Organisatie | Wijk bij Duurstede |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Mandaatregeling gemeente Wijk bij Duurstede 2009 |
Citeertitel | Mandaatregeling Wijk bij Duurstede 2009 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Regeling inzake mandatering van bevoegdheden in de ambtelijke organisatie van de gemeente Wijk bij Duurstede |
Geen
Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-06-2009 | 06-03-2013 | Onbekend | 23-07-2008 Wijkse Courant en www.wijkbijduurstede.nl | Onbekend |
De belangrijkste punten uit de notitie mandaat
Bij het gebruik maken van mandaat gaat het om de uitoefening van een bevoegdheid namens een bestuursorgaan (het college of de burgemeester). Met het verlenen van de mandaten beoogt het college:
De bevoegdheden die opgenomen zijn in de mandaatregeling zijn afdoeningsmandaten, tenzij anders is aangegeven. Een afdoeningsmandaat verleent aan de gemandateerde de gehele bevoegdheid om te beslissen en af te doen zonder bemoeienis of tussenkomst van het bestuursorgaan.
In de mandaatregeling zijn een aantal uitzonderingen opgenomen in welk geval geen gebruik gemaakt mag worden van de verleende mandaten en de beslissing is voorbehouden aan het bestuursorgaan. Het gaat dan om de volgende situaties:
Vanuit het oogpunt van functiescheiding wordt het verlenen, weigeren, intrekken en wijzigen van beschikkingen niet lager gemandateerd dan het niveau van afdelingshoofd, tenzij anders is aangegeven in het mandaatregister. Bij afwezigheid van een afdelingshoofd wordt hij/zij vervangen door een aangewezen ander afdelingshoofd. De directie heeft de vervanging van afdelingshoofden geregeld. Zo nodig wordt een afdelingshoofd vervangen door de (plaatsvervangend, zie bijlage 16) gemeentesecretaris. De vervangingsregeling is als volgt:
Figuur 1: Vervanging afdelingshoofden
Het gebruik van handtekeningstempels is in verband met de duidelijkheid naar buiten bij mandaat niet toegestaan. De ondertekening van besluiten, genomen in mandaat, dient als volgt te geschieden:
* Hoogachtend / met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede,
* Hoogachtend / met vriendelijke groet,
Namens de burgemeester van Wijk bij Duurstede,
De (onder)gemandateerden mogen geen gebruik maken van de bevoegdheid tot ondertekening van besluiten en correspondentie indien:
De mandaatregeling is als volgt opgebouwd. Allereerst worden in de notitie mandaat de beleidsuitgangspunten voor wat betreft mandaatverlening beschreven. Onder andere de doelstelling en uitgangspunten van mandaatverlening komen aan de orde. Ook zijn enkele beperkende voorwaarden bij de uitoefening van mandaat geformuleerd, zoals de beperking dat vanuit het oogpunt van functiescheiding het verlenen, weigeren, intrekken en wijzigen van beschikkingen niet lager gemandateerd mag worden dan het niveau van afdelingshoofd, tenzij in het register anders is aangegeven.
Vervolgens worden in het besluit mandaatregeling de beleidsuitgangspunten in 15 artikelen geformuleerd. Dit is ook het besluit dat ondertekend is door het college en door de burgemeester.
Tot slot zijn in het mandaatregister opgenomen alle bevoegdheden waarvoor mandaat verleend wordt. Ook zijn in dit register de ondermandaten opgenomen, zodat in één oogopslag te zien is op welk niveau een bevoegdheid is neergelegd.
Notitie Mandaat 4 Besluit Mandaatregeling 7
Besluit Ondermandatering van bevoegdheden 10
Bijlage 1: hoofdstuk 10 Algemene wet bestuursrecht
Bijlage 2: delegatiebesluit 27 mei 2003
Bijlage 3: regeling vervanging van afdelingshoofden
Bijlage 4: besluit vervanging gemeentesecretaris
Bijlage 5: besluit vervanging gemeentesecretaris
Bijlage 6: mandaatbesluit Regionale Sociale Dienst
Bijlage 7: verordening Bestuurscommissie Openbaar Primair Onderwijs
Bijlage 8: mandaat en volmacht WMO-loket
Bijlage 9: mandaat- en machtigingsbesluit milieudienst Zuidoost-Utrecht 2007
De Gemeentewet legt de bevoegdheid om besluiten te nemen bij de bestuursorganen: de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester. Tussen raad en college is uitsluitend sprake van delegatie. De raad kan de gedelegeerde bevoegdheid zelf niet meer uitoefenen.
In dit mandaatregister wordt het mandaat en ondermandaat geregeld voor besluiten die door het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester kunnen worden genomen. Ook de besluiten die het college op grond van het delegatiebesluit kan nemen worden in sommige gevallen gemandateerd. Tussen het college/de burgemeester en ambtelijke medewerkers is dus uitsluitend sprake van mandaat. Het college/de burgemeester kan de gemandateerde bevoegdheid altijd zelf nog blijven uitoefenen. Ten behoeve van de uitoefening van het mandaat en het verlenen van ondermandaat door afdelingshoofden aan medewerkers is deze mandaatregeling, inclusief bijbehorend register, vastgesteld door het college.
Met het verlenen van mandaten wordt het volgende beoogd;
Verantwoordelijkheden zo laag mogelijk in de organisatie te leggen; Dit betekent dat zoveel mogelijk de bevoegdheid om besluiten te nemen en deze besluiten vervolgens ook zelfstandig af te doen op het niveau van (beleids-)medewerker wordt gelegd. Daartoe krijgen afdelingshoofden en vooral ook medewerkers (onder)mandaat voor het nemen van besluiten, soms zelfs met een relatief hoog afbreukrisico. Leidinggevenden moeten er uiteraard wel voor zorgen dat de instructies aan medewerkers helder en duidelijk zijn gesteld. Met name dat medewerkers, indien twijfel bestaat omtrent een te nemen besluit, op tijd en dus vóóraf overleggen met de leidinggevende en/of portefeuillehouder/college
Klantgericht(er) te handelen en een voor de klant transparante(re) organisatie te bewerkstelligen: Door afdelingshoofden en ook medewerkers te (onder)mandateren kan snel en dus klantvriendelijker worden gehandeld. Klanten van de gemeente krijgen duidelijkheid over welke medewerker als eerste aangesproken kan worden, namelijk degene die zijn handtekening onder het besluit of correspondentie heeft gezet. Klantvriendelijkheid wordt daarmee bevorderd
De volgende overwegingen spelen een rol bij de beslissing om een bevoegdheid te mandateren:
In welke gevallen sprake is van beleidsbepalende beslissingen zal in de praktijk van geval tot geval moeten worden vastgesteld. Van de ambtenaren mag worden verwacht dat zij dat zelf moeten kunnen bepalen en zij behoren hierop bedacht te zijn. Overleg in twijfelgevallen is uiteraard altijd mogelijk en zeer wenselijk.
3. Ondertekenings- en afdoeningsmandaat
Bij mandaat kan een onderscheid worden gemaakt tussen ondertekenings- en afdoeningsmandaat.
Ondertekeningsmandaat is een mandaat waarbij de gemandateerde het besluit (slechts) ondertekent, maar dat het bestuursorgaan vooraf aan de hand van een ambtelijk advies heeft besloten hoe te handelen. Afdoeningsmandaat verleent aan de gemandateerde de gehele bevoegdheid om te beslissen en af te doen zonder bemoeienis of tussenkomst van het bestuursorgaan.
