Organisatie | Tilburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Tilburg |
Citeertitel | Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Tilburg |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen.
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2007 | 08-07-2016 | nieuwe regeling | 12-03-2007 Gemeenteblad, 2007, 8 | 2007/039 |
De raad van de gemeente Tilburg;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 140 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 134 van de Wet op de expertisecentra en artikel 96g van de Wet op het voortgezet onderwijs
vast te stellen de navolgende Verordening materiële finaciële gelijkstelling onderwijs gemeente Tilburg.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voor zover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;
school: school voor basisonderwijs, school voor (voortgezet) speciaal onderwijs en school voor voortgezet onderwijs;
school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra en een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;
Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels
De raad kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen. Hierbij bepaalt de raad hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.
Paragraaf 2.1 Aanvraag voorzieningen; weigeringsgronden
Artikel 4 Toevoegen, wijzigen en intrekken
Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening, wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekendgemaakt door het college.
Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgend tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij het college. De indieningsdatum is niet van toepassing indien voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluit het college om de aanvraag niet te behandelen. Bij de indiening van een aanvraag en de verstrekking van de gegevens dient het schoolbestuur gebruik te maken van het door het college vastgestelde formulier.
Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.
Paragraaf 2.2 Aanvraag aanvullende voorzieningen; weigeringsgronden
Het college besluit binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag of binnen acht weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens. Binnen vier weken na de datum van de beschikking stelt het college het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.
Paragraaf 2.3 Toekenning; intrekking of wijziging; verbod vervreemding
Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen (*en voorschotten) kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handelingen als bedoeld in artikel 13, eerste lid onder b, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken. Ten onrechte feitelijk beschikbaar gestelde voorzieningen kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de voorziening is toegekend nog geen vijf jaren zijn verstreken en de aard van de voorziening dit mogelijk maakt.
Artikel 14 Verbod tot vervreemding
Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen, is niet toegestaan zonder toestemming van het college tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.
Artikel 15 Informatieverstrekking
Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.
Specifieke bepalingen ten behoeve van de verdeling van de middelen voor praktijk gericht onderwijs.
I. Aanduiding van de voorziening
Vergoeding voor de aanpassing van de huisvesting van een bestaand school-gebouw waardoor dat gebouw beter geschikt wordt gemaakt voor praktijkgericht onderwijs.
Onder een bestaand gebouw wordt mede verstaan een gebouw waarvan de realisatie als zover gevorderd is dat oplevering en ingebruikneming in 2007 of 2008 zal plaatsvinden. Bij de aanpassing van het gebouw kan het tevens gaan om een nieuwe inrichting ten behoeve van het praktijkgericht onderwijs.
De aanvraag voor de subsidie dient vóór 1 mei 2007 te worden ingediend.
III Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend
IV Toekenningscriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening
Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs
De voorziening staat open voor alle hoofdvestigingen en nevenvestigingen binnen de gemeentegrenzen.
Een school komt in aanmerking voor deze voorziening indien deze niet eerder op basis van deze verordening ter beschikking is gesteld.
Voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Tilburg, zoals deze op het moment van toepassing luidt, komen niet voor subsidie in aanmerking op basis van deze verordening.
V Wijze van toekenning met de daarbij behorende berekeningseenheid
-het aantal leerlingen (V)SO, ouder dan 12 jaar (inclusief ZMLK) op 1 oktober 2005, zoals opgegeven op de leerlingentelling OCW/CFI:
€ 1.000,- per leerling (V)SO ouder dan 12 jaar (inclusief ZMLK), en
€ 140,- extra per leerling ZMLK;
-een plan waarin de aanvraag wordt onderbouwd. Uit dit plan moet blijken om welke aanpassingen het gaat, wat daarvan de doelstelling is en welk bedrag wordt gevraagd.
Er is sprake van een subsidieplafond. Dit bedraagt € 350.000,-.
Het beschikbare bedrag wordt verdeeld over alle aanvragen die voor toekenning in aanmerking komen. Wanneer het subsidieplafond wordt overschreden, worden de bedragen zoals genoemd bij artikel V aangepast naar rato van de berekeningseenheid.
Toelichting specifieke bepalingen
In het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) is er behoefte aan een versterking van de mogelijkheden voor arbeidstoeleiding zodat leerlingen beter kunnen worden voorbereid op arbeidsmatige activiteiten. Meer praktijkgericht onderwijs betekent dat meer praktijkgerichte ruimte nodig is.
Om dit mogelijk te maken verdeelt de gemeente eenmalig een bedrag van € 324.000,-aan de (V)SO scholen.
I.Aanduiding van de voorziening
Hier staat aangegeven dat het gaat om een vergoeding voor de aanpassing aan de huisvesting van een bestaand schoolgebouw waardoor dat gebouw beter geschikt wordt gemaakt voor praktijkgericht onderwijs. Bij aanpassing kan het ook gaan om een nieuwe inrichting of om nieuwe materialen waardoor beter praktijk-gericht onderwijs mogelijk is.
Gekozen is voor de datum van 1 mei 2007, zodat de vergoedingen zo spoedig mogelijk kunnen worden toegewezen.
III.Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend
Omdat het om eenmalige gelden gaat, is ervoor gekozen het kalenderjaar 2007 als tijdvak te kiezen.
IV.Toekenningscriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor de voorziening
Het geheel van criteria zoals geformuleerd onder IV geeft de omstandigheden weer waarin de school moet verkeren om in aanmerking te komen voor de voorziening.
