Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Deurne

Verordening participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand Deurne 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDeurne
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand Deurne 2013
CiteertitelVerordening participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand Deurne 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 147
  2. Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1
  3. Wet werk en bijstand, art. 8, lid 2
  4. Wet werk en bijstand, art. 35, lid 5
  5. Wet werk en bijstand, art. 48, lid 4

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201330-04-2021nieuwe regeling

11-12-2012

Gemeenteblad, 2012, 17

82b

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand Deurne 2013

 

 

Verordening participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand Deurne 2013

DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE

overwegende dat vaststelling van een verordening wettelijk is voorgeschreven;

 

overwegende, dat het van wezenlijk belang wordt geacht dat kinderen zich door maatschappelijke participatie kunnen ontplooien en ontwikkelen en daarin niet belemmerd worden door de financiële positie van de ouder(s), dat gemeenten daaraan dienen bij te dragen door het voeren van beleid, gericht op inkomensondersteuning van ouders met schoolgaande kinderen;

 

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 oktober 2012, nr. 82;

 

gehoord de commissie Samenling d.d. 14 november 2012;

 

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet, artikel 8, lid 1, sub g, en lid 2, sub d, juncto artikel 35, lid 5, alsmede artikel 48, lid 4, van de Wet werk en bijstand;

 

BESLUIT

 

Vast te stellen de navolgende

 

Verordening participatie schoolgaande kinderen

Wet werk en bijstand Deurne 2013

 

Hoofdstuk1.Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne;

    • b.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • c.

      1º alleenstaande ouder: een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub b, van de wet;

      2º gezin: een gezin als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub c, van de wet;

      3º kind: een ten laste komend kind in de leeftijd van 4 jaar tot en met 17 jaar en dat onder

      wijs of een beroepsopleiding volgt;

    • d.

      bijstandsnorm: de bijstandsnorm als bedoeld in artikel 5, sub c, van de wet;

    • e.

      inkomen:het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet waarbij een eventuele bijstandsuitkering in afwijking van artikel 32 van de wet, voor de beoordeling van het recht op categoriale bijstand als inkomen wordt gezien; vermogen: het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet op de aanvraagdatum; bijdrage: de categoriale bijzondere bijstand als bedoeld in artikel 35, lid 5, van de wet. maatschappelijke participatie: het deelnemen aan activiteiten met een sportief, educatief,  sociaal dan wel cultureel karakter

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Doel en strekking

De regeling beoogt het bevorderen van de maatschappelijke participatie van schoolgaande kinderen die belemmeringen ondervinden in die participatie door de financiële positie van hun ouders. Het verstrekken van bijdragen in de kosten van participatie-uitgaven dient ter voorkoming of het doorbreken van een sociaal isolement.

Artikel 3. Maatschappelijke participatie

Onder maatschappelijke participatie wordt verstaan:

  • a.

    lidmaatschap van een jeugd-, sport- of ont-span-nings-vereniging;

  • b.

    deelneming aan muziek- en/of dansonderwijs of creatieve vorming;

  • c.

    bezoek aan een gelegenheid/activiteit zoals een zwembad, bibliotheek, theater, concert, museum, bioscoop en/of pretpark;

  • d.

    deelneming aan schoolreisjes, excursies en andere door school georganiseerde activiteiten;

  • e.

    activiteiten op het gebied van het maatschappelijk wel-zijn.

  • f.

    de aanschaf van een computer bij de overgang van een schoolgaand kind van de basisschool naar het voortgezet onderwijs

Artikel 4. Rechthebbenden

a.De alleenstaande ouder of het gezin met een of meer kinderen, die/dat gedurende de periode

van minstens één jaar is aangewezen op een inkomen wat gemiddeld per maand niet uitkomt

boven 110 % van de geldende bijstandsnorm, alsmede niet beschikt over in aanmerking te

nemen vermogen.

b.Als periode onder a wordt in aanmerking genomen het kalenderjaar voorafgaande aan de da

tum waarop de aanvraag is ingediend.

c.Het kind waarvoor de bijdrage wordt aangevraagd, dient op de aanvraagdatum aan het leef

tijdscriterium als bedoeld in artikel 1, lid 2, sub c, onder 3º, van de verordening te voldoen.

d.Voor de toepassing onder a. en b. wordt het inkomen en het vermogen conform draagkrachtre

gels individuele bijzondere bijstand 2012 van de gemeente Deurne vastgesteld.

Hoofdstuk 2. De bijdrage

Artikel 5. De aanvraag

Een aanvraag om een bijdrage in de kosten van participatie-uitgaven wordt door de (alleenstaande) ouder zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid, ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier en is voorzien van de op dit formulier gevraagde bijlagen.

Artikel 6. Bedrag

De hoogte van de bijdrage ten aanzien van de activiteiten zoals genoemd in artikel 3 onder a t/m e is € 125,00 per kind in een kalenderjaar.

De hoogte van de bijdrage ten aanzien van de activiteit zoals genoemd in artikel 3 onder f is € 500,00 per gezin in een periode van vijf kalenderjaren.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 7.

Door of namens het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belang-hebbende worden afgeweken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8.

Deze verordening treedt na bekendmaking op 1 januari 2013 in werking.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 11 december 2012.