In het mandaatregister is, formeel gesproken, altijd sprake van een afdoeningsmandaat. Slechts in uitzonderlijke gevallen, waarbij dit nadrukkelijk is aangegeven, zal gebruik worden gemaakt van ondertekeningsmandaat
Vaste jurisprudentie leert dat een onbevoegd gegeven mandaat ten opzichte van de geadresseerde in principe niet kan worden tegengeworpen. Het besluit wordt altijd toegerekend aan het betreffende bestuursorgaan, tenzij het voor de geadresseerde onmiddellijk duidelijk behoorde te zijn dat het besluit onbevoegd werd genomen. Zie ook punt 5.
Ter toelichting is in het mandaatregister hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen, waarin de bepalingen met betrekking tot delegatie en mandaat zijn vermeld. Zie bijlage 1.
5. Beperkende voorwaarden bij uitoefening van (onder)mandaat.
1.In de praktijk moet de (onder)gemandateerde steeds alert blijven en zelf bepalen of er vooraf een terugkoppeling naar het bestuursorgaan moet plaats vinden, omdat de (voorgenomen) beslissing beleidsbepalend kan zijn of een (ongewenst) precedent kan scheppen.
Bij de uitoefening van een (onder)mandaat moet dus rekening worden gehouden met de bestaande beleidskaders. In ieder geval is in de volgende situaties de beslissing voorbehouden aan het bestuursorgaan:
indien inwilliging van het verzoek zal leiden tot strijdigheid met of afwijking van het beleid, voorschriften of richtlijnen of andere niet voorziene financiële of andere consequenties kan hebben. Bij overschrijding van het budget van de (onder)mandaathouder moet het tekort worden gecompenseerd met nog beschikbare andere budgetten, tenzij wordt voorzien in een andere (bijv. incidentele) dekking;
6. De ondertekening van stukken
Gebruik van handtekeningstempels is in verband met de duidelijkheid naar buiten bij mandaat niet (meer) toegestaan. Uitzondering hierop is de ondertekening van zogenaamde bulk-vergunningen, zoals parkeervergunningen en alle achterliggende pagina’s van bouwvergunningen.
In de ondertekening van het besluit of correspondentie moet tot uitdrukking worden gebracht dat het om een mandaatsbevoegdheid gaat. Zie de teksten hierna.
Ook buiten mandaat is het gebruik van handtekeningstempels niet toegestaan. Uit oogpunt van legaliteit, controle en presentatie naar buiten is ondertekening van niet-gemandateerde besluiten en correspondentie door de burgemeester en de secretaris steeds noodzakelijk.
De ondertekening van besluiten, genomen in mandaat, dient als volgt te geschieden:
* Hoogachtend / met vriendelijke groet,
Namens het college van burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede,
* Hoogachtend / met vriendelijke groet,
Namens de burgemeester van Wijk bij Duurstede,
In het registeroverzicht zijn de bevoegdheden benoemd en onder welke voorwaarden c.q. beperkingen het (onder)mandaat gebruikt mag worden. Zoals hierboven al is gezegd gaat het steeds om afdoeningsmandaten.
8. Steekproefsgewijze controle op mandaatgebruik
De verantwoordelijkheid voor het werk wordt zoveel mogelijk bij de medewerkers gelegd. Een “heilig” principe in het bestuursrecht moet echter steeds worden nageleefd, namelijk “Geen bevoegdheid zonder verantwoording”.
In de praktijk betekent dit dat de (direct) leidinggevende zal moeten controleren of het mandaat op een (juridisch) juiste wijze wordt gebruikt. Met andere woorden is het besluit conform de (wettelijke) voorschriften verleend en heeft daarbij een adequate belangenafweging plaats gehad en is er volgens bestendig beleid van de gemeente gehandeld.
De leidinggevenden behoren bij wijze van regelmatige steekproeven de in ondermandaat genomen besluiten te controleren op de wijze zoals hierboven omschreven. In de Mandaatregeling is hiertoe een bepaling opgenomen.
Burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede en de
Burgemeester van Wijk bij Duurstede;
ieder voor zover het ieders bevoegdheden betreft; gelet op de Gemeentewet;
engelet op de Algemene wet bestuursrecht;
gelet op de artikelen 10:1 tot en met 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht;
Vast te stellen de “Mandaatregeling 2009”;
Indien de uitoefening van de in het mandaatregister opgenomen mandaten het beslissen over de besteding van budgetten met zich meebrengt, maakt dit onderdeel uit van het vermelde mandaat. Dit voor zover daarbij de te nemen besluiten niet zullen leiden tot overschrijding van het betreffende budget zoals opgenomen in de gemeentelijke beleids- en beheersbegroting en voorts met inachtneming van de in het register opgenomen bijzondere bepalingen.
Uitsluitend waar dit in het bij deze regeling behorend register uitdrukkelijk is aangegeven, zijn afdelingshoofden bevoegd de gemandateerde bevoegdheid door te mandateren (ondermandaat) aan de onder hen ressorterende medewerkers. Van deze mogelijkheid wordt geen gebruik gemaakt dan na uitdrukkelijke toestemming van burgemeester en wethouders.
De gemeentesecretaris informeert het college zo vaak hij dit nodig acht, doch minimaal één keer per kalenderjaar omtrent het gebruik van de verleende mandaten.
Afdeling II Toepassing van het mandaat
Deze mandaatregeling geldt niet voor de bevoegdheid tot:
inwilliging van het verzoek zal leiden tot strijdigheid met of afwijking van het beleid, voorschriften of richtlijnen of andere niet voorziene financiële of andere consequenties kan hebben. Bij overschrijding van het budget van de (onder)mandaathouder moet het tekort worden gecompenseerd met nog beschikbare andere budgetten, tenzij wordt voorzien in een andere (bijv. incidentele) dekking;
De (onder)gemandateerden mogen geen gebruik maken van de bevoegdheid tot ondertekening van besluiten en correspondentie indien:
het correspondentie betreft waarvan ondertekening uit een oogpunt van representatie van de gemeente gewenst is;
De leidinggevende moet regelmatig de onder zijn leiding in ondermandaat genomen besluiten bij wijze van steekproef controleren. Dit kan zowel vooraf als achteraf plaatsvinden. Bij de controle zal in ieder geval de rechtmatigheid en doelmatigheid gecontroleerd worden, als ook of de in ondermandaat genomen besluiten passen binnen de gestelde beleidskaders.
Afdeling III: Het mandaatregister
Het bij dit besluit behorende mandaatregister geeft een overzicht van de bevoegdheden welke worden geacht te zijn gemandateerd en welke worden geacht te zijn ondergemandateerd.
Afdeling IV Slot- en overgangsbepalingen
De in dit besluit opgenomen (onder)mandaten worden geacht te zijn gewijzigd of vervallen voor zoveel en op het tijdstip dat de hierin genoemde wetten, regelingen, beschikkingen en verordeningen zijn gewijzigd, ingetrokken of vervallen.
Deze regeling treedt in werking op de dag nadat deze bekendgemaakt is. De regeling wordt bekendgemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze.
Deze regeling kan worden aangehaald als “Mandaatregeling Wijk bij Duurstede 2009”
Aldus besloten op 23 juni 2009
Burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede,
De secretaris, De burgemeester,
J.J. Louisa-Muller G.K. Swillens
De burgemeester van Wijk bij Duurstede,
Besluit ONDERMANDATERING VAN BEVOEGDHEDEN.
De gemeentesecretaris/algemeen directeur,
De directeur bedrijfsvoering/adjunct directeur,
Het hoofd van de staf bestuursondersteuning,
Het hoofd van de afdeling Strategie, Beleid en projecten,
Het hoofd van de afdeling Beleid, Control en Advies
Het hoofd van de afdeling Dienstverlening,
Het hoofd van de afdeling Beheer,
Het hoofd van de afdeling Ondersteuning,
Het hoofd van de onderafdeling buitendienst,
gelet op de Mandaatregeling en het mandaatregister;
gelet op de Delegatieverordening
gelet op de Algemene wet bestuursrecht;
Aldus besloten op 23 juni 2009
In de functie van de gemeentesecretaris/algemeen directeur,
Janneke Louisa-Muller ………………………..
