Organisatie | Zoeterwoude |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad |
Citeertitel | Huisvestingsverordening 1999 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Deze Huisvestingsverordening is vervallen, met uitzondering van hoofdstuk VII, in gevolge in de Huisvestingsverordening Holland Rijnland 2009
Huisvestingswet artikel 2
n.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-12-1999 | 22-11-2010 | Nieuwe regeling | 04-11-1999 Voorschotense Courant van 23 november 1999 | dv/98-182a ; RO-09 |
[vervallen met uitzondering van hoofdstuk VII]
De raad der gemeente Zoeterwoude;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders
d.d. 31-3-1998, nr. dv/98-182a
gelet op artikel 2 van de Huisvestingswet;
vast te stellen de volgende verordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad.
HOOFDSTUK VII WIJZIGING SAMENSTELLING WONINGVOORRAAD
Artikel 15 Tijdelijke vergunningen op naam
Indien een beoogde onttrekking betrekking heeft op het gebruik van de woonruimte voor een andere doel dan permanente bewoning door een huishouden en deze onttrekking voorziet in een tijdelijke behoefte, kan slechts een tijdelijke vergunning worden verleend, met dien verstande dat de vergunning wordt verleend voor een in de vergunning aan te geven maximale termijn, welke niet langer kan zijn dan vijf jaar en ten hoogste eenmaal voor maximaal vijf jaar kan worden verlengd.
Artikel 16 Criteria voor vergunningverlening
Een vergunning wordt slechts verleend, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het door de beoogde onttrekking, samenvoeging of omzetting te dienen belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad, de mogelijkheid tot het verlenen van een tijdelijke vergunning en het stellen van voorwaarden daarbij mede in aanmerking genomen.
Artikel 17 Compensatie en andere voorwaarden
Een vergunning tot onttrekking van woonruimte aan de bestemming tot bewoning wordt verleend onder voorwaarde dat de aanvrager binnen een jaar na verlening van de vergunning zorg draagt voor het scheppen van in omvang, kwaliteit en huur- of economische waarde gelijkwaardige andere woonruimte die aan de bestaande voorraad woonruimten wordt toegevoegd (reële compensatie).
Voor zover reële compensatie niet mogelijk is, zal de aanvrager een financiële bijdrage verschuldigd zijn (financiële compensatie) welke zowel bij zelfstandige als bij onzelfstandige woonruimte ƒ 500 per m2 vloeroppervlakte bedraagt. In geval van samenvoeging of omzetting van woonruimte bedraagt de compensatie ƒ 250 per m2. Bij de bepaling van de vloeroppervlakte wordt rekening gehouden met woon- en slaapvertrekken, alkoven, keukens, toilet- en badruimten en overige voor bewoning geschikte dan wel geschikt te maken ruimten, zulks aan de hand van een door Bouw- en Woningtoezicht op te maken rapport betreffende kwaliteit, inrichting en afmetingen. Gangen, trappenhuizen, bergingen en dergelijke worden daarbij buiten beschouwing gelaten.
In afwijking van het vierde lid kan een lager bedrag worden vastgesteld a. indien de waarde van de woonruimte in het kader van de voorziening in de behoefte aan woongelegenheid is verminderd op grond van objectieve omstandigheden - achterstallig onderhoud daarbij niet mede in aanmerking genomen - als de bouwtechnische kwaliteit, indeling, ligging en andere externe omstandigheden en de woonruimte niet voor aanvaardbare kosten verbeterd kan worden; b. bij tijdelijke vergunningen. Indien de onttrekking geschiedt in het belang van de volkshuisvesting of met de onttrekking een ander zwaarwegend specifiek gemeentelijk belang wordt gediend, wordt de voorwaarde met betrekking tot compensatie niet gesteld.
Een tijdelijke vergunning wordt slechts verleend onder de voorwaarde a. dat geen ingrijpende verbouwingen worden uitgevoerd die de geschiktheid om als woonruimte te kunnen dienen aantasten of die zonder de tijdelijke vergunning kunnen worden aangemerkt als een gedeeltelijke onttrekking b. dat de vergunninghouder burgemeester en wethouders in kennis stelt van feitelijke beëindiging van het gebruik waarvoor vergunning is verleend.
Ter verzekering van de naleving van aan een vergunning te verbinden voorwaarden kan, voordat de vergunning wordt verleend, een principe-besluit worden genomen, welk besluit inhoudt dat een vergunning zal worden verleend, indien de aanvrager zich binnen een bij het besluit vast te stellen termijn contractueel tot zodanige naleving zal hebben verbonden, deze zekerheid eventueel aangevuld door middel van afgifte van een bankgarantie.
Artikel 18 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning
De aanvraag voor een onttrekkingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken in ieder geval betreffende:
gegevens over de huidige situatie:
- straat, huisnummer en de kadastrale aanduiding van woonruimte; - een omschrijving van de woonruimte, vergezeld van een plattegrond;
- gegevens over het gebruik van de woonruimte en de waarden ervan (bij huurwoningen naam van de huurder en huurprijs en huurwaarde; bij zelfbewoning door de eigenaar: koopprijs of vrijwillige onderhandse verkoopwaarde);
gegevens over de beoogde situatie;
- de gewenste vergunningstermijn;
- gegevens met betrekking tot een eventuele verbouwing (bouwtekening, bouwvergunning);
- verwachte huur- of koopprijs;
- naam toekomstige bewoner en omvang van diens huishouden;
bij omzetting van zelfstandige woonruimte in meer dan één onzelfstandige woonruimte:
- een plattegrond waarop staat aangeduid welke ruimten als afzonderlijke woonruimte zullen worden gebruikt alsmede de verwachte huurprijs per woonruimte;
voor zover van toepassing: - een schriftelijke verklaring van de zittende huurders/bewoners dat zij een afschrift van de aanvraag om een vergunning hebben ontvangen en dat zij ervan op de hoogte zijn recht te hebben op inzage bij de gemeente in de bij de aanvraag overlegde gegevens totdat onherroepelijk op de aanvraag is beslist, dan wel - indien de aanvraag niet door de eigenaar is ingediend, een overeenkomstige door de eigenaar afgelegde verklaring, inclusief een verklaring van geen bezwaar.
