Organisatie | Schagen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke Verordening Gemeente Schagen |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening Schagen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Apv |
Geen
Gemeentewet, artikel 149
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-01-2013 | 01-03-2016 | Onbekend | 03-01-2013 Schager Weekblad, 16 januari 2013 | 2013-03 |
De raad van de gemeente Schagen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 2 januari 2013;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
overwegende dat het wenselijk wordt geacht om op gemeentelijk niveau regels te stellen ter handhaving van de openbare orde, zedelijkheid, de bescherming van het milieu en andere onderwerpen met betrekking tot de huishouding van de gemeente;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of
Een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
De aanvrager is in door de gemeenteraad te bepalen gevallen en volgens door de gemeenteraad te geven regels leges verschuldigd ter zake van de behandeling van een aanvraag om een vergunning of ontheffing. Het bevoegde bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen als betaling achterwege blijft.
Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Degene die op een openbare plaats
a. aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
b. aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan; of c. zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing;
Artikel 2.3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties , geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
a. naam en adres van degene die de betoging houdt;
c. de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
d. de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;
e. voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en
f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2.10 Voorwerpen op of aan de weg
Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, indien:
a. het gebruik schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg; of
b. het gebruik niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Artikel 2.11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Artikel 2.12 Maken, veranderen van een uitweg
Het is verboden een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg indien:
a. degene die voornemens is een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg daarvan niet van tevoren melding heeft gedaan aan het college, onder indiening van een situatieschets van de gewenste uitweg en een foto van de bestaande situatie; of
b. het college het maken of veranderen van de uitweg heeft verboden.
Het college verbiedt het maken of veranderen van de uitweg indien:
a. daardoor het verkeer op de weg in gevaar wordt gebracht;
b. dat zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats;
c. het openbaar groen daardoor op onaanvaardbare wijze wordt aangetast; of
d. er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen;
Afdeling 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2.15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 2.16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2.18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen
Het is verboden in bossen, op heide of veengronden dan wel in duingebieden of binnen een afstand van dertig meter daarvan:
a. te roken gedurende een door het college aangewezen periode;
b. voor zover het de open lucht betreft, brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
Artikel 2.23 Veiligheid op het ijs
a. voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;
b. bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a. bedoelde ijsvlakten te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:
b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;
c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen ;
d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;
e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties ;
f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening.
Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:
a. het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 100 personen;
b. het evenement tussen 09.00 en 00.00 uur plaats vindt. Indien de dag waarop het evenement georganiseerd wordt, gevolgd wordt door een vrije dag is de eindtijd gesteld op 01.00 uur;
c. geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 09.00 uur of na 23.00 uur. Indien het evenement plaatsvindt op een zondag dient rekening gehouden te worden met de Zondagswet;
d. het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;
e. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;
g. de organisator ten minste 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester.
Afdeling 8 Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2.27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
i. een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis of strandpaviljoen;
ii. elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrekt of bereid;
b. terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
c. terras aan de openbare weg: een terras dat direct grenst aan de openbare weg en/of rechtstreeks vanaf de openbare weg toegankelijk is.
d. strandpaviljoen: een openbare inrichting die zich geheel of gedeeltelijk bevindt op het strand.
e. gebied I: het gebied met de postcodeaanduidingen: 1741 en 1742, zoals op de bij deze verordening behorende kaart is aangegeven (bijlage I).
f. gebied II: het gebied met de volgende postcodeaanduidingen: 1738, 1744, 1746, 1747 en 1749, zoals op de bij deze verordening behorende kaart is aangegeven (bijlage I).
g. gebied III: het gebied met de volgende postcodeaanduidingen: 1751, 1752, 1753, 1754, 1755, 1756 en 1757, zoals op de bij deze verordening behorende kaart is aangegeven (bijlage I).
Deze afdeling verstaat niet onder bezoekers:
a. de gezinsleden van de exploitant van de inrichting, alsmede zijn elders wonende bloed- en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad;
b. de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede personen bedoeld in artikel 438, derde lid van het Wetboek van Strafrecht (hotelgasten en hun medereizigers);
c. de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.
