Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hardenberg

Verordening begeleid werken Wet sociale werkvoorziening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHardenberg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening begeleid werken Wet sociale werkvoorziening
CiteertitelVerordening begeleid werken Wet sociale werkvoorziening
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet sociale werkvoorziening, art. 7

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-07-200801-07-2008nieuwe regeling

01-07-2008

Gemeenteblad, 2008, nr. 21

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING BEGELEID WERKEN WET SOCIALE WERKVOORZIENING

De raad van de gemeente Hardenberg, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 2 juni 2008;

gelet op artikel 7, tiende lid, van de Wet sociale werkvoorziening;

overwegende dat de raad bij verordening nadere regels dient vast te stellen met betrekking tot het verstrekken van periodieke subsidies;

besluit vast te stellen de volgende:

VERORDENING BEGELEID WERKEN WET SOCIALE WERKVOORZIENING

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hardenberg;

  • b.

    de wet: de Wet sociale werkvoorziening, zoals de tekst luidt van het Staatsblad 564, uitgegeven op zevenentwintig december 2007;

  • c.

    Periodieke subsidie: een periodieke subsidie en overige aan de werkgever te verstrekken vergoedingen voor structurele kosten in verband met de in dienstname door de werkgever van Wsw geïndiceerden;

  • d.

    Ingezetenen: degenen die op grond van hun inschrijving in de Gemeentelijke Basis Administratie geacht worden hun werkelijke woonplaats in de gemeente Hardenberg te hebben;

  • e.

    Geïndiceerd: blijkens een indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking als bedoeld in artikel 11 van de wet tot de doelgroep behoren;

  • f.

    Begeleid werken: een reguliere dienstbetrekking onder aangepaste omstandigheden als bedoeld in artikel 7 van de wet;

  • g.

    Dienstverband: een dienstverband heeft een omvang van maximaal 32 uur per week, tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen.

  • h.

    Loonwaardemeting: een loonwaardemeting is een objectief onderzoek naar de loonwaarde (om de productiviteit vast te stellen) en het ontwikkelpotentieel van een geïndiceerde.

Artikel 2 Verstrekking budget begeleid werken
  • 1.

    Het college geeft opdracht aan een uitvoeringsorganisatie om vanaf de wachtlijst SW-geïndiceerden ingezetenen te plaatsen en verstrekt daarvoor een budget begeleid werken zoals beschreven in deze verordening.

  • 2.

    Het college verstrekt op aanvraag aan iedere Wsw-geïndiceerde die daar recht op heeft een persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw, indien werkgever en begeleidingsorganisatie er zorg voor dragen dat de arbeidsplaats voor de Wsw-geïndiceerde adequaat wordt ingevuld, zulks ter beoordeling van het college.

Artikel 3 Invulling voorwaarden adequate werkplek
  • 1.

    De werkgever voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      Zijn onderneming staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als het geen publiekrechtelijke organisatie is;

    • b.

      De aangeboden arbeidsplaats en de omvang daarvan zijn, gelet op de indicatiestelling en mogelijkheden van de Wsw-geïndiceerde, als passend aan te merken;

    • c.

      De duur van het dienstverband bedraagt tenminste zes maanden, met een mogelijkheid tot verlenging;

  • 2.

    De begeleidingsorganisatie voldoet aan de volgende vereisten:

    • a.

      De begeleidingsorganisatie is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      De begeleidingsorganisatie en/of haar medewerkers zijn gekwalificeerd voor het begeleiden van de doelgroep, c.q. de Wsw-geïndiceerde voor wie het Persoonsgebonden budget is bestemd;

    • c.

      De begeleidingsorganisatie heeft aantoonbare kennis en ervaring begeleiden van Wsw-geïndiceerden;

Artikel 4 De wijze van bepaling van de periodieke subsidie aan de werkgever
  • 1.

    Het college stelt na een positieve beoordeling van het subsidieverzoek van de Wsw-geïndiceerde de hoogte van de subsidie aan de werkgever vast.