In de functie van de directeur bedrijfsvoering/adjunct directeur,
Wilma van de Werken ………………………..
In de functie van het hoofd van de staf bestuursondersteuning,
Janneke Louisa-Muller …………………………
In de functie van het hoofd van de afdeling Strategie, Beleid en projecten,
In de functie van het hoofd van de afdeling Beleid, Control en Advies,
In de functie van het hoofd van de afdeling Dienstverlening,
Peter van den Boogaard …………………………
In de functie van het hoofd van de afdeling Beheer,
In de functie van het hoofd van de afdeling Ondersteuning,
In de functie van het hoofd van de onderafdeling buitendienst,
Hoofdstuk 10 Algemene wet bestuursrecht
Onder mandaat wordt verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan besluiten te nemen.
Een door de gemandateerde binnen de grenzen van zijn bevoegdheid genomen besluit geldt als een besluit van de mandaatgever
a) tot het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften, tenzij bij de verlening van die bevoegdheid in mandaatverlening is voorzien;
b) tot het nemen van een besluit ten aanzien waarvan is bepaald dat het met versterkte meerderheid moet worden genomen of waarvan de aard van de voorgeschreven besluitvormingsprocedure zich anderszins tegen de mandaatverlening verzet;
c) tot het beslissen op een beroepschrift;
d) tot het vernietigen van of tot het onthouden van goedkeuring aan een besluit van een ander bestuursorgaan.
3.Mandaat tot het beslissen op een bezwaarschrift wordt niet verleend aan degene die het besluit waartegen het bezwaar zich richt, krachtens mandaat heeft genomen.
De mandaatgever blijft bevoegd de gemandateerde bevoegdheid uit te oefenen.
Een krachtens mandaat genomen besluit vermeldt namens welk bestuursorgaan het besluit is genomen.
Deze afdeling is van overeenkomstige toepassing indien een bestuursorgaan aan een ander, werkzaam onder zijn verantwoordelijkheid, volmacht verleent tot het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen, of machtiging verleent tot het verrichten van handelingen die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
Onder delegatie wordt verstaan: het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent.
Delegatie geschiedt niet aan ondergeschikten.
Delegatie geschiedt slechts indien in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien.
Het bestuursorgaan kan de gedelegeerde bevoegdheid niet meer zelf uitoefenen.
Het bestuursorgaan kan het delegatiebesluit te allen tijde intrekken.
Een besluit dat op grond van een gedelegeerde bevoegdheid wordt genomen, vermeldt het delegatiebesluit en de vindplaats daarvan.
De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders
[Artikel nummer][Artikel nummer][Artikel nummer]
gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders;
gelet op de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;
In te trekken het delegatiebesluit van 31 maart 1998;
In te trekken het delegatiebesluit van 28 maart 2000;
In te trekken het delegatiebesluit van 25 januari 2000;
en vast te stellen het navolgende delegatiebesluit:
Artikel 1 Gemeente-eigendommen
Van het gebruik maken van de bevoegdheid, bedoeld in dit artikel, moet binnen drie maanden mededeling worden gedaan aan de functionele raadscommissie.
Artikel 2 Ruimtelijke Ordening
Aan burgemeester en wethouders worden de bevoegdheden gedelegeerd:
1 a. tot het verlenen van vrijstelling van het geldende bestemmingsplan ingevolge artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening met uitzondering van de beslissing omtrent het aanvragen van een verklaring van geen bezwaar in de gevallen dat:
Aan burgemeester en wethouders worden de volgende bevoegdheden gedelegeerd:
Aan burgemeester en wethouders worden de volgende bevoegdheden gedelegeerd:
Aan burgemeester en wethouders wordt de bevoegdheid gedelegeerd tot het verdelen van door de raad vastgestelde budgetten, waarbij de door de raad vastgestelde subsidieplafonds met bijbehorende beleidsregels in acht worden genomen.
Artikel 6 Inkomensvoorzieningen en gehandicapten voorzieningen
Burgemeester en wethouders kunnen mandaat verlenen aan de medewerkers van de gemeente Wijk bij Duurstede die de volgende regelingen uitvoeren:
Artikel 7 Geschillen en juridische procedures
Artikel 8 Gemeenschappelijke regelingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het doen blijken van gevoelens als bedoeld in artikel 35, derde en vijfde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen omtrent de ontwerpjaarverslagen,
-jaarrekeningen, -begrotingen, -meerjarenbegrotingen en -begrotingswijzigingen van gemeenschappelijke regelingen waaraan de gemeente deelneemt, voor zover een en ander past binnen de gemeentebegroting.
Zij zijn bevoegd tot het indienen van bezwaren tegen de jaarlijkse rekening van gemeenschappelijke regelingen waaraan de gemeente deelneemt.
De jaarstukken zullen ter inzage gelegd worden voor de gemeenteraad
Dit besluit kan worden aangehaald als “Delegatiebesluit”.
Betreft: vervanging afdelingshoofden Memo
In juni 2009 zal de afdeling Veiligheid en Handhaving opgeheven worden. Dit is aanleiding om opnieuw de vervanging van afdelingshoofden te regelen. De directie zal hierover een besluit moeten nemen op grond van de mandaatregeling.
Net als bij de huidige vervangingsregeling stel ik voor dat elk afdelingshoofd horizontaal vervangen wordt door een vaste vervanger. De tweede vervanging wordt dan verticaal geregeld, door de (loco) secretaris. In het onderstaande voorstel is geprobeerd zoveel mogelijk vaste vervanging te laten plaatsvinden op basis van affiniteit met de afdeling.
Onder vervanging wordt verstaan:
De volgende vervangingsregeling wordt voorgesteld:
Bijlage 4: besluit vervanging gemeentesecretaris
Op grond van artikel 106, lid 1 van de Gemeentewet regelt het college de vervanging van de secretaris en worden de volgende functionarissen aangewezen als loco-secretaris:
1e loco-secretaris: adjunct directeur / directeur bedrijfsvoering
2e loco-secretaris: afdelingshoofd Strategie, Beleid en Projecten
Bijlage 5: besluit vervanging gemeentesecretaris
Op grond van artikel 106, lid 1 van de Gemeentewet regelt het college de vervanging van de secretaris en worden de volgende functionarissen aangewezen als 4e, 5e en 6e loco-secretaris:
4e loco-secretaris: afdelingshoofd Beleid, Control en Advies
5e loco-secretaris: afdelingshoofd Ondersteuning
mandaatbesluit Regionale Sociale Dienst
De Mandaatregeling RSD 2006 vaststellen en bepalen dat deze op 1 januari 2006 in werking treedt.
De Gemeenschappelijke regeling Regionale Sociale Dienst Kromme-Rijn Heuvelrug (RSD) voorziet in het overdragen van een aantal bevoegdheden van de burgemeester, het college en de gemeenteraad aan de RSD.
De vorm van de regeling bracht onvoorziene consequenties voor de financiering met zich. Om deze consequenties te voorkomen heeft het college in een nader besluit een voorbehoud gemaakt met betrekking tot de overdracht van zijn bevoegdheden op grond van de WWB.
Het gevolg is dat de RSD geen uitvoering kan geven aan de WWB als niet op een andere wijze collegebevoegdheden worden overgedragen. In genoemd collegebesluit is dan ook vastgesteld dat het college in een afzonderlijk besluit de directeur van de RSD ‘mandaat en volmacht zal verlenen tot het verrichten van de noodzakelijke voorbereidings- en uitvoeringshandelingen namens het college’.