Artikel 2.28 Exploitatie openbare inrichting
De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit of indien de aanvrager geen verklaring omtrent gedrag met betrekking tot de leidinggevende(n) overlegt die uiterlijk drie maanden voor de datum waarop de vergunningaanvraag is ingediend, is afgegeven.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van het horecabedrijf of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
Openbare inrichtingen zijn gesloten:
a. voor zover het inrichtingen betreft die gelegen zijn in gebied I: tussen 00.00 en 06.00 uur;
b. voor zover het inrichtingen betreft die gelegen zijn in gebied II: op maandag tot en met vrijdag tussen 02.00 uur en 06.00 uur, en op zaterdag en zondag tussen 03.30 en 06.00 uur (sluitingstijd), met dien verstande dat na 01.00 uur geen bezoekers mogen worden binnengelaten en dat na 03.00 uur geen consumpties mogen worden verstrekt, geen levende of mechanische muziek ten gehore mag worden gebracht en de verlichting binnen het bedrijf op volle sterkte dient te zijn aangeschakeld.
c. Voor zover het inrichtingen betreft die gelegen zijn in gebied III: tussen 02.00 en 06.00 uur.
Strandpaviljoens. In afwijking van het bepaalde in lid 1 geldt voor strandpaviljoens dat zij gesloten moeten zijn: a. in de periode die aanvangt op 1 november en loopt tot en met 31 maart: tussen 23.00 uur en 08.00 uur; b. in de periode die aanvangt op 1 april en loopt tot en met 31 oktober: tussen 02.00 uur en 06.00 uur.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 geldt voor paracommerciële openbare inrichtingen op of behorend bij een sportcomplex of sportterrein dat zij slechts geopend mogen zijn tussen één uur voor en twee uur na verenigingsactiviteiten, met dien verstande dat zij in ieder geval gesloten moeten zijn tussen 00.00 uur en 08.00 uur.
Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting:
1. de al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft
2. houder: degene die een inrichting exploiteert dan wel daarin de feitelijke leiding heeft.
Artikel 2.36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
De houder van een inrichting waarin seizoenarbeiders gehuisvest worden, is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden.
Artikel 2.38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2.39 Speelgelegenheden
In dit artikel wordt onder speelgelegenheid verstaan: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:
a. speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;
b. speelgelegenheden waarvoor de minister van Justitie of de Kamer van Koophandel bevoegd is vergunning te verlenen; en
c. speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen , of de handeling als bedoeld in artikel l, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten
De burgemeester weigert de vergunning:
a. indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid; of
b. indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan
Artikel 2.40 Kansspelautomaten
In dit artikel wordt verstaan onder:
a. Wet: de Wet op de kansspelen ;
b. kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c. van de Wet ;
c. hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de Wet ;
d. laagdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder e, van de Wet .
Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.41A Verblijfsontzeggingen
Het is degene aan wie dit door de burgemeester in het belang van de openbare orde of zedelijkheid is bekendgemaakt, verboden zich anders dan in een openbaar middel van vervoer te bevinden op of aan door de burgemeester aangewezen wegen en plaatsen gedurende de uren daarbij genoemd. Dit verbod geldt gedurende de in de bekendmaking genoemde periode van ten hoogste twaalf aaneengesloten weken.
Artikel 2.42 Plakken en kladden
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
b. met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
Artikel 2.44 Vervoer inbrekerswerktuigen
Het is verboden op een openbare plaats of openbaar water inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben: lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2.47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
Het is verboden op een openbare plaats:
a. te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
b. zich op te houden op een wijze die aan andere gebruikers of aan bewoners van nabij die openbare plaats gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt.
