Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Schagen

Algemene subsidieverordening gemeente Schagen 2013.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSchagen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening gemeente Schagen 2013.
CiteertitelAlgemene subsidieverordening gemeente Schagen 2013.
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 149

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-01-201308-01-2015Onbekend

03-01-2013

Schager Weekblad 9 januari 2013

2013-07

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening gemeente Schagen 2013.

 

De raad van de gemeente Schagen,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

 

BESLUIT:

vast te stellen de Algemene Subsidieverordening Schagen 2013 en tegelijkertijd in te trekken de Algemene Subsidieverordening Schagen 2001, de (gewijzigde) Algemene subsidieverordening gemeente Harenkarspel 2007 en de Algemene subsidieverordening Zijpe 2006.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente

    Schagen;

  • b.

    raad: raad van de gemeente Schagen;

  • c.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden

    van de aanvrager;

  • d.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantalboekjaren aan een instelling voor een periode van maximaal

    vier jaar wordt verstrekt;

  • e.

    budgetsubsidie: een subsidie waarbij de organisatie een bedrag krijgttoegewezen om een van te voren overeengekomen werkprogramma of activiteitenpakket uit te voeren en na afloop verantwoording dient af te leggen over de omvang en kwaliteit van het uitgevoerde werkprogramma of activiteitenpakket.

  • f.

    waarderingssubsidie: een subsidie voor activiteiten van een organisatiewaarbij in beginsel geen verband staat tussen de kosten die de organisatiemaakt en de subsidie die zij ontvangt;

  • g.

    subsidietijdvak: de periode waarvoor subsidie wordt verstrekt.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

1.De raad stelt vast dat voor de volgende beleidsterreinen subsidie kan

worden verstrekt:

  • a.

    algemeen bestuur;

  • b.

    openbare orde en veiligheid;

  • c.

    verkeer en vervoer;

  • d.

    economische zaken;

  • e.

    onderwijs;

  • f.

    cultuur, sport en recreatie;

  • g.

    sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

  • h.

    volksgezondheid en milieu;

  • i.

    ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

Artikel 3. Bevoegdheid college

  • 1.

    Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en – indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd – onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverleninte verbinden.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad besluit tot het instellen van subsidieplafond(s).

  • 2.

    Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3.

    Het college kan, met inachtneming van de ingevolge artikel 2, door de raad vastgestelde beleidsterreinen en regels, nadere regels stellenomtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 4.

    Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5.

    Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Het college kan verlangen dat de aanvraag wordt ingediend met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

  • a.

    een werkplan, waarin ten minste het volgende wordt beschreven:

    • ·

      de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • ·

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd;

    • ·

      de wijze waarop de activiteiten aan dat doel bijdragen; en

    • ·

      in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haaringezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

  • b.

    een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

  • c.

    indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de

    egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt,voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4.

    Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende zijn.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken gerekend vanaf de in artikel 6, eerste lid, genoemde uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarop de aanvraag is ingediend.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 8. Weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen worden geweigerd, indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet in overwegende mate gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen

      van de gemeente;

    • b.

      de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden aan de

      activiteiten en/of het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

    • c.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • e.

      de doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele gerichtheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid ter opheffing van maatschappelijke achterstand;

    • f.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd een partijpolitiek, religieusof levensbeschouwelijk karakter hebben;

    • g.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd reeds in voldoende mate in de gemeente Schagen worden aangeboden dan wel op andere wijze aan de

      inwoners van de gemeente Schagen worden aangeboden;

    • h.

      door de verlening van de subsidie het maximaal beschikbare bedrag in het subsidieplafond wordt overschreden.

Artikel 9. Wet BIBOB

Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinenof onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Hoofdstuk 5 Verlening van de subsidie

Artikel 10. Verlening subsidie

  • 1.

    Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan opwelke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 2.

    Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en besteding van de subsidie.

Artikel 11. Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, kan de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaatsvinden.

  • 2.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

  • 3.

    Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt inhet besluit tot subsidieverlening, de hoogte en de termijnen van de

    voorschotten bepaald.

Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 12. Tussentijdse rapportage

Bij budgetsubsidieswelke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, legt het college de verplichting op tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoordingwordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd, tenzij in de uitvoeringsovereenkomst anders is overeengekomen.

Artikel 13. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 14. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijkschriftelijk over:

  • a.

    besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de

    activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van derechtspersoon;

  • b.

    relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding

    met derden;

  • c.

    ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot

    subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

  • d.

    wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van derechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3.

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voorhandelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 7 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 15. Verantwoording waarderingsubsidies

  • 1.

    Waarderingssubsidies worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijkmoeten zijn verricht.

  • 2.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 16. Verantwoording budgetsubsidies

  • 1.

    Bij budgetsubsidies dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststellinguiterlijk vóór 1 juni in het jaar na afloop van het kalenderjaar bij het college in te dienen.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en

      inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop en

    • d.

      een accountantsverklaring.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 17. Vaststelling subsidie

  • 1.

    Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2.

    Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan,volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3.

    Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen,waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4.

    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen

Artikel 18. Vermogensvorming, voorzieningen en reserves

  • 1.

    Het college is bevoegd regels te stellen omtrent de vorming van reserves en voorzieningen, alsmede omtrent de vermogensvorming.

  • 2.

