Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vlaardingen

Verordening minimabudget (langdurigheidstoeslag) Vlaardingen 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVlaardingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening minimabudget (langdurigheidstoeslag) Vlaardingen 2012
CiteertitelVerordening minimabudget (langdurigheidstoeslag) Vlaardingen 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vervangen door de Verordening individuele inkomenstoeslag Gemeente Vlaardingen 2015.

De Verordening persoonlijk minimabudget (langdurigheidstoeslag) 2012 blijft tot 1 januari 2013 van toepassing op personen als bedoeld in artikel 78w , lid 1 Wet werk en bijstand, daarna vervalt de regeling.

Deze regeling werkt terug tot 1 januari 2012.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147, lid 1
  2. Wet werk en bijstand, art. 36
  3. Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-01-201301-01-201201-01-2015nieuwe regeling

18-12-2012

Gemeenteblad 2013-03, 02-01-2013

539740

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening minimabudget (langdurigheidstoeslag) Vlaardingen 2012

De gemeenteraad van de Vlaardingen, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Vlaardingen van 6 november 2012, r.nr. 55.1; overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van een minimabudget bij verordening te regelen; gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d en artikel 36 van de Wet werk en bijstand; besluit vast te stellen de volgende:

Verordening minimabudget (langdurigheidstoeslag) Vlaardingen 2012.

Artikel 1 Begripsbepalingen

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

a. wet: Wet werk en bijstand;

b. WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

c. WSF 2000: Wet Studiefinanciering;

d. bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet;

e. minimabudget (MB): de langdurigheidstoeslag bedoeld in artikel 36 van de wet;

f. inkomen: het inkomen bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op het minimabudget als inkomen gezien;

g. peildatum: de datum waarop aan de voorwaarden voor toekenning is voldaan;

h. referteperiode: een periode van zes maanden voorafgaand aan de peildatum;

i. college: het college van burgemeester en wethouders van Vlaardingen;

j. pensioengerechtigde leeftijd: de leeftijd waarop ingevolge de Algemene Ouderdomswet recht op ouderdomspensioen ontstaat;

2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht.

 

Artikel 2 Voorwaarden

Onverminderd het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor het minimabudget de belanghebbende die:

1. gedurende de referteperiode aangewezen is geweest op een inkomen dat gemiddeld niet hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.

2. geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.

 

Artikel 3 Uitsluitingsgronden

Geen recht op een minimabudget heeft de belanghebbende die gedurende de referteperiode:

1. arbeidsverplichtingen opgelegd heeft gekregen vanuit enige sociale wet- of regelgeving;

2. een opleiding heeft gevolgd of volgt als bedoeld in de WTOS, dan wel een studie heeft gevolgd of volgt als bedoeld in de WSF 2000 dan wel ander uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs heeft gevolgd of volgt;

3. in een inrichting verblijft als bedoeld in artikel 1 onder f, 1 en 2 van de wet;

4. op grond van artikel 2, lid 3 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 bijstand ontvangt op grond van de wet maar zich niet beschikbaar stelt voor arbeid in dienstbetrekking omdat hij voornemens is een eigen bedrijf te starten en zich hierop aan het voorbereiden is.

 

Artikel 4 Hoogte van de toeslag

1. Het  minimabudget bedraagt per jaar:

a. voor gehuwden waarvan beide partners jonger zijn dan de pensioengerechtigde leeftijd: 

€ 530,00;

b. voor een alleenstaande of alleenstaande ouder jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd:  € 370,00;

c. voor gehuwden waarvan één van de partners de pensioengerechtigde leeftijd heeft:

€ 400,00;

d. voor een alleenstaande of alleenstaande ouder die de pensioengerechtigde leeftijd heeft:

€ 300,00.

2. In het geval van (een) inwonende ten laste komende kind(eren) tot 12 jaar geldt daarbij een kindertoeslag van € 100 en bij (een) inwonende ten laste komende kind(eren) tussen 12 en 18 jaar een kindertoeslag van € 200. Als er zowel een ten laste komend kind tussen 0 en 12, als een ten laste komend kind tussen 12 en 18 jaar tot het gezin behoort, dan geldt de hoogste toeslag.

3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid is de situatie op de peildatum bepalend.

4. De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm per 1 januari van dat jaar en de gehuwdennorm van het daaraan voorafgaande jaar.

 

Artikel 5 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 6 Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht op 1 januari 2012.

2. De Verordening persoonlijk minimabudget (langdurigheidstoeslag) Vlaardingen 2012 blijft tot 1 januari 2013 van toepassing op personen als bedoeld in artikel 78w, lid 1 van de wet.

3. Per 1 januari 2013 wordt de Verordening persoonlijk minimabudget (langdurigheidstoeslag) Vlaardingen 2012 ingetrokken.