  • 2.

    Voor de bepaling van een periodieke subsidie wordt de feitelijke omvang van het dienstverband gerelateerd aan de maximale omvang van het dienstverband.

  • 3.

    De grondslag van een periodieke subsidie is 75% van het wettelijk minimumloon, verhoogd met de werkgeverslasten Wsw. Vigerende afdrachtverminderingen worden in mindering gebracht.

  • 4.

    Een periodieke subsidie wordt gebaseerd op het uitkeringspercentage van de arbeidshandicapcategorie vermenigvuldigd met de relatieve omvang van het dienstverband en vermenigvuldigd met de grondslag van de subsidie.

  • 5.

    Het college kan besluiten om de hoogte van de periodieke subsidie vast te stellen op basis van een loonwaardemeting op de werkplek. Daarbij kan een extern deskundige worden ingeschakeld.

  • 6.

    De hoogte van een periodieke subsidie, die vastgesteld is door een loonwaardemeting, is gelijk aan het bedrag dat de uitkomst is van de vermenigvuldiging van de hoogte van het gemeten arbeidsdefect (verminderde loonwaarde) met het (CAO-) loon van een werknemer met een identiek takenpakket bij de werkgever per ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst.

Artikel 5 Herziening van de periodieke subsidie
  • 1.

    Tijdens de loonwaardemeting wordt, met het oog op het ontwikkelpotentieel van Wsw geïndiceerde ingezetene, de frequentie van de loonwaardemetingen vastgesteld.

  • 2.

    Op verzoek van de werkgever en/of de werknemer kan tussentijds een periodieke subsidie worden herzien als hier, gelet op de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit van de werknemer, aanleiding voor is.

  • 3.

    De periodieke subsidie kan ambtshalve worden gewijzigd als hier gerede aanleiding toe is.

  • 4.

    Als de productiviteit is gewijzigd en gevalideerd wordt door de loonwaardemeting, wordt de hoogte van de periodieke subsidie vastgesteld zoals staat vermeld in artikel 4 lid 6

Artikel 6 De vergoeding aan de begeleidingsorganisatie
  • 1.

    De begeleidingsorganisatie geeft in een ontwikkelingsplan gemotiveerd aan welke begeleiding nodig is en hoeveel uren daarvoor nodig zijn.

  • 2.

    De hoogte van de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie en de omvang van het aantal uren begeleiding kan worden vastgesteld tijdens de loonwaardemeting.

  • 3.

    De hoogte van de vergoeding van de begeleidingskosten is ten hoogste gebaseerd op 15% van het aantal door de desbetreffende werknemer voor de werkgever gewerkte uren, waarbij de omvang van de begeleiding van de werkgever niet hoger mag zijn dan 5% en voor begeleiding van de werknemer niet hoger dan 10%.

  • 4.

    De opdracht aan de begeleidingsorganisatie (eventueel vanuit de loonwaardemeting) en de te vergoeden kosten van de begeleidingsorganisatie worden vastgelegd in een contract.

  • 5.

    De kosten van een begeleidingsorganisatie in verband met het zoeken van een begeleid werkenplaats bedragen maximaal 1/8e van de beschikbare Rijkssubsidie Wsw voor die arbeidsplaats in het aanvraagjaar.

  • 6.

    De kosten van een begeleidingsorganisatie in verband met het zoeken van een begeleid werkenplaats komen alleen voor vergoeding in aanmerking als dit leidt tot het totstandkomen van een arbeidsovereenkomst.

Artikel 7 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht
  • 1.

    Het college kan een vergoeding verstrekken voor de eenmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht als uit een deskundigenrapport blijkt dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn, deze persoonsgerelateerd zijn, en het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen.

  • 2.

    Kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloeiend uit arbowetgeving die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken komen niet in aanmerking voor vergoeding door het college.

  • 3.