    De subsidieontvanger is, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor in de volgende gevallen een vergoeding verschuldigd aan het college:

    • a.

      indien de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies ofbeschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemdegoederen;

    • b.

      indien de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden

      beëindigd;

    • c.

      indien de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken ofde subsidie wordt beëindigd;

    • d.

      indien de rechtspersoon die subsidie ontvangt wordt ontbonden.

  • 3.

    De hoogte van de in het vorige lid bedoelde vergoeding wordt bepaald door het college, maar ingeval van ontbinding van de rechtspersoon die subsidie ontvangt vervalt het batig saldo van de liquidatierekening - gelimiteerd tot het bedrag dat opgebouwd is met (behulp van) gemeentelijke subsidie - aan de gemeente en zal de raad het batig saldo een bestemming geven die gericht is op het belang/welzijn van de inwoners van Schagen.

Artikel 19. Termijnstelling en verrekening verhuur

  • 1.

    Het college kan bepalen dat de toegekende subsidie in één termijn beschikbaar wordt gesteld dan wel in maandelijkse of kwartaaltermijnen.

  • 2.

    Indien de organisatie is gehuisvest in een gemeentelijke accommodatie kan het college bepalen dat de hiermee verband houdende huurvergoeding wordt verrekend met de uitbetaling van de subsidie.

Artikel 20. Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze

verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering

van de artikelen 1, 2, 3 en 8, voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 21. Intrekking

De Algemene subsidieverordening Schagen 2001, de (gewijzigde) Algemene subsidieverordening gemeente Harenkarspel 2007 en de Algemene subsidieverordening gemeente Zijpe 2006 worden ingetrokken.

Artikel 22. Overgangsbepalingen

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze verordening worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Schagen 2001, (gewijzigde) Algemene subsidieverordening gemeente Harenkarspel 2007 en Algemene subsidieverordening gemeente Zijpe 2006.

Artikel 23. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

Artikel 24. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening gemeente Schagen 2013.

 

 

Algemene toelichting

Deze verordening is gebaseerd op de modelverordening, die de VNG heeft opgesteld vanuit haar adviserende functie om het subsidiebeleid van gemeenten te stroomlijnen en te actualiseren. De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kent in titel 4.2 een uitgebreide regeling voor Subsidieverstrekking door bestuursorganen. Deze regeling in de Awb biedt gemeenten veel vrijheid bij de invulling van hun lokale subsidiebeleid. Gemeenten maken dankbaar gebruik van deze autonome bevoegdheid. Uit het toenemend aantal vragen, dat de VNG ontvangt van haar leden over het opstellen en uitvoeren van het gemeentelijke subsidiebeleid, blijkt er desondanks behoefte te bestaan aan enig houvast. Na de uitgave van de ‘VNG Algemene wet bestuursrecht, derde tranche, subsidieverstrekking door gemeenten’ is er vraag naar een raamwerk of modelverordening. Om deze reden heeft de VNG besloten een model Algemene subsidieverordening op te stellen met een uitgebreide toelichting.

Om de gemeenten te ondersteunen bij het vormgeven van hun regelgeving heeft de VNG, in het kader van het project ‘Minder regels’, de afgelopen jaren hard gewerkt aan de deregulering en vereenvoudiging van al haar modelverordeningen. Bij de ontwikkeling van deze nieuwe modelverordening is nadrukkelijk ook gekeken naar dereguleringsmogelijkheden binnen het subsidieproces. Een belangrijk aspect in het subsidietraject is gelegen in vereenvoudiging van de regels voor de verantwoording van de subsidie. Ter vermindering van de administratieve en bestuurlijke lasten op dit punt is rijksbreed een kader ontwikkeld door het ministerie van Financiën. Bij het opstellen van deze Algemene subsidieverordening is ook naar dit kader gekeken voor aanknopingspunten en zijn deze zoveel mogelijk toegespitst op de gemeentelijke praktijk. Het onderhavige model is in overleg met diverse deskundigen op het gebied van (gemeentelijke) subsidieverstrekking tot stand gekomen. Tevens is dankbaar gebruik gemaakt van de ervaringen van gemeenten, die al een Algemene subsidieverordening hebben.

Artikelgewijze toelichting
Artikel 1Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen verduidelijkt, die in de verordening

worden gehanteerd. Hoewel er momenteel vele namen voor verstrekte subsidies bestaan, onderscheiden deze zich in juridische zin slechts door het feit of het een jaarlijkse dan wel incidentele subsidie betreft. De juridische betekenis van dergelijke benamingen is echter beperkt. De subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is immers materieel: het is afhankelijk van de feitelijke situatie en niet van de benaming of de financiële verstrekking voldoet aan het subsidiebegrip, zoals omschreven in artikel 4:21 Awb. De Awb fungeert slechts als basisregeling en biedt veel beleidsvrijheid aan de opstellers van bijzondere subsidieregelingen en subsidiebeschikkingen. Het is echter de vraag of een veelvoud aan benamingen de praktijk ten goede komt. Daarom wordt in aansluiting op de modelverordening van de VNG een tweedeling in type subsidies aangebracht (jaarlijkse en eenmalige). Tevens wordt in de verordening het aantal subsidienamen beperkt tot twee, namelijk budgetsubsidies en waarderingssubsidies. Dit heeft te maken met het feit dat in deze verordening de wijze van verantwoording is gekoppeld aan de subsidievorm. Voor de waarderingssubsidies geldt een aanmerkelijk lichter verantwoordingsregime dan voor de budgetsubsidies. Op dit onderdeel is afgeweken van de modelverordening van de VNG, waarin de wijze van verantwoording is gekoppeld aan de hoogte van het subsidiebedrag. Behalve de wijze van verantwoordiging, wijkt deze verordening ook nog in een ander opzicht af van de modelverordening van de VNG. De modelverordening van de VNG gaat namelijk uit van drie en deze verordening van twee verantwoordingsregimes.

