is langer dan één jaar) is geleend. De eerste noemt men de vlottende schuld, de tweede de vaste schuld.

Men kan dit risico beheersen door een grens te stellen aan de hoeveelheid vreemd vermogen die bloot mag staan aan renterisico gedurende een jaar. Als het renteniveau stijgt gedurende een jaar, dan zullen de kapitaallasten alleen van dat deel van het vreemd vermogen toenemen dat ook daadwerkelijk tegen het hogere renteniveau moet worden ge(her)financierd. Het renterisico van de vlottende schuld wordt getoetst aan de hand van de kasgeldlimiet, het renterisico van de vaste schuld wordt getoetst aan de hand van de renterisiconorm. Deze toetsing vormt een wezenlijk onderdeel van de Financiering/Treasury Paragrafen van Begroting en Jaarrekening.

Lid 1-2. Zie Artikel 4.

Lid 3. Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen slechts te lenen cq. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

Lid 4. Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente Wijk bij Duurstede haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.

Artikel 8. Het koersrisico is het risico dat ontstaat door de mogelijkheid dat de waarde van financiële activa (zoals bijvoorbeeld obligaties) verandert doordat de koers bij verkoop lager is dan de koers van aankoop.

Lid 2 De toevoeging geeft een concreet kader waarin kan worden gehandeld. Dit heeft een directe relatie met artikel 2 van de wet FIDO.

Artikel 9. Kredietrisico is het risico dat ontstaat door de mogelijkheid dat een debiteur niet aan zijn betalingsverplichtingen zal kunnen voldoen. De ratio,obv de indeling van Standard & Poor’s, voor de kredietwaardigheid van een financiële instelling is verhoogd van een A-rating naar een AA-rating.

Lid 1. Door een grens te stellen aan de minimale kredietwaardigheid van de debiteuren kan men het kredietrisico inperken. De grens die de Wet FiDO stelt, is een A-rating afgegeven door een erkend rating-bureau. Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poors, Moody’s en Fitch IBCA. De hoogste kredietwaardigheid wordt bij Standard & Poor’s weergegeven met AAA, gevolgd door AA en A. Moody’s kwalificeert van hoog naar laag Aaa, Aa en A. Daarnaast kent men kwalificaties met letters B en C. Een A-rating staat voor “zeer kredietwaardig”. In het overzicht dat is opgenomen in bijlage I is de kredietwaardigheid besproken van de rating-klassen die voldoen aan de eisen van Wet FiDO. Moody’s en Standard & Poor’s zijn twee erkende ratingbureaus.

Lid 3. Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EU-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente Wijk bij Duurstede dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties).

Artikel 10. Intern liquiditeitsrisico is het risico dat ontstaat door de mogelijkheid, dat de geprognosticeerde kasstromen en de werkelijke kasstromen niet met elkaar overeenkomen.

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente Wijk bij Duurstede gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente Wijk bij Duurstede tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten van de gemeente Wijk bij Duurstede.

Lid 1. Ter beperking van dit risico baseert de gemeente Wijk bij Duurstede haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland. Teneinde aansluiting te zoeken op de meerjarige investeringsplanning van de gemeente Wijk bij Duurstede is gekozen een liquiditeitenplanning met een periode van vier jaar op te stellen.

Lid 2. In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente Wijk bij Duurstede en hun financiële gevolgen.

Lid 3. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente Wijk bij Duurstede bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Dit is een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

Artikel 11. Valutarisico is het risico dat ontstaat door de mogelijkheid dat de waarde van geldstromen in een vreemde valuta - in de eigen valuta uitgedrukt – verandert doordat de desbetreffende valuta minder of meer waard wordt dan de eigen valuta.

Men kan het valutarisico beheersen door het aangaan van financiële verplichtingen alleen toe te staan, indien dit gebeurt in de eigen valuta.

Artikel 12. Dit artikel geeft een beschrijving hoe het afsluiten van financieringen tot stand komt en welke richtlijnen en limieten daar specifiek voor gelden. Deze richtlijnen en limieten zijn eerder in het Statuut al aan de orde geweest.

Lid 3. Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet FiDO nadrukkelijk niet toegestaan.

Lid 4.II. Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente Wijk bij Duurstede een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

Lid 5. Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

Artikel 13. Dit artikel geeft een beschrijving hoe het afsluiten van beleggingen tot stand komt en welke richtlijnen en limieten daar specifiek voor gelden. In de artikelen 13 tot en met 18 is gedefinieerd op welke wijze de gemeente Wijk bij Duurstede het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot beleggingen geformuleerd.

Lid 3. Ten aanzien van bij uitzettingen in het kader van financiering te hanteren financiële instrumenten, geldt voor de Wet FiDO als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening).

Garantieproducten zijn beleggingsproducten waarbij de uitgevende (financiële) instelling garandeert dat op de afloopdatum minimaal 100% van de hoofdsom wordt uitgekeerd. Garantieproducten keren vaak minder of geen rente uit en bieden in plaats daarvan bijvoorbeeld een rendement dat gebaseerd is op een aandelen-index (zoals de AEX-index). Garantieproducten waarbij minder dan 100% van de hoofdsom wordt gegarandeerd zijn expliciet niet toegestaan onder de Wet FiDO. Bij garantieproducten is vaak enkel de hoofdsom gegarandeerd. Aangezien de reële waarde (de koopkracht) van de hoofdsom door inflatie kan verminderen, verdient het aanbeveling om bij een langere looptijd naast een hoofdsomgarantie een minimaal rendement (bijv. ter hoogte van het inflatieniveau) te eisen.

Artikel 14. De inrichting van de financiële infrastructuur kan helpen de kosten van het geldstromenbeheer te beperken.

Artikel 15. Op het gebied van relatiebeheer beoogt de financiering het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten.

Lid 1. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal ééns in de drie jaar plaats moet hebben.

Lid 3. Tussenpersonen hebben een intermediairsfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van lid 2 zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente Wijk bij Duurstede voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de Stichting Toezicht Effectenverkeer (STE) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

lid 4 Dit deel is toegevoegd zodat ook bij niet bancaire instellingen de mogelijkheid bestaat om zaken mee te doen en geeft de voorwaarden weer waaraan deze instellingen dienen te voldoen.

Artikel 17 “citeerbepaling”, zo kan worden verwezen naar dit statuut.

--------------------------------