Artikel 2.50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2.51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek indien:
a. dit in strijd is met de uitdrukkelijk verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek; of
Artikel 2.52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op uren en plaatsen die door het college of de burgemeester zijn aangewezen, zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid wordt gehouden die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2.57 Loslopende honden
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
a. binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zonder dat die hond aangelijnd is;
b. buiten de bebouwde kom op voor voertuigen openstaande wegen zonder dat die hond aangelijnd is;
c. buiten de bebouwde kom op openbare plaatsen op door het college aan te kondigen tijden, zonder dat deze zijn aangelijnd;
d. in het gebied van de Pettemerduinen, zoals op de bij deze verordening behorende kaart is aangegeven (bijlage II), zonder dat de hond aangelijnd is;
e. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
f. op de weg indien die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
De verboden in het eerste lid aanhef en onder a en b zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:
a. die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of
b. die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
Artikel 2.59 Gevaarlijke honden
Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
a. vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
b. door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
c. zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
Artikel 2.60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:
b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde regels;
c. aanwezig te hebben in een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven; of
De rechthebbende op herkauwende en eenhoevige dieren of varkens (vee) die zich bevinden in een weiland of op een terrein dat niet van de weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Artikel 2.64A Stuifvrijhouden van gronden
De gebruikers of, bij gebreke van dezen, de eigenaren van gronden zijn verplicht te zorgen dat deze gronden zodanig stuifvrij worden gehouden, dat geen hinder, overlast of schade door verstuiving kan worden veroorzaakt.
Artikel 2.64B Beregeningsinstallaties
Het is verboden om binnen de bebouwde kom, op minder dan 100 meter gemeten vanaf een gevel van een woning van derden of andere geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder, een landbouw of motorvoertuig of pomp in bedrijf te hebben voor het aandrijven van een beregeningsinstallatie voor de beregening van landbouwgewassen.
Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
1. handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
2. verkoopregister: het aantekening houden van het verkopen of op andere wijze overdragen van alle gebruikte en ongeregelde goederen door de handelaar.
Artikel 2.67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;
c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen - voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;
d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit ).
Artikel 2.73A Carbid, acetyleengas afkomstig van carbid, waterstof en gasmengsels of stoffen met vergelijkbare eigenschappen
a. acetyleengas (C2H2) afkomstig van een reactie tussen carbid (calciumcarbide, chemische formule CaC2) en water of
b. waterstof (H2) afkomstig van een reactie tussen natronloog (natriumhydroxide, chemische formule NaOH) en water of
c. Gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen of
d. Al dan niet vernevelde vloeistoffen of stoffen met vergelijkbare eigenschappen in een al dan niet afgesloten vat, bus, fles of dergelijk voorwerp op explosieve wijze te verbranden of te bewerken op zodanige wijze dat daardoor gevaar, schade of hinder voor de omgeving kan worden veroorzaakt.
Artikel 2.74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet , of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2.75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet te besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de volgende artikelen van deze verordening groepsgewijs niet naleven:
Artikel 2.76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
1. Badseizoen: de periode van 1 april tot 1 oktober daaraanvolgend van enig jaar;
2. Badstrand: de gedeelten van het strand, welke ter exploitatie aan derden zijn verpacht en als zodanig middels één of meer borden zijn aangeduid;
3. Strand: strook van zand of kiezelstenen direct naast de zee;
4. Toegangspaden: de afritten van wegen en paden welke vanaf de openbare weg toegang geven tot het strand;
5. Kamperen: het in de open lucht opslaan of opgeslagen hebben of houden van kampeerbenodigdheden met het kennelijk oogmerk ter plaatse de nacht door te brengen;
6. Waterrecreatie: het tegen betaling verrichten van handelingen in of op het water ten behoeve van vermaak van personen;
7. Waterscooter: een snelle motorboot, gebouwd of ingericht om door één of meer personen skiënd door of over het water te worden voortbewogen;
8. Watersport: het verrichten van handelingen door personen in of op het water ter bevordering van vaardigheden en/of kracht.
De in het eerste lid gestelde verboden zijn niet van toepassing op:
a. vaartuigen in gebruik bij politie, kustbeheerder, de Nederlandse Reddingsmaatschappij, de reddingsbrigade;
b. door de burgemeester en wethouders nader aan te wijzen weg- en/of strandgedeelten, voor zover het niet betreft de watersportbeoefening in school- of verenigingsverband waarbij toezicht noodzakelijk is. Sportvissen wordt in dit kader niet onder watersportbeoefening verstaan.
a. Burgemeester en wethouders kunnen strandgedeelten aanwijzen als activiteitenstrand ten behoeve van waterrecreatie;
b. Het in sub a aangewezen strandgedeelte is alleen toegankelijk voor waterrecreatieve activiteiten waarvoor door de burgemeester en wethouders ontheffing is verleend;
c. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid één genoemde verbod voor zover het betreft waterrecreatieve activiteiten.