Hieronder wordt het verschil uitgelegd tussen een eenmalige subsidie en een jaarlijkse subsidie.

 

Jaarlijkse subsidie

De jaarlijkse subsidie heeft betrekking op voortdurende activiteiten van een instelling, organisatie of vereniging en wordt bij voorkeur voor meerdere jaren verstrekt. In de onderhavige verordening is bepaald dat deze voor een periode van ten hoogste vier jaren worden verstrekt. Na het verstrijken van die periode kan uiteraard opnieuw worden besloten een jaarlijkse subsidie te verstrekken. Voor de periode van 4 jaar is gekozen, omdat deze termijn én aansluit bij de zittingstermijn van de raad (hoewel die termijnen uiteraard niet gelijk hoeven te lopen) én het een goede termijn lijkt om te bezien of eerder vastgestelde beleidsdoelen nog gelden en, zo ja, die met de verstrekte subsidies worden gediend. Onder jaarlijkse subsidies vallen:

 

  • 1.

    Budgetsubsidies

Budgetsubsidies worden gekenmerkt door een primair inhoudelijke sturing op prestaties en resultaten die met geleverde activiteiten worden bereikt. Het is de subsidievorm waarbij de gemeente kan sturen op activiteiten en/of prestaties en daarmee ons beleid tot uitdrukking kan brengen. Twee zaken zijn in dit verband essentieel. In de eerste plaats moeten er met de instelling afspraken worden gemaakt over de te leveren prestaties. Er zal dus voorafgaand aan de subsidieverlening een overleg plaats moeten vinden. De gewenste prestaties kunnen worden gebaseerd op het subsidiebeleidskader. In de tweede plaats krijgt de instelling een grote vrijheid in de wijze waarop de prestaties tot stand komen. We bemoeien ons niet met de bedrijfsvoering. Daar staat wel tegenover dat er een grotere verantwoordingsplicht komt ten aanzien van de geleverde prestaties. Meestal worden budgetsubsidies toegepast bij instellingen die beroepskrachten in dienst hebben.

Budgetsubsidies hebben de volgende kenmerken:

  • ·

    budgetsubsidies zijn gericht op een scheiding van verantwoordelijkheden tussen de overheid en de instelling. De overheid bepaalt de prestaties en de instelling is verantwoordelijk voor de uitvoering en de bedrijfsvoering;

  • ·

    het systeem verschaft aan beide partijen zekerheid. Tegenover prestaties staat geld en vice versa;

  • ·

    de afspraken komen tot stand in onderling overleg tussen gemeente en instelling;

  • ·

    de afspraken kunnen worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst.

     

  • 2.

    Waarderingssubsidies

Met deze subsidievorm wordt tot uitdrukking gebracht dat we bepaalde activiteiten waarderen zonder invloed uit te willen oefenen op het beleid van een instelling. Dit betekent dat het voortbestaan van een instelling niet afhankelijk mag zijn van de subsidieverlening. De hoogte van de waarderingssubsidie heeft dus geen relatie met de kosten die zijn verbonden aan activiteiten. Waarderingssubsidies worden verstrekt aan instellingen met een eenduidige, concrete en eenvoudig controleerbare doelstelling. In het algemeen gaat het bij deze subsidievorm om relatief kleinere bedragen, toe te kennen als vaste bijdragen waarop een instelling dan ook kan rekenen. Achteraf moet aangetoond worden dat de instelling (globaal) heeft voldaan aan de verplichting tot uitvoering van de tevoren in het activiteitenplan vastgelegde activiteiten.

 

Eenmalige subsidie

Eenmalige subsidies zijn subsidies voor een eenmalige activiteit, of een activiteit, waarvoor het college slechts voor een van te voren maximaal bepaalde tijd subsidie wil verlenen. Voorbeelden van eenmalige subsidies zijn:

  • ·

    Experimentele subsidies: subsidies die ten behoeve van activiteiten met een experimenteel karakter worden verstrekt.

  • ·

    Investeringssubsidie: een investeringssubsidie kan worden verkregen voor het verwerven, nieuw te bouwen, uit te breiden, of het renoveren van accommodaties voor clubs, verenigingen of organisaties.

  • ·

    Incidentele waarderingssubsidie: deze subsidies zijn bedoeld om waardering voor of belang van bepaalde incidentele activiteiten aan te geven.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

In dit artikel wordt aangegeven voor welke beleidsterreinen subsidies kunnen worden verstrekt. De opsomming van beleidsterreinen sluit aan bij de indeling van de programmabegroting.