    Een vergoeding wordt alleen verstrekt indien er sprake is van een dienstverband van minimaal twaalf maanden, behalve wanneer de persoonsgerelateerde aanpassing meegenomen kan worden naar een andere werkplek/werkgever.

  • 4.

    Aanpassingen waarvan de kosten meer dan 1/8e van de maximaal beschikbare Rijkssubsidie Wsw voor die arbeidsplaats in het aanvraagjaar bedragen komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 5.

    Het college regelt de wijze van uitbetaling van de vergoeding.

Artikel 8 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

Het college stelt elk jaar vóór 31 december de hoogte vast van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten voor elk te verstrekken persoonsgebonden budget voor het daarop volgende kalenderjaar.

Artikel 9 Indienen van de aanvraag
  • 1.

    De aanvraag voor een persoonsgebonden budget wordt ingediend door middel van een volledig ingevulde aanvraag. De aanvraag wordt mede-ondertekend door werkgever en de begeleidingsorganisatie.

  • 2.

    Het college kan ten behoeve van de aanvraag een aanvraagformulier vaststellen.

Artikel 10 Cumulatie van kosten
  • 1.

    Indien het totaal van de kosten inzake uitvoeringskosten, de periodieke subsidie, de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie en de aanpassing van de werkplek het voor de geïndiceerde Wsw-er het beschikbare subsidiebedrag zoals genoemd in artikel 7 lid 2 sub b van de Wsw overschrijdt, kan het college besluiten geen subsidie of een gedeeltelijke subsidie te verstrekken.

  • 2.

    Indien de werkgever voor de Wsw geïndiceerde werknemer uit andere hoofden vergoedingen ontvangt, vanwege de aanpassing van de arbeidsplaats van de Wsw geïndiceerde werknemer of de arbeidsongeschiktheid van de Wsw geïndiceerde werknemer, dan worden deze bedragen in mindering gebracht op de vergoedingen die op grond van artikel 4 en/of artikel 7 van deze verordening worden verstrekt.

Artikel 11 Beslistermijn
  • 1.

    Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2.

    Het college kan dit besluit met ten hoogste acht weken verdagen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 12 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Het besluit tot verlening van de periodieke subsidie bevat in ieder geval:

  • a.

    de hoogte van de periodieke subsidie en de wijze waarop deze kan worden aangepast;

  • b.

    de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst en de ingangsdatum van de subsidieverstrekking

  • c.

    wijze van vaststelling van de subsidie;

  • d.

    de verplichtingen van de werkgever.

  • e.

    Primaire redenen om de periodieke subsidie te beëindigen, te weten: einde arbeidsovereenkomst of ontbreken SW-indicatie

Artikel 13 Het vaststellen van de periodieke subsidie
  • 1.

    De werkgever verstrekt binnen één week na afloop van een maand aan het college de loonstrook van de betreffende werknemer over die maand.

  • 2.

    Het college stelt de periodieke subsidie vast en draagt zorg voor betaalbaarstelling van de subsidie binnen twee weken na overleg van deze loonstrook.

Artikel 14 Verplichtingen van de werkgever
  • 1.

    Het college kan personen aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening of van verplichtingen in de Awb.

  • 2.

    Aan subsidies op grond van deze verordening is de verplichting verbonden dat de subsidieontvanger aan een toezichthouder alle medewerking verleent die deze redelijkerwijs kan vorderen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 3.

    De aanvrager van subsidie en/of de subsidieontvanger doet onmiddellijk schriftelijk mededeling aan het college van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.

  • 4.

    De subsidieontvanger doet in ieder geval onmiddellijk melding van wijzigingen in de aard, de duur en omvang van het dienstverband van de werknemer

  • 5.

    De subsidieontvanger bewaart alle bewijsstukken die aan de subsidieverstrekking en ontvangst ten grondslag liggen, tenminste drie jaar na de vaststelling van de subsidie en stelt deze op verzoek ter beschikking voor controledoeleinden.

