Organisatie | Aalburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsplan Wet maatschappelijke ondersteuning 2012-2016 |
Citeertitel | Beleidsplan Wmo 2012-2016 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Geen |
komt in de plaats van beleidsplan Wmo 2008-2012
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
25-09-2012 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 25-09-2012 Het Kontakt | Geen |
Met de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2007 hebben de gemeenten de taak gekregen om er voor te zorgen dat iedereen kan meedoen en zelfstandig kan blijven wonen. Gemeenten zijn volgens deze wet verplicht om daarvoor een plan vast te stellen. Het eerste beleidsplan gaf de richting aan voor het Wmo beleid tot en met 2011. Dit beleidsplan stond in het teken van de opstart van de Wmo waarbij per prestatieveld 1 tot en met 9 uitgebreid beschreven is waar gemeentelijke verantwoordelijkheden en keuzes lagen. In het beleidsplan 2008-2012 zijn speerpunten en ontwikkelpunten opgenomen. Er is hard gewerkt aan de verschillende punten afgelopen jaren en vele zijn gerealiseerd. Punten die ook op dit moment nog extra aandacht nodig hebben, zijn opnieuw opgenomen in de aandachtspunten bij het betreffende prestatieveld. In 2012 is er voor gekozen om het beleidsplan door te laten lopen tot het nieuwe plan er ligt. Dit plan is iets anders van opzet, omdat de snelle ontwikkelingen in de Wmo het moeilijk maken om in detail plannen uit te werken voor een periode van 4 jaar. Het plan is wat algemener van opzet, waarbij is aangegeven vanuit welke visie wordt gedacht
en wat ontwikkelpunten zijn. Dit beleidsplan dat door de gemeenteraad moet worden vastgesteld, moet antwoord geven op de volgende vraag: hoe gaat de gemeente Aalburg in de periode 2012 – 2016 de Wmo vormgeven? Vanwege onzekerheden over de landelijke ontwikkelingen kan een tussentijdse aanvulling van dit beleidsplan noodzakelijk zijn.
De afgelopen vier jaar is veel ervaring opgedaan met het werken zoals bedoeld in de Wmo, namelijk het treffen van voorzieningen ter compensatie van beperkingen. Hiervoor is een omslag gemaakt van claim- en aanbodgericht werken naar vraag- en resultaatgericht werken. Ook het inzetten van collectieve voorzieningen in plaats van individuele voorzieningen heeft steeds meer aandacht gekregen. Deze omslag in de uitvoering van de Wmo zal verder worden uitgewerkt en duidelijker vorm krijgen. Dit noemen we de Kanteling. De manier van denken en werken volgens de Kanteling sluit meer aan bij de eigen verantwoordelijkheid en geeft tevens mogelijkheden voor het realiseren van besparingen. De besparingen zijn noodzakelijk om de zorg betaalbaar te houden.
Gemeenten krijgen te maken met meerdere stelselwijzigingen. Het betreft de overheveling van de functie begeleiding vanuit de AWBZ naar de Wmo, de Wet werken naar vermogen, de transitie van de jeugdzorg en passend onderwijs. De stelselwijzigingen grijpen in elkaar. Neem bijvoorbeeld een gezin waarvan de moeder een beperking heeft, de vader in de sociale werkvoorziening werkt en er opvoedingsondersteuning nodig is voor de kinderen. Dit gezin maakt op minimaal drie stelsels aanspraak. De uitdaging voor de gemeente is om van deze regelingen een op elkaar aansluitend geheel te maken, waarbij de regelingen in onderling verband worden gebracht. De taakuitbreiding brengt grote verantwoordelijkheden voor de gemeente met zich mee, maar biedt ook goede mogelijkheden op de verwezenlijking van een integrale aanpak. We streven er op deze manier naar dat zoveel mogelijk, zo niet bijna alle inwoners van de gemeente kunnen participeren in de samenleving. In verband met de demissionaire status van het kabinet is een aantal maatregelen controversieel verklaard, waardoor er veel onduidelijkheden zijn ontstaan. Deze beleidsnota zal daarom algemene uitgangspunten bevatten en zal later zo nodig worden aangevuld.
De Wmo kent 9 prestatievelden. Deze prestatievelden zullen apart of in samenhang met elkaar worden uitgewerkt. Het beleid voor prestatieveld 1, het bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid, zal een relatie hebben met de dorpsontwikkelingsplannen (de idops) en ander beleid gericht op leefbaarheid.
Het beleid voor prestatieveld 2, ondersteuning van jeugdigen, zal vanuit het Centrum voor jeugd en gezin (CJG) verder ontwikkeld worden.
In prestatieveld 3 wordt het centrale punt voor informatie en advies beschreven met aandacht voor de toegang tot de Wmo en de cliëntondersteuning.
Prestatieveld 4 gaat over de begeleiding en ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers. De verschillende vrijwilligersorganisaties zijn betrokken bij de ontwikkeling van het beleid op dit gebied.
De prestatievelden 5 en 6 komen in hun onderlinge verband aan de orde. De uitgangspunten volgens de Kanteling zijn beschreven in de visie en al vastgelegd in de verordening en de beleidsregels.
Ook de prestatievelden 7, 8 en 9 worden in onderling verband beschreven. Het gaat om dak- en thuislozen, verslaafden en de doelgroep die gebruik maakt van de openbare geestelijke gezondheidszorg. Voor dit prestatieveld werkt de gemeente Aalburg samen met de centrumgemeente Breda.
Bij de verschillende prestatievelden zijn aandachtspunten opgenomen. Aan de uitvoering van deze punten zal in de planperiode 2012-2016 worden gewerkt.
Deze nota heeft raakvlakken met vele andere beleidsterreinen waar de gemeente verantwoordelijk voor is. Bijvoorbeeld de volksgezondheid en de leerplicht. De beleidsterreinen zijn (niet limitatief) in bijlage 3 opgenomen.
Na deze inleiding vindt u in hoofdstuk 1 de visie en een beschrijving van verschillende nota’s die vooraf zijn gegaan aan deze beleidsnota en richting geven aan het denken en handelen in de Wmo. Tevens komt de samenwerking met andere gemeenten aan de orde. In hoofdstuk 2 gaan we in op de landelijke ontwikkelingen die voor de Wmo van belang zijn en daar raakvlakken mee hebben. Omdat verschillende transities in verband met de demissionaire status van het kabinet controversieel zijn verklaard is er nog geen concrete informatie beschikbaar. In deze nota wordt daarom de stand van zaken beschreven en worden uitgangspunten aangegeven. In hoofdstuk 3 worden de prestatievelden beschreven met hun eigen aandachtspunten voor de komende jaren. De prestatievelden gaan over de sociale samenhang, de leefbaarheid, het jeugdbeleid, het vrijwilligers- en mantelzorgbeleid, de individuele voorzieningen, de burgerparticipatie en de maatschappelijke opvang.
We besluiten in hoofdstuk 4 met een terugblik op het Rekenkameronderzoek dat heeft plaatsgevonden in de periode december 2010 – maart 2011. Vervolgens een beschrijving van de manier waarop de burgers bij het tot stand komen van dit beleidsplan zijn betrokken en op welke manier de kwaliteit van de uitvoering wordt gemeten. In de bijlagen vindt u informatie over de bevolkingsopbouw, de inspraakprocedure en een verklarende woordenlijst. Tevens vindt u de brief die wij naar de WMO-raad gestuurd hebben. De reactie van de WMO-raad zal later worden toegevoegd.
Hoofdstuk 1 Wat zijn de gemeentelijke uitgangspunten
In het beleidsplan 2008-2012 hebben we onze missie als volgt verwoord:
Iedereen kan meedoen, indien nodig met ondersteuning vanuit het Aalburgloket.
De gemeente wil alle inwoners, met en zonder beperking, jong en oud bij de lokale samenleving betrekken. Keuzevrijheid wordt aan de inwoners geboden en er wordt rekening gehouden met de individuele draagkracht. Het beleid is gericht op de versterking van de zelfredzaamheid van inwoners, zo nodig wordt hulp op maat geboden. Samen met de inwoners moet gewerkt worden aan sociale samenhang en het vergroten van de leefbaarheid in de diverse kernen. Burgerinitiatieven en burgerinspanning worden gewaardeerd en ondersteund. Deze missie uit het beleidsplan 2008 -2012 blijft overeind en zal leidend zijn, ook de komende vier jaar waarin de nieuwe manier van denken en werken centraal staan.
De gemeenteraad heeft de visie op de wet maatschappelijke ondersteuning in het voorjaar van 2011 vastgesteld. Uitgangspunt is dat in Aalburg de burgers zelf verantwoordelijk zijn voor de wijze waarop zij participeren in de samenleving. Indien dat maatschappelijk, sociaal of financieel niet kan, wordt van de burgers verwacht dat zij zelf voorzien in ondersteuning vanuit hun omgeving. Burgers kunnen daarbij tevens een beroep doen op algemene voorzieningen. Niet iedere inwoner is in staat om zonder hulp zelf zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen en daar invulling aan te geven. De gemeente zal ook hierbij moeten ondersteunen. Via uitgebreide vraagverheldering (het Gesprek) kan de hulpvrager de eigen situatie in kaart brengen. Vrijwilligers en mantelzorgers kunnen daarbij ondersteunen. Wanneer dat noodzakelijk is kunnen externe organisaties zoals MEE hulp bieden. De eigen kracht van mensen en hun sociale netwerk zijn het uitgangspunt. De vraagverheldering leidt tot adviezen en informatie over (lokale) instanties die (aanvullend) ondersteuning kunnen bieden. Dit moet leiden tot (een combinatie van) oplossingen die vanuit de inwoner gezien het beste aansluit bij de eigen beleving.
De uitgangspunten zoals verwoord in de visie kunnen als volgt worden geformuleerd:
Uitgangspunt is de manier van ondersteunen zoals beschreven in de visie. Inwoners die op deze manier geholpen worden zijn zelf mede verantwoordelijk voor hun oplossing. De ervaring leert dat op deze manier de zelfredzaamheid het beste kan worden ondersteund. De Wmo uitvoeringsorganisatie zoals we die op dit moment kennen werkt op een manier die past bij het uitgangspunt. Het Aalburgloket is het centrale aanmeld- en contactpunt voor alle vragen en aanvragen op het brede vlak van de Wmo. De gemeente kan eenvoudige vragen of aanvragen direct beantwoorden of afhandelen. Bij complexe problematiek en/of langere (begeleidings)trajecten wordt verwezen naar zorgaanbieders. Een casemanager bewaakt zo nodig de voortgang. Afhankelijk van de
situatie en de problematiek kan dat een Wmo-consulent zijn of een begeleider van een andere organisatie die betrokken is bij de specifieke situatie. Bij het Aalburgloket zijn goed gekwalificeerde en competente Wmo- consulenten werkzaam, die ook eerste aanspreekpersoon zijn in het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). De consulent of begeleider zal de eigen kracht en mogelijkheden van burgers en hun sociale netwerk aanspreken. Wanneer professionele hulp noodzakelijk is zal gezocht worden naar een organisatie of verschillende organisaties die specialistische hulp kunnen geven aan de cliënt met zijn of haar probleem. Individueel maatwerk en het leggen van verbindingen tussen verschillende Wmo-voorzieningen en andere gemeentelijke domeinen is hierbij
belangrijk. Het gaat dan bijvoorbeeld om relaties tussen Wmo, re-integratie, de bijstand of het woonbeleid. De gemeente blijft uitgaan van korte lijnen en stelt evaluatiemomenten vast met de cliënt en de betrokken professionals. Zo wordt de begeleiding doelmatig en effectief georganiseerd. Om op deze manier te kunnen werken is het belangrijk dat er bij de gemeente kennis is van de verschillende organisaties die een taak hebben op het gebied van de zorgverlening. Het betreft dan organisaties op onderstaande gebieden:
Daarnaast is er een samenwerking, o.a. via het veiligheidshuis, met justitiële diensten zoals de (jeugd)reclassering.