Bijgaande mandaatregeling dient hiertoe. Ook voor collegebevoegdheden op grond van bijvoorbeeld de Ioaw en de Ioaz geldt dat deze op grond van mandaat door de RSD kunnen worden uitgevoerd. Overeenkomstig de doelstelling van de Gemeenschappelijke regeling liggen voorbereiding en uitvoering van het collegebeleid bij de RSD.
Op het terrein van de genoemde wetten en de daarmee samenhangende regelingen komt het college een aantal bevoegdheden toe. Dit brengt met zich mee het verrichten van een aantal activiteiten met een extern effect. Doel van deze mandaatregeling is het bieden van een effectieve en efficiënte juridische basis voor RSD-activiteiten met een extern effect.
Wil een functionaris in een concreet geval namens het college op mogen treden, dan moet de bevoegdheid daartoe worden gelegd bij de functie die hij bekleedt. Dit kan slechts worden bereikt door de directeur van de RSD, aan wie de bevoegdheden worden gemandateerd, de bevoegdheid tot ondermandaat te verlenen.
In dit verband is het van belang erop te wijzen dat mandaat niets afdoet aan bestaande hiërarchische verhoudingen. Leidinggevenden blijven verantwoordelijk voor de manier waarop mandaten worden gebruikt. Zij kunnen aanwijzingen geven en zo nodig een bepaalde functionaris ontheffen van het uitoefenen van een gemandateerde bevoegdheid.
Behalve het efficiëncy-argument is er nog een juridisch argument voor ondermandaat. Dat heeft te maken met bezwaar.
Ook de bevoegdheid tot het nemen van een besluit op een bezwaarschrift wordt gemandateerd aan de directeur van de RSD. Volgens de Algemene wet bestuursrecht geldt als beperking dat op het bezwaarschrift niet krachtens mandaat mag worden besloten door degene die het primaire besluit heeft genomen.
Concreet betekent dit dat de directeur alleen op bezwaar kan beslissen als hij niet degene is die het primaire besluit heeft genomen. Deze situatie is alleen te bereiken als feitelijk het primaire besluit door een ondergeschikte is genomen. Om die reden is ondermandaat van bevoegdheden tot het nemen van een primair besluit (en de taken die daarmee samenhangen) noodzakelijk.
In de mandaatregeling wordt een aantal bevoegdheden genoemd die aan de directeur van de RSD worden gemandateerd. Om een inzicht te geven in welke taken hier concreet onder vallen is ter informatie in bijlage II bij de regeling een inventarisatie gegeven.
Mandaatregeling Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn en Heuvelrug 2006
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede, gelet op het bepaalde in de gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;
Ten aanzien van de uitoefening van de in het hierbij behorende overzicht genoemde bevoegdheden de volgende bepalingen vast te stellen:
Indien de uitoefening van een bevoegdheid uitmondt in een besluit of in een ander schriftelijk stuk, dan worden deze stukken als volgt getekend:
“Het college van burgemeester en wethouders van (…),
Namens deze,” gevolgd door de functieaanduiding van de (onder)mandataris, diens handtekening en diens naam.
Verzoeken om informatie van strikt feitelijke aard worden afgedaan door de ambtenaar binnen wiens taakveld de aard van de informatie valt.
Wijk bij Duurstede, 21 maart 2006
Bevoegdhedenoverzicht behorende bij Mandaatregeling RSD 2006.
De volgende bevoegdheden worden door het college van burgemeester en wethouders overgedragen aan de directeur van de Regionale Sociale Dienst Kromme Rijn en Heuvelrug:
Het nemen van besluiten, alsmede het voorbereiden en uitvoeren daarvan, op grond van de Wet werk en bijstand en aanverwante regelingen, de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Regeling Opvang asielzoekers en de Wet gemeentelijke zorg voor de houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf voor zover het betreft persoonlijke toelagen, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004, de Wet Basisvoorziening Kinderopvang voorzover het betreft verstrekken van vergoedingen, en tevens nemen van besluiten, alsmede het voorbereiden en uitvoeren daarvan op grond van de verordeningen c.a. m.b.t. deze wetten en regelingen;
Inventarisatie van taken die vallen onder de aan de directeur van de RSD te verlenen bevoegdheden
Het nemen van besluiten op grond van de Wet Werk en Bijstand en aanverwante regelingen, de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Regeling Opvang asielzoekers en de Wet gemeentelijke zorg voor de houders van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf voor zover het betreft persoonlijke toelagen, het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004, de Wet kinderopvang, alsmede het nemen van besluiten op grond van de verordeningen c.a. m.b.t. deze wetten en regelingen.
verordening Bestuurscommissie Openbaar Primair Onderwijs
De raad van de gemeente Wijk bij Duurstede;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders
gelet op artikelen18 van de verordening voor de Bestuurscommissie openbaar primair onderwijs te Wijk bij Duurstede
1.artikel 18 van de verordening zo te wijzigen, dat het mogelijk wordt dat
de Bestuurscommissie de administratie door anderen dan ambtenaren van
2.de gewijzigde verordening als volgt vast te stellen:
Artikel 6 Schorsing en ontslag
Artikel 7 Einde lidmaatschap van de commissie
Artikel 8 Taken en bevoegdheden van de commissie
Artikel 13 Openbaarheid van vergaderingen
Artikel 14 Geheimhouding van stukken
Artikel 15 Huishoudelijk reglement
Artikel 20 Financiën en verslaglegging
Artikel 21 Schorsing en vernietiging
Artikel 22 Wijziging of intrekking van de verordening
Artikel 23 Bezwaar tegen besluit gemeente
Artikel 24 Overgangs- en slotbepalingen
De commissie stelt bij reglement een procedure vast voor de voordracht als bedoeld in het voorgaande lid en zendt dit reglement ter kennisgeving aan de raad. In de procedure wordt vastgelegd dat een breed samengestelde sollicitatie-commissie de kandidaten selecteert en voordraagt. De commissie doet vervolgens de voordracht aan de raad.
Artikel 6 Schorsing en ontslag
De commissie kan op dezelfde gronden en voor dezelfde termijn als vermeld in lid 1 een lid van de commissie schorsen, mits daartoe wordt besloten met een twee-derde meerderheid van stemmen. De commissie onderwerpt het besluit onmiddel-lijk aan het oordeel van de raad, die zo spoedig mogelijk daarop beslist of hij de schorsing al dan niet bevestigt. De schorsing geldt dan als door de raad besloten.
Artikel 7 Einde lidmaatschap van de commissie
Artikel 8 Taken en bevoegdheden van de commissie
De commissie benoemt uit zijn midden een voorzitter, een secretaris/vicevoorzitter en een penningmeester.
De voorzitter draagt er zorg voor dat de oproepingen, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste tien dagen voor de dag der vergadering aan de leden worden toegezonden. Tegelijkertijd met de oproeping draagt de voorzitter zorg voor openbare kennisgeving van de vergadering. Daarbij geeft hij aan op welke plaats de agenda en de bijbehorende stukken ter inzage liggen.
Artikel 13 Openbaarheid van vergaderingen
Artikel 14 Geheimhouding van stukken
De voorzitter kan omtrent de inhoud van stukken in het voorgaande lid voorlopige geheimhouding opleggen. De verplichting tot voorlopige geheimhouding vervalt, indien zij niet in de eerstvolgende vergadering, waarin meer dan de helft van de zittende leden tegenwoordig is, door de commissie wordt bekrachtigd.
