Organisatie | Oisterwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008 |
Citeertitel | Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Zorg, welzijn en leven in de wijk |
Geen
Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Oisterwijk 2008
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
09-01-2008 | 01-01-2008 | 31-12-2010 | Nieuwe regeling | 06-11-2007 | ALG009026 |
Hoofdstuk 1 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.
Artikel 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.
Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget, dan wel als gevolg van zijn financiële situatie niet kan beschikken over (een deel van) het persoonsgebonden budget.
De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats: a. voor hulp bij het huishouden: na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk kalenderjaar; b. voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen: na realisatie of aanschaf van de voorziening waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt.
Hoofdstuk 2 Eigen bijdragen en eigen aandeel.
Artikel 2.1. Omvang van de eigen bijdragen bij hulp bij het huishouden.
Het bedrag dat de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar moeten betalen bedraagt € 24,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 21.002,00 het bedrag van € 24,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 21.002,00;
Het bedrag dat de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn moeten betalen bedraagt € 24,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 19.759,00 het bedrag van € 24,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 19.759,00.
Artikel 2.2. Omvang van de eigen bijdragen, het eigen aandeel bij woonvoorzieningen en autoaanpassingen.
Artikel 2.3. Dertien perioden van vier weken.
Indien de voorziening bestaat uit het verschaffen in eigendom van een roerende zaak dan wel een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die in eigendom is van de aanvrager, wordt gedurende een periode van 13 maal vier weken een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedurende maximaal die periode een eigen aandeel conform artikel 2.2 in mindering gebracht.
Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden.
Artikel 3.1. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.
De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp bij de huishouding als volgt plaats:
Er wordt een bedrag beschikbaar gesteld dat per klasse per jaar bedraagt:
Klasse 1, (0 tot en met 1,9 uur per week) € 926,29
Klasse 2, (2 tot en met 3,9 uur per week) € 2.885,75
Klasse 3, (4 tot en met 6,9 uur per week) € 5.290,54
Klasse 4, (7 tot en met 9,9 uur per week) € 8.176,28
Klasse 5, (10 tot en met 12,9 uur per week) € 11.062,03
Klasse 6, (13 tot en met 15,9 uur per week) € 13.947,77
Voor additionele uren die boven klasse 6 op basis van de hardheidsclausule worden toegekend, wordt een uurbedrag gehanteerd van € 18,52.
Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen.
Artikel 4.1. Financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening, dan wel uitraasruimte
De financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening zoals genoemd in artikel 4.3 onder b. of een uitraasruimte zoals genoemd onder artikel 4.3 onder d. van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008 wordt uitsluitend verleend als de aanvrager de aan te passen woning in eigendom heeft.
Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 15 maanden na het afgeven van de beschikking waarin de financiële tegemoetkoming voor de woonvoorziening wordt verleend, verklaart diegene aan wie de woonvoorziening is toegekend, aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.
Artikel 4.3. Woonvoorzieningen van niet bouwkundige of technische aard.
Artikel 4.4. Het primaat van verhuizen.
Van het primaat van de verhuizing als bedoeld in artikel 4.4 lid 4 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning kan worden afgezien, indien de noodzakelijke aanpassingskosten lager zijn dan:
Artikel 4.5. Bezoekbaar maken van de woning.
Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 4.7 lid 5 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008 bedraagt € 3.405,00.
Artikel 4.6. Tijdelijke huisvesting.
De in artikel 4.8 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008 bedoelde financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting omvat de werkelijke kosten tot een maximumbedrag per maand, als hierna aangegeven:
In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar van de woonruimte een tegemoetkoming verstrekken in de huur van de woonruimte voor maximaal 6 maanden. De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt maximaal het bedrag van de laatstgenoten huur van de desbetreffende woonruimte.
Artikel 4.8. Onderhoud keuring en reparatie
De kosten van onderhoud, keuring en reparatie van op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten en van de Wet maatschappelijke ondersteuning verstrekte voorzieningen worden vergoed zoals weergegeven in Bijlage 3 bij dit besluit: Onderhoud, keuring en reparatie van woonvoorzieningen.