De gemeente Aalburg gaat op verschillende terreinen samenwerken met de gemeenten Geertruidenberg, Drimmelen, Oosterhout, Werkendam en Woudrichem (de Dongemondgemeenten). Het gaat om samenwerking op nieuwe beleidsterreinen. Uitgangspunt hierbij is dat gemeenten intensief samenwerken in de diverse stadia, maar met behoud van lokale verbanden. Dit betekent samen waar het kan en lokaal waar het moet. De gemeente Aalburg blijft zelf verantwoordelijk voor de invulling van de Wmo.
Het gaat om samenwerking bij de volgende transities:
- De transitie AWBZ begeleiding naar de Wmo.
- De Wet werken naar vermogen.
De voordelen van deze samenwerking voor de gemeenten zijn te halen in gezamenlijke beleidsvoorbereiding (verordening) inkoop ( wel of niet aanbesteden), wijze van verantwoording door zorgaanbieders (vast format) en het vervoer. Ook voor de zorgaanbieders heeft samenwerken voordelen, omdat er met minder partijen afspraken gemaakt hoeven te worden.
Omdat er nog veel onduidelijkheden zijn in de regelgeving van de transities zal de komende tijd geanalyseerd worden welke activiteiten/onderwerpen het beste lokaal dan wel in regionaal/samenwerkingsverband uitgevoerd kunnen worden. De gemeente Aalburg kiest er voor om de zorg zo dicht mogelijk bij de inwoners te realiseren en (administratieve) werkzaamheden daar om heen tot een minimum te beperken.
De Kanteling is een proces dat ingezet is vanuit prestatieveld 6, de individuele voorzieningen, om te komen tot resultaatgerichte compensatie. Centraal binnen de Kanteling staat een omslag van claim- en aanbodgericht werken (voorzieningen en hulpmiddelen) naar vraag- en resultaatgericht werken (participatie en zelfredzaamheid). Deze manier van denken geeft ons veel mogelijkheden om in individuele situaties mee te denken en oplossingen te zoeken op verschillende gebieden van de Wmo. Het kantelen is op zich niet nieuw in de Wmo, maar door de externe stimulans van dit proces is het gekanteld denken versterkt en uitgebreid.
Het proces van kantelen zal doorgetrokken worden naar alle prestatievelden van de Wmo. Het doel is dat burgers beter en/of langer kunnen blijven meedoen in de samenleving. Als eerste brengt de gemeente in kaart wat de ondersteuningsbehoefte van de burger is. Hiervoor zal een Wmo-consulent een gesprek hebben met de cliënt. Dit noemen we het Gesprek (een brede uitvraag). Vervolgens wordt samen met de cliënt vastgesteld welk resultaat bereikt moet worden. Bij het Gesprek, dat bij de cliënt thuis plaatsvindt, zullen, wanneer van toepassing en door cliënt gewenst, de partner, kinderen of hulpverleners betrokken worden. Tijdens het Gesprek zal benadrukt worden dat de eigen kracht en verantwoordelijkheid uitgangspunt zijn bij het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte. Het is niet meer de cliënt die een voorziening claimt en de gemeente die beoordeelt. De cliënt brengt samen met de gemeente in kaart wat zijn mogelijkheden en belemmeringen zijn en met welke oplossingen hij kan worden ondersteund. Het pakket van oplossingen noemen we het arrangement.
Een gekantelde Wmo vraagt om een integrale aanpak. Het heeft betekenis en consequenties voor alle betrokkenen: de gemeentelijke organisatie, partnerorganisaties, vrijwilligersorganisaties en burgers. Binnen de gemeentelijke organisatie zal een goede samenwerking moeten zijn tussen de medewerkers van afdelingen die direct betrokken zijn bij een (zorg) vraag van een burger. Het betreft bijvoorbeeld de (beleids)medewerkers welzijn, onderwijs, inkomen, schuldhulpverlening, leerlingenvervoer, Wmo en wonen. De Kanteling is ook van invloed op de relatie met partnerorganisaties, omdat deze een groot deel van de Wmo arrangementen uitvoeren. Omdat het bij de Kanteling gaat om individueel maatwerk zal ook van de partnerorganisaties gevraagd worden om mee te denken over flexibel inzetbare oplossingen om dit maatwerk te bereiken. In de voorbereiding op de transitie AWBZ begeleiding is al gebleken dat ook bij die instellingen het creatieve denken op gang komt. Om de (sturings)relatie tussen gemeente en welzijnsinstellingen te verbeteren en de kwaliteit en professionaliteit van het welzijnswerk een extra impuls te geven is vanuit het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) het landelijke programma “Welzijn Nieuwe Stijl” gestart. De hoofddoelstellingen van dit programma zijn de Wmo gemeenschappelijker, professioneler/effectiever en efficiënter uit te voeren. De gemeente Aalburg werkt intensief samen met o.a. welzijnsinstelling Juvans en heeft daar een goede relatie mee. Desgewenst zal de gemeente Aalburg in de contacten met welzijnsorganisaties gebruik maken van de informatie uit de folder “Welzijn Nieuwe Stijl” van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Artikel 1.6. Financiële uitgangspunten
De beschikbare middelen staan onder druk. Mensen worden ouder en blijven langer zelfstandig wonen. Dit betekent extra vragen voor zorg en begeleiding en individuele voorzieningen zoals vervoersvoorzieningen en woningaanpassingen. In bijlage 1 is de leeftijdsopbouw van de gemeente Aalburg opgenomen. Onderstaande, nog niet vastgestelde, maatregelen van het kabinet hebben invloed op het Wmo budget:
Decentralisatie van extramurale begeleiding naar gemeenten.
In het wetsvoorstel is een doelmatigheidskorting van 5 % toegepast. Deze korting moet worden behaald uit doelmatigheid, het verschuiven van individuele voorzieningen naar algemene voorzieningen, de inzet van het sociale netwerk en de eigen kracht. In vergelijking met de AWBZ heeft de gemeente de mogelijkheid om met de cliënt in gesprek te gaan en maatwerk te bieden in de oplossing. De samenhang met andere vormen van zorg waardoor die efficiënter ingezet kan worden en door beter gebruik te maken van eigen mogelijkheden leveren al een besparing.
Extramuralisering in de zorg biedt kansen op kwaliteitsverbetering voor burgers. De overheid heeft het voornemen om de lichtere AWBZ zorgzwaartepakketten (zzp’s 1,2 en 3) te extramuraliseren. Dit betekent een verschuiving van intramurale zorg naar extramurale zorg. Cliënten met een lichtere vorm van zorg blijven langer in hun eigen omgeving wonen en zullen vaker een beroep doen op ondersteuning vanuit de Wmo. Het gaat daarbij naast hulp in het huishouden, maaltijdvoorziening, boodschappendiensten en begeleiding bij de administratie ook om het aanpassen van de woning en aangepast vervoer.
De huidige pgb-regeling voor AWBZ zorg zal aangepast worden. Een beroep op de pgb-regeling is alleen nog mogelijk als de cliënt van oordeel is dat er geen passende zorg in natura beschikbaar is. Of deze aanpassing gevolgen heeft voor de pgb-regeling in de Wmo is nog niet duidelijk. Onze wens hierbij is dat de keuze voor een pgb niet meer onze wettelijke plicht is, maar mogelijk blijft in individuele situaties waar dat gewenst wordt en waarbij dat leidt tot een beter arrangement.
In de kadernota 2012 zijn besparingsmaatregelen opgenomen voor de individuele voorzieningen uit prestatieveld 6 van de Wmo. Deze maatregelen zijn op 1 januari 2012 van kracht geworden en geven mogelijkheden om de voorzieningen beter op het individu (ook financieel) af te stemmen. De Wmo blijft hiermee ook in de toekomst betaalbaar. Uitgangspunten bij de besparingsmaatregelen zijn: de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten (een eigen bijdrage afhankelijk van het inkomen) en beter benutten van de eigen kracht en het sociaal netwerk in
combinatie met het gebruik van algemene voorzieningen. Deze uitgangspunten zullen de komende 4 jaar van toepassing blijven.
Artikel 1.7. Evaluatie beleidsplan 2008-2012
In het beleidsplan 2008-2012 zijn speerpunten en ontwikkelpunten opgenomen. Hieronder wordt aangegeven om welke speerpunten het gaat en wat de stand van zaken is op dit moment.
Ondersteunen van jeugdigen en hun ouders.
In 2011 is het CJG in Aalburg geopend en zijn medewerkers geschoold om eenvoudige vragen te kunnen behandelen en door te kunnen verwijzen. Er wordt binnen het CJG gebruik gemaakt van de landelijk bekende triple-P methode, die ook in heel West Brabant wordt ingevoerd.
Ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers.
De gemeente heeft sinds 2009 een eigen consulent voor mantelzorg en vrijwilligers. Er worden vele bijeenkomsten en activiteiten georganiseerd voor (jonge) mantelzorgers en vrijwilligers. Het gaat om informatieve bijeenkomsten, gespreksgroepjes of activiteiten voor de gezelligheid.
De ontwikkelpunten hebben betrekking op de verschillende prestatievelden. Er is hard gewerkt aan de verschillende punten afgelopen jaren en vele zijn gerealiseerd. Punten die ook op dit moment nog extra aandacht nodig hebben, zijn opnieuw opgenomen in de aandachtspunten bij het betreffende prestatieveld.
Hoofdstuk 2 Landelijke ontwikkelingen
De gemeenten hebben te maken met verschillende stelselwijzigingen op het gebied van welzijn en zorg. Het gaat om:
De stelselwijzigingen grijpen in elkaar en hebben direct of indirect een relatie tot de Wmo. Dat is de reden dat ze in deze nota aan de orde komen.
Artikel 2.1. De decentralisatie van de begeleiding
Er is een wetsvoorstel om de extramurale begeleiding over te laten gaan vanuit de AWBZ naar de Wet maatschappelijke ondersteuning. In verband met de demissionaire status van het kabinet is deze decentralisatie controversieel verklaard. De invoeringsdatum is daarom uitgesteld. Over een nieuwe datum en eventueel aangepaste voorwaarden zal het nieuwe kabinet uitsluitsel moeten geven. In deze nota gaan we uit van de decentralisatie zoals in het oorspronkelijke wetsvoorstel beschreven is. Het betreft de begeleiding voor mensen met een matige of ernstige beperking, waarvoor de AWBZ-functie voor begeleiding komt te vervallen. Dit is een logisch vervolg op de overheveling van de huishoudelijke hulp in 2007 en de pakketmaatregel AWBZ in 2009. De verantwoordelijkheden van de gemeente om de zorg goed te regelen nemen toe met deze maatregel. Daarnaast krijgt de gemeente meer mogelijkheden om bij het zoeken naar oplossingen rekening te houden met de persoonlijke situatie en verbindingen te zoeken met andere beleidsterreinen zoals jeugdzorg, welzijn en werk.