Artikel 15 Huishoudelijk reglement
1.De volgende ondersteunende werkzaamheden worden door ambtenaren van de gemeente uitgevoerd: de ondersteuning van het bestuur en de algemeen directeur op het gebied van algemeen en personeelsbeleid, de personeelsadministratie en het onderhoud en beheer van de schoolgebouwen. *
1.De commissie brengt jaarlijks aan de raad verslag uit omtrent haar werkzaam-heden. In dit verslag wordt in ieder geval aandacht geschonken aan de wezens-kenmerken van het openbaar onderwijs. *
Artikel 20 Financiën en verslaglegging
1.De commissie biedt jaarlijks vóór 1 juli het college een ontwerpbegroting met toelichting aan en vóór 1 april een ontwerpjaarrekening met toelichting. Deze worden vervolgens ter vaststelling voorgelegd aan de raad. *
Artikel 21 Schorsing en vernietiging
Artikel 22 Wijziging of intrekking van de verordening
Artikel 23 Bezwaar tegen besluit gemeente
1.De bepalingen inzake bezwaar van de Algemene Wet Bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing voorzover het besluiten van de raad of het college betreft, waardoor de commissie rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen.
Artikel 24 Overgangs- en slotbepalingen
* Deze punten worden verder uitgewerkt in het Financieel Statuut.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 december 2007
Bijlage 8: Mandaatbesluit alsmede verlening van volmacht
Mandaatbesluit alsmede verlening van volmacht
Burgemeester & Wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede als bestuursorgaan respectievelijk de gemeente Wijk bij Duurstede als rechtspersoon (hierna “B&W” respectievelijk “de gemeente”, ten deze beide rechtsgeldig vertegenwoordigd door de burgemeester de heer G. Swillens, enerzijds;
De Stichting Welzijn Wijk bij Duurstede (hierna “de stichting SWW”), ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer B. van Oerle, voorzitter van het bestuur,
alsmede de coördinator van het Wmo-loket q.q. die bij deze stichting in dienst is, heden zijnde Mw. M. Pol, anderzijds;
dat tot deze uitvoering naast de uitoefening van de ter zake benodigde publiekrechtelijke bevoegdheden tevens de uitoefening van privaatrechtelijke rechtshandelingen behoort zoals bijvoorbeeld de aanschaf van hulpmiddelen voor gehandicapten of het opdracht geven tot dienstverlening voor huishoudelijke hulp en dat de gemeente als rechtspersoon SWW in staat wil stellen ook deze rechtshandelingen namens de gemeente te kunnen verrichten.
Per 1 januari 2008 mandateren zij hun publiekrechtelijke bevoegdheden in het kader van de uitvoering van het onderdeel individuele voorzieningen o.g.v. de Wmo, inclusief besluitvorming o.g.v. de Verordening maatschappelijke ondersteuning cs aan de stichting SWW alsmede aan de bij deze stichting in dienst zijnde coördinator van het Wmo-loket q.q.
Voornoemde mandatering geschiedt met instemming van de stichting SWW en van de coördinator van het Wmo-loket ten teken waarvan zowel de voorzitter als de coördinator in haar functionele kwaliteit dit besluit aan het einde van dit document medeondertekenen. Het mandaat kan naar zijn aard te allen tijde worden ingetrokken of tijdelijk of incidenteel worden teruggenomen.
De coördinator van het loket kan ondermandaat verlenen; het besluit daartoe wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de verantwoordelijk wethouder.
De gemeente besluit en komt met SWW overeen als volgt:
Per 1 januari 2008 verleent de gemeente volmacht aan de stichting SWW en aan de bij de stichting in dienst zijnde coördinator van het Wmo-loket q.q., om alle privaatrechtelijke handelingen -inclusief daden van beschikking- in haar naam te verrichten die noodzakelijk zijn voor een rechtmatige en doelmatige uitvoering van het onderdeel individuele voorzieningen o.g.v. de Wmo, welke volmacht door de laatste twee wordt aanvaard ten teken waarvan eveneens hun handtekening onder dit document geldt. Partijen komen uitdrukkelijk overeen dat de volmacht altijd het hierboven genoemde mandaat zal volgen en dat wanneer het mandaat eindigt de volmacht ook met onmiddellijke ingang geacht wordt door opzegging te zijn geëindigd.
Aldus overeengekomen en opgemaakt te Wijk bij Duurstede op 12 november 2007,
gemeente Wijk bij Duurstede Stichting Welzijn Wijk bij Duurstede
Burgemeester , de heer G. Swillens Voorzitter SWW, de heer B, van Oerle
Secretaris, Mw. J. Louisa-Muller Coördinator Wmo-loket, Mw. M. Pol
Bijlage 9: Mandaat en machtigingsbesluit Milieudienst Zuidoost-Utrecht
MANDAAT- en MACHTIGINGSBESLUIT MILIEUDIENST ZUIDOOST-UTRECHT 2007
Het college van Burgemeester en wethouders en de Burgemeester van de gemeente Wijk bij Duurstede, ieder voor zoveel zijn bevoegdheid betreft; gelet op het bepaalde in afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet en de Gemeenschappelijke Regeling Milieudienst Zuidoost-Utrecht;
gelet op het besluit van het Algemeen Bestuur van 26 september 2007, alsmede gelet op de milieubijstandscontracten;
de in het bij dit mandaat- en machtigingsbesluit behorende schema vermelde bevoegdheden - voorzover deze binnen de in het milieubijstandscontract overeengekomen taken vallen - aan de directeur van de Milieudienst Zuidoost-Utrecht toe te kennen en daarop de in dat schema vermelde specifieke bepalingen, alsmede de onder punt II van dit mandaatbesluit gestelde algemene bepalingen van toepassing te verklaren:
1.Aan de directeur mandaat te verlenen tot het nemen van besluiten zoals opgenomen in het bij dit mandaatbesluit behorende schema.
Voor de toepassing van het bepaalde in het eerste lid wordt het beleid van burgemeester en wethouders dan wel van de burgemeester geacht bij een te nemen besluit te zijn betrokken:
indien bij de concrete uitvoering van het mandaat twijfel bestaat omtrent de wijze van afwikkeling den wel omtrent de eventuele bestuurlijke/politieke gevolgen van een te nemen besluit. Of indien er, behoudens in zaken met een routinematig karakter rekening mee is te houden dat de betrokken portefeuillehouder en of het college van burgemeester en wethouders op zijn verantwoordelijkheid voor het te nemen besluit zal worden aangesproken;
Indien bij een te nemen besluit een andere gemeentelijke afdeling belang heeft, dan wel het besluit het taakgebied van één van hen raakt, wordt het besluit pas genomen na overleg en afstemming met het betrokken onderdeel. Indien met deze geen overeenstemming wordt bereikt, legt de gemandateerde de zaak aan de betrokken portefeuillehouder voor.
Van het mandaat zijn uitgesloten:
Ondermandaat zoals genoemd in lid 1 is niet mogelijk indien het betreft een herhaling van een eerdere afhandeling dan wel een eerder gedane schriftelijke mededeling, naar aanleiding van klachten van burgers, niet zijnde een voor beroep c.q. bezwaar vatbare beslissing, indien het gaat om een klacht over de eerdere afhandeling. Van de hier bedoelde brieven aan burgers dient in elk geval een afschrift aan de betrokken portefeuillehouder te worden toegezonden.
Artikel 10 Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Mandaat- en machtigingsbesluit Milieudienst Zuidoost-Utrecht 2007’
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.
Wijk bij Duurstede, 30 oktober 2007,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede,
de secretaris, de burgemeester,
Janneke Louisa-Muller Guus Swillens
Wijk bij Duurstede, 30 oktober 2007,
De burgemeester van de gemeente Wijk bij Duurstede,
Schema behorende bij dit Mandaat- en machtigingsbesluit. Bij het schema is ter nadere bepaling van de omschreven bevoegdheden een register gevoegd.