Artikel 15 Slotbepalingen
  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Tegen beslissingen over subsidies genomen op grond van deze verordening kan bezwaar worden aangetekend. Procedures zoals vermeld in de AWB zijn daarbij van toepassing.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening begeleid werken Wet sociale werkvoorziening.

  • 4.

    Zij treedt in werking op de eerste dag na de dag van bekendmaking en werkt terug tot 1 juli 2008

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van de raad van de gemeente Hardenberg van 1 juli 2008.

De raad voornoemd,

De voorzitter, De griffier.

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen. Een uitgebreide begrippenlijst is derhalve overbodig.

Artikel 2

In dit artikel wordt onderscheid gemaakt in de opdracht van het college aan een uitvoeringsorganisatie om tot inschakeling te komen van een ingezetene met SW-indicatie en het verzoek van een SW-geïndiceerde zelf. Dit onderscheid is gemaakt om de subsidieverlening aan werkgevers via deze twee kanalen in één verordening te realiseren.

Daar waar in art. 2 lid 2 staat dat er sprake is van ‘recht op’, betekent het dat de realisatie van de werkplek ook passend moet zijn binnen de taakstelling en de plaatsingsruimte.

Artikel 3

Het college zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek adequaat door de werkgever wordt verzorgd (artikel 7, eerste lid, Wsw). In verband hiermee kan een gemeente eisen stellen aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek. In artikel 7, tiende lid, Wsw dient de gemeenteraad in zijn verordening de voorwaarden te regelen waaronder het college een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de Wsw-geïndiceerde is aangewezen.

Het ligt voor de hand dat de gemeente bij het stellen van eisen aan werkgevers en begeleidingsorganisaties in het kader van begeleid werken met een PGB zoveel mogelijk probeert aan te sluiten bij de wijze waarop zij op dit moment begeleid werken organiseert.

Als het gaat om voorwaarden waaraan werkgevers moeten voldoen, is vooral gedacht aan:

  • -

    inschrijving van zijn onderneming bij de Kamer van Koophandel (een dergelijke bepaling kan overigens niet worden opgenomen voor overheidsorganisaties of daaraan gelieerde instellingen, omdat die niet bij de KvK zijn of kunnen worden ingeschreven);

  • -

    de duur van het dienstverband;

  • -

    de aangeboden arbeidsplaats is passend in het licht van de indicatiestelling door het CWI en de mogelijkheden en beperkingen van de Wsw-geïndiceerde;

Voor wat betreft de duur van het, minimale, dienstverband is van belang dat het rijk de bonus voor begeleid werken pas uitkeert als er sprake is van een dienstverband van zes maanden. Dat is een reden om een minimale duur van het dienstverband in de verordening op te nemen.

Wat betreft de voorwaarden waaraan begeleidingsorganisaties moeten voldoen is gedacht aan:

  • -

    inschrijving bij de Kamer van Koophandel (mits de betreffende organisatie inschrijvingsplichtig is);

  • -

    beschikking over voldoende opgeleide deskundigen die de arbeidsinpassing met inbegrip van de begeleiding op de werkplek adequaat kunnen verzorgen;

  • -

    aantoonbare kennis en ervaring met begeleiding van Wsw-geïndiceerden op een werkplek.

Artikel 4

De hoogte van het subsidiebedrag aan de werkgever moet duidelijk en helder beschreven zijn.

De werkgever moet ervan op aan kunnen dat de werknemer niet alleen presteert naar vermogen, welke onderdelen van de functie hij goed uit kan voeren maar óók waarvóór de werkgever moet betalen.

De werknemer,van zijn kant, moet van het begin af helder hebben wat hij kan, niet kan en nog te ontwikkelen is.

Om dat goed te kunnen meten wordt door het college een valide en betrouwbaar instrument ingezet.

In eerste instantie wordt aangesloten bij de huidige uitvoeringspraktijk voor Begeleid Werken. Daarbij speelt de arbeidscategorie een rol en de omvang van het dienstverband in relatie tot een 32-urige werkweek. Als berekeningsgrondslag voor de periodieke subsidie is uitgegaan van 75% van het wettelijk minimumloon. Op basis van deze gegevens is de periodieke subsidie vast te stellen. Deze is niet onderhandelbaar.