Het doel van de functie begeleiding, zoals omschreven in het Besluit Zorgaanspraken Awbz, is bevordering, behoud of compensatie van zelfredzaamheid zodat opname in een instelling of verwaarlozing wordt voorkomen. Bij een deel van de doelgroep spelen mantelzorgers een grote rol. De begeleiding wordt in deze gevallen ook ter ontlasting van mantelzorgers ingezet. De functie begeleiding draagt eraan bij dat cliënten kunnen functioneren op allerlei levensgebieden: zelfzorg, wonen, werken, financiën, vrije tijd, sociaal netwerk en contacten met instanties. De begeleiding ondersteunt cliënten vaak op het terrein van structuur en dagritme, maar omvat ook praktische hulp bij en overname van taken op het gebied van zelfzorg, huishouden en administratie. De functie begeleiding wordt in de AWBZ zowel individueel aangeboden (bv. ambulante begeleiding, woonbegeleiding, thuisbegeleiding), als groepsgewijs (dagbesteding). De begeleiding past binnen de uitgangspunten van de Wmo. De Wmo compensatieplicht zal worden uitgebreid met een nieuw resultaat. Wanneer het gaat om een individuele voorziening zal deze ondergebracht worden bij prestatieveld 6.
De doelgroepen van extramurale begeleiding zijn:
De Rijksoverheid, provincies en gemeenten hebben de taak om het transitieproces van de begeleiding goed te laten verlopen. Het transitieproces (vooral de structuur) betreft het veranderen van het ‘huidige stelsel’: de regels, wetten, financiële verhoudingen en dergelijke, tot de nieuwe situatie. Dit proces doorloopt een aantal stadia:
De doorlooptijd van dit proces is nog onduidelijk. De nota “Wat betekenen de decentralisaties voor Aalburg?” van november 2011 en de nota “ Plan van aanpak transitie AWBZ naar Wmo” van mei 2012 zijn al gepresenteerd. Naast het transitieproces is er ook het transformatieproces (vooral de inhoudelijke vernieuwing en cultuur) van de transitie begeleiding. Dit proces is gericht op het realiseren van de beoogde inhoudelijke effecten van de
stelselwijziging: ander gedrag van professionals en burgers, andere cultuur bij instellingen en professionals, andere werkwijzen en vooral ook een andere manier van omgang tussen burgers/cliënten, professionals, instellingen en gemeenten. Dit is een veranderingsproces dat al in gang is gezet met de nieuwe visie op de Wmo en de Kanteling en dat geen einddatum kent. Het is een doorlopend proces met de vraag: wat zijn de vernieuwingsmogelijkheden? Hierbij kan gedacht worden aan:
Om dit proces goed vorm te geven is de gemeente Aalburg een samenwerking aangegaan met de gemeenten Drimmelen, Geertruidenberg, Oosterhout, Werkendam en Woudrichem (de Dongemondgemeenten). Dit traject is gestart met een aantal bijeenkomsten. Op 16 mei, 4 en 5 juni 2012 namen honderd mensen deel aan het Ontwerpatelier ‘Samen vormgeven aan Begeleiding’. Cliënten, zorgaanbieders, mantelzorgers, vrijwilligers, Wmo- raden en gemeenten sloegen de handen ineen. Zij verkenden met elkaar hoe extramurale begeleiding die vanuit de AWBZ naar de gemeenten komt zinvol en efficiënt georganiseerd kan worden. Kennismaken, ervaringen uitwisselen, kaders schetsen, dat was het doel. De tweede stap is het opstellen van een procesplan, waarin wordt aangegeven hoe de gemeenten het proces dat leidt tot de ondersteuning van inwoners met beperkingen bij hun dagelijkse levensverrichtingen willen laten verlopen. Ondanks dat de transitie begeleiding voorlopig is uitgesteld is dit geen reden om te stoppen met de voorbereidingen. Door het uitstel is wel de tijdsdruk afgenomen. Gemeenten hebben nu meer tijd om na te denken over een structurele en creatieve aanpak.
Artikel 2.2. Wet werken naar vermogen
Met de Wet werken naar vermogen (WWNV) wilde het kabinet meer mensen met een (gedeeltelijke) arbeidsbeperking aan het werk helpen. Het wetsvoorstel Werken naar vermogen is op 5 juni 2012 controversieel verklaard. Dat betekent dat dit onderwerp deze kabinetsperiode niet meer wordt behandeld door de Tweede Kamer. Vanwege de onzekerheid over de invoering van de wet beperken we ons hier tot de verbindingen tussen de WWNV en de Wmo.
Integrale diagnose en begeleiding.
De eerste verbinding ontstaat doordat een groep mensen gebruik maakt van zowel de WWNV als de Wmo. Deze overlap in doelgroepen en combinatie van problemen maakt het voor gemeenten mogelijk om een integrale diagnose te stellen. Aan deze groep kan een slimme combinatie van ondersteuning/begeleiding die zowel in de WWNV als de in de Wmo geboden wordt. Bijvoorbeeld bij (licht) verstandelijk gehandicapten komen meerdere vormen van ondersteuning samen. De individuele begeleiding bestaat uit gesprekken maar ook uit financieel- administratieve ondersteuning en hulp bij het huishouden (Wmo).Een gecombineerde aanpak kan ertoe leiden dat we iemand effectiever richting werk kunnen begeleiden. Scholing en arbeidstoeleiding kunnen veel eerder in het traject aan bod komen.
Beschut werken dagbesteding en werkprojecten.
De tweede verbinding komt voort uit het feit dat werken niet alleen goed is voor de re-integratie, maar ook voor de gezondheid van mensen. Vanuit de verschillende beleidsterreinen kunnen projecten gestart worden waarin mensen werken met een beperking. Er zijn al restaurants die gerund worden door verstandelijk gehandicapten (AWBZ) en fietsenstallingen waar bijstandsgerechtigden of Wsw-ers werken. Het slim combineren en uitbouwen van werkprojecten biedt mensen meer kansen. Ook worden er meer mogelijkheden gecreëerd voor het bedrijfsleven om een bijdrage te leveren.
Inzet doelgroep WWNV voor Wmo dienstverlening.
De derde verbinding is de inzet van WWNV’ers voor Wmo-dienstverlening. De gemeente is verantwoordelijk voor de maatschappelijke ondersteuning. Maatschappelijke ondersteuning omvat activiteiten die het mensen mogelijk maken om mee te doen in de samenleving. Bijvoorbeeld collectieve voorzieningen zoals welzijnwerk, individuele voorziening via het Wmo-loket of maatschappelijke opvang van vrouwen. Daar is geld en menskracht voor nodig. Zowel de investering in geld als menskracht kunnen minder worden. Aan de WWNV-kant is er werk nodig betaald en onbetaald. Door de inzet van WWNV’ers, Wsw’ers voor dienstverlening vanuit de Wmo snijdt het mes aan twee kanten.
Benutten infrastructuur voor elkaar.
De vierde verbinding is het benutten van de infrastructuur van elkaar. Met infrastructuur denken we aan gebouwen of projecten. Door betere benutting van de beschikbare infrastructuur kan efficiënter gewerkt worden. Bijvoorbeeld bij groenprojecten (AWBZ en Wsw) kan efficiënter gebruik gemaakt worden van elkaars materiaal en gebouwen.
Contracteren Wmo dienstverlening onder voorwaarden. De vijfde verbinding is dat de gemeente tevens als opdrachtgever optreedt voor Wmo-aanbieders. Deze aanbieders zijn vaak grote werkgevers in de gemeente of de regio. Dat biedt kansen om aanbieders in te zetten als werkgever voor mensen uit de doelgroep. Met social return zijn al goede ervaringen opgedaan. Door de komst van extramurale begeleiding naar gemeenten, spelen er grote financiële belangen. Het gaat daarbij concreet om het creëren van laaggeschoolde banen via job carving, het realiseren van werkervarings- en stageplaatsen en het bijdragen aan sociale cohesie en welzijn in de gemeente.
Al deze verbindingen zijn niet nieuw, maar kunnen door de decentralisatie wel extra aandacht krijgen.
Artikel 2.3. Transformatie Jeugdzorg
Op termijn worden gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de gehele zorg voor kinderen, jongeren en hun opvoeders. Deze transformatie heeft een lange voorbereidingstijd en zal in 2016 afgerond moeten zijn. Met name het versterken van de eigen kracht van de ouders en de jeugdigen betekent een Kanteling van de jeugdzorg. Vanaf 2015 krijgen gemeenten in één keer taken overgedragen in het kader van de transformatie van de zorg voor jeugd. Gemeenten worden verantwoordelijk voor de provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg, de jeugdzorg Plus (gesloten jeugdzorg), geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen (jeugd-GGZ), zorg voor jeugd met een licht verstandelijke beperking (jeugd-LVB en de jeugdbescherming en jeugdreclassering. De wet die dit allemaal moet borgen (Wet Zorg voor jeugd), wordt eind 2012 aan de Tweede Kamer aangeboden. Een concept is al gepubliceerd.
Op 2 november 2011 is er in het Regionaal Bestuurlijk Overleg (RBO) Regio West-Brabant positief besloten over de regionale visie op de Transformatie van de Zorg voor Jeugd. Deze visie vormt de leidraad voor de uitvoering van de transformatie in de West Brabantse gemeenten. De visie op de transformatie sluit naadloos aan bij het gedachtegoed dat leidend is in het kader van de Wmo. Doel van de transformatie is het realiseren van een prettig en gezond opgroei- en opvoedklimaat, waarbij zoveel mogelijk kinderen zonder grote problemen opgroeien.
Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is het eerste aanspreekpunt voor de jeugdzorg. Ouders, kinderen, jongeren tot 23 jaar, maar ook professionals kunnen bij de centra terecht met vragen over opvoeden en opgroeien. Het ministerie geeft dan ook aan dat het CJG de basis gaat worden van waaruit elke gemeente de (geïndiceerde) jeugdzorg moet gaan uitvoeren. De gemeente Aalburg heeft een eigen CJG. Diverse taken die gemeenten op moeten gaan pakken vergen een andere schaalgrootte. Daarom wordt met 12 gemeenten aan een bestuursopdracht gewerkt. Deze bestuursopdracht heeft als doel om voor de subregio West Brabant Oost afspraken te maken over de vorm, inhoud en reikwijdte van de samenwerking. Met deze bestuursopdracht stellen de betrokken twaalf gemeenten de inhoud van de samenwerking op hoofdlijnen vast. Na vaststelling wordt dit geconcretiseerd in een procesplan (waarin de vraagstukken, methodiek en betrokkenen) 2012-2015. Deze bestuursopdracht levert het bestuurlijk draagvlak voor samenwerking in de subregio.
Deze decentralisatie van verantwoordelijkheden stelt gemeenten in staat de zorg voor jeugd beter te organiseren, omdat zij de zorg dichterbij gezinnen kunnen brengen en aan kunnen sluiten bij lokale behoeften en voorzieningen. De gemeente Aalburg staat daarmee voor de uitdaging om de zorg voor hun jeugd goed en in samenhang met onder andere de leerplicht en de andere decentralisatieonderwerpen (begeleiding en veranderingen in de inrichting van sociale zaken en werkvoorziening) te organiseren. Op diverse terreinen wordt nu al ervaring opgedaan in samenwerking met bureau Jeugdzorg. De medewerkers van Aalburg zijn daar ook al geschoold.