Indien uitvoering wordt gegeven aan artikel 2, luidt de ondertekening van een krachtens (onder-)mandaat genomen besluit als volgt : “Namens het college van burgemeester en wethouders c.q. de burgemeester van de gemeente Wijk bij Duurstede”
gevolgd door de naam, functie en handtekening van de (onder-) gemandateerde.
Indien uitvoering wordt gegeven aan artikel 6 luidt de ondertekening van het ondertekenings(onder-)mandaat als volgt :
“Overeenkomstig het door burgemeester en wethouders c.q. de burgemeester van Wijk bij Duurstede genomen besluit,” gevolgd door de naam, functie en handtekening van de ondertekenings(onder-)gemandateerde.
Bijlage 1 SCHEMA BEHORENDE BIJ MANDAAT- en MACHTIGINGSBESLUIT 2007
Register 1 behorende bij h et Mandaat- en machtigingsbesluit Milieudienst Zuidoost Utrecht 2007 De volgende taken en bevoegdheden worden krachtens mandaat c.q. machtiging aan de directeur van de Milieudienst Zuidoost-Utrecht toegestaan.
.1. Algemene wet bestuursrechtHoofdstuk 2 Verkeer tussen burgers en bestuursorganen
Uitvoering geven aan dit hoofdstuk met uitzondering van het weigeren van gemachtigde of raadsman ingevolge artikel 2:2. Dit hoofdstuk regelt onder meer, het vragen van een machtiging, de doorzendverplichting, de geheimhoudingsverplichting en het gebruik van de nederlandse taal. Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen over besluitenUitvoering geven aan hoofdstuk 3 dat algemene regels over besluiten bevat. Dit hoofdstuk bevat 7 afdelingen. Voor de publicaties die voortkomen uit de aan de milieudienst opgedragen taken zorgen de gemeenten ingevolge het milieubijstandscontract.
Afdeling 3.1 Regelt het toepassingsbereik. Afdeling 3.2 Codificeert enkele beginselen van behoorlijk bestuur.
Afdeling 3.3. Regelt de wettelijke advisering.
Afdeling 3.4. Regelt de openbare voorbereidingsprocedure: toepasselijkheid, terinzagelegging, openbare kennisgeving, naar voren brengen zienswijzen en verslaglegging. Afdeling 3.5. Uitgebreide openbare voorbereidingsprocedures. § 3.5.1. toepasselijkheid uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure § 3.5.2. indiening van de aanvraag ontvankelijkheid § 3.5.3 het ontwerp van het besluit met uitzondering van de kennisgeving zoals bedoeld in 3:19., lid 2,
onder b. § 3.5.4. adviezen en bedenkingen § 3.5.5. beslissing op de aanvraag § 3.5.6. voorbereidingsprocedure van besluiten tot wijziging of intrekking en ambtshalve andere te
Ingevolge de wet van 24 januari 2002 (Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure,Stb.54) zullen de afdelingen 3.4 en 3.5 worden samengevoegd tot 1 afdeling 3.4 Uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Deze wet zal in 2004 van kracht worden. Afdeling 3.6. Bekendmaking en mededeling Met uitzondering van de bekendmaking van het besluit zoals bedoeld in 3:42 lid 1. Afdeling 3.7. Motivering
In deze afdeling wordt het motiveringsbeginsel uitgewerkt. Hoofdstuk 4 Bijzondere bepalingen over besluiten Dit hoofdstuk handelt over meer bijzondere bepalingen voor een aantal soorten besluiten. Naast de regels van hoofdstuk 4 zijn ook steeds de algemene regels van hoofdstuk 3 in beginsel van toepassing. In de eerste tranche van de Awb waren in hoofdstuk 4 alleen algemene voorschriften over beschikkingen opgenomen. Bij de derde tranche zijn ook regels over bijzondere soorten van beschikkingen en andere besluiten opgenomen, in het bijzonder over subsidiëring (titel 4.2.) en beleidsregels (titel 4.3.). Subsidiëring zal nagenoeg nooit aan de orde komen.
Voor zover dit wel aan de orde komt (bij o.g.v. Wet stedelijke vernieuwing of de Wet geluidhinder) is het raadzaam dergelijke besluiten toch via de colleges te laten lopen omdat dit veelal van invloed op de begroting zal zijn. Het opstellen van beleidsregels kan heel ver gaan en heeft bindende werking. Van de mandatering worden de titels 4.2. en 4.3. dan ook uitgezonderd. Titel 4.1. beschikkingen Afdeling 4.1.1 De aanvraag. Deze afdeling geeft regels voor de indiening en de afhandeling van aanvragen om een beschikking. Onder meer de regeling van het niet (verder) behandelen van onvolledige aanvragen en de regels die het bestuursorgaan verplichten alvorens daartoe over te gaan, de aanvrager in de gelegenheid te stellen zijn aanvraag aan te vullen.
Afdeling 4.1.2. De voorbereiding Deze afdeling over de “voorbereiding” van de beschikking regelt wanneer en op welke wijze belanghebbenden moeten worden gehoord alvorens een voor hen ongunstige beslissing mag worden genomen. Het horen van belanghebbenden kan een functie hebben bij het zorgvuldig voorbereiden van een beschikking. Afdeling 4.1.3. Beslistermijn Beslistermijn, kennisgeving van redelijke termijn en opschorting van rechtswege. Hoofdstuk 5 HandhavingDit hoofdstuk handelt over bestuursrechtelijke handhaving. Omdat bestuursdwang en dwangsom niet zijn gemandateerd in het Mandaatbesluit zijn respectievelijk de afdelingen 5.3. en 5.4 niet van toepassing.
In deze afdeling worden een aantal bevoegdheden verleend aan toezichthouders, welke voorheen veelal in bijzondere wetten werden toegekend.
In artikel 5:12 wordt het uitgeven van een legitimatiebewijs (volgens model van Min. Van Justitie) geregeld.
Hoofdstuk 6 en hoofdstuk 7 Algemene bepalingen respectievelijk bijzondere bepalingen over bezwaar en beroep Er bestaat een nauwe samenhang tussen de hoofdstukken 6, 7 en 8 van de Awb. Uitgaande van het onderscheid tussen bezwaar en administratief beroep en beroep op de administratieve rechter is de volgende indeling gemaakt. Hoofdstuk 6 bevat de bepalingen die voor alle drie vormen gelden. Hoofdstuk 7 bevat bepalingen die alleen van toepassing zijn op bezwaar en administratief beroep, waarbij eerst de bijzondere bepalingen over bezwaar en dan die over administratief beroep aan de orde komen. Hoofdstuk 8 is speciaal voor het beroep op de administratieve rechter.
In het mandaatbesluit is de beslissing op bezwaar uitgesloten. Van mandatering van bevoegdheden in dit soort gevallen is derhalve geen sprake. Wel is het bepaalde in artikel 6:15 over de doorzendplicht bij een onjuist ingediend bezwaar- of beroepsschrift van toepassing. Het bepaalde in de hoofdstukken 6 en 7 is wel van toepassing indien de Milieudienst namens een gemeente bezwaar maakt tegen een besluit van een ander bestuursorgaan zoals genoemd onder 7 van het mandaatschema. Hoofdstuk 8 Bijzondere bepalingen over beroep bij de rechtbankHoofdstuk 8 juncto artikel 36 wet op de Raad van State. Artikel 36 van de wet op de Raad van State regelt de toepassing van hoofdstuk 8 Awb op beroep en hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak.