Artikel 4.9. Terugbetalen bij verkoop.
De in artikel 4.11 van de van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008 genoemde regel luidt als volgt:
De verplichting als bedoeld in 4.11 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is van toepassing als de woonvoorziening gerealiseerd is in de vorm van uitbreiding van de woning door een aan- op- of bijbouw al dan niet gepaard gaande met verwerving van de voor de bouw benodigde grond.
Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 5.1 Hoogte persoonsgebonden budget.
Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor de wettelijk verplichte W.A.-verzekering en met een bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare voorzieningen zoals dat door het college wordt bepaald op basis van informatie die verstrekt wordt door de hulpmiddelenleverancier van de gemeente. De bedragen en/of percentages worden als bijlage bij dit besluit opgenomen.
Collectief vervoer, een auto, een met een auto vergelijkbare voorziening, en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten komen niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking als het inkomen van de aanvrager meer bedraagt dan bedraagt voor:
Artikel 5.4. Collectief aanvullend vervoer ('Regiotaxi').
Met het in artikel 5.1 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008 genoemde collectief systeem van aanvullend vervoer wordt bedoeld het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV), Regiotaxi Midden-Brabant, dat wordt uitgevoerd volgens de opzet zoals beschreven in bijlage 4 bij dit besluit.
Artikel 5.6 Keuzeregeling autoaanpassing.
Indien de rolstoelgebonden gehandicapte in plaats van deelname aan het collectief aanvullend vervoer kiest voor een tegemoetkoming in de kosten van aanpassing van de eigen auto, zoals bedoeld in artikel 5.1 d van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008, is aan deze tegemoetkoming een maximum bedrag verbonden. Deze gemaximeerde tegemoetkoming in de kosten van een autoaanpassing bedraagt € 9.612,06.
Artikel 5.7 Parkeerontheffing / parkeerplaats.
De legeskosten verbonden aan het aanleggen van een parkeerplaats voor een persoon met beperkingen worden op verzoek van de persoon met beperkingen vergoed, indien aan hem/haar tevens een vervoersvoorziening is toegekend op grond van artikel 5.1, onder a, b en c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008.
Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning.
Artikel 6.1. Hoogte van het persoonsgebonden budget.
Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor de wettelijk verplichte W.A.-verzekering en met een bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare voorzieningen zoals dat door het college wordt bepaald op basis van informatie die verstrekt wordt door de hulpmiddelenleverancier van de gemeente. De bedragen en / of percentages worden als bijlage bij dit besluit opgenomen.
1.In de aanschaf van sportrolstoel wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt van
€ 2.831,85 en is bedoeld als bijdrage in de aanschaf, verzekering, onderhoud en reparatie van de sportrolstoel. Deze financiële tegemoetkoming wordt ten hoogste eenmaal per 3 jaar verstrekt.
2.Als de gehandicapte nog steeds actief lid van een sportvereniging is, kan aansluitend aan de in het tweede lid bedoelde periode van drie jaar jaarlijkse een financiële tegemoetkoming in de vorm van een forfaitair bedrag verstrekt van € 377,07 in de kosten van aanpassing, verzekering, onderhoud en reparatie van de sportrolstoel.
Hoofdstuk 7 Advisering en samenhangende afstemming.
Artikel 7.2. Samenhangende afstemming.
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 7.3. van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008, indien van toepassing, aandacht besteed aan:
Bijlage 1 bij het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Oisterwijk
Overzicht subsidiabele kostenposten woningaanpassingen
De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;
Ad 1 en 2: indien de voorziening in zelfwerkzaamheid wordt getroffen, dan vervalt de post loonkosten en worden alleen de materiaalkosten als subsidiabel aangemerkt.
het architecten-honorarium, echter uitsluitend in die gevallen dat de aanneemsom meer bedraagt dan € 1.036,02 en het noodzakelijk is dat een architect voor de woning-aanpassing wordt ingeschakeld. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen; het architectenhonorarium komt voor vergoeding in aanmerking tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande, dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1997/DNR 2005 van de BNA;
Bijlage 2 bij het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Oisterwijk
Ingevolge artikel 4.2 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2007 is het mogelijk om een financiële tegemoetkoming te krijgen in de kosten voor het aanbouwen of uitbreiden van een vertrek bij een bestaande woning of de extra bouwkosten bij een nieuw te bouwen woning.