Er is voor gekozen om zo veel mogelijk op te nemen in deze algemene verordening. Op die manier wordt bereikt dat zowel burger als bestuur direct en zonder zich teveel in onderliggende zaken als beleidsregels en raadsbesluiten, hoeven te verdiepen om na te gaan aan welke voorwaarden zij moeten voldoen om voor verlening van een subsidie in aanmerking te komen. Door de veelheid en verscheidenheid van subsidiemogelijkheden is uiteraard niet te vermijden, dat op onderdelen nadere regels noodzakelijk zullen blijken. Die verscheidenheid onderbrengen in een algemene verordening is mogelijk, maar komt de met een algemene verordening nagestreefde overzichtelijkheid niet ten goede. Daarbij komt dat beleidsdoelen en prioriteiten wijzigen en dit, naar aangenomen mag worden, in een hoger tempo zullen doen dan de Algemene subsidieverordening aan wijziging toe is. Wijziging van een alsdan complexe en uitgebreide verordening, die veel beleidsterreinen bestrijkt, gaat gepaard met aanzienlijke bestuurlijke en administratieve lasten. Met deze algemene verordening, die de kaders geeft voor nadere regels, worden deze lasten beperkt in aantal en kwaliteit. Zo zal het bij een eventuele wijziging van de verordening niet noodzakelijk zijn alle beleidsafdelingen van de gemeente daarbij anders dan in informerende zin te betrekken.

Artikel 3 Bevoegdheid college

Het college besluit ingevolge het eerste lid binnen de daarvoor door de raad vastgestelde kaders, zoals neergelegd in de gemeentebegroting en deze Algemene subsidieverordening. Dit betekent dat het college geen subsidies kan verlenen, die niet stroken met de door de raad vastgestelde algemene regels. Met besluiten over het verstrekken van subsidies in plaats van verlenen van subsidies wordt beoogd de bevoegdheid te besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook het bevoorschotten, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke. In het eerste lid is bepaald dat het college daarbij de gemeentebegroting en subsidieplafonds in acht neemt. Als de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld en er formeel dus nog geen financiële ruimte door de raad beschikbaar is gesteld, wordt subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat de raad daarvoor geld beschikbaar zal stellen, het

zogenoemde begrotingsvoorbehoud. In het tweede lid is de bevoegdheid van het college geregeld om voorwaarden aan de subsidie te verbinden. Zie hiertoe ook artikel 4:33 Awb en voor het verschil met verplichtingen artikel 4:37 Awb.

 

N.B.

Ook de bevoegdheid om aan een subsidiebeschikking een uitvoeringsovereenkomstte verbinden, berust bij het college. In beginsel is in afdeling 4.2.4 Awb zeer uitvoerig en nauwgezet bepaald welke verplichtingen onder welke voorwaarden bij een subsidieverlening kunnen worden opgelegd en kunnen alle toegestane verplichtingen in beginsel bij subsidieverlening of subsidiewijziging worden opgelegd. Ingevolge artikel 3:14 BW mogen bepalingen in subsidieovereenkomsten er niet toe leiden, dat een bestuursorgaan handelt in strijd met de Awb, de publiekrechtelijke subsidieregeling, waarop de subsidie berust, of de andere ongeschreven regels van het publiekrecht. Gezien het bovenstaande is het maar de vraag wanneer het opstellen van een uitvoeringsovereenkomst bij de beschikking extra bevoegdheden geeft. In het geval de subsidieontvanger moet worden verplicht bepaalde activiteiten te verrichten, is het de vraag of er niet veeleer sprake is van een opdrachtsituatie.

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

In de Awb zijn in de artikel 4:25 tot en met 4:28 de belangrijkste bepalingen rondom het werken met een ‘subsidieplafond’ gegeven. Ingevolge het eerste lid van artikel 4 kan de raad subsidieplafonds per beleidsterrein vaststellen. In de regel valt dit qua tijdstip samen met de vaststelling van de begroting. Het raad stelt subsidieplafonds vast die overeenkomen met in de begroting opgenomen bedragen en maakt daarbij de wijze van verdeling van de beschikbare middelen bekend. Eventueel kan het college nadere regels opstellen omtrent de wijze van verdeling van de beschikbare middelen. Met het oog op de rechtszekerheid verlangt de Awb, dat het subsidieplafondbekend wordt gemaakt, vóórdat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers tijdig weten hoeveel geld beschikbaar is. Maar vooral van belang is, dat subsidieaanvragen zonder nadere motivering worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond bereikt is. Indien het voor subsidie beschikbare bedrag enkel op de begroting vermeld staat en de gemeente deze bedragen niet als zijnde subsidieplafonds heeft gepubliceerd, kan de gemeente subsidieaanvragen niet ongemotiveerd weigeren wegens het bereiken van het plafond. Vandaar dat de VNG het publiceren van subsidieplafonds aanbeveelt.

Indien wordt gewerkt met een begrotingsvoorbehoud (lid 4) moet er rekeningworden gehouden met het feit dat alleen de Rijksoverheid haar begroting direct kan vaststellen. Gemeenten moeten hun begroting voorleggen aan de provincie ter goedkeuring; pas daarna is er sprake van een definitieve begroting en treedt het derde lid van dit artikel pas in werking.

Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits het college het door hem vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld. De vraag kan worden gesteld of het wenselijk is om standaardaanvraagformulieren te hanteren of is dit nu juist een voorbeeld van meer administratieve rompslomp? Uiteraard is het een vrije keuze van de gemeente. Door het gebruik van standaardformulieren wordt in ieder geval de rechtszekerheid bevorderd. Voor de aanvrager is meteen duidelijk welke documenten hij dient te overleggen. Het is van belang dat het aanvraagformulier slechts die vragen bevat, die strikt noodzakelijk zijn voor de behandeling van een aanvraag, dus zo eenvoudig mogelijk. Tevens kan met een aanvraagformulier de uniformiteit van behandeling van subsidieaanvragen in de verschillende beleidsterreinen van de gemeente worden bevorderd. Het verdient tevens aanbeveling om de aanvraagformulieren digitaal beschikbaar te stellen op de website van de gemeente. En het allermooiste is natuurlijk als de aanvrager zijn formulier ook digitaal kan versturen. Dit is mogelijk met behulp van DigiD.

Organisaties die in het Handelsregister geregistreerd staan, kunnen een toegangscode opvragen voor DigiD voor bedrijven bij de Kamer Van Koophandel (www.kvk.nl). Organisaties, die niet in het Handelsregister staan geregistreerd, kunnen het digitale formulier met hun DigiD voor burgers versturen.

Volgens de Awb is aan het vereiste van ondertekening door een elektronische handtekening voldaan, indien de methode, die daarbij voor authentificatie is gebruikt, voldoende betrouwbaar is, gelet op de aard en inhoud van het elektronische bericht en het doel, waarvoor het wordt gebruikt. DigiD is de gemeenschappelijke authentificatievoorziening van en voor de Nederlandse overheid. Met DigiD kunnen burgers en bedrijven snel en eenvoudig informatie uitwisselen met de overheid. Zij kunnen terecht bij de Belastingdienst en andere overheidsinstellingen, zoals het Kadaster, veel gemeenten en bij uitkeringsinstanties, zoals de UWV.

Voor een aanvrager moet duidelijk zijn, waarvoor hij subsidie kan aanvragenen op welke manier dit in zijn werk gaat. Van een burger kan niet worden verwacht dat hij een ingewikkelde subsidieverordening volledig zal begrijpen. Daarom is het van belang om als gemeente duidelijk te communiceren door bijvoorbeeld in een brochure of op de gemeentelijke website de informatie op begrijpelijke wijze weer te geven. Ingevolge artikel 4:29 Awb begint het subsidieproces met een aanvraag.

Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen staat in afdeling 4.1.1. van de Awb.

In het tweede lid is bepaald welke gegevens de aanvrager dient te overleggen bij zijn subsidieaanvraag. De bevoegdheid van het college ter zake nadere regels te stellen, is geregeld in lid 4. Het college kan zo desnoods per geval regelen welke gegevens dienen te worden verstrekt, waarbij het uitgangspunt is dat het college dit doet om de administratieve en bestuurlijke lasten voor alle betrokkenen zo beperkt mogelijk te houden. Zo kan het college bijvoorbeeld bepalen dat voor duidelijk bepaalde categorieën subsidies met minder dan de standaard te overleggen gegevens bij aanvraag van een subsidie kan worden volstaan. In artikel 6, lid 2, sub c, wordt verwezen naar de systematiek van subsidieverlening en verrekening bij jaarlijks (per boekjaar) verstrekte subsidies conform artikel 4:72 Awb. Een dergelijke verplichting dient in de beschikking tot subsidieverlening te worden opgenomen. Inzage in de financiële reserve van een instelling is slechts aan de orde voor de beoordeling van een jaarlijkse subsidieaanvraag van een grote instelling met overeenkomstige subsidiebehoefte. In artikel 6, lid 3, worden meer formele eisen gesteld aan instellingen, die voor de eerste maal subsidie aanvragen.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

In dit artikel wordt een uiterste indiendatum genoemd voor alle subsidies. De gemeente heeft er derhalve voor gekozen om voor alle subsidies (dus zowel de eenmalige als jaarlijkse subsidies) een uiterste indiendatum (deadline) vast te stellen. Deze termijn houdt verband met de door de gemeente voor opstelling van de begroting en de vaststelling daarvan gehanteerde termijnen.

Artikel 7 Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven, waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. In de regel wordt een termijn van acht tot dertien weken redelijk geacht. Nu de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen per 1 oktober 2009 in werking is getreden, bestaat het risico dat bestuursorganen, die zich niet aan de door zichzelf gestelde termijnen houden, met een dwangsom kunnen worden geconfronteerd. In gevallen, waarin de behandeling van aanvragen (denk aan complexe, omvangrijke subsidies, zoals voor het bouwen van een gebouw en dergelijke) zeker meer tijd zal vergen dan de hiervoor genoemde termijnen, ligt het voor de hand in nadere regels te bepalen hoe en onder welke voorwaarden het risico van de overschrijding van termijnen kan worden beperkt. Onder omstandigheden kan het college zich een termijn van een half jaar gunnenom tot een beslissing te komen. Gezien de complexiteit van bepaalde subsidieaanvragen en de daarmee gemoeide gelden en nagestreefde beleidsdoelen is deze termijn verdedigbaar. Gelet op de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen verdient het echter aanbeveling een voorzienbare lange beslistermijn in nadere regels vast te leggen. De termijnen lijken redelijk royaal. Uitgangspunt moet zijn, dat afhandelen binnen 13 weken de maximale termijn is, in principe wordt de aanvraag zo servicegericht en dus zo snel mogelijk afgehandeld.