Artikel 2.4. Passend onderwijs
Op 15 maart 2012 is de Tweede Kamer akkoord gegaan met het Wetsvoorstel passend onderwijs. De nieuwe plannen voor passend onderwijs moeten ervoor zorgen dat leerlingen in de toekomst een zo passend mogelijke plek in het onderwijs krijgen. Om passend onderwijs te kunnen bieden gaan alle scholen voor primair en voortgezet onderwijs samenwerken in regionale samenwerkingsverbanden. Hierbij is een uitzondering gemaakt voor het reformatorisch onderwijs. Dit is een landelijk samenwerkingsverband. In Aalburg nemen 6 basisscholen deel aan het regionale samenwerkingsverband en één basisschool aan het landelijk reformatorisch samenwerkingsverband. Scholen in het primair en voortgezet onderwijs krijgen een zorgplicht. Als de school het kind zelf geen passend onderwijs kan bieden heeft de school de taak binnen het samenwerkingsverband het kind een zo goed mogelijke plek op een andere school te bieden. Voorheen dienden ouders zelf die passende plek te zoeken. De schoolbesturen in het samenwerkingsverband maken afspraken over hoe ze voor elke leerling zo goed mogelijk passend onderwijs kunnen realiseren. Deze afspraken worden vastgelegd in een ondersteuningsplan. De betrokken gemeenten moeten overleg gaan voeren over dit plan. Tevens moet er overleg plaatsvinden met de jeugdgezondheidszorg om de zorg op elkaar te kunnen afstemmen.
In eerste instantie zou de zorgplicht op 1 augustus 2013 ingaan. Echter recent is besloten om de invoering 1 jaar uit te stellen zodat de samenwerkingsverbanden meer tijd kunnen nemen voor de inhoudelijke voorbereiding en het overleg met belanghebbenden waaronder gemeenten.
Hoofdstuk 3 De Wmo-prestatievelden
Zoals in de Wet maatschappelijke ondersteuning is opgenomen is de gemeenteraad verplicht één of meer plannen vast te stellen die richting geven aan de door de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders te nemen beslissingen betreffende maatschappelijke ondersteuning. De maatschappelijke ondersteuning kent negen prestatievelden, die hieronder apart of in samenhang met elkaar aan de orde komen.
De negen prestatievelden zijn:
Bij elk prestatieveld worden een of meerdere aandachtspunten aangegeven. Het gaat om zaken waarvan we het belangrijk vinden dat er naast het reguliere werk extra inspanningen worden gedaan.
Het bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten.
De leefbaarheid in de dorpen wordt bepaald door de woonomgeving, het voorzieningenniveau en de sociale omgeving en geldt voor alle inwoners van de gemeente Aalburg. Leefbaarheid kun je stimuleren door:
Mensen met een beperking zijn, vanwege een beperkte mobiliteit, vaker dan gezonde mensen aangewezen op de directe woonomgeving. Het is belangrijk dat er actief gewerkt wordt aan het verbeteren van de leefbaarheid.
In de gemeente Aalburg wordt op verschillende terreinen gewerkt aan de leefbaarheid en sociale samenhang van de dorpen. Het beleid wordt vormgegeven in verschillende plannen. Het betreft:
De Integrale Dorpsontwikkelingsplannen (IDOPs) voor Genderen, Veen, Meeuwen en Eethen. Bij een IDOPs kijken bewoners samen met de gemeente naar de toekomst van hun dorp. Wat is er nodig om de leefbaarheid te verbeteren of te behouden? De bewoners, vertegenwoordigd door de dorpsraden, zijn actief betrokken bij de plannen. Door deze actieve betrokkenheid gaan de bewoners zich medeverantwoordelijk voelen voor de toekomst van hun dorp en de uitvoering van de plannen. De voorbereiding van de IDOPs zijn gestart in 2009, de uitvoering in 2011. Een deel van de plannen is uitgevoerd. Het gaat bijvoorbeeld om:
Een prestatieovereenkomst tussen de drie gemeenten en de drie woningcorporaties in het land van Heusden en Altena. De thema’s “leefbaarheid in de kernen” en “wonen, welzijn en zorg” zullen onderdeel zijn van de overeenkomst. Deze thema’s zijn belangrijk voor de Wmo doelgroep. Met deze afspraken kunnen plannen en activiteiten op het gebied van leefbaarheid en maatschappelijke voorzieningen beter op elkaar worden afgestemd. De woningcorporaties hebben, vanwege hun betrokkenheid bij de huurders, een signalerende functie bij knelpunten bij het zelfstandig wonen, bijvoorbeeld vereenzaming, huiselijk geweld, schuldhulpverlening of zorgbehoefte.
Het zogenaamde tarief kleine kernen om dorpen bereikbaar te houden met het openbaar vervoer. In (kleinere) kernen en op tijden dat er geen busvervoer beschikbaar is, biedt de provincie Noord-Brabant de OV-deeltaxiservice tegen een verlaagd tarief aan. Reizigers kunnen daarmee voordelig naar of vanaf het dichtstbijzijnde OV-knooppunt reizen. De toegankelijkheid van de dorpen wordt daarmee vergroot. Voor inwoners van de gemeente Aalburg betekent dat vervoer van en naar de Kromme Nol.
Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden.
In april 2011 is het Centrum voor Jeugd en Gezin Aalburg geopend. Eind 2011 heeft een eerste evaluatie al plaatsgevonden. Het CJG Aalburg heeft van jeugdigen of hun ouders in het eerste half jaar niet direct veel vragen gehad, meer van samenwerkingspartners zoals scholen. De waardering was positief.
In 2012 zien we dat vooral de ouders het CJG Aalburg beter weten te vinden. De toegang is geregeld via het Aalburg/Wmoloket en via Juvans Maatschappelijk werk en Thebe jeugdgezondheidszorg. Zowel Juvans als Thebe heeft een CJG-inloopspreekuur in Maaswaarden.
De integratie van het CJG Aalburg bij de Wmo maakt het mogelijk dat de bereikbaarheid van het CJG goed is, dat verbanden kunnen worden gelegd en dat onze (triple P) geschoolde medewerkers direct kunnen ondersteunen. Kleine vragen kunnen zo klein gehouden worden, voor grotere vragen is er de goede samenwerking met de diverse partijen die direct of meer op afstand bij het CJG horen. Omdat er vanuit wordt gegaan dat het CJG het eerste aanspreekpunt is voor alle vormen van ondersteuning en zorg en de basis gaat worden van waaruit elke gemeente de (geïndiceerde) jeugdzorg moet gaan uitvoeren past de integratie bij het Wmo loket. Vanuit de gekantelde Wmo kan werk gemaakt worden van het ontzorgen en normaliseren in de jeugd- en gezinszorg.
Vanuit het CJG Aalburg wordt mede met behulp van scholen en jeugdgezondheidszorg ingezet op cursussen, interactie tussen ouders, groepstrainingen en ondersteuning van kinderen van ouders die gescheiden zijn of gaan scheiden. Ook bij het voorkomen en bestrijden van pestgedrag ondersteunt het CJG scholen en desgevraagd verenigingen en natuurlijk ouders en jeugdigen zelf, onder andere door het aanbieden van weerbaarheid cursussen.
De samenwerking in het CJG maakt dat diverse disciplines bij elkaar te rade kunnen gaan. Daarbij speelt het CJG een initiërende, faciliterende en vooral een verbindende rol (met bijvoorbeeld leerplicht, begeleiding en werk).
het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning.
Het Aalburgloket is het centrale punt voor het geven van informatie, advies en ondersteuning. De Wmo consulenten werken vanuit het Aalburgloket. In het Aalburgloket is ook het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Aalburg gevestigd. Binnen de gemeente zijn er korte lijnen tussen de verschillende consulenten (Wmo, sociale zaken, werk, minimabeleid en schuldhulpverlening), de leerplichtambtenaar en de beleidsmedewerker voor jeugdzaken. De consulenten zijn voldoende gekwalificeerd voor het geven van informatie op de verschillende terreinen van zorg en welzijn. Folders en informatie over de Wmo, het CJG en de sociale dienst zijn op het
Aalburgloket, de website van de gemeente Aalburg en op verschillende inlooppunten in de gemeente aanwezig. Wanneer de decentralisaties van de begeleiding, de wet werken naar vermogen en de jeugdzorg een feit worden, wordt het belang van een goede toegang tot de zorg nog groter. De gemeente Aalburg vindt een integrale toegang, zoveel mogelijk door de medewerkers van het Aalburgloket uitgevoerd, erg belangrijk. Een groot
voordeel hiervan is dat de samenhang met andere decentralisaties of andere vormen van zorg goed georganiseerd kan worden en dat er door de directe betrokkenheid gestuurd kan worden op kwaliteit.
het ondersteunen van mantelzorgers, daar onder begrepen steun bij het vinden van adequate oplossingen indien zij hun taken tijdelijk niet kunnen waarnemen, alsmede het ondersteunen van vrijwilligers.
Mantelzorgers en vrijwilligers hebben een belangrijke taak in de zorg en het welzijn van veel inwoners. Vaak worden de begrippen mantelzorg en vrijwilliger door elkaar gebruikt. Het verschil is echter dat er bij mantelzorg vaak geen keuze is, het komt op je pad. Het is zorg voor iemand waarmee je een persoonlijke band hebt, bijvoorbeeld de partner, kinderen of familie. Vrijwilligerswerk is werk dat onverplicht en onbetaald wordt uitgevoerd. Een vrijwilliger kiest bewust voor het verlenen van zorg en heeft hier ook bewust tijd voor vrij gemaakt.
De gemeente heeft de taak om mantelzorgers en vrijwilligers te ondersteunen. Voorkomen moet worden dat mantelzorgers uitvallen of overbelast raken. Ook de vrijwilligers hebben een belangrijke rol, omdat ze naast emotionele steun vaak ondersteunen bij allerlei praktische dagelijkse activiteiten. Als gevolg van de Kanteling zal er nog meer dan voorheen een beroep op de mantelzorgers en de vrijwilligers gedaan worden. Om het beleid voor de mantelzorgers en vrijwilligers goed vorm te kunnen geven heeft de gemeente een consulent mantelzorg en vrijwilligers in dienst.
De vrijwilligers zijn vaak aangesloten bij een organisatie of werken vanuit de kerk. Deze organisaties worden ondersteund vanuit de gemeente. Twee maal per jaar vindt er een overleg plaats. Er worden afspraken gemaakt en er wordt praktische informatie gegeven. Voor sommige activiteiten is er een financiële tegemoetkoming. De individuele vrijwilliger heeft de mogelijkheid om deel te nemen aan cursussen en informatieavonden. Ook worden er leuke activiteiten georganiseerd voor de vrijwilligers. Deze mix van zorg, informatie en activiteiten moet er voor zorgen dat vrijwilligers het werk zinvol, inspirerend, inspannend maar ook als ontspannend ervaren.
Voor mantelzorgers is het belangrijk dat er voldoende individuele aandacht is. Om deze aandacht te geven moet de gemeente de mantelzorgers kennen. Naast de activiteiten die ook voor de vrijwilligers worden georganiseerd, kunnen mantelzorgers deelnemen aan avonden voor lotgenotencontact (alzheimer café, mantelzorgdagen), wordt er informatie gegeven over respijtzorg en kan er individueel hulp ingezet worden om overbelasting te voorkomen.
Artikel 3.5. Prestatieveld 5 en 6
het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijke verkeer en van het zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem en het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en aan mensen met een psychosociaal probleem ten behoeve van het behouden en het bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer.