Voor de berekening van deze tegemoetkoming wordt als basis genomen het extra aantal m2 dat volgens tabel 1a voor vergoeding in aanmerking komt, vermenigvuldigd met de verdiepingshoogte, met een maximum van 2,70 m.
De uitkomst van deze vermenigvuldiging in kubieke meters wordt vermenigvuldigd met de kubieke meterprijs ad € 431,38,-; dit bedrag is inclusief BTW.
Maximum totale subsidiabele bouwkosten (incl. BTW):
............. aantal m2 x 2,70 x € 431,38,-
Wanneer het woonoppervlak van de nieuw te bouwen woning groter is dan 75 m2 vermeerderd met het maximum aantal m dat noodzakelijk is volgens het programma van eisen (zie kolom 2 van tabel 1a), wordt geen financiële tegemoetkoming in de bouwkosten verstrekt.
Ingevolge artikel 4.2, onder b van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oisterwijk 2007 en artikel 4.1 lid 2 onder b van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Oisterwijk 2007 is het mogelijk om een financiële tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk is.
Een financiële tegemoetkoming in de extra grondkosten wordt bij een bestaande woning alleen verstrekt, indien uitbreiding of aanbouw op eigen grond niet mogelijk is. Bij een nieuw te bouwen woning waarvoor de perceeloppervlakte groter is dan 250 m² behoeft geen extra grond te worden verworven en wordt geen financiële tegemoetkoming verleend.
Het aantal m2 dat voor een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget in aanmerking komt, is per vertrek aan een maximum gebonden, zoals in onderstaande tabel aangegeven.
Maximum aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning:Soort vertrek -------- Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een ver-/uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek:
Eenpers. slp. kr. 10 m2 4 m2Tweepers. slpaapkamer 18 m2 4 m2
Het totale aantal extra m2 dat op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk is wordt vermenigvuldigd met de grondprijs per m2 ad:
Maximum totale subsidiabele grondkosten (incl. BTW) :
........... aantal m2 x € 291,72 of € 341,02.
Indien de aanleg van een verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, of tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort noodzakelijk is, kan in de kosten daarvan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Dit geldt zowel bij de aanleg van een nieuw pad als bij de aanpassing van een bestaand pad.
Voor de financiële tegemoetkoming geldt een maximumoppervlakte
van 20 m2 en een maximumprijs van € 55,40 per m2.
Indien de aanleg van een verhard terras, direct aansluitend aan de woonruimte, of de aanpassing van een bestaand terras noodzakelijk is, kan in de kosten daarvan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt.
Voor de financiële tegemoetkoming geldt een maximumoppervlakte van 6 m2 en een maximumprijs van € 35,90 per m2.
Bijlage 3 bij het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Oisterwijk
Kosten van onderhoud, keuring en reparatie
In artikel 4.8 van het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Oisterwijk 2007 is geregeld dat de kosten van onderhoud keuring en reparatie van woonvoorzieningen worden vergoed overeenkomstig deze bijlage.
Stoellift ja 1 x per 4 jr. Rolstoelplateaulift ja 1 x per 4 jr.
Staplateaulift ja 1 x per 4 jr.
Woonhuislift ja 1 x per 1,5 jr.
Hefplateaulift ja 1 x per 1,5 jr.
Onderhoud van Frequentie -- periodiekonderhoud
Rolstoelplateaulift 1 x per jaar
Bijlage 4 bij het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Oisterwijk
Het Collectief Vraagafhankelijk vervoer (Regiotaxi Midden Brabant).