Artikel 8 Weigeringsgronden

De algemeen geldende weigeringsgronden, opgenomen in artikel 4:35 Awb, worden hier met nadere op de gemeentelijke praktijk toegesneden gronden aangevuld.

Artikel 9 Wet Bibob

Een bijzondere weigeringsgrond is opgenomen in artikel 10.

Het betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de

Wet Bibob niet kan doorstaan. Indien deze weigeringsgrond niet zou zijn opgenomen, dan zou het kunnen betekenen dat het college gehouden is subsidie te verlenen aan aanvragers aan wie het college geen vergunning voor niet-subsidiabele activiteiten zou verlenen. Daarbij is niet van belang of de activiteiten, waarvoor subsidie wordt gevraagd, op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat bij deze weigeringsgrond louter om de persoon, dan wel rechtspersoon van de aanvrager. De Wet Bibob is bedoeld als aanvulling op bestaande instrumenten, die het college reeds ter beschikking heeft. Het college zal bij ieder beleidsdoel, dat het wil subsidiëren, zich de vraag moeten stellen of er enig risico is van het faciliteren van strafbare feiten en of die risico’s niet voldoende worden ondervangen met de bestaande toetsing van aanvragen. Het is niet mogelijk te bepalen dat de Wet Bibob generiek op alle subsidies wordt toegepast. Het college dient zelf een afweging te maken in welke situatie toepassing zinvol is. Voordat tot toepassing op een gemeentelijke subsidieregeling kan worden overgegaan, dient daarvoor toestemming te zijn verkregen van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Het college heeft hier de bevoegdheid gekregen die goedkeuring te vragen. De bepaling strekt ertoe inzichtelijk te maken voor zowel bestuur als aanvrager van een subsidie in welke gevallen en voor welke (onderdelen van) beleidsdoelen een toetsing aan de Wet Bibob kan plaatsvinden.

Artikel 10 Verlening van de subsidie

Ingevolge het eerste lid geeft het college al in het besluit tot verlening

van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen

subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat degene,

aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan

welke voorwaarden en administratieve eisen hij dient te voldoen. In het

tweede lid is geregeld dat het college de ontvanger verplichtingen kan

opleggen. Bij veel, veelal kleinere subsidies zal het stellen van verplichtingen bij detoekenning niet noodzakelijk zijn. In die gevallen kan het college daarvaneenvoudig afzien. In gevallen, dat het college van oordeel is datredelijkerwijs nadere verplichtingen dienen te worden gesteld, zal ditveelal op de subsidieontvanger en de door hem te ondernemen activiteitentoegesneden verplichtingen zijn. Een uitputtende opsomming in deverordening van alle mogelijke aan een subsidiënt op te leggen verplichtingenkomt de overzichtelijkheid, noch de doelmatigheid van de

verordening ten goede. Een bij de beschikking verstrekte bijlage, waarin

de verplichtingen zijn opgenomen, is overzichtelijk en klantvriendelijk.

In artikel 4:37 Awb staan de standaardverplichtingen vermeld welke

het college bij de beschikking tot subsidieverlening aan de subsidieontvangerkan opleggen. Er kan maatwerk worden gevonden door eendifferentiatie te maken tussen verplichtingen, die worden gesteld aan

eenmalige subsidies, en jaarlijkse (boekjaar)subsidies. Voor een selectie

uit de verplichtingen, die te stellen zijn bij het verlenen van de jaarlijkse

subsidies; zie ook titel 4.2.8 Awb. Denk hier ook aan deregulering en zie

artikel 13, waarin een zo licht mogelijk regime is voorgesteld van tussentijdserapportages.

Bij de in het tweede lid van artikel 11 te stellen verplichtingen kan worden

gedacht aan bijvoorbeeld het verzekeren van de zaken, die voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit noodzakelijk zijn, de arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de subsidieontvanger, reservevorming, het bestuur, het aanstellen van toezichthouders, de inrichting van de administratie en de benodigde toestemming van het college voor het aangaan van rechtshandelingen als bedoeld in artikel 4:71 Awb.

Het is van belang voor de verantwoording, dat op een heldere manier wordt aangegeven wat met de verlening van de subsidie wordt verlangd. Oftewel: welke indicatoren leiden tot beantwoording van de vraag of de prestatie is geleverd. Als de prestatieverlening te gedetailleerd is geformuleerd, kunnen er onbedoeld problemen ontstaan bij de verantwoording.

