Organisatie | Tilburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening burgerinitiatief Tilburg 2005 |
Citeertitel | Verordening burgerinitiatief Tilburg 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Algemene wet bestuursrecht
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-12-2005 | 01-01-2016 | nieuwe regeling | 12-12-2005 Gemeenteblad, 2005, 18 | 2005/243 |
De voorzitter van de raadscommissie kan beslissen dat een onderwerp nadere onderbouwing of uitwerking behoeft door de indieners en kan de indieners in de gelegenheid stellen om een nadere onderbouwing of uitwerking te geven. Na ontvangst van de nadere onderbouwing of uitwerking wordt het voorstel geagendeerd voor de commissievergadering overeenkomstig lid 2 van dit artikel.
De term “burgerinitiatief ” wordt gehanteerd ter aanduiding van het voorstel of onderwerp dat door een burger bij de raad kan worden ingediend. De definitie biedt burgers de mogelijkheid om een onderwerp bij de raad aan te dragen, zonder dat een concreet voorstel is bijgevoegd. Uiteraard staat het vrij om een concreet voorstel in te dienen. Ook een niet uitgewerkt voorstel, waarover de indiener een debat in de raad wil bewerkstelligen, kan als burgerinitiatief worden ingediend. Dit moet dan wel een concreet onderwerp zijn. In artikel 6 lid 3 is daarom bepaald dat de voorzitter van de raadscommissie kan beslissen of het onderwerp een nadere uitwerking door de indieners behoeft.
Met gemeentebestuur wordt bedoeld: het college, de burgemeester of de raad. Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat deze verordening geen betrekking heeft op aangelegenheden die behoren tot de bevoegdheid van bestuurscommissies.
Artikel 2 Initiatiefgerechtigden
Na indiening van een burgerinitiatief wordt getoetst of de indiener/ initiatiefnemer voldoet aan de vereisten van een initiatiefgerechtigde. Om te kunnen onderzoeken of op dat moment wordt voldaan aan de vereisten, zijn verschillende gegevens nodig. Welke dat zijn wordt geregeld in artikel 5, lid 2.
Artikel 3 Onderwerp van een burgerinitiatief
Als een burgerinitiatief behoort tot de bevoegdheid van de raad, dan kan de raad zonder meer een besluit nemen. Behoort het initiatief tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester, dan zal de raad het initiatief doorsturen naar het college resp. de burgemeester, eventueel voorzien van zijn preadvies. Het college resp. de burgemeester zal verslag doen aan de raad, bijvoorbeeld met de raadsinformatiebrief, over de afdoening hiervan.
Een vraag over gemeentelijk beleid kan geen onderwerp van een burgerinitiatief zijn. Voor dit soort vragen staan andere wegen open, zoals inspreken in een commissievergadering of het spreekuur van een wethouder. Met deze bepaling wordt tevens voorkomen dat het burgerinitiatief andere procedures, zoals de bezwaar- of de klachtprocedure doorkruist. Daar is het burgerinitiatief niet voor bedoeld.
Een burgerinitiatief moet een nieuw onderwerp betreffen. Het doel van het burgerinitiatief is niet om zaken, die recent nog aan de orde zijn geweest, opnieuw onderwerp van bespreking te maken. Met een nieuw onderwerp wordt een onderwerp bedoeld dat in de dan geldende raadsperiode géén onderwerp van besluit is geweest. Het is aan de initiatiefnemer om dit te motiveren en aan te tonen.
Uitgangspunt is dat de raad een burgerinitiatief op de agenda van een raadsvergadering plaatst indien er sprake is van een geldig verzoek, ingediend door een initiatiefgerechtigde. De raad zal zich in dat geval dus moeten uitspreken over het burgerinitiatief. De raad kan in voorkomende gevallen ook besluiten het burgerinitiatief af te doen via de lijst van ingekomen stukken. Van een geldig verzoek is sprake als: (a) het onderwerp van het burgerinitiatief niet in artikel 3 lid 1 is uitgezonderd en (b) aan de in artikel 5 lid 2 gestelde procedurele voorwaarden wordt voldaan.