Het vervoer per Regiotaxi geldt uitsluitend voor regionaal vervoer, conform de OV-zone- indeling, in het binnen- en buitengebied, zoals voor het Regiotaxi-vervoer Midden Brabant is vastgesteld en per zone-kaart is aangegeven. Het begin of het eind van een rit moet altijd in het binnengebied liggen, wil de vervoersvoorziening van toepassing zijn.
Voor elke rit is een basistarief van 1 strip (instapstrip) verschuldigd. Voor elke zone waarin wordt gereisd is men 1 strip extra verschuldigd.De Wmo-gerechtigde betaalt voor de eerste zone € 0,90 (inclusief de instapstrip). Voor elke volgende zone waarin wordt gereisd is de hij € 0,46 per zone verschuldigd.Indien de reisafstand meer dan 5 OV-zones bedraagt, geldt voor elke zone boven de vijf zones een eigen bijdrage van € 7,95.Deze eigen betaling dient per taxirit contant te worden voldaan aan de chauffeur.
De Wmo-gerechtigde kan zich door één begeleider laten vergezellen. De begeleider betaalt voor de eerste zone € 0,90 (inclusief de opstapstrip). Voor elke volgende zone waarin wordt gereisd is de begeleider € 0,46 per zone verschuldigd. Deze eigen betaling dient per taxirit contant te worden voldaan aan de chauffeur.Als de begeleiding naar het oordeel van het college medisch noodzakelijk is, is de begeleider geen betaling verschuldigd. Een Wmo-gerechtigde voor wie naar het oordeel van het college medische begeleiding noodzakelijk is, kan alleen als hij vergezeld is van een medisch begeleider reizen tegen het Wmo-tarief. Om als begeleider te kunnen worden aangemerkt moet de begeleidende persoon 16 jaar of ouder zijn.
Op aanvraag van de Wmo-gerechtigde kan het college de indicatie afgeven dat partner en kind(eren) of kinderen met de gehandicapte mogen meereizen (gezinstaxi). De mogelijkheid om voor gezinsvervoer een hele taxi af te huren is beperkt tot situaties waarin meerdere gezinsleden met de gehandicapte meereizen en van die meereizende gezinsleden tenminste één gezinslid jonger is dan 14 jaar.
Wmo-gerechtigde betaalt voor de eerste zone € 2,30 (inclusief het basistarief van 1 strip). Voor elke volgende zone waarin wordt gereisd is de Wmo-gerechtigde € 1,15 per zone verschuldigd, ongeacht het aantal meereizende gezinsleden. Deze eigen betaling dient per taxirit contant te worden betaald aan de chauffeur.
Voor vervoer dat niet valt binnen de reikwijdte van de Wmo, zoals vervoer ten behoeve van medische behandelingen ('ziekenvervoer' in de zin van de Ziekenfondswet) en leerlingenvervoer, kunnen Wmo-gerechtigden en (sociaal) begeleider niet reizen tegen het hierboven genoemde tarieven. Wel kan/kunnen hij/zij reizen tegen het reguliere CVV-tarief van € 1,55 per strip.
Per 1 januari 2008 gelden de volgende eigen reizigersbijdragen:
Tarief WMO-gerechtigden: € 0,46 per strip (+opstapstrip) tot max.5 zones;
Tarief WMO-gerechtigden: € 7,95 per strip voor elke strip boven de 5 zones;
Tarief sociale begeleider: € 0,46 per strip (+ opstapstrip) tot max. 5 zones;
Tarief sociale begeleider: € 7.95 per strip voor elke zone boven de 5 zones;
Tarief medisch begeleider: geen eigen bijdrage reiziger
Tarief gezinstaxi: € 1,15 per strip (+opstapstrip) tot max.5 zones (ongeacht aantal inzittenden);
Tarief gezinstaxi: € 7,95 per strip voor elke zone boven de 5 zones (ongeacht aantal inzittenden);
Tarief individueel vervoer € 0,46 per strip
Tarief ritten naar (medisch) adviseur
/hulpmiddelenverstrekker geen eigen bijdrage reiziger
Tarief WMO plus € 1,55 per strip
Tarief vrije reizigers € 1,55 per strip
Tarief kleine kernen € 0,46 per strip
Bijlage 5 bij het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Oisterwijk
Artikel 1. Financiële tegemoetkoming
Als de gehandicapte aantoont dat ten gevolge van medische redenen een of meer malen het weekendbezoek geen doorgang kon vinden, wordt daar bij het bepalen van het aantal ritten voor het nieuwe jaar rekening mee gehouden. Kunnen de gemaakte ritten van het voorgaande kalenderjaar niet als uitgangspunt worden genomen, omdat in dat jaar nog geen sprake was van behoefte aan de voorziening, dan wordt uitgegaan van de opgave van de gehandicapte het nieuwe jaar rekening gehouden.
