Organisatie | Haarlemmermeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden 2010 |
Citeertitel | Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet artikelen 95 tot en met 99 en 147
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-04-2010 | 01-01-2019 | Onbekend | 18-02-2010 Informeer 15-4-2010 | 2010/14203 |
Hoofdstuk II Voorzieningen voor raadsleden
Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden
De vergoeding voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de gemeenteklasse waartoe de gemeente Haarlemmermeer behoort vastgestelde maximum.
Ten aanzien van een gemeenteraadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt (het zogenaamde fictieve werknemerschap), is in afwijking van het eerste lid de onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag voor de gemeenteklasse waartoe de gemeente Haarlemmermeer behoort, vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.
Artikel 7 Spaarloonregeling/levensloopregeling
Het gemeenteraadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt (fictief werknemerschap) kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.
Het gemeenteraadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, kan deelnemen aan de levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.
Het gemeenteraadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt (fictief werknemerschap), kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Naar keuze van het gemeenteraadslid wordt de raadsvergoeding dan wel vaste onkostenvergoeding verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.
Artikel 9 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid
De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, kan op verzoek van een gemeenteraadslid worden verlaagd in het geval hij een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.
Artikel 10 Uitkering bij aftreden
Geen recht op een uitkering bestaat indien:
Indien het raadslid in een andere gemeente een politiek-bestuurlijk ambt gaat bekleden zal de daarbij behorende vergoeding in mindering worden gebracht op het bedrag van de uitkering dat bij aftreden als gemeenteraadslid in Haarlemmermeer van toepassing is. Het verschil zal, indien positief, aan het afgetreden raadslid, worden uitgekeerd.
Artikel 2 vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid
In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag.
Raadsleden die een WAO-uitkering ontvangen kunnen sinds 1 januari 2006 verzoeken hun raadsvergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen. Deze keuzemogelijkheid moet bij verordening worden toegestaan en is opgenomen in artikel 8 van deze verordening.
Artikel 3 vaste onkostenvergoeding
Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van raadslid verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:
De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte Inkomstenbelasting.
De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. In de artikel 3 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag
Artikel 4 berekening en betaling vaste vergoedingen
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 5 en 6 reis- en verblijfkosten raadsleden
De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-werk-verkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.
Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. In het Handboek loonheffingen 2007 wordt over de kilometervergoeding opgemerkt:
Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing.
Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast.
Artikel 7 Spaarloon/levensloop
Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap kunnen deelnemen aan de spaarloonregeling dan wel aan de levensloopregeling. Een combinatie van beide is niet toegestaan. Evenmin het mogelijk een ‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers.
Het levensloopsaldo kan niet omgezet worden in verlof, omdat raadsleden noch wethouders in hun politieke functie verlof kennen. Het saldo valt bij beëindiging van het ambt vrij en kan worden meegenomen naar een andere levensloopregeling.
Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap kunnen deelnemen aan de fietsregeling. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het is niet mogelijk een ‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken. Afhankelijk van de kostprijs van de fiets bedraagt de vermindering ten hoogste het bedrag dat in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vastgelegd.
Artikel 9 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid
In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raadsleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raadsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling.
Dit artikel behoeft geen toelichting
Artikel 11 Politieke molestvezekering
Lid 1 De verzekering geldt bij een ongeval van de verzekerde overkomen door toedoen van een of meerdere personen die reageren op het optreden van verzekerde uit hoofde van de functie die verzekerde bekleedt bij de gemeente. Lid 2 De aanspraak op de politieke molestverzekering dient eerst door de verzekeraar te worden erkend en vergoed. In geval dat de dekking van de verzekering niet toereikend is zal de gemeente het deel van de niet verzekerde kosten op zich nemen.