Van het in het eerste lid vervatte verbod zijn uitgezonderd bestuurders van motorvoertuigen, bromfietsen en fietsen ten behoeve van het door de burgemeester en wethouders als zodanig erkende reddingswezen, het onderhoud van de zeewering, de burgemeesterstrandvonder, de door hem aangewezen hulpstrandvonders, ambtenaren van de gemeente Schagen, de brandweer en de ambtenaren van politie in de uitoefening van hun taak.
Artikel 2.81 Plaatsen (brom)fietsen
Onverminderd het bepaalde in het Regelement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 is het verboden fietsen of bromfietsen te plaatsen of geplaatst te houden op de toegangspaden of tegen de langs de toegangspaden aanwezige afrastering.
Onverminderd het bepaalde in artikel 5:34 van deze verordening is het verboden open vuren op of nabij het strand te ontsteken of te hebben.
Het is verboden op of aan het badstrand gedurende het badseizoen te spelen of te laten spelen op zodanige wijze, dat schade, gevaar of hinder wordt of kan worden veroorzaakt aan andere strandbezoekers of aan hun bezit.
Artikel 2.88 Ongeklede recreatie
Het is verboden naakt te recreëren buiten de strandgedeelten gelegen tussen de strandhoofden 8.400 en 9.400, 14.500 en 16.800.
Artikel 2.89 Toegang tot het strand
Tenzij men daartoe bevoegd is, is het op het badstrand gedurende het badseizoen verboden:
Artikel 2.92 Goederen, diensten e.d.
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 5:14 en 5:15 van deze verordening is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op of aan het strand of de toegangspaden:
Het is aan anderen dan militairen in dienstverband verboden op het strand of de toegangspaden te kamperen dan wel terreinen voor kamperen beschikbaar te stellen of te gedogen dat de terreinen tot dat doel gebruikt worden.
Afdeling 17 Overige vormen van openluchtrecreatie
Artikel 2.96 Recreatiegebied Schagerwiel
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
c. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie , sekswinkels en dergelijke
Artikel 3:5 Gedrageisen exploitant en beheerder
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:
a. met toepassing van de artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;
b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, inclusief de drie openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint-Eustatius, Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
c. binnen de laatste vijf jaar bij ten minste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 500 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht , wegens dan wel mede wegens overtreding van:
- bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet , de Opiumwet , de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen ;
- de artikelen 137c tot en met 137g , 140 , 240b , 242 tot en met 249 , 252 , 250a (oud), 273a , 300 tot en met 303 , 416 , 417 , 417bis , 426 , 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht ;
- de artikelen 8 en 162, derde lid , alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994 ;
- de artikelen 1, onder a, b en d , 13 , 14 , 27 en 30b van de Wet op de Kansspelen ;
Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:
a. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen , tenzij de geldsom minder dan 375 euro bedraagt;
b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.
De exploitant of de beheerder zijn binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.
Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingstijden; (tijdelijke) sluiting
Met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:
a. tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingstijden vaststellen;
b. van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.
Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder
De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:
a. geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht , in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie ; en
b. geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Het is verboden door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten te bewegen gebruik te maken van de diensten van een prostituee, uit te nodigen dan wel aan te lokken:
a. op of aan andere dan door het college aangewezen wegen of gebieden;
b. gedurende andere dan door het college vastgestelde tijden.
De burgemeester kan met het oog op de openbare orde en de belangen genoemd in artikel 3:13, tweede lid, personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid, verbieden zich gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen of gebieden en op de tijden bedoeld in het eerste lid onder b.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:
a. indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;
b. anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.
Het verbod bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet .
Afdeling 3. Beslistermijn: weigeringsgronden
Artikel 3:13 Weigeringsgronden
De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:
a. de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;
b. de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan, voorbereidingsbesluit, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening; of
c. er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.
