Organisatie | Tilburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Langdurigheidstoeslag Wet Werk en Bijstand |
Citeertitel | Verordening Langdurigheidstoeslag Wet Werk en Bijstand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Gewijzigde Verordening Langdurigheidstoeslag Wet Werk en Bijstand 2010 die met terugwerkende kracht in werking is getreden op 1 januari 2010
Wet werk en bijstand, art. 36
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2009 | 01-01-2009 | 23-04-2010 | nieuwe regeling | 20-04-2009 Gemeenteblad, 2009, 14 | 2009/115 |
Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die gedurende een onafgebroken periode van 60 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is 105% van de voor hem geldende bijstandsnorm gemiddeld per jaar en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.
Decentralisatie langdurigheidstoeslag
Per 1 januari 2009 is de Wet werk en bijstand (WWB) aangepast. Met de wetswijziging is de langdurigheidstoeslag (LDT) gedecentraliseerd naar de gemeenten. LDT is daarmee een speciale vorm van (categoriale) bijzondere bijstand geworden. Elke gemeente is verplicht gesteld per 1 januari 2009 een verordening LDT in te voeren.
De langdurigheidstoeslag zoals die bestond tot 2009 vond zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin was nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking kwamen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag was dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven. Deze gedachte is ook in de nieuwe situatie leidend.
In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen.
In het nieuwe artikel 36, eerste lid, is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:
"Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering."
In het nieuwe artikel 8 wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.
Gemeenten zijn niet verplicht om bij verordening vast te leggen wat verstaan wordt onder ´geen uitzicht op inkomensverbetering´. De keuze is hier gemaakt om dit begrip niet nader in te vullen. De gedachte is dat de persoon die (minimaal) vijf jaar lang op of net boven het sociaal minimum leeft, daarmee al toont dat hij of zij moeite heeft om inkomensverbetering te bewerkstelligen. Vooronderstelling daarbij is dat weinigen er in vrijheid voor kiezen om langdurig van een laag inkomen te leven. Daarnaast betekent deze keuze een vereenvoudiging van de regelgeving. Het is een arbeidsintensieve taak om op individueel niveau, specifiek in het kader van het recht op langdurigheidstoeslag, het gesprek over de kansen op inkomensverbetering aan te gaan. Conclusies op dit vlak zijn bovendien moeilijk objectiveerbaar en daarmee per definitie vatbaar voor discussie.
Mogelijkheden voor eigen beleid
Op grond van de nieuwe bevoegdheden van gemeenten zijn er diverse mogelijkheden voor het invullen van eigen beleid. Naast de genoemde onderwerpen kan het daarbij ook gaan om de afstemming van het beleid op het gemeentelijke reïntegratiebeleid. Hierna wordt op de verschillende onderwerpen nader ingegaan.
De nieuwe langdurigheidstoeslag geeft gemeenten nadrukkelijk de mogelijkheid deze ook van toepassing te laten zijn op werkenden met een laag inkomen. De raad kiest ervoor deze "werkende armen" tot de doelgroep van de langdurigheidstoeslag te rekenen.
Op deze manier is de langdurigheidstoeslag onderdeel van het integrale gemeentelijk beleid op het gebied van armoedebestrijding. Een belangrijke doelgroep binnen de armoedebestrijding is namelijk de groep van werkenden met een laag inkomen. Met name bij deze groep dient de armoedeval te worden bestreden. Door de inkomensondersteunende maatregel langdurigheidstoeslag van toepassing te verklaren op werkende armen, wordt armoede en de armoedeval bij deze doelgroep bestreden.
Tot 2009 was de hoogte van de langdurigheidstoeslag centraal bepaald. Het waren vaste bedragen, als percentage van de voor de persoon toepasselijke bijstandsnorm. Vanaf 1 januari 2009 bepalen gemeenten zelf de hoogte van de toeslag. Daarbij moet een aantal zaken dingen bedacht worden. Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, namelijk dat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven. Een te hoog bedrag kan leiden tot het optreden van de armoedeval. Immers, wordt op enig moment een hoger inkomen bereikt, dan vervalt direct de hele toeslag.
De raad heeft ervoor gekozen om de hoogte van de langdurigheidstoeslag niet te wijzigen. Als uitgangspunt is genomen de bedragen voor de langdurigheidstoeslag die het Ministerie van SZW aangeeft per 1 januari van het kalenderjaar waar de aanvraag betrekking op
De referteperiode tot 2009 was gesteld op vijf jaar. Op dit moment heeft de raad ervoor gekozen deze referteperiode van vijf jaar per 1 januari 2009 te handhaven.
Gemeenten zijn vrij om een eigen maximale inkomensgrens te hanteren.
De raad heeft ervoor gekozen in 2009 een verordening in te voeren die binnen de begroting voor 2009 past. Door een maximale inkomensgrens van 105% van het sociaal minimum nu in te voeren (i.p.v. de huidige 100%) is de begroting voor 2009 op dit punt inderdaad toereikend. Bovendien wordt hiermee wel de doelgroep verruimd met "werkende armen" en kunnen de huidige ingewikkelde regels rondom onderbreking van de uitkering (max. 3 maanden werk in loondienst, max. 120% van het sociaal minimum) afgeschaft worden, zonder mensen uit te sluiten die volgens oud beleid onder de doelgroep vielen.
Bij de vorm van verstrekking van de langdurigheidstoeslag is door het kabinet bepaald dat voor elk individueel geval vastgesteld wordt of er recht bestaat. Voor de klanten die Sociale Zaken nog niet kent, betekent dit dat de klant hiervoor uit eigen beweging een aanvraag in moet dienen. Het onderzoek om vast te stellen of klanten met een WWB-uitkering van de gemeente Tilburg in aanmerking komen voor de nieuwe langdurigheidstoeslag conform gemeentelijk beleid, zullen we trachten zoveel mogelijk uit te voeren met gebruikmaking van gegevens uit de administratie door middel van geautomatiseerde gegevensselectie. De voorwaarde voor automatische toekenning is dat uitgegaan wordt van betrouwbare gegevens, hiermee kan de rechtmatigheid van de verstrekking vastgesteld worden.
We voldoen daarmee aan belangrijke pijlers van gemeentelijk en landelijk beleid: tegengaan van niet-gebruik (armoedemaatregel), beperken van administratieve last en verhogen van dienstverlening aan klanten, individuele toetsing en het beperken van gegevensuitvraag en efficiencymaatregelen in relatie tot uitvoeringskosten.
In dit artikel worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt. Het laag inkomen wordt uitgedrukt als percentage van het voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm. Voor werkenden zal gekeken moeten worden naar het inkomen, afgezet tegen de persoonlijke situatie (alleenstaand, alleenstaande ouder, gehuwden).
Wettelijk is geregeld dat de LDT bestemd is voor mensen tussen 21-65 jaar.
In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. In dit model wordt uitgegaan van een percentage van de toepasselijke bijstandsnorm. Hierdoor hoeft het bedrag van de toeslag niet jaarlijks aangepast te worden aan de wijziging in de normbedragen van de WWB. De genoemde percentages zijn de huidige percentages wanneer de bedragen van de langdurigheidstoeslag worden afgezet tegen de bijstandsnormen. Het staat gemeenten vrij hier eigen – wellicht meer uniforme – percentages te hanteren.
Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de beoogde inwerkingtreding van het wetsontwerp, 1 januari 2009. In het wetsontwerp is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 20 april 2009