De prestatievelden 5 en 6 hebben een relatie tot elkaar. Het doel van beide prestatievelden is dat burgers beter en/of langer kunnen blijven meedoen in de samenleving. Om te komen tot een arrangement van voorzieningen wordt gewerkt volgens De Kanteling. In paragraaf 1.4 is het proces van De Kanteling beschreven. De Kanteling vraagt iets van de aanvrager, maar ook iets van de gemeente, De gemeente moet een gevarieerd aanbod van algemene voorzieningen kunnen aanbieden. Algemeen toegankelijke voorzieningen bieden mogelijkheden om tegen lage kosten aan de compensatieplicht te voldoen. De gemeente zal deze samen met andere al aanwezige organisaties moeten ontwikkelen. Het gaat dan bijvoorbeeld om samenwerking met de woningcorporaties en vervoersorganisaties (zoals aangegeven bij prestatieveld 1), zorg- en welzijnsorganisaties, vrijwilligersorganisaties en sportverenigingen.
Wanneer een algemene voorziening geen of onvoldoende oplossing biedt voor het probleem kan een aanvraag voor een individuele voorziening worden ingediend. Om te beoordelen of iemand in aanmerking komt voor een individuele voorziening wordt de aanvraag getoetst aan de verordening maatschappelijke ondersteuning. De te bereiken resultaten zijn:
Het college van burgemeester en wethouders biedt personen die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze tussen het ontvangen van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget (artikel 6 van de Wmo). Vanwege de overschrijding van het persoonsgebonden budget (pgb) in de AWBZ heeft het kabinet maatregelen genomen. Er komt in de AWBZ een nieuwe pgb-regeling, waarbij een pgb alleen wordt toegekend als passende zorg in natura niet beschikbaar is. Of- en in hoeverre deze AWBZ regeling ook gevolgen zal hebben voor de Wmo is nog niet duidelijk. Onze wens is dat de keuze voor een pgb niet meer een wettelijke plicht is, maar mogelijk blijft in individuele situaties waarin dat leidt tot een beter arrangement en natuurlijk door de aanvrager gewenst wordt.
Vanaf het moment dat de AWBZ-begeleiding overgaat naar de Wmo zullen ook aanvragen voor begeleiding kunnen behoren tot de individuele voorzieningen. De Verordening maatschappelijke ondersteuning zal hierop dan worden aangepast.
Artikel 3.6. Prestatieveld 7, 8 en 9
maatschappelijke opvang, OGGZ en verslavingsbeleid.
Deze prestatievelden staan voor de opvang van mensen met ernstige meervoudig problemen. De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het beleid, maar er wordt tevens verwacht dat er samengewerkt wordt in regiogemeenten. Centrumgemeente Breda heeft in opdracht van het Rijk voor deze prestatievelden het Stedelijk Kompas ontwikkeld. Het Stedelijk Kompas bevat het beleid op deze prestatievelden. De verantwoordelijkheden van de gezamenlijke gemeenten op het gebied van de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg liggen bij preventie, opvang
en herstel. De gemeente Aalburg is direct betrokken bij preventie en herstel en kan er voor zorgen dat ook kwetsbare inwoners goed worden begeleid. De gemeente Aalburg is ook direct betrokken bij verschillende netwerken (Jeugd en Veiligheid, 12 min en MASS) om problemen te bespreken. Dit is belangrijk omdat problematiek vaak in eerste instantie in de eigen woonomgeving wordt gesignaleerd en er binnen de netwerken in samenwerking gezocht kan worden naar een goede oplossing en/of begeleiding. Daarnaast is in een convenant vastgelegd dat de gemeenten in de regio Breda zich gezamenlijk zullen inspannen en samenwerken om dakloosheid te voorkomen en te bestrijden en goede opvang en begeleiding te bieden wanneer dakloosheid toch optreedt.
Artikel 9 van de Wet maatschappelijke ondersteuning geeft aan dat het College van burgemeester en wethouders jaarlijks onderzoek moet doen naar de tevredenheid van de vragers van maatschappelijke ondersteuning over de uitvoering van de wet en gegevens moet overleggen aan Onze minister over de prestaties van de gemeente op het gebied van maatschappelijke ondersteuning. Daarnaast vindt de gemeente Aalburg het belangrijk om de burgers en organisaties te betrekken bij het tot stand komen van het beleid, omdat deze informatie de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning ten goede komt.
Artikel 4.1. Het Rekenkameronderzoek
In november 2010 heeft de gemeenteraad gevraagd onderzoek te doen naar de Wmo en de onderzoeksvraag als volgt geformuleerd: “ Geef de stand van zaken weer over het actuele Wmo-beleid in Aalburg met een doorkijk naar de toekomst en ga na welke sturingsmogelijkheden de raad heeft”. Het resultaat van het onderzoek is op 1 februari 2011 aan de gemeenteraad gepresenteerd.
Samengevat zijn de volgende conclusies door de Rekenkamercommissie aangegeven:
Deze conclusies hebben geleid tot een aantal aanbevelingen:
In 2011 heeft de raad de nota “ de Kanteling in Aalburg” vastgesteld en in de kadernota 2012 is een paragraaf Wmo opgenomen, die inzicht geeft in Wmo activiteiten en uitgaven. De gemeenteraad heeft daarmee sturing kunnen geven aan het Wmo-beleid. Het door de gemeenteraad nog vast te stellen Beleidsplan Wmo 2012-2016 is voorzien van een visie, de 9 prestatievelden worden gedefinieerd en het ambitieniveau bepaald.
Artikel 4.2. Participatie van burgers bij beleidsontwikkeling
De WMO-raad, belangenorganisaties, vrijwilligers, mantelzorgers en alle burgers zijn in 2011 en 2012 in de gelegenheid gesteld om mee te denken over de ontwikkeling van het nieuwe beleid.
Uit de reacties is gebleken dat veel vrijwilligers voldoening vinden in het doen van het vrijwilligerswerk. Ondersteuning van de gemeente is vaak niet nodig. In enkele situaties is (financiële) ondersteuning gewenst. Waardering en blijken van waardering door de gemeente wordt door bijna alle aanwezigen op prijs gesteld.
De in de bijlagen opgenomen reacties zijn veelal impliciet of expliciet verwerkt in dit beleidsplan.
Artikel 4.3. Klanttevredenheidsonderzoek
Klanttevredenheid wordt op verschillende momenten en door verschillende organisaties gemeten. Het gaat om:
Een jaarlijks verplicht onderzoek op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
Om de kwaliteit van de dienstverlening en de voorzieningen te toetsen wordt er jaarlijks een klanttevredenheidsonderzoek gehouden. De WMO-raad heeft een belangrijke rol bij dit onderzoek. Zij kunnen jaarlijks in januari aangeven welk onderdeel of prestatieveld zij getoetst willen zien en ook kunnen ze een voorkeur aangeven voor de methode waarop er getoetst wordt. Het gaat om een steekproef onder de cliënten die het voorgaande jaar een beroep hebben gedaan op de Wmo. Het onderzoek wordt jaarlijks voor 1 juli gepubliceerd. Van 2007 t/m 2009 zijn de toegang tot de voorzieningen en de indicatiestelling gemeten en met elkaar vergeleken. In 2010 heeft het onderzoek zich toegespitst op het scootmobiel gebruik en de mantelzorgers. In 2011 is opnieuw gekozen om de toegang tot de voorzieningen te meten waarbij de focus lag op de informatievoorziening tijdens het eerste contact.
Jaarlijkse tevredenheidonderzoeken door zorgaanbieders en leveranciers.
In verschillende aanbestedingen zijn afspraken gemaakt over de geleverde kwaliteit van zorg en van de voorzieningen. De aanbieder of leverancier is verplicht om de kwaliteit te meten. Het gaat in de situatie van de gemeente Aalburg om kwaliteitsmetingen door:
De zorg in Nederland is erg in beweging. Door het controversieel verklaren van stelselwijzigingen zijn onduidelijkheden ontstaan. De ambitie van de gemeente Aalburg is daarmee echter niet veranderd. Ingezet wordt op een integrale aanpak van de zorg en ondersteuning, die dicht bij de bewoners wordt georganiseerd. Het Aalburgloket is daarbij het centrale punt voor de melding en voor informatie.
Werken volgens de Kanteling maakt het voor ons mogelijk om vragers van zorg en ondersteuning zelf probleem eigenaar te laten blijven. Dit blijkt beter te werken omdat zo “eigen” oplossingen gevonden worden.
Bij het uitvoeren van dit beleidsplan is het belangrijk om bestaande en goed lopende diensten en voorzieningen op een hoog niveau te houden. Om onszelf te blijven ontwikkelen en verbeteren zijn in de 9 prestatievelden aandachtspunten opgenomen.
De gemeente heeft de komende jaren een flinke klus te klaren op het gebied van zorg en welzijn. Dat is een zorg, maar ook een kans voor de gemeente om zaken dicht bij de burger goed te regelen. Het doel is het creëren van een leefklimaat waar iedereen kan meedoen, eigen verantwoordelijkheid draagt en waar nodig ondersteund wordt vanuit de gemeente.
Wij zien de decentralisaties en de verandering van de Wmo met veel vertrouwen tegemoet en zijn daarbij uitstekend toegerust nu ook de samenwerking (met name in Dongemondverband) steeds meer gestalte krijgt.
Wij hebben dit document de titel “Groot in het klein, klein in het groot” meegegeven, omdat we als kleine organisatie “groot” zijn in het ondersteunen en het gezamenlijk vinden van oplossingen voor de inwoners van onze gemeente, maar ook blij zijn om als kleine gemeente samen te kunnen werken in een groter geheel.
Bijlage 1 Bevolkingsopbouw Aalburg
De gemeente Aalburg heeft 12.755 inwoners (per 01-01-2012). De verdeling over de kernen is als volgt:
De leeftijdsopbouw van de hele gemeente en per kern is hieronder aangegeven in een grafiek:
Bijlage 2A Inspraak tijdens een informatieavond over de Kanteling
Informatieavond over de Kanteling 10 mei 2011
Op 10 mei 2011 is er een informatiebijeenkomst gehouden in d’Alburght voor mensen die als vrijwilligers, zorgaanbieder, kerk of instelling betrokken zijn bij de Aalburgse lokale samenleving.
Er waren 44 deelnemers aan deze avond. Zij vertegenwoordigden onderstaande organisaties:
Vrijwilligerscentrale Aalburg (VCA)
Nederlandse patiëntenvereniging (NPV)
Protestant Christelijke Ouderenbond (PCOB)
Geestelijke gezondheidszorg (GGZ)
Na het openingswoord door wethouder Spuijbroek heeft mevrouw Lubbers een presentatie gegeven over de Kanteling in de Wmo in Aalburg.
Na de presentatie zijn onderstaande vragen gesteld. De antwoorden zijn niet genotuleerd. Een korte reactie op de vragen is wel opgenomen:
Welke rol is er voor de familie weggelegd? Hoe ver mag je hierin gaan? Wat te doen wanneer er helemaal geen contact meer is met familie?
Antwoord: Van de familie wordt gevraagd te doen wat in redelijkheid binnen hun mogelijkheden ligt. Als er geen familie is, wordt er gezocht naar een andere oplossing om het probleem te compenseren. Dat kan een algemene of een individuele voorziening zijn.
Wie besluiten tot zorg, m.a.w. wat is het proces van aanvraag tot beschikking?