 

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening minimabudget (langdurigheidstoeslag) Vlaardingen 2012.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van. De griffier,       De voorzitter,   drs. E.W.K. Meurs     mr. T.P.J. Bruinsma

 

Nota-toelichting Toelichting bij de Verordening minimabudget (langdurigheidstoeslag) Vlaardingen 2012

Algemeen

Deze verordening is opgesteld aan de hand van de notitie “Nieuw minimabeleid in Vlaardingen”. In deze notitie is ervoor gekozen om vanuit het minimabeleid enerzijds burgers te stimuleren om aan het werk te gaan en anderzijds burgers die dat niet kunnen of niet meer hoeven, extra financieel te ondersteunen. Om optimaal te kunnen bijdragen aan deze doelstelling is de langdurigheidstoeslag, een bijzondere vorm van categoriale bijzondere bijstand, hiermee in overeenstemming gebracht. De langdurigheidstoeslag heeft daarom ook een in dit kader meer passende benaming gekregen: minimabudget (MB). In artikel 8 Wwb is bepaald dat in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag, in deze verordening MB, vastgelegd moeten worden.

Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op:

- de hoogte van het MB en

- de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip langdurig, laag inkomen.

De wetgever heeft bepaald dat het recht hierop alleen van toepassing is op personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd. De gedachte achter de toeslag is dat personen die (langdurig) een inkomen op het sociaal

minimum ontvangen en geen zicht hebben op een inkomensverbetering, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven. Dit geldt zowel voor personen die werken als voor personen waarvan niet verwacht wordt dat zij binnen afzienbare tijd kunnen gaan werken. Bij het bepalen van het recht op bijzondere bijstand, waar het MB een bijzondere vorm van is, kan geen onderscheid gemaakt worden naar de bron van het inkomen. Dit betekent dan ook dat werkenden met een langdurig, laag inkomen voor het MB in aanmerking komen. Afschaffen huishoudinkomenstoets

Op 1 januari 2012 is de ‘Wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand (WWB) en samenvoeging van die wet met de Wet investeren in jongeren (WIJ) gericht op bevordering van deelname aan de arbeidsmarkt en vergroting van de eigen verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden’ in werking getreden. Eén van de grote wijzigingen uit deze wet betrof de invoering van de zogenaamde huishoudinkomenstoets. Met de ‘Wet afschaffing huishoudinkomenstoets’, in werking getreden op 18 juli 2012, is de huishoudinkomenstoets met terugwerkende kracht per 1 januari 2012 afgeschaft. Wel is er een overgangsbepaling opgenomen voor een beperkte groep bijstandsgerechtigden. In deze verordening zijn de wijzigingen als gevolg van de afschaffing van de huishoudinkomenstoets opgenomen. Artikelsgewijs Artikel 1

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de

WWB. Voor een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie

gegeven in deze verordening. Voor het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever

opdracht heeft gegeven om in de verordening regels te geven voor het begrip ‘langdurig, laag

inkomen’, is de bevoegdheid ontstaan om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB

nader te omschrijven. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgever bedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB.

Artikel 2

Het begrip ‘laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 110%

van de bijstandsnorm. Door het inkomen 10% boven bijstandsniveau te stellen, worden werkenden met een laag inkomen in staat gesteld om een beroep te doen op het MB. Met het stellen van de inkomensnorm op 110% van de bijstands¬norm, wordt daarnaast geanticipeerd op de plannen van het kabinet om de WWB zodanig aan te passen dat bijzondere bijstandsverlening aan burgers met een inkomen boven 110% van de bijstandsnorm niet mogelijk is. Artikel 3

Naast de voorwaarde voor het recht op MB zoals gesteld in artikel 2 van deze verordening, zijn in artikel 3 de uitsluitingsgronden voor het recht op MB benoemd. Aan de hand van deze uitsluitingsgronden wordt de doelgroep voor het recht op MB bepaald. Hierbij is met name aandacht geschonken aan het uitgangspunt dat het minimabeleid ‘werken’ moet stimuleren. Daarom is er geen recht op MB voor hen die door het nakomen van de opgelegde arbeidsverplichtingen, dan wel door het volgen van opleiding of scholing in staat geacht moeten worden een hoger inkomen te kunnen verkrijgen. Artikel 4

De hoogte van het MB is afhankelijk van de gezinssituatie, namelijk: is er sprake van een alleenstaande of alleenstaande ouder of is er sprake van gehuwden. Daarnaast krijgt de alleenstaande ouder of krijgen de gehuwden een toeslag wanneer er sprake is van volledige zorg voor ten laste komende kinderen. Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is ervoor gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel twee maal per jaar worden geïndexeerd en het MB maar eenmaal, wordt steeds een vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen per 1 januari van het voorafgaande jaar. Artikel 5

Dit artikel behoeft geen toelichting. Artikel 6

In de ‘Wet afschaffing huishoudinkomenstoets’ is de huishoudinkomenstoets met terugwerkende kracht per 1 januari 2012 afgeschaft. Deze verordening werkt dan ook terug tot en met 1 januari 2012. Voor een beperkte groep bijstandsgerechtigden blijft de oude ‘Verordening persoonlijk minimabudget (langdurigheidstoeslag) Vlaardingen 2012’ nog van kracht. Op grond van artikel 78w Wwb blijven de oude gezinsbegrippen nog op hen van toepassing tot uiterlijk 1 januari 2013.

Het gaat hierbij om mensen voor wie toepassing van de huishoudinkomenstoets tot een hogere uitkering leidt. Artikel 7

Dit artikel behoeft geen toelichting.