Behoort het initiatief tot de bevoegdheid van het college of de burgemeester, dan zal de raad na agendering of na plaatsing op de lijst van ingekomen stukken, het initiatief doorsturen naar het college resp. de burgemeester, eventueel voorzien van zijn preadvies.
De raad volgt bij de behandeling van een burgerinitiatief de procedure, zoals deze in de artikelen 5 en 6 is beschreven.
Formulieren voor indiening van een burgerinitiatief zijn bij de raadsgriffie verkrijgbaar en kunnen – na invulling – weer bij diezelfde raadsgriffie worden ingeleverd. De raadsgriffie zal de initiatiefnemer gedurende de verdere procedure adviseren (procedureel) en begeleiden. Als een burgerinitiatief, naar het oordeel van de voorzitter van de raad niet in behandeling kan worden genomen of niet-ontvankelijk is, wordt via de lijst ingekomen stukken van de raad hiervan melding gemaakt en kan de raad, bij het vaststellen van de lijst van ingekomen stukken, daarover een besluit nemen.
De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de raad zijn voorstel spoedig toetst aan de vereisten en een besluit neemt over de behandeling. Dit wordt beoogd met artikel 5 lid 4 en 5. Met artikel 6 lid 2 en 3 wordt beoogd het voorstel zo snel mogelijk te laten behandelen in de raadscommissie en de raad. De termijn van tenminste twee weken tussen het tijdstip van indiening en bespreking in de raadscommissie is nodig voor voorbereiding van de agendering van het burgerinitiatief.
Artikel 6 lid 3 geeft de voorzitter van de raadscommissie de mogelijkheid om de indiener te verzoeken een nadere onderbouwing te geven van het initiatief, indien de voorzitter dit noodzakelijk acht. Doel is de indiener in een vroegtijdig stadium de gelegenheid te geven om het voorstel concreter te maken of nader te onderbouwen. Is indiener niet bereid een nadere onderbouwing te geven, dan kan dit niet leiden tot niet ontvankelijkheid van het verzoek.
Met het de artikelen 5 en 6 worden vooral waarborgen gecreëerd voor transparantie bij de afhandeling van een burgerinitiatief door de raadscommissie en de raad. Om de procedure inzichtelijk te maken, wordt deze vertaald in een procedureschema (bijlage A). Op basis van dit schema kan initiatiefnemer zien in welke fase het initiatief zich bevindt. Op grond van artikel 6 lid 8 wordt de indiener/initiatiefnemer altijd schriftelijk meegedeeld wat er met het ingediende voorstel gebeurt. Dat kan dus een inhoudelijk besluit zijn of de mededeling dat het verzoek is afgewezen. Een besluit omtrent een burgerinitiatief kan een besluit zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep op de rechter openstaan. Afhankelijk van de inhoud van de beslissing op het initiatief zelf, zal er sprake zijn van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht dat vatbaar is voor bezwaar en beroep. In de beslissing omtrent het burgerinitiatief zal worden aangegeven of tegen dit specifieke besluit bezwaar of beroep mogelijk is en op welke wijze dan bezwaar of beroep kan worden ingediend.
In deze verordening is ervoor gekozen in het midden te laten hoe raad, college of burgemeester verder met het burgerinitiatief omgaat. De raad zal het voorstel niet altijd plenair inhoudelijk behandelen, maar kan ook besluiten het burgerinitiatief via de lijst van ingekomen stukken van de raad af te handelen. Een besluit over een burgerinitiatief wordt in een raadscommissie inhoudelijk voorbereid.
Ook kan de raad van mening zijn dat nader onderzoek moet worden gedaan. De indiener/ initiatiefnemer zal hoe dan ook steeds over het vervolgtraject worden ingelicht en waar nodig en mogelijk erbij worden betrokken.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 oktober 2005