Organisatie | Tilburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening bodemsanering Tilburg |
Citeertitel | Verordening bodemsanering Tilburg |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen.
Wet bodembescherming
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-09-2006 | nieuwe regeling | 18-09-2006 Gemeenteblad, 2006, 34 | 2006/250 |
Hoofdstuk 1 Uitvoering bodemsanering
Deze verordening en daarop berustende bepalingen verstaan onder:
Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg;
Initiatiefnemer: degene die een melding als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Wet bodembescherming heeft ingediend bij het college, dan wel zijn gemachtigde;
Nader onderzoek:een nader onderzoek als bedoeld in artikel 29, eerste lid onder a. van de Wet bodembescherming;
Saneringsplan: een saneringsplan als bedoeld in de artikelen 39, eerste lid, en 40 van de Wet bodembescherming;
Evaluatieverslag: een schriftelijk verslag als bedoeld in artikel 39c, eerste lid van de Wet bodembescherming.
Nazorgplan: een nazorgplan als bedoeld in artikel 39d, eerste lid van de Wet bodembescherming;
Aanvraag:het doen van een melding als bedoeld in artikel 28, eerste lid van de Wet bodembescherming evenals de indiening van een nader onderzoek of een separaat saneringsplan.
In aanvulling op titel 4.1 van hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht worden belanghebbenden tot twee weken na de bekendmaking van het voornemen tot saneren als bedoeld in artikel 28 Wet bodembescherming in de gelegenheid gesteld zienswijzen in te dienen.
1° het adres, de kadastrale aanduiding (incl. datum) en een topografische kaart waarop de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevindt is aangegeven;
2° een kadastrale kaart (incl. datum en noordpijl), waarop het geval van (ernstige) bodemverontreiniging is aangegeven, die ten hoogste dertien weken voor de indiening van het saneringsplan door het kadaster is afgegeven;
3° een uittreksel van het kadaster waaruit de huidige eigendomssituatie blijkt, dat ten hoogste dertien weken voor de indiening van het saneringsplan door het kadaster is afgegeven;
4° de naam en het adres van degene die een zakelijk of een persoonlijk recht heeft op het grondgebied, bedoeld in artikel 4, lid 2, onder a, sub 1°, alsmede van de gebruiker daarvan;
5° een op de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevindt betrekking hebbende uitsnede uit de plankaart van het vigerende bestemmingsplan, alsmede de daarbij behorende bestemmingsplanvoorschriften;
6° het huidig en eventueel toekomstig gebruik van de locatie;
7° een beschrijving van de bodemkundige opbouw en geohydrologische situatie;
8° een beschrijving van de wijze waarop de milieukundige begeleiding en controle van de sanering plaatsvindt;
9° de te verwachten hoeveelheid af te graven grond en/of te onttrekken hoeveelheid grondwater;
10° de grootte van het totale oppervlak waarbij de interventiewaarde in grond en/of grondwater wordt overschreden;
11° de grootte van het totale volume waarbij de interventiewaarde in grond en/of grondwater wordt overschreden;
12° een ontgravingskaart en een grondwateronttrekkingskaart met noordpijl en grondwaterstromingsrichting en de invloed van de onttrekking op omgeving (isohypsen).
13° een tijdschema met een eventuele fasering, waarbij in ieder geval zijn aangegeven de datum waarop met de sanering zal worden begonnen, en de datum waarop de sanering naar verwachting zal zijn afgerond.
14° een beschrijving van de te treffen (geo)hydrologische en andere technische voorzieningen met de gekozen dimensionering en de invloed hiervan op de omgeving;
15° de gegevens over de hoeveelheid, kwaliteit en herkomst van de eventueel te gebruiken aanvulgrond;
16° een beschrijving van de wijze waarop de verschillende categorieën vrijkomende grond in depot worden gezet, inclusief een tekening waarop de plaats van het depot/ de depots staat aangegeven alsmede de beschermende voorzieningen.
Bij een melding tot wijziging van het saneringsplan als bedoeld in artikel 39, vierde lid van de Wet bodembescherming dienen alle gegevens te worden verstrekt die afwijken van de eerder overeenkomstig artikel 4 van de verordening en artikel 39, eerste lid van de Wet bodembescherming verstrekte gegevens. Tevens dient inzichtelijk gemaakt te worden wat de reden voor de afwijking is, wat de inhoud van de afwijking is en wat de gevolgen zijn voor de oorspronkelijk beoogde saneringsdoelstelling en/of -maatregelen.