Gemandateerd worden de bepalingen over verzoek tot wraking rechter (8:15), vertegenwoordiging in gerechtelijke gedingen (8:24) en bijvoorbeeld het geven van schriftelijke inlichtingen aan de Afdeling (8:28) of het opvragen van afschriften en uittreksels van omvangrijke stukken (8:39, lid 3). De bepalingen, in de titels 8.2. Behandeling van het beroep, 8.3. Voorlopige voorziening enonmiddellijke uitspraak in de hoofdzaak en 8.4. Herziening, voorzover deze betrekking hebben op de behandeling van en de vertegenwoordiging in de beroepszaak worden hier gemandateerd. 2. Wet milieubeheerHoofdstuk 1
Uitvoering geven aan de algemene zorgplicht als bedoeld in artikel 1.1.a. Uitvoering geven aan de artikelen 1.2, lid 7 en 1.3 respectievelijk de bevoegdheid tot het afwijken en het vrijstelling verlenen van het bepaalde in de Provinciale milieuverordening. Hoofdstuk 4 Plannen Voorbereiding en toezending van het gemeentelijk milieubeleidsplan ingevolge de artikelen 4.17 en 4.18 alsmede het gemeentelijk milieuprogramma ingevolge artikel 4.21.
Hoofdstuk 8 InrichtingenArtikelen 8.1. t/m 8.21 besluiten met betrekking tot vergunningen. Met uitzondering van het geheel weigeren van de vergunning o.g.v. artikel 8.10. Het gedeeltelijk weigeren van vergunningen, voor zover dit voor de bedrijfsvoering van ondergeschikt belang is, is toegestaan. Bijvoorbeeld een zeer beperkt aantal dieren weigeren.
Artikelen 8.22 t/m 8.26 besluiten met betrekking tot wijziging of intrekking van vergunningen. Met uitzondering van het intrekken van een vergunning ex artikel 8.25 lid 1, anders dan op verzoek van de vergunninghouder. Artikel 8.30 lid 2 en 3 buiten behandeling laten aanvraag om verlening of wijziging vergunning Wm indien niet binnen zes weken ook vergunning is gevraagd o.g.v. de WVO of als laatstgenoemde vergunningaanvraag buiten behandeling wordt gelaten. Artikel 8.31 lid 2 het in de gelegenheid stellen van het orgaan dat tot verlening van de WVO-vergunning bevoegd is tot advisering over de ontwerpbeschikking. Artikel 8.41 lid 1 en lid 4 respectievelijk besluiten en handelingen met betrekking tot het melden van het oprichten of veranderen van bij algemene maatregel van bestuur aangegeven inrichtingen en de openbare kennisgeving van op amvb’s gegronde meldingen. Artikel 8.42 het opstellen/wijzigen van nadere eisen en het doen van mededeling van de beschikking waarbij de nadere eis is gesteld. Artikel 8:44 leden 4 en 5 het afwijken van en het stellen van nadere eisen ingevolge rechtstreeks werkende amvb’s. Bijvoorbeeld: Besluit LPG-tankstations, Besluit emissie-eisen stookinstallaties. Artikel 8:45 lid 3 het afwijken en het stellen van nadere eisen ingevolge instructie-amvb’s.
Hoofdstuk 10 Afvalstoffen Artikel 10.63 juncto artikel 10.30 Wet milieubeheer biedt de mogelijkheid ontheffing te verlenen voor het zich ontdoen van afvalwater. Daarnaast bestaat op grond van artikel 10.63 juncto artikel 10.2 Wet milieubeheer de mogelijkheid ontheffing te verlenen om zich van afvalstoffen te ontdoen door deze buiten een inrichting te verbranden, voor zover het geen gevaarlijke afvalstoffen betreft.
Hoofdstuk 13 Procedures voor vergunningen en ontheffingenUitvoering geven aan Afdeling 13.2. bijzondere bepalingen bij de toepassing van afdeling 3.5. Awb. Hoofdstuk 14 Coördinatie§14.1 Uitvoering geven aan de coördinatieregelingen bij aanvragen om een beschikking krachtens deze wet. Hoofdstuk 17 Maatregelen in bijzondere omstandigheden Artikel 17.2 lid 3: kennisgeving van melding van een ongewoon voorval dat zich in een inrichting heeft voorgedaan. Hoofdstuk 18 Handhaving Toepassen van handhaving van het bij of krachtens de Wet milieubeheer bepaalde, alsmede het bij of krachtens de in artikel 13.1 Wm genoemde wetten bepaalde. Meer in het bijzonder de toepassing van de bij en krachtens de Wet milieubeheer gegeven voorschriften, de uitvoeringsbesluiten en de Amvb’s.
Met uitzondering van (zie artikel 5 van het mandaatbesluit) : - het toepassen c.q. intrekken van bestuursdwang; - het opleggen c.q. intrekken van een last onder dwangsom; - het geheel of gedeeltelijk intrekken van een milieuvergunning (als sanctie). Het toepassen van de handhaving wordt derhalve beperkt tot toezicht op de naleving van de normen door inrichtingen.
Ingevolge artikel 18.2 lid 1 sub b en c impliceert dit het verzamelen en registreren van belang zijnde gegevens alsmede het behandelen van klachten. De bedrijfscontroles en -bezoeken vallen hier ook onder. In artikel 9 lid 2 van het Mandaatbesluit is ten aanzien van de klachtenbehandeling bepaald dat bij herhaalde klachten, mits het de afhandeling betreft, geen ondermandaat mogelijk is. Ook het aanwijzen van toezichthoudende ambtenaren ex artikel 18.4. lid 3 is aan de Milieudienst gemandateerd.
Voor het afwijzen van een verzoek om handhaving is de Milieudienst gemandateerd (mede omdat de termijn waarbinnen een beschikking op dit verzoek gegeven moet worden gering is, namelijk 6 weken), als na controle blijkt dat het verzoek onterecht gedaan wordt. Mocht het verzoek gegrond zijn en een handhavingsbeschikking genomen moeten worden dan is dit besluit niet gemandateerd (overeenkomstig artikel 5).
Hoofdstuk 19 Bepalingen in verband met de openbaarheidInzage geven en verstrekken kopieën van beschikkingen en stukken als in art. 19.1 Wm.
Beslissen op en afhandelen verzoeken tot geheimhouding met betrekking tot bedrijfsgeheimen en beveiligingsgegevens (artikel 19.5 Wm). Hoofdstuk 20 Beroep bij de administratieve rechter
Het voeren van bezwaar- en beroepsprocedures inzake vergunningverlening en handhavingsacties en het vertegenwoordigen in deze bij rechterlijke instanties, krachtens dit hoofdstuk. Dit met inachtneming van het bepaalde in de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht. Het beslissen op bezwaar is in het mandaatbesluit uitgezonderd.
3. Het toezicht op de naleving van de bij en krachtens de Wet milieubeheer gegeven
voorschriften.Deze bevoegdheid is onder 2 omschreven onder Hoofdstuk 18 van de wet milieubeheer. 4. Wet bodembeschermingHet bevoegde gezag ingevolge de Wet bodembescherming is veelal de provincie. Voorzover burgemeester en wethouders (burgemeester) bevoegd gezag zijn ingevolge de Wet bodembescherming wordt dit hierbij gemandateerd als het gaat om toezicht en handhaving. Artikel 33 verzoek aan G.S. om bij een bodemverontreiniging ten gevolge van een ongewoon voorval, maatregelen te treffen. Dit is een bevoegdheid van de burgemeester. Artikel 41, lid 1 melden aan G.S. van onderzoeksgevallen en gevallen van ernstige bodemverontreiniging
Toezicht en handhaving zorgplicht (art. 13 Wet bodembescherming). Met de bij en krachtens de Wet bodembescherming bedoelde uitvoeringsbesluiten en amvb’s worden meer in het bijzonder het Lozingenbesluit bodembescherming, het BOOT, het Bouwstoffenbesluit en het Asbestverwijderingsbesluit bedoeld. Lozingenbesluit bodembeschermingDe te mandateren bevoegdheden betreffen de ontheffingverlening van vier categorieën bodemlozingen. Indien de lozingen binnen een vergunningplichtige inrichting plaatsvinden kan bij de vergunning worden bepaald dat lozing is toegestaan. Hierna worden de categorieën weergegeven.