Hier is aangegeven dat de mogelijkheid om de voorziening aan te vragen wordt geopend voor scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de verordening.
Hier is aangeven dat de voorziening open staat voor een nevenvestiging binnen de gemeentegrenzen van een hoofdvestiging in een andere gemeente. Deze bepaling is alleen van toepassing voor gemeenten waarvan de hoofdvestiging ook nevenvestiging(en) in een of meer andere gemeentes heeft.
Nevenvestigingen van een in de gemeente gelegen hoofdvestiging vallen onder de reikwijdte van de verordening van de gemeente van hoofdvestiging. Dit geldt ook wanneer de nevenvestiging niet op het grondgebied is gesitueerd van de gemeente van de hoofdvestiging.
Voor het opnemen van deze bepaling is gekozen omdat de gelden in het gemeentefonds verdeeld zijn over de gemeenten met dit type onderwijs binnen de gemeentegrenzen. Daarbij is een onderscheid gemaakt naar hoofd- en nevenvestiging. Met andere woorden: de gemeente krijgt extra geld in het gemeentefonds voor de nevenvestiging(en) binnen de gemeentegrenzen.
Door het opnemen van deze bepaling wordt het mogelijk gemaakt om dat geld ook daadwerkelijk toe te leiden naar de school waarvoor dat bedoeld is.
Het betreft hier een eenmalige subsidie waarop door de school maar eenmalig aanspraak kan worden gemaakt.
V Wijze van toekenning met eventueel daarbij behorende berekeningseenheid
De ‘wijze van toekenning’ geeft de grondslag aan voor toekenning van voorzieningen. Op grond van de wet dient de verordening te voorzien in een behandeling naar dezelfde maatstaf. Met de invulling van dit element van de bijlage wordt op een objectiveerbare wijze – voor wat betreft het bepalen van de omvang van de toekenning – hieraan invulling gegeven.
Er wordt aangesloten bij de systematiek zoals die gebruikt is voor verdeling van de FES middelen in het gemeentefonds. De verdeling vindt plaats via een maatstaf die eenmalig speciaal voor dit doel in het leven is geroepen, namelijk het aantal leerlingen (V)SO ouder dan 12 jaar (inclusief ZMLK) op 1 oktober 2005. Dit betekent dat voor elke (V)SO-leerling ouder dan 12 jaar eenmalig een bedrag van € 1.000,- beschikbaar wordt gesteld.
Aanvankelijk telden verbreed toegelaten leerlingen niet mee voor de bepaling van de hoogte van de uitkering uit het gemeentefonds. In november 2006 is dit gecorrigeerd.
Daarnaast wordt voor leerlingen ZMLK een (eenmalig) extra bedrag beschikbaar gesteld. Het gaat hier om een incidentele impuls voor het jaar 2006. Ook dit bedrag wordt verdeeld via een maatstaf die eenmalig speciaal hiervoor in het leven is geroepen, namelijk het aantal leerlingen ZMLK op 1 oktober 2005. Dit komt neer op een extra toevoeging van € 140,- per leerling VSO-ZMLK. Voor deze leerlingen is er dus een bedrag van (1.000 + 140) 1.140 euro per leerling beschikbaar.
Aan het VSO ZMLK zijn ook de SO ZMLK leerlingen toegevoegd van 13 jaar en ouder op een school zonder VSO component. Verbreed toegelaten leerlingen zijn hierbij buiten beschouwing gelaten. Een verbreed toegelaten leerling is een leerling, die door een commissie voor de indicatiestelling toelaatbaar is verklaard tot een andere onderwijssoort binnen het regionaal expertisecentrum dan de onderwijssoort die door de school, waar de leerling is meegeteld, wordt verzorgd.
Bij beide maatstaven is gekozen om 1 oktober 2005 als definitief vaststellingsmoment te gebruiken. Ook hier is aangesloten bij de verdelingssystematiek van de FES-middelen in het gemeentefonds. Reden hiervoor is dat het hier middelen betreft afkomstig uit het FES-fonds met een specifiek doel en voor een specifieke doelgroep. Daarbij biedt dit vaststellingsmoment voor alle betrokken partijen duidelijkheid over het totaal beschikbare budget.
Zoals gezegd is bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding voor dit model uitgegaan van de FES-middelen die voor dit doel aan het gemeentefonds zijn toegevoegd. De gemeente kan dit bedrag, in het kader van lokaal beleid hoger vaststellen.
Dit bedrag is het maximale bedrag dat per leerling ter beschikking wordt gesteld. Indien het subsidieplafond (zie V.) wordt uitgeput, kan het namelijk noodzakelijk zijn om minder per berekeningseenheid uit te keren.
Tot slot wordt aan het schoolbestuur gevraagd in een plan in te dienen waarmee de aanvraag wordt onderbouwd en inzichtelijk wordt gemaakt waaraan het geld wordt uitgegeven.
Voor deze voorziening wordt een subsidieplafond gehanteerd. Dat bedrag is gelijk aan het budget dat voor de gemeente Tilburg voor dit doel is toegevoegd aan het gemeentefonds.
Aan een subsidieplafond moeten verdelingsregels worden gekoppeld. Wanneer het plafond wordt overschreden, is er in dit model voor gekozen om het beschikbare bedrag te verdelen over alle aanvragen die voor toekenning in aanmerking komen. De bedragen per leerling, genoemd bij V. worden in dat geval naar rato aanpast/naar beneden bijgesteld.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 maart 2007