Hoofdstuk 2. Belanghebbenden bij bodemsanering
Indien het college, in het kader van zijn, op grond van artikel 88 juncto 52 van de Wet bodembescherming, opgelegde taak tot uitvoering van het Gemeentelijk programma bodemsanering, opdracht geeft om een nader onderzoek, een saneringsplan (inclusief saneringsonderzoek) op te stellen of een sanering uit te voeren, stelt zij ter begeleiding van dat onderzoek/plan respectievelijk die sanering een begeleidingsgroep in, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.
In geval de gemeente, als eigenaar van de grond, een nader onderzoek, een saneringsplan (inclusief saneringsonderzoek) laat opstellen of een sanering op haar grondgebied laat uitvoeren, stelt het college ter begeleiding van dat onderzoek/plan respectievelijk die sanering een begeleidingsgroep in, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.
In andere gevallen dan bedoeld in de vorige leden 1 en 2, bevordert het college dat degene die een nader onderzoek, een saneringsplan (inclusief saneringsonderzoek) laat opstellen of een sanering laat uitvoeren, ter begeleiding daarvan een begeleidingsgroep instelt, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat daaraan geen behoefte bestaat.
Met de inwerkingtreding van de Verordening bodemsanering Tilburg komt de Verordening bodemsanering gemeente Tilburg, welke is vastgesteld bij raadsbesluit van 12 juli 2004 te vervallen.
Op evaluatieverslagen en nazorgplannen die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening zijn de artikelen 6 en 7 niet van toepassing. Voor de onderwerpen die in genoemde artikelen zijn geregeld blijft de verordening van toepassing zoals deze gold voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening.
Algemene toelichting op de Verordening bodemsanering Tilburg
Ingevolge het Besluit aanwijzing bevoegdgezaggemeenten Wet bodembescherming (Staatsblad 2000, 591) van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu is per 1 juli 2001 de gemeente Tilburg gelijkgesteld met een provincie voor de toepassing van de artikelen 27 tot en met 34, 37, 38, vierde en vijfde lid, 39, 40, 42, 43 tot en met 52, 55, 74 tot en met 78, 81, 83 tot en met 86 van de Wet bodembescherming (Wbb).
Bij raadsbesluit van 12 juli 2004 is derhalve de Verordening Bodemsanering gemeente Tilburg vastgesteld. Deze verordening is gebaseerd op de Wet bodembescherming en de provinciale milieuverordening en op 2 augustus 2004 in werking getreden.
De Wbb is in 2006 gewijzigd. De wetswijziging beoogt de aanpak van de bodemsanering te versnellen. Door de wetswijziging krijgt het nieuwe landelijke bodemsaneringsbeleid, bekend als BEVER (Beleidsvernieuwing Bodemsanering) een wettelijke grondslag. Niet langer is multifunctioneel saneren de hoofdregel.
De Wbb maakt onderscheid tussen de sanering van immobiele en van mobiele bodemverontreinigingen.
Bepaald is dat de sanering van immobiele verontreiniging erop gericht is de bodem minimaal geschikt te maken voor de functie die deze na de sanering zal krijgen. Daarbij moet de blootstelling van mens, plant en dier aan de verontreiniging zoveel mogelijk worden beperkt.
Bij mobiele verontreiniging kan de saneringsdoelstelling niet worden verbonden aan het gebruik van een bepaalde locatie. Bij dergelijke verontreinigingen is bepaald dat de saneringsaanpak erop gericht dient te zijn het risico van verspreiding van de verontreinigende stoffen zoveel mogelijk te beperken.
Voor alle saneringen geldt, of ze nu betrekking hebben op mobiele of op immobiele verontreiniging, dat de nazorg zoveel mogelijk moet worden beperkt.
Toelichting op artikelen Verordening bodemsanering Tilburg
In deze bepaling worden de in de verordening gehanteerde begrippen omschreven. Aangesloten is bij de begrippen uit de Wbb en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Diverse begripsomschrijvingen, die reeds in de Wbb of Awb zijn beschreven, zijn niet herhaald. Landelijke regelgeving gaat immers voor op gemeentelijke verordeningen.