Blijft dit aantal daadwerkelijk gereden ritten onder het aantal waarvoor een vergoeding is verstrekt, dan wordt het te veel verstrekte in mindering gebracht op de vergoeding van het eerstvolgende kalenderjaar. Is verrekening niet mogelijk, dan kunnen burgemeester en wethouders overgaan tot terugvordering van het ten onrechte verstrekte bedrag. Is het aantal daadwerkelijk gereden ritten groter dan het aantal waarvoor vergoeding is verstrekt, dan vindt nabetaling plaats.
Toelichting op het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning
Naast een Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Oisterwijk 2008 is er het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Oisterwijk 2008 (Besluit 2008). In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het besluit ingevuld.
Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd moet worden.
Het eerste onderwerp dat in het besluit aan de orde komt is het persoonsgebonden budget. Van alle soorten voorzieningen waarvoor een persoonsgebonden budget mogelijk is wordt in het Besluit uitgewerkt hoe het bedrag van het persoonsgebonden budget wordt samengesteld.
De invulling van de eigen bijdrageregeling is neergelegd in hoofdstuk 2.
In hoofdstuk 7 tot slot wordt geregeld boven welk bedrag in bepaalde omstandigheden advies gevraagd moet worden en hoe de samenhangende afstemming bij de toekenning, zoals genoemd in artikel 5 van de wet, wordt geregeld.
De genoemde bedragen zijn de bedragen die in 2008 worden gehanteerd. Indexering heeft plaatsgevonden op basis van het indexeringspercentage van 1,5%.
Hoofdstuk 1 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.
Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden (de leden 2, 3 en 4.).
Artikel 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.
Als tijdens onderzoek duidelijk wordt dat een aanvrager problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget, wordt dit als contra-indicatie opgevat.
Hieronder valt ook de situatie dat tijdens het onderzoek duidelijk wordt dat de aanvrager als gevolg van de financiële situatie waarin hij verkeert feitelijk niet zal kunnen beschikken over het persoonsgebonden budget. De gemeente heeft te allen tijde een motiveringsplicht. Daarnaast heeft de cliënt de mogelijkheid om in bezwaar te gaan indien het persoonsgebonden budget, volgens hem, ten onrechte niet wordt toegekend.
3.Artikel 6 van de wet bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders personen die aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze biedt tussen het ontvangen van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar persoonsgebonden budget, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan. De toelichting op dit artikel geeft een nuancering aan. De gemeente is niet verplicht de burger bij het concretiseren van haar voorzieningenbeleid een keuze uit verschillende voorzieningen te geven, maar ze is wel verplicht aan dit vraagstuk de nodige aandacht te schenken. “De gemeentelijke beleidsvrijheid om, bijvoorbeeld, vanwege redenen van efficiency een bepaalde voorziening slechts in één type te leveren, is dus in het stramien van dit wetsvoorstel zeer wel mogelijk, zolang deze is onderbouwd, en is afgewogen tegen het feit dat daarmee de keuzevrijheid van de burgers in kwestie nihil is”.
Een aantal woonvoorzieningen wordt uitsluitend verstrekt als voorziening in natura. Dit zal vooral gelden voor duurdere, losse en daarom vaak herbruikbare voorzieningen, zoals de tilliften. Bouwkundige woonvoorzieningen worden naar hun aard over het algemeen niet als voorziening in natura aangeboden. Een uitzondering hierop is de traplift en de aanpassingen in een huurwoning. Dit artikellid bepaalt dat deze woonvoorzieningen uitsluitend in natura worden aangeboden, om te voorkomen dat er sprake zal zijn van kapitaalvernietiging.