De griffier De voorzitter,

 

Verordening participatie schoolgaande kinderen Wet werk en bijstand Deurne 2013

 

Algemene Toelichting

 

In de motie Blanksma-Spekman c.s. heeft de Tweede Kamer de regering gevraagd om gemeenten financieel af te rekenen door een korting op de algemene uitkering uit het gemeentefonds, als die onvoldoende bijdragen aan de rijksdoelstelling om het aantal kinderen uit arme gezinnen dat vanwege financiële redenen maatschap-pelijk niet meedoet, met de helft terug te dringen. Bij de uitvoering van deze motie heeft de regering gekozen voor een uitwerking die recht doet aan het uiteindelijke doel van de motie, namelijk in de Wet werk en bijstand gemeenteraden voor te schrijven dat zij gehouden zijn een verordening op te stellen met betrekking tot het verlenen van categoriale bijzondere bijstand voor de kosten in verband met maatschappelijke participatie van ten laste komende kinderen die onderwijs of een beroepsopleiding volgen. Voorts dient invulling te worden gegeven aan het begrip maatschappelijke participatie.

Deze vorm van categoriale bijzondere bijstand wordt alleen verstrekt aan personen met een inkomen van maximaal 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

 

Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden op ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst. Alhoewel de regering er vanuit gaat dat de meeste ouders zich inzetten voor een goede toekomst voor hun kind, wil de regering voorkomen dat deze specifieke ondersteuning voor andere zaken kan worden aangewend. Om die reden acht de regering het wenselijk om de categoriale bijzondere bijstand aan deze groep in natura en niet als geldbedrag uit te keren. Als verstrekking in natura naar het oordeel van het college leidt tot een ondoelmatige uitvoering hiervan, kan gekozen worden voor een andere vorm.

De regering realiseert zich dat gezien de aard van hetgeen geregeld wordt een verstrekking in natura in een aantal gevallen ondoelmatig of ondoeltreffend kan zijn, nog afgezien van het feit dat er discussie kan ontstaan over wat nu wel of niet als in natura is te duiden. Daarom is in de wet de mogelijkheid opgenomen,dat wanneer verstrekking in natura ondoelmatig is, het college mag afwijken van deze verplichting.

Door deze mogelijkheid te bieden om op andere wijze te bewerkstelligen dat een kind deel kan nemen aan noodzakelijke activiteiten, wil de regering tot uitdrukking brengen dat gemeenten de doeltreffendheid de doorslag kunnen laten geven. De regering voorziet dat gemeenten aldus geen belemmeringen zouden moeten ervaren om voorzieningen te treffen gericht op maatschappelijke participatie en ontwikkeling van kinderen.

Gelet op de vele soorten van activiteiten die in de verordening onder het begrip van maatschappelijke participatie worden geschaard, de waarde van de verstrekking in natura uitgedrukt in geld, stigmatisering van de doelgroep, alsmede de uitvoeringskosten in ogenschouw genomen, leidt verstrekking in natura tot een ondoelmatige uitvoering van de regeling. Gekozen is dan ook voor een geldelijke bijdrage.

 

Een categoriale voorziening impliceert niet dat ambtshalve de bijdrage wordt verstrekt. Er moet nog steeds een aanvraag ingediend worden, maar de beoordeling hiervan is veel eenvoudiger. Er behoeft alleen getoetst te worden of de persoon behoort tot de categorie die in de wet is omschreven, dus zonder na te gaan of de kosten waarvoor die bijstand wordt verleend in het geval van aanvrager daadwerkelijk noodzakelijk en gemaakt zijn.

 

De verordening krijgt op voorhand geen structureel karakter. De effecten van de verordeningsplicht op de participatie van de betreffende doelgroep worden na twee jaar door het rijk geëvalueerd. Vervolgens vindt een beoordeling plaats of het wel of niet wenselijk is om structureel te blijven verplichten om op het beleidsterrein van participatie van kinderen, regels in een verordening vast te leggen en is er een afwegingsmoment om te bezien hoe hiermee verder moet worden omgegaan.

 

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1.

In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die in de verordening voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities in de wet om ervoor te zorgen, dat er zoveel mogelijk aansluiting blijft bij de wetgeving die van toepassing is.

Artikel 2.

Hiermee is doel en strekking van de regeling verwoord.

Artikel 3.

Gekozen is voor die activiteiten waarbij actief aan de samenleving wordt deelgenomen.

Bij de evaluatie van het Sociaal Programma 2008 – 2010 is geconcludeerd dat de PC-regeling erg gewaardeerd wordt. Als vervolg op de PC-regeling die tot 01-01-2013 loopt, wordt in deze verordening de mogelijkheid geboden om voor € 500,- een computer aan te schaffen een wordt de aanschaf van een computer (in elke vorm dan ook en eventuele bijbehoren en/of internetabonnement) nog opengesteld voor schoolgaande kinderen die de overgang maken van de basisschool naar het voortgezet onderwijs. Binnen dit gezin dient echter de afgelopen 5 jaar niet reeds eerder een pc verstrekt te zijn (deze jarentelling werkt ook door bij de pc-regeling die tot 01-01-2013 heeft gelopen).

Artikel 4.

Benadrukt wordt, dat het hierbij gaat om personen met een hen ten laste komend kind. Dus een kind waarvoor de alleenstaande ouder of de gehuwde aanspraak kan maken op kinderbijslag. Voorts dient onderwijs te worden gevolgd.

Artikel 5.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 6.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 6.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 7.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 8.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.