Antwoord: de indicatieadviseurs maken na het Gesprek een advies, waarin is aangegeven hoe het probleem gecompenseerd kan worden. Dit advies wordt getoetst. Voor complexe aanvragen kan extern advies worden gevraagd en intern besproken in een overleg.
Is de Wmo ook voor mensen die op zichzelf zijn, wordt er iets gedaan aan eenzaamheid?
Antwoord: De Wmo is er voor iedereen die een probleem heeft met het ontmoeten van medemensen en het aangaan van sociale verbanden. Problemen zullen wel gesignaleerd moeten worden door iemand uit de omgeving van zo’n persoon.
Is/wordt het niet steeds moeilijker om voor anderen te zorgen ( aantal vrijwilligers neemt af)?
Antwoord: Klopt, maar op dit moment zijn er in Aalburg gelukkig nog veel mensen die vrijwillig taken op zich willen nemen. De gemeente probeert op verschillende manieren om mensen te stimuleren om vrijwilligerswerk te blijven doen of te gaan doen (17 mei is er een interactieve avond geweest voor vrijwilligers en mantelzorgers)
Is er sprake van onrechtmatig gebruik in de gemeente? Is de Kanteling een antwoord hierop? Is de Kanteling een bezuiniging?Antwoord: Er is geen sprake van onrechtmatig gebruik. Elke aanvraag wordt beoordeeld volgens de regelgeving. De Kanteling is geen bezuiniging, maar een andere manier om tot een compensatie van het probleem te komen. Omdat de mogelijkheden van de aanvrager om zelf, of met hulp van zijn omgeving, tot een oplossing van het probleem te komen wordt besproken tijdens het Gesprek, hoeft de gemeente minder vaak een individuele voorziening te verstrekken.
Er zijn schrijnende gevallen bekend die buiten de boot gevallen zijn na de pakketmaatregel AWBZ, wat is hier mee gedaan?
Antwoord: alle individuele personen, die toestemming hebben gegeven, zijn door het CIZ gemeld bij de gemeente. Met iedereen persoonlijk is gezocht naar een oplossing. Voor zover ons bekend naar tevredenheid van de cliënten.
Hoe zit het met de eigen bijdrage wanneer je woning aangepast moet worden. Telt hierbij je inkomen en vermogen mee? Wanneer je niet voor een aanpassing van de woning in aanmerking komt, maar het advies krijgt om te verhuizen, heb je dan wel recht op de verhuiskostenvergoeding die je mag aanwenden voor de aanpassing van de woning, waar je in blijft wonen?
Antwoord: Op dit moment wordt er alleen een eigen bijdrage gevraagd voor aanpassingen boven de € 10.000,- en blijft het eigen vermogen buiten schot. Dit kan in de toekomst veranderen. Een eventuele verhuiskostenvergoeding mag aan een woningaanpassing besteed worden wanneer er een aanpassing gerealiseerd wordt, die ook op de lange termijn een goede oplossing is.
Na de pauze zijn er 6 groepjes gemaakt, die allemaal dezelfde stellingen met dezelfde toelichting hebben besproken. Hieronder de vragen en de reacties.
Bijlage 2b Inspraak tijdens een conferentie Wmo over het beleidsplan
Aantekeningen van de gesprekken die gehouden zijn in de werkgroepjes tijdens de conferentie Wmo over het beleidsplan 2012-2016 op 16 februari 2012.
Prestatieveld 1: bevorderen van sociale samenhang en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten.
Opgemerkt wordt dat het in dit prestatieveld gaat om het bevorderen van de sociale cohesie tussen alle leeftijdsgroepen en niet over uitbreiding van het aantal activiteiten voor ouderen.
Er is gesproken over eenzaamheid: wat is dat? Er is nader onderzoek nodig om het probleem te definiëren. Hoe betrekken we hierbij andere (leeftijds)groepen, zoals jongeren en in het dorp wonende buitenlanders.
Jongeren moeten (door ouders of ouderen) gestimuleerd worden om meer voor de ouderen te doen, zoals klusjes of boodschappen. Hoe kunnen we dat verbreden? Wat is er al?
Het is belangrijk dat onderlinge contacten worden gestimuleerd, zodat mensen elkaar leren kennen. Bijvoorbeeld door het organiseren van gezamenlijke bijeenkomsten in woongemeenschappen zoals de Venehof in Veen. Ook samenwerken met de vrijwilligerscentrale en de vele andere organisaties die werkzaam zijn in de verschillende dorpen is een mogelijkheid. Bijvoorbeeld door gebruik te maken van de bibliotheek, specifiek vervoer voor ouderen en bezoek aan winkels. Onderzoek moet uitwijzen hoe we dit soort contactgelegenheden kunnen stimuleren, faciliteren en ondersteunen.
Samenvattend: het bevorderen van sociale samenhang en de leefbaarheid binnen de dorpen is in feite een zaak van en voor iedereen en dus ook een gedeelde verantwoordelijkheid van de gemeente en haar inwoners.
Prestatieveld 2: preventieve ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en van ouders met problemen met opvoeden.
De belangrijkste conclusie van dit groepje is dat de zorg voor jeugd en jongeren geconcentreerd moet worden in voorzieningen die lokaal en regionaal georganiseerd zijn. Voorzieningen dus dichtbij en in goede relatie tot elkaar. Tevens moet er voor gezorgd worden dat alle jongeren een goede startkwalificatie hebben voor de arbeidsmarkt of als dit niet haalbaar is er gezorgd wordt voor een zinvolle dagbesteding.
Voor lichte opvang wordt geen ondersteuning gevraagd. Dat kan in de eigen omgeving opgelost worden (de buurvrouw komt als er iets aan de hand is). Er is nog gesproken over het geven van cursussen en de methode Triple P, die in het CJG gebruikt wordt in situaties van lichte tot matige opvoedingsproblematiek.
De scholen moeten goede voorlichting geven. Het zou beter zijn als de jeugdgezondheidszorg alle kinderen jaarlijks zou screenen en niet alleen de risico kinderen. Het zou goed zijn als de leerkrachten van de basisschool de
kinderen jaarlijks thuis zouden bezoeken.
Er moeten alternatieven gezocht worden om de overlast van de jeugd te beperken.
Prestatieveld 3: geven van informatie en advies en cliëntenondersteuning.
Prestatieveld 4: het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers.
Het meest belangrijk vonden de deelnemers aan deze groep de individuele aandacht in de vorm van mantelzorghuisbezoeken en telefonisch contact. Registratie van mantelzorgers is daarvoor nodig. Mensen kunnen niet worden verplicht. De Wmo en ook de kerk hebben een taak bij het onderkennen van verborgen problemen. Ook moet er extra aandacht zijn voor overbelaste mantelzorgers in de vorm van aandacht, tips geven en lotgenotencontact.
Informatie over verschillende ziektebeelden en cursussen voor mantelzorgers en vrijwilligers zijn belangrijk.
Er moet meer aandacht zijn voor maatschappelijke problemen als eenzaamheid, chronisch ziek zijn, ouder worden en leven in een isolement.
Prestatieveld 5: bevorderen deelname aan maatschappelijk verkeer en van zelfstandig functioneren van mensen met een beperking of chronisch psychisch of psychosociaal probleem.
Prestatieveld 6: voorzieningen aan mensen met een beperking of chronisch psychisch of psychosociaal probleem t.b.v. zelfstandig functioneren en deelnemen aan maatschappelijk verkeer.
Om het aantal algemene voorzieningen uit te breiden kan de gemeente gesprekken aangaan met bijvoorbeeld supermarkten voor bezorgen, een was-strijkservice of kledingreparatie opzetten. Hierbij kunnen mensen uit de bijstand of ouderen worden betrokken. Vrijwilliger zijn betekent niet altijd dat het vrijblijvend is.
Prestatieveld 7, 8 en 9: maatschappelijke opvang, OGGZ en verslavingsbeleid.
Dit werkgroepje heeft gediscussieerd en onderstaande opmerkingen gemaakt over verslaving, overlast en opvang: Opmerkingen over verslaving:
- Er moet goede voorlichting gegeven worden.
Betreft : Wmo-raad advies concept beleidplan 2012 / 2016
Geachte Burgemeester en Wethouders,
Naar aanleiding van Uw brief van 14 augustus heeft de Wmo-raad een aantal brainstorm sessies gehouden. We hebben, zoals gevraagd, gekeken naar de inhoud van de nota en per prestatieveld nagedacht over de aandachtspunten. De beleidnota gaf ons goede aanknopingspunten. Onderstaand vindt U onze aanbevelingen, die U namens de Wmo raad kunt toevoegen aan Uw nota.
Preventie kan veel toekomstige kosten bij beperkingen voorkomen. De Wmo-raad is van mening dat voorkomen beter is dan genezen. Als men zelf verantwoordelijkheid moet gaan dragen, is het belangrijk om te weten waarvoor dat is. En dan is voorlichting noodzakelijk. Zeker voor ouderen is het belangrijk om zich op tijd en veel beter bewust te worden van mogelijke toekomstige beperkingen. Het advies is om een visie over preventie op te nemen in de nota.
De kanteling, ingevoerd voor prestatieveld 6, staat in de nota centraal, maar gaat ook doorgevoerd worden naar de andere prestatievelden. Dit levert enerzijds maatwerk voor de cliënt en anderzijds een besparing voor de gemeenschap. Het is niet duidelijk wat deze kanteling concreet opgeleverd heeft voor de cliënt en welke besparingen er mee bereikt zijn. Is er een overzicht beschikbaar van de halfjaarlijkse gemeentelijke uitgaven voor prestatieveld 6 sinds de invoering van de Wmo?
Klanttevredenheidsonderzoek. Jaarlijks wordt het wettelijk verplichte klanttevredenheid onderzoek gehouden. Bij het laatste onderzoek (prestatieveld 3) was de Wmo raad wat nauwer betrokken bij het opstellen van de vragen en de analyse van de resultaten. Het aantal geïnterviewden was erg laag en de leeftijdsopbouw was relatief hoog. Tevens betrof het mensen die al in een afhankelijke positie verkeren. Op deze manier zijn die burgers die wel bij het Wmo-loket hebben aangeklopt maar niet zijn toegelaten tot de Wmo-voorzieningen niet meegenomen in het onderzoek. Het is voor de Wmo raad daarom de vraag of een dergelijk onderzoek voldoende representatief is. Komt het echte gevoelen van de mensen eigenlijk wel aan de oppervlakte ? De WMO-raad heeft het gevoel dat dit onderzoek is uitgevoerd om aan wet- en regelgeving te voldoen. De WMO-raad pleit er voor om in het vervolg het onderzoek meer diepgang te geven, zodat er een meer objectief beeld ontstaat van het echte bevinden van de huidige en toekomstige cliënten. Dit is waarschijnlijk iets duurder in de uitvoering, maar levert meer op voor de beleidvorming.
We willen in bovenstaande verband pleiten voor een betere financieel overzicht en om daarbij goed na te denken over een representatieve terugkoppeling van de huidige en toekomstige gebruikers van de zorg
op maat. Een dergelijk proces kan de besparingen en de effectiviteit bij toepassing van de kanteling bij de andere prestatievelden verbeteren.