Artikel 11 Betaling en bevoorschotting

Voorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt volgens het

in de subsidieregeling of de verleningsbeschikking opgenomen bevoorschottingsritme. De bevoorschottingsbeschikking wordt ambtshalve

gegeven op het moment van de verleningsbeschikking. De subsidieaanvragerhoeft geen aanvra(a)g(en) voor bevoorschotting in te dienen of tussentijdse overzichten van prestaties of uitgaven te overleggen. Dit leidt tot lastenbesparingen bij zowel de subsidieontvanger als de Subsidieverstrekkende gemeente. Omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren activiteit is er voor gekozen om de termijnen, waarop de (automatische) bevoorschotting plaats vindt, niet in de verordening te noemen. Het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten worden in verleningsbeschikking vermeld. De subsidieontvanger is volgens artikel 14 verplicht te melden, indien er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. De subsidieverstrekker kan vervolgens, indien nodig, door een wijziging van de verleningsbeschikking het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten aanpassen. Na vaststellingvan de subsidie wordt het resterende bedrag (het vastgestelde bedrag verminderd met de verleende voorschotten) uitgekeerd aan de subsidieontvanger. Met de algemene formulering van dit artikel is de mogelijkheid open gelaten om, zonder dat daartoe wijziging van de verordening noodzakelijk is, recht te doen aan de wijziging van de voorschotregeling, die beslag heeft gekregen met de invoering van de vierde tranche Awb. Indien in de verleningsbeschikking niet anders is bepaald, vindt betaling van het voorschot binnen zes weken na verzending van de verleningsbeschikking plaats. Zie artikel 4:87, lid 1, Awb.

Artikel 12 Tussentijdse rapportage

In het kader van het terugdringen van de administratieve lasten is ervoor gekozen aan budgetsubsidies de mogelijkheid te verbinden om jaarlijks een tussentijdse verantwoording te vragen. Het blijft evenwel te allen tijde mogelijk in een uitvoeringsovereenkomst hierover andere afspraken te maken. Het college moet vooraf bepalen welke vereisten worden gesteld aan de tussentijdse, inhoudelijke en financiële verantwoording, bij voorkeur door middel van standaardformulieren. Het ligt voor de hand dat dit regime in ieder geval lichter is dan het regime dat is opgesteld voor de eindverantwoording.

Artikel 13 Meldingsplicht

De meldingsplicht is bedoeld als tegenhanger van het geven van meer vertrouwen in de vorm van onder andere: het niet standaard verantwoording afleggen bij waarderingssubsidies, het vragen van minder tussenrapportages en automatische bevoorschotting. De subsidieontvanger is verplicht tijdig (zonder nodeloos tijdsverloop) te melden bij de gemeente als het aannemelijk is dat de gesubsidieerdeactiviteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbondenverplichtingen zal worden verricht. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststellingworden ingetrokken, omdat de ontvanger wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het hele subsidiebedrag, kan in zo’n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger dan misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan de onderhavige subsidieverordening. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat de meldingsplicht niet geldt na vaststelling van de subsidie of voor zover er (op verzoek van de belanghebbende) door de subsidieverlener een ontheffing is verleend van de verplichting om een prestatie overeenkomstig de subsidietoekenning uit te voeren.

Artikel 14 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

In artikel 15 zijn de overige verplichtingen van de ontvanger van de subsidie opgenomen, als ook de plicht belangrijke wijzigingen te melden aan het college. Overigens moet ‘schriftelijk’ hier niet al te letterlijk worden opgevat; een melding per e-mail kan ook voldoende zijn. Niets belet de gemeente om bij twijfel direct contact op te nemen met de subsidieontvanger en om nadere stukken te vragen.

Artikel 15 Verantwoording waarderingssubsidies

Kenmerkend voor deze subsidies is dat een vast bedrag (lump sum) wordt verstrekt en dat de subsidieontvanger achteraf niet standaard verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker. De subsidieontvanger hoeft geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard. In het geval van directe vaststelling (eerste lid, onderdeel a) worden de bewijsstukken van de prestatie direct met de aanvraag meegestuurd. Ook indien de activiteiten nog niet hebben plaatsgevonden, kan onderdeel a worden toegepast. De toepassing is dan onder meer afhankelijk van de risicoafweging van de subsidieverstrekker. Steekproefsgewijze controle na de vaststelling is mogelijk, maar leidt alleen in bijzondere gevallen, zoals fraude, tot terugvordering. In het geval van verlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling (eerste lid, onderdeel b), wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen 13 weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. De ambtshalve vaststelling zal in de praktijk veelal al vóór het verstrijken van de termijn gebeuren, namelijk als het vanuit oogpunt vaneen efficiënte werkwijze wenselijk wordt geacht, dat dergelijke belaststellingsbeschikkingen op een vaste datum worden genomen. Wel dient degemeente binnen een beperkte termijn, hier is gekozen voor 13 wekenna afloop van de activiteit, te reageren. Door te kiezen voor het systeem van ambtshalve vaststelling is er juridisch meer mogelijkheid om op te treden, indien de gemeente bemerkt dat de activiteit niet (geheel) is gerealiseerd. De subsidie is immers niet bij verstrekking reeds vastgesteld. De subsidieontvanger dient, desgevraagd, op een door het college in de beschikking aangegeven wijze, aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. De subsidieverstrekker zal steekproefsgewijs van deze bevoegdheid gebruik maken. Tip: Neem in de subsidiebeschikking altijd een datum op wanneer de activiteit wordt geacht te zijn verricht of voltooid en koppel deze aan een exacte datum (dertien weken erna) voor de indiening van de vaststelling. De datum van voltooiing van de activiteit is namelijk niet bij alle subsidieaanvragen concreet benoemd.