Deze verstrekking en het niet bieden van een keuze voor een persoongebonden budget hangt samen met het vormen van een depot of een woningvoorraad met aangepaste woningen en de daarmee samenhangende herverstrekking.
De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen wordt vanuit de inmiddels vervallen Wvg zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel is een bovenwettelijke voorziening, in de Wvg opgenomen naar aanleiding van een verzoek van de Tweede Kamer. Daarom wordt de verstrekking voortgezet zoals dat onder de Wvg gebeurt. Dit betekent dat een sportrolstoel niet verstrekt wordt als een persoonsgebonden budget, maar als een gemaximeerde financiële tegemoetkoming (zie artikel 6.2 van dit Besluit).
Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen en eigen aandeel.
Artikel 2.1. en 2.2 Omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel.
Hoofdstuk IV van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) geeft regels voor de eigen bijdragen bij voorzieningen in natura of PGB en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen.
Bij het bepalen van de eigen bijdrage moeten we de regels van de AmvB volgen.
De WMO biedt in artikel 15, lid 2 gemeenten de mogelijkheid om de eigen bijdrage voor de verschillende soorten van maatschappelijke ondersteuning verschillend vast te stellen.
Hoewel landelijk de meningen over de uitleg van het artikel verschillen, gaan wij er van uit dat verschil mag worden gemaakt tussen de eigen bijdrage die een klant verschuldigd is voor hulp bij het huishouden en voor de overige individuele Wmo-voorzieningen.
Hulp bij het huishouden (artikel 2.1)
Deze systematiek ligt tegen het voormalige AWBZ-systeem aan. De keuze voor dit systeem houdt in dat de totale opbrengst van de eigen bijdragen gegarandeerd is op het toenmalige niveau.
Overige individuele voorzieningen (artikel 2.2)
De eigen bijdrage voor een individuele voorziening wordt alleen gevraagd vanaf een bepaald inkomensgrens.
Artikel 2.3. Dertien perioden van vier weken.
Gedurende maximaal 36 maanden kan met de eigen bijdrage of eigen aandeel rekening worden gehouden als de voorziening bestaat uit:
De Wvg hield alleen rekening met de draagkracht die iemand heeft in een kalenderjaar.
De Wmo systematiek is hierop aangepast door het aantal perioden te stellen op 13 periodes van 4 weken.
Artikel 2.4 Financiële tegemoetkoming
De hoogte van de financiële tegemoetkoming kan op twee manieren worden verstrekt. Als forfaitair bedrag is het een maximum bedrag los van het inkomen of los van de werkelijk kosten. Als de financiele tegemoetkoming een nettobedrag is, dan wordt het eigen aandeel in mindering gebracht op de totale kosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Hoe dat eigen aandeel wordt berekend zie artikel 2.2 en 2.3 van dit Besluit.
Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden.
Artikel 3.1. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden.
In dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld.
De gemeente hanteert de klassensystematiek die ook in de AWBZ gehanteerd wordt.
Het te verstrekken bedrag is gebaseerd op de bij het midden van de klasse behorende aantal uren, eveneens vermenigvuldigd met het uurbedrag dat 75% is van het uurbedrag zorg in natura. Dat betekent dat in klasse 1 het bedrag gebaseerd is op 1 uur zorg, in klasse 2 op 3 uur, in klasse 3 op 5,5 uur, in klasse 4 op 8,5 uur, in klasse 5 op 11,5 uur en in klasse 6 op 14,5 uur.
De gemeente kent de mogelijkheid om additionele uren te verstrekken boven de hoogste klasse 6. De vergoeding per uur is in het besluit opgenomen.
Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen.
Artikel 4.1. Financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening, dan wel uitraasruimte.