Integrale aanpak vergt een brede kennis en veel ervaring van de frontoffice medewerkers van het Aalburg loket. Anderzijds moet een frontoffice medewerker zeer dicht bij de bevolking staan. Dit vergt een aanpak op dorpskern / wijk niveau. Om de drempels laag te houden en de voeling met het veld te maximaliseren zou het, volgens ons, zin hebben om een frontoffice medewerker wekelijks een halve dag een inloopspreekuur per dorpskern / wijk te laten houden. Dit brengt het loket (prestatieveld 3) bij de mensen. Het kan tevens bijdragen aan een betere terugkoppeling van de klanttevredenheid. Een dergelijke aanpak kan ook bijdragen aan een preventieve werking omdat mensen dan waarschijnlijk eerder geneigd zijn met potentiële problemen naar voren te komen.
Procesplan voor de komende transities, waarbij in verschillende samenwerkingsverbanden met andere gemeenten wordt samengewerkt :
Wij vinden dat het frontoffice werk zo dicht mogelijk bij de mensen moet worden gebracht, zeker bij een integrale aanpak. Echter in het opzetten van een samenwerking voor beleidsrichtlijnen, inkoop van zorg, enz. lijkt veel energie gestoken te moeten worden. Probeer dit proces zo efficiënt mogelijk te organiseren met duidelijke richtlijnen wat wel / niet in een groter verband wordt gedaan. De kosten die zorgaanbieders in rekening brengen zijn niet gering. Kan hier enige marktwerking bevorderd worden om deze kosten te reduceren, zodat dit weer ten goede kan komen aan de mensen die hulp op maat nodig hebben?
Prestatievelden 5 en 6 zijn bij elkaar gevoegd. De Wmo raad pleit er voor dit gescheiden te houden, omdat door de komende decentralisaties er een groot spanningsveld bij prestatieveld 5 komt te liggen.
De vraag is, hoe mensen met een beperking goed kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer, waarbij zij zich zelf wel bevinden. Hoe kunnen deze mensen zich maximaal ontwikkelen ondanks hun beperking. Ook hier zou gezocht moeten worden naar oplossingen op maat. In prestatieveld 6 zijn voorzieningen bedoeld, die weliswaar kunnen bijdragen aan prestatieveld 5. Prestatieveld 6 ligt veel meer in het verlengde van de traditionele aanpak. Voorzieningen alleen geeft onvoldoende zorg op maat. Er moet ook gedacht worden aan zinvolle bezigheden op maat.
Sociale samenhang verbeteren door uitgifte van een dorpsnieuwsblad (stencil) met daarin vermeld alle maandelijkse activiteiten.
Zorgen voor voorzieningen van verenigingen per dorp of wijk.
Beter intergemeentelijk vervoer, ook ad-hoc te organiseren in verband met activiteiten van kerken en verenigingen enz., die ouderen uit andere wijken of kernen ook bij zouden willen wonen, maar ook om de voorzieningen in de centrale gemeente goed bereikbaar te houden.
Eenzaamheid (gevoel van geïsoleerd zijn) speelt bij ouderen. Kerken en verenigingen zorgen vaak voor aandacht voor ouderen, maar velen vallen nog tussen wal en schip.
Ook jongeren, vooral in leeftijdsgroep tussen 12 en 18 jaar, hebben aandacht nodig. De “eenzaamheid” van deze groep vertaalt zich vaak in drugsgebruik, zie ook prestatieveld 2.
De Wmo raad ziet twee groepen jongeren waar meer aandacht voor nodig is:
De opvang moet ook hier dicht bij de mensen zijn, dus in de wijken en in de dorpskernen. Een goede opvang en een zinvol bezig zijn van deze groepen kan helpen vandalisme tegen te gaan.
Veel kerken en verenigingen hebben clubavonden, waar de jongeren zinvol bezig zijn. Mogelijk geeft meer communicatie over en weer over deze activiteiten en het resultaat daarvan soelaas om preventief te kunnen werken?
In gevallen van vandalisme en drugsgebruik op hangplekken zou er sterker corrigerend opgetreden moeten worden, waarbij ook zaken benoemd worden. Is er terugkoppeling (anoniem) mogelijk van de wijkagent? En heeft het instellen van een burgerwacht zin?
Bij hulp aan jongeren zijn weliswaar “korte lijnen” nodig, maar snelheid van reactie is ook belangrijk.
Met “normaliseren, ontzorgen en ontmedicaliseren” bereiken we de burgers niet. Deze terminologie is te vaag.
De Wmo-raad vindt het belangrijk dat het frontoffice, zonder drempels, zo dicht mogelijk bij de burgers in de wijken en de dorpskernen wordt gebracht. Brede ervaring / kennis en de juiste scholing van frontoffice medewerkers is van groot belang.
De voorlichting van het frontoffice zou meer gericht moeten worden op preventie. De indruk bestaat, dat het contact nu nog sterk reactief is.
Een wekelijks inloop spreekuur in de wijk of dorpskern kan de communicatie met de burgers sterk verbeteren. “Alle kanalen” houdt waarschijnlijk ook internet in. Uiteraard kan de web-site gebruikt worden voor algemene voorlichting en duidelijke informatie over spreekuren enz., maar het persoonlijke contact is nodig.
Wellicht wordt er gedacht dat een inloopspreekuur te weinig effectief is, omdat ‘er toch geen mensen op af komen’, maar als dat het geval is, is dat ook informatie.
De Wmo-raad is ook van mening dat er veel aandacht nodig is voor mantelzorgers en vrijwilligers. De nota geeft duidelijk het onderscheid tussen beide groepen. Echter er is een grote “grijze” populatie van mantelzorgers die niet geregistreerd staat. Het gaat dan vooral om mensen die hulp verlenen bij mensen, die financieel gezien de gemeente (nog) niet nodig hebben. Zowel deze als de geregistreerde mantelzorgers hebben vaak behoefte aan informatie (kennis / wat te doen, waar middelen te halen).
Naast aandacht voor overbelasting adviseren we om een informatievoorziening op te zetten voor de mantelzorgers en vrijwilligers zodanig dat ze hun hulp zo efficiënt en effectief mogelijk kunnen uitvoeren. Dit zou gecombineerd kunnen worden met een inloopcentrum per wijk en dorpskern.
Dit prestatieveld heeft meer aandacht nodig, zeker gezien het feit dat de gemeente bij de komende transities meer verantwoordelijkheid op dit terrein krijgt. De Wmo-raad pleit er voor duidelijk beleid op dit prestatieveld te ontwikkelen met het doel mensen met een beperking een zinvolle dagelijkse bezigheid op maat te kunnen bieden. Te denken valt aan:
Ondernemers die mensen met een beperking in dienst nemen. Hoe dit te bevorderen? Hoe kunnen de cliënten zich maximaal ontplooien met hun beperkingen.
Voorkomen, dat regionaal te grote verschillen ontstaan, desnoods goed vervoer regelen naar best passende werkgever.
De gemeente kan zelf ook initiatieven ontplooien in bij voorbeeld te groenvoorziening. Kosten/ baten analyse kan inzicht geven in de financiële mogelijkheden, waarbij ook rekening gehouden moet worden, dat een nette omgeving corrigerend werkt op gedrag (hangplekken jongeren enz.)
Dit prestatieveld heeft blijvende aandacht nodig, maar is voorlopig met de kanteling geregeld. Wel belangrijk om goed te meten en te rapporteren wat de effecten voor de cliënten zijn en de besparingen te kwantificeren.
Alertheid, afgestemd op de leefgebieden, kan verbeterd worden, door het frontoffice zo dicht mogelijk bij de burgers te brengen (inloopcentra).
Ook aandacht voor mensen die zorg ontlopen en een visie ontwikkelen hoe deze mensen beter te kunnen laten zorgen voor eigen welzijn.
Mogelijk kan hier een integrale aanpak ook verbetering brengen. Maar hoe werkt dit binnen de diverse samenwerkingsverbanden? Gemeente Breda, Dongemond gemeenten, West Brabant, Altena, enz. is hier efficiency verbetering mogelijk door meer gelijke samenwerkingsverbanden?
Tot zover, de opmerkingen van de Wmo-raad bij de aandachtsgebieden.
Met bovenstaande voorstellen, bedoelt de Wmo raad niet dat er geheel nieuwe, geld verslindende, structuren moeten komen. Integendeel, we adviseren meer gebruik te maken van bestaande structuren, zoals die al bestaan bij kerken en verenigingen dan om nieuwe structuren te bouwen. Dus kanteling in “optima forma”.
In het algemeen zou de Wmo raad willen adviseren een heldere visie neer te leggen, waarin de vraag expliciet beantwoord wordt wat de plaats van de mens met beperkingen in ons dorp.
De Wmo-raad ziet de mens met een beperking als een volwaardig burger die kleur geeft aan onze samenleving. We zijn graag bereid, indien gewenst bovenstaande zaken nog verder toe te lichten.
C. Delpeut, (voorzitter WMO-raad)
Bijlage 2d Reactie van het College op de brief van de WMO-raad
De WMO-raad heeft op onze adviesaanvraag betreffende het beleidsplan Wmo 2012-2016 “Groot in het klein, klein in het groot” advies uitgebracht bij brief van 22 augustus 2012. Wij zijn erg blij met dit advies en willen u graag op de hoogte brengen van de inhoud van het advies en onze reactie daarop. Daarom zullen wij dit advies hieronder eerst in het algemeen en daarna punt voor punt bespreken.
Het advies van de WMO-raad geeft helder weer dat datgene wat de Wmo belangrijk maakt en door de Kanteling is geaccentueerd ook onderschreven wordt door de WMO-raad. Daarbij vraagt de WMO-raad extra aandacht voor preventie en onderschrijft de door ons voorgestelde integrale aanpak. Daarbij vraagt de WMO-raad niet alleen de aandacht voor jeugdigen (prestatieveld 2) maar betrekt het belang van werk nadrukkelijk bij het maatwerk dat nodig is. Werk op zich heeft alle verband met de Wmo maar door bij prestatieveld 5 zo nadrukkelijk werk onder de aandacht te brengen, wordt het beeld zeker completer.
Wij delen met de WMO-raad de mening dat aandacht nodig is voor preventie. Preventie heeft een praktische kant, waarbij goede voorlichting en informatie over voorzieningen van belang is. Dit zal in alle beleidsvelden gestalte moeten krijgen. Een andere vorm van preventie is hoe je mensen zelf “sterk” maakt in de omgang met elkaar, zodat een ieder volwaardig mee kan doen in de samenleving, zorg kan dragen voor een netwerk, de mogelijkheid krijgt om zelfredzaam te zijn en er een gezonde levenswijze op na te houden. Het beleidsplan Wmo 2012-2016, “Groot in het klein, klein in het groot” zal op zich niet worden aangepast met een visie op preventie omdat ook de andere nota’s zoals de nota volksgezondheid linken heeft met dit onderwerp. Wel maakt preventie onderdeel uit van de uitvoering van al onze taken. (leerplicht, sociale zaken etc).
Na een voorbereidingstijd in 2010 en 2011 is vanaf 1 januari 2012 een “gekantelde” verordening van kracht. Wij brengen u de memo “Effect van de Kanteling in de eerste helft van 2012” in september 2012 ter kennisname.
De WMO-raad wordt altijd betrokken bij het klanttevredenheidsonderzoek. De inwoners die een vraag hebben gesteld, maar niet voor een voorziening in aanmerking zijn gekomen, zijn vanaf begin 2012 beter geregistreerd en kunnen in het volgende onderzoek meegenomen worden. Dit is een wens vanuit de WMO-raad. Wij zullen de WMO-raad voor het onderzoek over het jaar 2012 wederom tijdig betrekken bij de voorbereiding.