Het college moet op grond van artikel 29, tweede lid (nader onderzoek) en artikel 39, tweede lid, Wbb (saneringsplan) binnen vijftien wekenbeslissen. Op een evaluatieverslag moet binnen 8 weken en op een nazorgplan moet binnen 6 maanden worden beslist.
In het algemeen wordt de procedure titel 4.1 van hoofdstuk 4 van de Awb gevolgd, welke als volgt verloopt.
In bijzondere gevallen kan het college besluiten om de openbare voorbereidingsprocedure afdeling 3.4 van de Awb te volgen. Bijvoorbeeld in die gevallen waarbij er veel belanghebbenden zijn of veel zienswijzen verwacht worden. De openbare voorbereidingsprocedure gaat als volgt.
Het college kan, om de volgende redenen, besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen (artikel 4:5 van de Awb).
Tegen het besluit de aanvraag niet in behandeling te nemen, staan bezwaar en beroep open. Zo’n besluit wordt bekendgemaakt binnen vier weken na de aanvulling op het plan, of nadat de gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
In artikel 3, eerste lid wordt het gebruik van een door het college vastgesteld formulier voorgeschreven. Dit formulier zorgt ervoor dat de benodigde gegevens voor een beslissing op de aanvraag direct correct worden ingeleverd alsmede vereenvoudigt het de administratieve afhandeling (zie ook artikel 4:4 van de Awb). De gegevens die middels dit formulier worden verlangd sluiten aan bij de gegevens die de Wbb reeds verlangt alsmede de gegevens welke ingevolge deze verordening dienen te worden verstrekt.
De nieuwe Wbb stelt enkele eisen aan de inhoud van het saneringsplan. Deze vloeien met name voort uit de toenemende ervaring die is opgedaan bij de uitvoering en handhaving van saneringen. Ten gevolge van de nieuwe extra wettelijke eisen zijn de aanvullende eisen die ingevolge de verordening worden gesteld aan de inhoud van een saneringsplan verminderd. Nieuwe eisen die zijn toegevoegd vloeien met name voort uit de gewijzigde saneringsdoelstelling.
Uit de Wbb (artikel 39, vierde lid) vloeit tevens voort dat indien de saneerder constateert dat van het saneringsplan zal (moeten) worden afgeweken, hij twee weken voorafgaande aan de uitvoering hiervan melding aan het bevoegd gezag dient te doen. Het bevoegd gezag beoordeelt vervolgens binnen twee weken of de afwijking binnen de gekozen saneringsdoelstelling past en acceptabel is. Indien sprake is van een belangrijke wijziging van het saneringsplan (bijvoorbeeld een ander saneringsresultaat), dan moet het bevoegd gezag een nieuw saneringsplan verlangen. Op dit saneringsplan moet via de reguliere procedure worden beschikt.
Voor het beoordelen van een melding tot wijziging van het saneringsplan is het noodzakelijk te vernemen welke afwijkingen zijn geconstateerd en welke gevolgen die hebben ten opzichte van het eerder goedgekeurde saneringsplan en ook de reden om van het goedgekeurde saneringsplan af te wijken. Daarom wordt voor de te verstrekken gegevens aansluiting gezocht bij de gegevens die ingevolge artikel 4 van de verordening en artikel 39, eerste lid van de Wbb dienen te worden verstrekt.
In het verleden werd ingevolge de Verordening bodemsanering een evaluatie-rapport verlangd nadat de sanering was afgerond. De Wbb biedt evenwel thans formeel de wettelijke grondslag voor (de goedkeuring van) het evaluatierapport, thans genoemd evaluatieverslag. Hiermee wordt een leemte in de wet hersteld. Belanghebbenden verkrijgen hierdoor straks ook rechtsbescherming tegen de goedkeuring van het evaluatieverslag en derhalve tegen het oordeel van het bevoegd gezag of op juiste wijze is gesaneerd.
In aanvulling op de eisen die de Wbb stelt aan de inhoud van een evaluatieverslag worden in artikel 6 nog enkele gegevens verlangd die met name ook reeds onder de oude verordening werden verlangd.
Indien een nazorgplan (zie artikel 7) nodig is, stemt het bevoegd gezag niet met het evaluatieverslag in dan nadat er een nazorgplan is ingediend.
Ook het nazorgplan krijgt in de Wbb een wettelijke status. Het bevoegd gezag mag slechts met het nazorgplan instemmen indien de daarin opgenomen gebruiksbeperkingen of nazorgmaatregelen naar zijn oordeel voldoende zijn om er voor te zorgen dat de restverontreiniging niet zal leiden tot kwaliteitsvermindering van de bodem.