Het college heeft de mogelijkheid om loonwaardemetingen in te zetten. Dat zal moeten gebeuren door deskundigen. Als daartoe besloten wordt, dan is de wat ingewikkelde formulering in artikel vier lid 6 het gevolg. Die formulering is heeft slechts één doel. Dat is de hoogte van de vergoeding aan de werkgever te relateren aan, enerzijds het arbeidsdefect dat optreedt als resultante van de vaardigheden van de werknemer en de vraag om vaardigheden van de werkgever en anderzijds het CAO-inkomen behorend bij de te vervullen functie. In deze constructie wordt nadrukkelijk de relatie gelegd met regulier werk. De vermenigvuldiging van die twee componenten levert de periodieke subsidie op. Daarmee wordt het doel van de subsidie niet alleen duidelijk – voor dat deel waarvoor een prestatie wordt geleverd wordt betaald – maar kan de werknemer óók meer aangesproken worden op zijn prestatie.

Artikel 5

De productiviteit van een SW-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aangepast. Omdat er ook mogelijk sprake is van een ontwikkelingstraject is een wijziging mogelijk voorspelbaar. Om die reden wordt al een frequentie voorgesteld. Zowel werkgever als werknemer kunnen een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien als zij menen dat daartoe tussentijds een reden voor bestaat. De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden.

Ook ambtshalve kan het college, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijds) aanpassing van de periodieke subsidie, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van deze subsidie doen. Dit zal zich overigens alleen in uitzonderlijke gevallen voordoen, bijvoorbeeld als er sprake is van kennelijke onredelijkheid bij handhaving van een bestaande situatie.

Wijzigingen kunnen een verhoging, maar ook een verlaging van de loonwaarde betekenen. Beide situaties leiden tot een aanpassing van het subsidiebedrag.

Artikel 6

Om te kunnen beoordelen welke begeleiding nodig is, zal een ontwikkelingsplan ingediend moeten worden. Op basis daarvan kan beoordeeld worden of de begeleiding past bij de mogelijkheden van de SW-geïndiceerde.

Resultaat van een loonwaardeonderzoek is onder andere een ontwikkelingsplan. Dat ontwikkelingsplan geeft aan welke ondersteuning nodig is. Dat kan vertaald worden in de omvang van het aantal benodigde begeleidingsuren.

In de verordening is voor de maximale hoeveelheid begeleidingsuren een relatie gelegd met het aantal uren van het dienstverband.

De benodigde begeleiding en samenhangende kosten worden vastgelegd in een contract. In dat contract wordt ook geregeld welke consequenties er verbonden zijn aan een herziening van de loonwaarde en een daar mee samenhangend ontwikkelingsplan.

Reëel is het om de kosten te vergoeden die gemaakt worden om een werkplek te verkrijgen. Daar is een maximum aan verbonden. Omdat het eenmalige kosten zijn is als basis de Rijkssubsidie gekozen en de systematiek die gebruikt wordt in artikel 7 om de maximale vergoeding voor werkplekaanpassingen te bepalen.

Artikel 7

De verordening dient regels te bevatten die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder het college aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht (artikel 7, tiende lid, Wsw). Dit artikel vormt de uitwerking van deze verplichting.

Het eerste lid bepaalt dat een eenmalige vergoeding kan worden verstrekt. Het is duidelijk dat een deskundigenrapport nodig is om vast te stellen of er sprake is van persoonsgerelateerde aanpassingen en welke aanpassingen dat moeten zijn.

Het derde lid stelt een minimale duur aan het dienstverband dat de werkgever met de betrokken Wsw-geïndiceerde moet aangaan, alvorens tot investeringen wordt overgegaan.