Wij zijn het met de WMO-raad eens dat de frontoffice medewerkers een brede kennis moeten hebben en goed op de hoogte moeten zijn van de sociale kaart. De scholing van de medewerkers is daar ook op afgestemd. De aanpak op dorps- of wijkniveau is een sympathiek idee. Uit de praktijk blijkt echter dat er weinig aanloop is in het inlooppunt in Wijk en Aalburg (het Aalburgloket) van mensen met een Wmo-vraag. Het grootste deel van de Wmo vragen wordt telefonisch gedaan. Omdat er bijna altijd een huisbezoek wordt afgelegd zijn de medewerkers goed bekend met alle kernen en kan op aanvraag een extra huisbezoek worden afgelegd. De aanwezigheid van een consulent in de dorpen bij een structureel inloopspreekuur brengt ook kosten met zich mee en verhoogt ons
inziens niet de effectiviteit en de efficiency. Wij geven dan ook de voorkeur aan communicatie en informatie vanuit het Aalburgloket waar we vijf dagen in de week een goede bereikbaarheid kunnen realiseren.
Wel is er een mogelijkheid om een medewerker op verzoek bij speciale activiteiten in te zetten bijvoorbeeld bij bijeenkomsten van de ouderenverenigingen, bij ouderavonden op de scholen, of bij lezingen waar Wmo- onderwerpen belicht worden. Ook kan incidenteel een inloopspreekuur gehouden worden.
Wij zijn het eens met de aanbevelingen van de WMO-raad onder het kopje procesplan en zullen ons binnen het samenwerkingsverband met de Dongemondgemeenten steeds opnieuw afvragen of het onderwerp zich leent om samen op te pakken en uit te werken of dat het binnen onze eigen gemeente uitgewerkt moet worden. Een eigen frontoffice is essentieel. De andere gemeenten binnen het samenwerkingsverband denken er ook zo over. Wij zullen de WMO-raad vanzelfsprekend betrekken bij de verdere uitwerking van de transitie AWBZ-Wmo.
Wij zien ook wel redenen om de prestatievelden uit elkaar te halen, maar even zovele om dat nu nog niet te doen. Op het moment dat de begeleiding onderdeel wordt van de Wmo komt er inderdaad een extra accent te liggen bij prestatieveld 5. Beide prestatievelden hebben tot doel om mensen met een beperking zo optimaal mogelijk te laten meedoen in de samenleving. Daar horen uiteraard ook werk en zinvolle bezigheden bij. In prestatieveld 6 ligt de nadruk op de individuele voorzieningen, die kunnen helpen om het resultaat te bereiken. Door de Kanteling wordt ook prestatieveld 6 minder traditioneel aangepakt. Ook binnen prestatieveld 5 zal daar waar sprake is van maatwerk zomaar sprake kunnen zijn van een individuele invulling van een op zich algemene voorziening.
Reactie per onderwerp: Aandachtspunten
Wij zijn van mening dat het uitgeven van een dorpsnieuwsblad geen taak is vanuit de Wmo. De gemeente kan wel lokale initiatieven van verenigingen ondersteunen wanneer de activiteiten passen binnen het beleid. Vanuit de IDOP’s is er aandacht voor de leefbaarheid en sociale samenhang van de dorpen. De kern Meeuwen heeft al een dorpskrant. De plaatselijke kranten vervullen naast de gemeentelijke website ook een belangrijke rol.
Een van de aandachtspunten in de beleidsnota is gericht op de bereikbaarheid van de dorpen, omdat wij met de WMO-raad zorgen hebben over de bereikbaarheid. Weliswaar kan voor het vervoer tussen dorpen en voor het bereiken van activiteiten gebruik gemaakt worden van de buurtbus en de deeltaxi, maar dat is niet altijd voldoende. Een ander aandachtspunt heeft te maken met eenzaamheid. Ook dat aandachtspunt sluit aan op de analyse van de WMO-raad.
De opmerkingen bij dit prestatieveld sluiten aan bij de nota Jeugd en Jongeren in Aalburg en bij de activiteiten die op het moment worden uitgevoerd. Ook op het Plan van Aanpak Veiligheid
Normaliseren, ontzorgen en ontmedicaliseren zijn inderdaad niet de termen waarmee burgers worden bereikt. Echter het geeft wel duidelijk aan dat er voor ieder een plaats in de samenleving moet zijn, zonder direct een etiket te plakken. Zorg moet niet te snel worden ingezet, wel bijvoorbeeld versterking van de eigen kracht en opvoedingsondersteuning. Er wordt snel gegrepen naar medicijnen, soms moet dat maar volgens vele deskundigen rijst het medicijngebruik onder jongeren de pan uit. Daar moet aandacht voor zijn. Door bijvoorbeeld de leefomgeving aan te passen op wat deze jongeren nu juist wel heel goed kunnen met andere woorden preventie!
De medewerkers van de frontoffice hebben veel contact met mensen in de wijk zoals de huisartsen, praktijkondersteuners, thuiszorgmedewerkers en maatschappelijk werk. Op die manier staan we dicht bij de burgers en worden ook mensen bereikt die niet direct zelf aankloppen bij de gemeente. Op de vraag om inloopspreekuren te organiseren in de dorpen of wijken hebben we onder het punt “preventie” al gereageerd.
Wij zijn het met de WMO-raad eens dat er een grote “grijze” populatie van mantelzorgers is die niet geregistreerd staat. Wij denken niet dat het vooral om mensen gaat, die de gemeente financieel nog niet nodig hebben, maar zeker ook een grote groep die nog geen stempel “mantelzorger” wil hebben. De aandacht voor- en informatievoorziening aan mantelzorgers en vrijwilligers is erg belangrijk.
Het volgende aandachtspunt zullen we onder prestatieveld 4 toevoegen:
- Extra aandacht voor informatievoorziening aan mantelzorgers en vrijwilligers
De aandacht die de WMO-raad vraagt voor het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren is terecht. Dit prestatieveld heeft zeker onze aandacht en wij zijn blij met de voorgestelde expliciete toevoeging van het belang van werk en een goede dagbesteding. De suggesties die de WMO-raad doet aangaande werk hebben onze volledige instemming en worden uitgewerkt bij de uitvoering van de Wet Werk en Bijstand en de wet die in de plaats zal komen van de van de agenda gehaalde Wet werken naar vermogen (WWNV). Het verband tussen werk en een goede dagbesteding wordt onderkend, bij zowel de uitvoering Wet Werk en Bijstand als bij de Wmo zal dit bewaakt worden.
Er wordt jaarlijks gemeten en verantwoording afgelegd aan uw raad en aan de bevolking. De WMO-raad is daarbij actief betrokken en heeft daarover duidelijke ideeën. Dat wordt door ons zeer gewaardeerd en is ook als bedoeling weergegeven in de wettekst van de Wmo.
Zoals wij eerder al hebben vermeld proberen wij zo dicht mogelijk bij de burgers te blijven en alert te zijn op problemen door het investeren in- en het onderhouden van contacten met andere hulpverleners op dit gebied. Ook deze contacten verlopen in eerste instantie telefonisch. We merken steeds meer dat we daarbij vanuit het Aalburgloket regisseur kunnen zijn en als een spin in het web betrokken worden en in veel gevallen de juiste goede rol kunnen vervullen.
Er zijn beleidsterreinen die veel met de Wmo te maken hebben, die in aparte nota’s worden beschreven. Uiteraard is nadere en specifieke uitwerking van andere beleidsterreinen in de betreffende nota’s terug te vinden.
Verbanden worden over en weer gelegd.
Voorbeelden van beleid buiten de Wmo, maar met een duidelijke relatie:
- Kinderdagverblijven en peuterspeelzalen
- Vroeg- en voorschoolse educatie
- Wonen, werken, werkgelegenheid
Bijlage 4 Verklarende begrippen/woordenlijst
Fysiek loket van de gemeente Aalburg waar mensen terecht kunnen voor informatie over en het verkrijgen van gemeentelijke producten
Het pakket aan oplossingen dat in het Gesprek is afgesproken
Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning
De beleidsregels (in het verleden verstrekkingenboek geheten)
geven een afwegingskader van de te bereiken resultaten uit de verordening met het doel de compensatieplicht te realiseren
Is iedere vermindering of afwezigheid van de mogelijkheid tot een voor een mens normale activiteit, zowel wat betreft de wijze als de reikwijdte van de uitvoering ofwel niet, of niet volledig in staat zijn om een gewone handeling uit te voeren.
Besluit maatschappelijke ondersteuning
Regels, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders betreffende vooral de financiële consequenties in de Wmo
Centraal Administratie Kantoor
Mensen met een onomkeerbare aandoening zonder uitzicht op een volledig herstel en met een gemiddeld lange ziekteduur
Centrum Indicatiestelling Zorg
Zorgt o.a. voor indicaties AWBZ
De plicht van het college aan personen met een beperking voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperking volgens regels zoals die in de verordening maatschappelijke ondersteuning zijn opgenomen
Decentralisatie overheidstaken
De Rijksoverheid draagt taken over aan lagere overheden zoals de gemeente
Alternatief voor het openbaar vervoer voor Wmo gerechtigde
Bedrag dat voor rekening van de ondersteuningsvrager komt. Dit wordt berekend en geïnd door het CAK
Een uitgebreide vraagverheldering om de ondersteuningsbehoefte van de burger in kaart te brengen
Gemeentelijke Gezondheidsdienst
Individuele voorziening ter gehele of gedeeltelijke ondersteuning bij het huishouden
Integraal dorpsontwikkelingsplan
Organisatie voor maatschappelijk werk en dienstverlening
Een project van de VNG dat erop gericht is gemeenten te ondersteunen om invulling te geven aan de compensatieplicht
Kleinschalig collectief vervoer West Brabant (deeltaxi)
Dienst voor kleine klusjes aan huis, informatie bij het Aalburgloket
Beperkingen bij het zien, het horen, het zich verplaatsen, of het
Licht verstandelijke beperking
Voorziening (na indicatiestelling) om warme maaltijden te ontvangen, thuisgebracht door vrijwilligers
Maatschappelijk Steunpunt voor mensen met een psychische beperking
Organisatie voor ondersteuning bij het leven met een beperking
Nederlandse Patiëntenvereniging
Regelt voorzieningen voor zelfstandig wonende ouderen in
Openbaar vervoer knooppunt. Een punt waar bussen en/of treinen bijeenkomen en waar overgestapt kan worden
Openbaarvervoer service voor vervoer van en naar een OV- knooppunt
Onderwijs dat het beste bij het kind met zijn/haar talenten en beperkingen past
Langdurige psychische problemen waardoor mensen moeite hebben om zich in het maatschappelijk verkeer te handhaven
Regionaal bestuurlijk overleg West Brabant
Beleid op de prestatievelden 7, 8 en 9 ontwikkeld door centrumgemeente Breda
Zorgaanbieder voor huishoudelijke verzorging, verzorging en verpleging, kraamzorg, voedingsadviezen, jeugdzorg en uitleen hulpmiddelen
Ook wel decentralisatie genoemd
Verordening maatschappelijke ondersteuning
Regels betreffende individuele voorzieningen Wmo
Optredende beperking in het intellectueel functioneren die gepaard gaat met beperkingen in de (sociale) zelfredzaamheid
Vereniging Nederlandse Gemeenten
Een stimuleringsprogramma van de overheid gericht op welzijnsorganisaties
Wet maatschappelijke ondersteuning
Onderdeel van het Aalburgloket, waar cliënten (telefonisch, digitaal of fysiek) met vragen over de Wmo terecht kunnen