In artikel 4.1 is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel voor een woonvoorziening wordt vastgesteld. Het gaat daarbij om de kosten van een door de gemeente opgestelde kostenberekening dan wel de door het college geaccepteerde offerte. Hiermee wordt bedoeld dat de hoogte van de financiële tegemoetkoming gelijk is aan de opgestelde kostenberekening of goedgekeurde offerte, minus het eigen aandeel. In de opgestelde kostenberekening dan wel goedgekeurde offerte kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbijaan de kosten vanbouw, maar ook aan eventuele kosten architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht. Zie bijlage 1 bij het dit besluit: Overzicht subsidiabele kostenposten woningaanpassingen.
Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen.
Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel.
Artikel 5.1 Hoogte persoonsgebonden budget.
Artikel 5.1 regelt de wijze waarop het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld. Hierbij wordt conform de Verordening Wmo uitgegaan van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening. Het pgb voor de voorziening kan verhoogd worden met een bedrag voor de wettelijk verplichte W.A.-verzekering en met een bedrag voor onderhoud en reparatie.
Het bedrag dat voor verzekering, onderhoud en reparatie beschikbaar wordt gesteld komt bepaalt het college op basis van informatie die verstrekt wordt door de hulpmiddelenleverancier van de gemeente. De bedragen en/of percentages worden als bijlage bij dit besluit opgenomen
In de Verordening Wmo is in artikel 5.4 de inkomensgrens opgenomen. De grens waarboven een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking komen.
Artikel 5.2 legt vast vanaf welke grens de auto algemeen gebruikelijk wordt geacht. Deze grens werd in de Wvg uitgedrukt in termen afgeleid van het norminkomen. De Algemene Maatregel van Bestuur spreekt evenwel niet meer over het norminkomen.
Artikel 5.3. Tegemoetkomingen vervoer.
Artikel 5.3 legt het forfaitaire bedrag vast voor de autokostenvergoeding. Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, volgt uit de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en zal in de beleidsregels verder worden uitgewerkt.
Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning.
Artikel 6.1. Hoogte van het persoonsgebonden budget
Artikel 6.1 regelt de wijze waarop het persoonsgebonden budget voor rolstoelen wordt vastgesteld. Hierbij wordt conform de Verordening Wmo uitgegaan van de tegenwaarde van de goedkoopst-adequate voorziening. Het pgb voor de voorziening kan verhoogd worden met een bedrag voor de wettelijk verplichte W.A.-verzekering en met een bedrag voor onderhoud en reparatie.
Het bedrag dat voor verzekering, onderhoud en reparatie beschikbaar wordt gesteld komt bepaalt het college op basis van informatie die verstrekt wordt door de hulpmiddelenleverancier van de gemeente. De bedragen en/of percentages worden als bijlage bij dit besluit opgenomen.
Elke rolstoel die enige aanpassing behoeft zal uitkomen op een ander bedrag. Daarom vindt vaststelling van het persoonsgebonden budget bij rolstoelen vaak per rolstoel plaats.
Hoofdstuk 7 Advisering en samenhangende afstemming.
Artikel 7.1. Verplicht advies.
De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2007 werd in artikel 7.3 lid 2 onder a bepaald dat in situaties boven een bepaald bedrag verplicht advies gevraagd moet worden. In dit artikel van het Besluit 2007 werd dit bedrag vastgelegd. In de verordening van 2008 is deze bepaling niet meer opgenomen, waardoor het artikel in het Besluit van 2008 ook is komen te vervallen.
Artikel 7.2. Samenhangende afstemming.
De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2008 bepaalt in artikel 7.4 dat in dit Besluit bepaald moet worden op welke wijze de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager. Bij deze eisen is aangesloten bij de eisen die het Zorgindicatiebesluit stelt ten aanzien van het onderzoek inzake de AWBZ. Hierdoor is enerzijds de samenhang met de AWBZ gewaarborgd, maar wordt anderzijds ook een ruime hoeveelheid informatie vergaard waarmee het college een zorgvuldig, op de individuele situatie af te stemmen besluit kan nemen.