In het vierde lid wordt een maximum gesteld aan de hoogte van de vergoeding. De gedachte hierachter is dat als de kosten boven dit bedrag uitgaan de aangeboden arbeidsplaats als niet passend moet worden beschouwd. In de praktijk zullen hierbij van geval tot geval kosten en baten tegen elkaar moeten worden afgewogen.

Worden de kosten gelet op het voorgaande te hoog dan wordt de arbeidsplaats als niet passend beschouwd.

Het vijfde lid bepaalt dat het college de wijze van uitbetaling van de vergoeding regelt. Daarbij kan worden gedacht aan de termijnen van betaling.

Artikel 8

Artikel 7, tiende lid, onderdeel b, Wsw bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de hoogte van de voor het college rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis. Artikel 2 van deze verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt bepaald dat het college elk jaar de hoogte van de gemeentelijke uitvoeringskosten van begeleid werken met een PGB vaststelt. De gemeente zal zelf moeten bepalen welke uitvoeringskosten het toekennen van een PGB aan een Wsw-geïndiceerde voor de gemeente met zich meebrengt. De wet geeft niet aan wat precies onder uitvoeringskosten moet worden verstaan. Het moet in ieder geval gaan om kosten die rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden zijn (artikel 7, tweede lid, onderdeel b, Wsw). Daarbij kan worden gedacht aan kosten in verband met de volgende activiteiten:

  • -

    het beoordelen van aanvragen voor een PGB;

  • -

    de administratieve handelingen in verband met het verstrekken van subsidies en vergoedingen in het kader van het PGB;

  • -

    het monitoren van het begeleid werken met een PGB;

  • -

    het tussentijds bepalen van loonwaarde;

  • -

    het voeren van (tussentijdse) gesprekken met begeleidingsorganisatie en werkgever.

De uitvoeringskosten worden afgetrokken van het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt, waarbij ook rekening wordt gehouden de mate van arbeidshandicap. Het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt minus de (gemiddelde) uitvoeringskosten per Wsw-geïndiceerde levert vervolgens het bedrag op dat de gemeente in beginsel beschikbaar heeft voor een PGB.

Voor het jaar 2008 is het formeel nog niet mogelijk om het budget voor uitvoeringskosten voor 31 december vast te stellen. De verordening is immers nog niet van kracht. Op grond van de wet moet zij in werking treden binnen zes maanden nadat de wet in werking is getreden. De verordening moet dus uiterlijk voor 1 juli 2008 zijn vastgesteld.

Gemeenten moeten voor die tijd het budget aan uitvoeringskosten vaststellen voor de tweede helft van 2008.

Artikel 9

De Wsw-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de Wsw-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen.

Op basis van de aanvraag beslist het college vervolgens of een periodieke subsidie aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.

Artikel 10

Om te voorkomen dat door cumulatie van de verschillende kosten er meer uitgekeerd moet worden dan aan Rijkssubsidie beschikbaar is, is dit artikel opgenomen. Daarbij is rekening gehouden met mogelijke voorliggende voorzieningen.

Artikel 11

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13

Om een ingewikkelde administratie met voorschotverlening en afrekening te voorkomen is opgenomen dat per maand de loonstrook van de betrokken medewerker ingeleverd wordt. Die loonstroken zijn bepalend voor het uitbetalen van de subsidie. In de praktijk is gebleken dat werkgevers zo’n periode kunnen overbruggen. Vaststelling en uitbetaling van de subsidie dient dan wel op korte termijn (twee weken) plaats te vinden. Door deze handelswijze hoeft geen jaarlijkse vaststelling verricht te worden.

Artikel 14 Verplichtingen van de werkgever

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15 Slotbepalingen

De procedures bij bezwaar inzake beslissingen op subsidies is hier opgenomen. Een bezwaar tegen een vergoeding valt niet onder de Awb, maar zal privaatrechtelijk afgehandeld moeten worden, omdat de dienstverlening door de begeleidingsorganisatie vastgelegd is in een contract.

De verordening moet binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet zijn vastgesteld.