Aangezien de Wbb nagenoeg geen eisen stelt aan het nazorgplan worden er in artikel 7 veel eisen gesteld aan de inhoud van het nazorgplan. Hierbij is evenwel aangesloten bij de praktijk die ook nu al bestaat hieromtrent en de eisen kunnen eveneens worden afgeleid uit de diverse zogenaamde checklisten die bevoegdgezaggemeenten en/of provincies hanteren bij de oordeelsvorming over een nazorgplan.
Artikel 52 van de Wbb verlangt van het bevoegd gezag dat in een verordening regels worden vastgesteld voor de wijze waarop burgers worden betrokken bij een bodemonderzoek en sanering die het bevoegd gezag zelf laat uitvoeren.
In die situatie neemt het bevoegd gezag immers twee posities in, één van initiatiefnemer en één van beoordelaar. Extra zorgvuldigheid is daardoor vereist. De artikelen 9, 10 en 11 waarborgen dat direct belanghebbenden in ieder geval erbij worden betrokken alsmede dat zij reeds in een zeer vroegtijdig stadium hun mening kunnen geven in de vorm van begeleidingsgroepen. De begeleidingsgroep heeft tot taak haar zienswijze te geven over de opzet en de resultaten van het nader onderzoek, het saneringsplan of de sanering. Haar opmerkingen kunnen leiden tot aanpassing van het onderzoek of de sanering. De begeleidingsgroep heeft verder als taak de initiatiefnemer van de sanering te adviseren over de communicatie met omwonenden, zoals bijvoorbeeld een bewonersbrief. Bewonersbrieven zijn primair bedoeld om de resultaten en voortgang van onderzoeken of saneringen aan de direct omwonenden kenbaar te maken. Daarnaast kunnen in de bewonersbrieven ook aspecten in het kader van de volksgezondheid aan de orde worden gesteld. Als de initiatiefnemer geen bewonersbrieven wenst te zenden, zal de gemeente dit zonodig verzorgen.
In artikel 52, tweede lid onder c, van de Wbb is voorgeschreven dat een regeling voor beklag moet worden getroffen. In artikel 12 eerste lid van de verordening is geregeld dat beklag gedaan kan worden over de uitvoering van de artikelen 9, 10 en 11 van de verordening. Het beklagrecht is van belang omdat handelingen worden verricht waartegen geen bezwaar kan worden ingediend in het kader van de Awb. Om deze reden is in artikel 12 een regeling opgenomen welke analoog is aan artikel 13 van de inspraakverordening van 2 januari 1997.
Het beklag kan slechts gaan over de toepassing van de bepalingen van deze verordening, dus bijvoorbeeld over het niet instellen van een begeleidingsgroep of het niet zenden van een bewonersbrief. Het beklag, zoals hier bedoeld, kan geen betrekking hebben op het feit dat het college het advies van de begeleidingsgroep niet overneemt.
De intentie van deze verordening is om belanghebbenden juist in een vroeg stadium gelegenheid te geven hun zienswijzen naar voren te brengen om later in het beschikkingstraject bezwaren te voorkomen.
Verder zij opgemerkt dat het begrip "beklag" als hier bedoeld niet valt te rangschikken onder het begrip "klacht" in de zin van de Klachtenregeling van de gemeente Tilburg. Op grond van deze Klachtenregeling kan men zijn ongenoegen uiten over het functioneren van het ambtelijk apparaat, het gedrag van een medewerker of de dienstverlening van de gemeente. Een beklag op grond van dit artikel betreft de inhoudelijke toepassing van de bepalingen van deze verordening. Dit laat onverlet dat men een klacht kan indienen die een gedrag of houding betreft, zoals de wijze van communiceren of de wijze waarop mensen tegemoet worden getreden. Een dergelijke klacht behoort volgens het regiem van de Klachtenregeling te worden behandeld.
De Verordening Bodemsanering gemeente Tilburg die is vastgesteld bij raadsbesluit van 12 juli 2004 vervalt als deze verordening inwerking treedt.
Voor het overgangsrecht is aangesloten bij het overgangsrecht als neergelegd in de nieuwe Wbb. Volgens artikel 142 van de Gemeentewet treedt de verordening in werking 8 dagen na bekendmaking.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 september 2006