Artikel 16 Verantwoording budgetsubsidies

Bij budgetsubsidies wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten en baten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Bij de financiële verantwoording mag de subsidieverstrekker een door een accountantopgesteld stuk vragen. Het is echter niet verplicht daar in alle gevallen om te vragen. Zekerheid kan ook worden verkregen door steekproefsgewijze controles van de uitvoeringsinstanties of door verantwoording in de jaarrekening van een instelling.

Indien er wordt gekozen voor het opvragen van een accountantsverklaring, is het van belang dat de gemeente en de subsidieontvanger vooraf goede afspraken maken over de wijze van verantwoorden en over de aspecten, die in de controle worden betrokken. Hierbij kan het raadzaam zijn om ook de accountant te consulteren. In de regel worden drie niveaus van controle onderscheiden:

  • 1.

    een getrouwheidsverklaring bij een financiële verantwoording;

  • 2.

    een rechtmatigheidverklaring bij een financiële verantwoording;

  • 3.

    een rechtmatigheidverklaring bij een financiële verantwoording plus

een Assurance-rapport bij het activiteitenverslag.

Vanuit het oogpunt van lastenverlichting wordt in lid 3 van artikel 17 geregeld dat ook alternatieve verantwoordingsbewijzen kunnen worden gevraagd.

Artikel 17 Vaststelling subsidie

In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college besluit ter

zake van de vaststelling van de subsidie. Ingevolge het derde lid kan het college, naast deze Algemene subsidieregeling, categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen voor wie de subsidie wordt vastgesteld zonder dat hiervoor door de subsidieontvanger een aanvraag moet worden ingediend. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekkerworden bespaard.

Artikel 18 Vergoeding voor vermogensvorming

Het college is bevoegd regels te stellen over de vorming van voorzieningen en reserves, alsmede over de vermogensvorming (eerste lid). In bepaalde gevallen (tweede lid) is de subsidieontvanger een vergoeding verschuldigd voor de vermogensopbouw. Ingevolge artikel 4:41, eerste lid, van de Awb is een vergoeding slechts verschuldigd in de in het tweede lid van voornoemd artikel genoemde gevallen en indien de verordening hiertoe de mogelijkheid biedt. De gevallen die in de verordening worden genoemd, zijn toegestaan volgens artikel 4:41 van de Awb. De Awb stelt verder als voorwaarde dat aangegeven moet zijn hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald. De hoogte wordt in principe door het college bepaald. Hierin heeft het beleidsvrijheid ( derde lid). In het geval van ontbinding van de rechtspersoon die de subsidie ontving is er echter geen beleidsvrijheid. In dat geval is de vergoeding namelijk gelijk aan dat deel van het vermogen dat gerelateerd is aan de verstrekte subsidie. Dit houdt in dat in het geval er sprake is van vermogensvorming over een periode van meerdere jaren bij de jaarlijkse vaststelling aangegeven wordt welk deel van het opgebouwd vermogen gerelateerd kan worden aan de verstrekte subsidie.

Artikel 19 Termijnstelling en verrekening van verhuur

Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan het college bepalen dat, indien een organisatie is gehuisvest in een gemeentelijke accommodatie, de verschuldigde huurvergoeding wordt verrekend met de uitbetaling van de subsidie. Artikel 4.93 lid 1 Awb bepaalt dat verrekening van een geldschuld met een bestaande vordering geschiedt voor zover in die bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien. Gelet op deze bepaling is het verrekenen van huurvergoeding met een subsidieaanspraak toegestaan, mits de bevoegdheid hiertoe is vastgelegd in een wettelijk voorschrift, zoals een algemene subsidieverordening.

Artikel 20 Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is zo concreet en nauwkeurig mogelijk (dus door

het benoemen van de specifieke artikelen) aangegeven op welke onderdelenvan de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Zodra de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen voldoende is uitgekristalliseerd en daardoor een bestendig karakter heeft gekregen, dient dit beleid in de Algemene subsidieverordening of deelverordening te worden neergelegd.

Artikel 21 Intrekking

Het is van belang dat van de vigerende subsidieregelingen wordt aangegevenof ze worden ingetrokken en hoe ze zich verhouden tot de Algemene subsidieverordening.

Artikel 22 Overgangsbepalingen

Voor de hier opgenomen overgangs- en slotbepalingen is gebruik gemaakt

van de daarvoor gebruikelijke formuleringen.

Artikel 23 Inwerkingtreding

De voorbereiding van de Algemene subsidieverordening werd in HSZ-verband als onuitstelbaar aangemerkt, dat wil zeggen dat de voorbereiding voor 1 januari 2013 moet zijn afgerond. De algemene subsidieverordening werd in de maand december 2012 in de fusieraad behandeld en vervolgens in de maand januari 2013 door de nieuwe raad vastgesteld. In artikel 139 tot en met 144 Gemeentewet zijn de bekendmaking en inwerkingtreding van besluiten die algemeen verbindende voorschriften inhouden geregeld. Besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden, verbinden niet dan nadat ze bekendgemaakt zijn. De bekendmaking geschiedt door plaatsing in het Gemeenteblad of in een andere door de gemeente algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave (huis-aan-huisblad of plaatselijk dagblad). De bekendgemaakte besluiten treden in principe in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 24 Citeertitel

Voor de hier opgenomen overgangs- en slotbepalingen is gebruik gemaakt

van de daarvoor gebruikelijke formuleringen.