De beslissing dan wel, indien van toepassing, de principebeslissing wordt genomen binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag. Deze termijn kan met ten hoogste dertien weken worden verlengd. De afgifte van een vergunning vindt plaats binnen drie weken nadat aan de in de principebeslissing gestelde voorwaarden is voldaan.
Artikel 19 Intrekking van de vergunning
Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken, indien:
Het is verboden om zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, bevattende woonruimte te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid, van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien een of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van een of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte.
Artikel 21 Aanvragen van een splitsingsvergunning
De aanvraag van een splitsingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende stukken:
een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en het krachtens dat artikel vastgestelde Besluit betreffende splitsing in appartementsrechten. Het splitsingsplan omvat een omschrijving van de gedeelten van de onroerende zaken die bestemd zijn of worden als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, welke omschrijving mede kan plaatsvinden door verwijzing naar de splitsingstekening, onder vermelding voor elk van die gedeelten tot welk appartementsrecht de bevoegdheid tot het gebruik ervan behoort; indien de splitsing betrekking zal hebben op de toestand van het gebouw zoals die zal zijn na uitvoering van een voorgenomen verbouwing, een omschrijving van het bouwplan, welke inhoudt: - een omschrijving van de op het moment van de aanvraag bestaande toestand en van de te maken toestand, welke omschrijving naar de op deze verbouwing betrekking hebbende bouwtekeningen; - een opgave van de kosten van de verbouwing op basis van een offerte van de aannemer; - indien van toepassing: een verwijzing naar de op de verbouwing betrekking hebbende bouwvergunning of de voor de verkrijging daarvan ingediende aanvraag.
een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot de afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een beëdigd taxateur. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en een beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw, alsmede voor elk van de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten, een beschrijving van de indeling, de installaties en andere aanwezige voorzieningen
voor zover van toepassing: een schriftelijke verklaring van de zittende huurders/bewoners dat zij een afschrift van de aanvraag om een splitsingsvergunning hebben ontvangen en dat zij ervan op de hoogte zijn recht te hebben op inzage bij de gemeente in de bij de aanvraag overgelegde gegevens totdat onherroepelijk op de aanvraag is beslist.
Door burgemeester en wethouders kunnen de volgende voorwaarden worden gesteld:
voor zover hetgeen zich tegen splitsing verzet kan worden opgeheven door een door de aanvrager voorgenomen verbouwing en voor deze verbouwing, voor zover van toepassing, een bouwvergunning is verleend, kan de voorwaarde gesteld worden dat - de aanvrager binnen een in de vergunning te stellen termijn zorgt voor uitvoering van deze verbouwing en
- de splitsing in appartementsrechten welke door de splitsingsakte tot stand zal komen betrekking heeft op het overeenkomstig deze verbouwing verbouwde gebouw;
ter verzekering van de naleving van aan een splitsingsvergunning te verbinden voorwaarden kan, voordat de splitsingsvergunning wordt verleend, een principebeslissing worden genomen welke inhoudt dat de vergunning zal worden verleend indien de aanvrager zich binnen een bij de beslissing vast te stellen termijn contractueel tot naleving ervan zal hebben verbonden (splitsingscontract), deze zekerheid aan te vullen door het deponeren van een geldbedrag op een geblokkeerde rekening (bouwdepot);
het in het bouwdepot te storten bedrag wordt vastgesteld op het bedrag van de kosten van de voorzieningen die ter naleving van de in de splitsingsvergunning te stellen voorwaarden getroffen moeten worden. Ten laste van het bouwdepot kunnen geen betalingen geschieden dan na goedkeuring door de gemeente van de desbetreffende voorzieningen, zulks op basis van het splitsingscontract. Indien het bedrag van de kosten van de te treffen voorzieningen lager is dan ƒ 1.000,-- kan van het stellen van voorwaarden tot opening van een bouwdepot worden afgezien;
in bijzondere gevallen kan, in afwijking van het bepaalde in het derde lid worden bepaald dat de in aanvulling op het splitsingscontract te bieden zekerheid ook of voor een deel in de vorm van een bankgarantie gegeven kan worden, waarbij het totale bedrag van de zekerheid ten minste gelijk is aan het bedrag van de in het vierde lid bedoelde kosten.
Artikel 22 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning
Burgemeester en wethouders weigeren een splitsingsvergunning, indien:
het gebouw of gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, een of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of die laatstelijk verhuurd zijn geweest en de aanvrager niet kan waarborgen dat de woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning en
indien het gebouw of het gedeelte van een gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd is met voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (Stb. 1985, 626) of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen.
het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van het gebouw opgenomen woonruimten betrokken.
Burgemeester en wethouders weigeren eveneens een splitsingsvergunning, indien:
voor het gebied waarin het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft is gelegen, een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing of leefmilieuverordening als bedoeld in artikel 9 van die wet van kracht is, dan wel een ontwerp voor zodanig plan of zodanige verordening of voor een herziening daarvan in procedure is;
Burgemeester en wethouders kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:
niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;