Artikel 5 lid 3 en artikel 11 lid 4 tijdelijke ontheffingverlening voor respectievelijk een beperkte lozing en een bestaande beperkte lozing van huishoudelijk afvalwater in de bodem. Artikel 5a lid 1 en artikel 11a lid 1 bij een vergunning ex artikel 8.1 Wet milieubeheer bepalen dat een beperkte respectievelijk een bestaande beperkte lozing van huishoudelijk afvalwater in de bodem is toegestaan. Artikel 14 leden 2 en 4 alsmede artikel 21 lid 3 tijdelijke ontheffingverlening voor respectievelijk een omvangrijke lozing en een omvangrijke bestaande lozing van huishoudelijk afvalwater in de bodem. Artikel 14a lid 1 alsmede artikel 21a bij een vergunning ex artikel 8.1 Wet milieubeheer bepalen dat respectievelijk een omvangrijke en een bestaande omvangrijke lozing van huishoudelijk afvalwater in de bodem is toegestaan. Artikel 22 lid 1 in ontvangst nemen en behandelen met betrekking tot meldingen inzake de wijziging van een gebezigde lozingswijze. Artikel 24 lid 2 tijdelijke ontheffingverlening voor een lozing van koelwater in de bodem.
Artikel 24a bij een vergunning ex artikel 8.1 Wet milieubeheer bepalen dat een lozing van koelwater in de bodem tijdelijk is toegestaan.
Artikel 25 lid 2 tijdelijke ontheffingverlening voor een lozing van overige koelstoffen in de bodem.
Artikel 25a bij een vergunning ex artikel 8.1 Wet milieubeheer bepalen dat een lozing van overige vloeistoffen in de bodem tijdelijk is toegestaan. Artikel 27, lid 3 besluiten omtrent het opleggen van een gedoogplicht. Artikel 28 uitbrengen van advies. Besluit opslaan in ondergrondse tanksDe gemandateerde bevoegdheden betreffen in hoofdzaak het in ontvangst nemen en behandelen van kennisgevingen en meldingen en onderzoeksresultaten. Daarnaast kan een gedoogplicht worden opgelegd en kunnen nadere eisen worden gesteld. Ook het in ontvangst nemen van de in de Bijlagen bij het besluit vermelde afschriften van certificaten, bewijzen, verklaringen, meetrapporten, onderzoeken en schriftelijke uitslagen van keuringen van ondergrondse tankinstallaties is gemandateerd c.q. gemachtigd. Artikelen 7 en 8 in ontvangst nemen en behandelen melding opslaan huishoudelijk afvalwater in ondergrondse tanks respectievelijk melding beëindiging opslag huishoudelijk afvalwater in ondergrondse tanks.
Artikel 9 stellen van nadere eisen en de verzending ervan.
Artikel 12, onder b in ontvangst nemen en behandelen kennisgeving voornemen installatie ondergrondse tank en opslag vloeibare brandstof of afgewerkte olie hierin alsmede resultaten verkennend onderzoek.
Artikel 13 leden 1 en 3 in ontvangst nemen en behandelen melding voornemen beëindiging opslag vloeibare brandstof of afgewerkte olie respectievelijk kennisgeving resultaten verkennend onderzoek.
Artikel 14 bevoegdheden als bedoeld in 6 t/m 8 betreffende het opslaan van huishoudelijk afvalwater in een ondergrondse tank binnen een inrichting. Artikel 16 het op verzoek van een onderzoekplichtige opleggen van een gedoogplicht aan rechthebbenden ten aanzien van een gedeelte van de bodem ten behoeve van bodemonderzoek. Artikel 18 lid 1 het in ontvangst nemen en behandelen melding beëindiging opslag vloeistof voor 1 maart 1983 in ondergrondse tank. Artikel 18 lid 6 opleggen aanvullende maatregelen bij buiten gebruik zijnde tanks.
Artikel 22 in ontvangst nemen en behandelen resultaten bodemonderzoek.
Artikel 2 sub b het in ontvangst nemen van een sloopmelding, het binnen 8 dagen na ontvangst van de melding beoordelen of er inderdaad geen sloopvergunning is vereist en dit mededelen aan de melder. Artikel 2 sub d indien nodig het verbinden van voorschriften met betrekking tot de verwijdering, opslag en afvoer van asbest binnen een bij die mededeling aangegeven termijn.
Het mandaat heeft verder betrekking op de toezicht op de naleving van het asbest-verwijderingsbesluitindien er sprake is van een calamiteit en het opleggen van voorschriften naar aanleiding van een calamiteit.
De gemandateerde bevoegdheden betreffen in hoofdzaak het beoordelen en registreren van meldingen in het kader van het Bouwstoffenbesluit, en in mindere mate het handhaven van gemelde en niet gemelde toepassingen in het kader van het Bouwstoffenbesluit. De handhaving bij WM-plichtige inrichtingen in de gemeenten Amerongen, Bunnik, Driebergen-Rijsenburg, Leersum, Maarn en Zeist vindt plaats door de afdeling Bedrijven.
(Alleen met de gemeente Driebergen is afgesproken dat de Milieudienst (afdeling Specialisten) ook namens de afdeling BWTRO de handhaving in het kader van het Bouwstoffenbesluit op zich neemt. Bij de overige gemeenten ligt de eindverantwoordelijkheid voor de handhaving in het kader van het Bsb bij de betreffende afdeling van de gemeente).
Onderstaand worden de te mandateren/machtigen bevoegdheden weergegeven:
Beoordelen van meldingen, informeren van melder en registratie van kwaliteitsgegevens: art. 3 lid 1, art. 11 lid 1, art. 11 lid 2d en art. 11 lid 3 t/m 6.
Opvragen van kwaliteitsgegevens voor niet meldingplichtige bouwstoffen: art. 5 lid 2 en art. 9 Bsb.
Stellen van nadere eisen aan toepassingen in het kader van het Bsb: art. 12 lid 2 en art. 15 Bsb.
Opvragen van informatie inzake beheers- en controlemaatregelen voor niet zijnde categorie 1 bouwstoffen: art. 14 lid 1c en art. 14 lid 3 Bsb.
Het opleggen van een verplichting voor het verrichten van onderzoek naar de werking van beheers- en controlemaatregelen aan de rechthebbende op of in een gedeelte van de bodem, omdat degene die ingevolge de bij of krachtens artikel 14 gestelde regels onderzoek dient te verrichten hiervoor de nodige bevoegdheid ontbreekt (als bedoeld in artikel 71, eerste lid, van de Wet bodembescherming): art 16, lid 3 Bsb.
5. Het toezicht op de Wet bodembeschermingMet betrekking tot het toezicht op de Wet bodembescherming kan niet worden volstaan met een verwijzing naar nummer 2 onder hoofdstuk 18 Wet milieubeheer. Het toezicht is onder 2 namelijk beperkt tot inrichtingen. Bij de Wet bodembescherming is echter ook sprake van toezicht bij particulieren. Zo is bijvoorbeeld in artikel 13 een algemene zorgplicht opgenomen. Overigens beperkt het toezicht zich wel tot toezicht op naleving van de wettelijke voorschriften, (controles). Van het mandaat zijn uitgezonderd: - het toepassen c.q. intrekken van bestuursdwang; - het opleggen c.q. intrekken van een last onder dwangsom. Wet geluidhinderHet toezicht op de Wet geluidhinder is beperkt tot inrichtingen en valt onder het toezicht Wet milieubeheer.