Voor seksinrichtingen en in Nederland gevestigde escortbedrijven kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, worden geweigerd dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, achterwege gelaten, in het belang van:
b. het voorkomen of beperken van overlast;
c. het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;
d. de veiligheid van personen of goederen;
e. de verkeersvrijheid of -veiligheid;
Afdeling 4. Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant besluit de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4. Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente
Afdeling 1. Geluidhinder en verlichting
Artikel 4:2 Aanwijzen collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer van de volgende delen:
a. De markt in Schagen en directe omgeving, overeenkomstig het zogenaamde horecaconcentratiegebied.
b. De dorpskernen: Petten; Burgerbrug; Burgervlotbrug; Callantsoog; Dirkshorn; Eenigenburg; Groenveld; Groote Keeten; Krabbendam; Kalverdijk; Kerkbuurt; De Stolpen; Oudesluis; Petten; ’t Rijpje; Schagerbrug; Schoorldam; Sint Maarten; Sint Maartensbrug; Sint Maartensvlotbrug; Sint Maartenszee; Stroet; Tuitjenhorn; Valkoog; Waarland; Warmenhuizen en ’t Zand.
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting, welke is gelegen binnen het horecaconcentratiegebied toegestaan 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17 , 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. In het overige gebied van de gemeente Schagen is dit aantal gesteld op maximaal 6 incidentele festiviteiten.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting of openbare orde op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Besluit binnen inrichtingen is de onder e. opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:
a. de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;
b. de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;
c. de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten;
d. bij het bepalen van de geluidsniveaus zoals vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Artikel 4:9A Voorkomen van de verspreiding van moeilijk te bestrijden planten
De eigenaren, pachters, gebruikers en beheerders van en de rechthebbende en toezichthouders op de binnen de gemeente gelegen gronden of wegen zijn verplicht de zich op die gronden of op de bermen van die wegen bevindende akkermelkdistels (sonchus arvensis) en akkerdistels (cirsium arvense), voordat deze gaan bloeien, te bestrijden.
Afdeling 3. Het bewaren van houtopstanden
Artikel 4:10 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. houtopstand: één of meer bomen of boomvormers, of andere houtachtige gewassen, mogelijk onderdeel uitmakend van hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen, een struweel of een heg, met de onder e genoemde minimale dwarsdoorsnede;
b. hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;
c. kapvergunningplichtige houtopstand: houtopstand die staat vermeld op de “Lijst kapvergunningplichtige houtopstand” die als bijlage IV bij deze verordening is gevoegd;
d. houtwal: een afscheiding in het landschap, die wordt gevormd door een, al dan niet verhoogde, smalle strook grond met daarop volgroeide beplanting in de vorm van hakhout en struiken;
e. boom: een houtig opgaand gewas met een stamdiameter van minimaal 10 centimeter op 130 centimeter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de diameter van de dikste stam;
f. bijzondere boom/monumentale boom: een boom die als zodanig is aangeduid op de “Lijst kapvergunningplichtige houtopstand” die als bijlage III bij deze verordening is gevoegd, met een relatief hoge leeftijd of met een bijzondere schoonheid- of zeldzaamheidswaarde, of met een bijzondere functie voor de omgeving;
g. dunning: velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand;
h. kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ten behoeve van het periodiek noodzakelijk onderhout;
i. iepziekte: de aantasting van iepen door schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau);
j. iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behorende tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistriatus (Marsh) en Scolytus pygmaeus;
k. bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1 lid 5 van de Boswet.
l. perceel: een bebouwd perceel met erf en tuin;
m. vellen: rooien, kappen, verplanten, het snoeien van meer dan 20 procent van de kroon of het wortelgestel, met inbegrip van kandelaberen; het verrichten van handelingen, zowel bovengronds als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben;
n. boomwaarde: de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen;
o. bomen effect analyse: een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor houtopstand, op basis van landelijke richtlijnen van de Bomenstichting.
Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor:
a: houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;
b: houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4.11E
c: houtopstand voor het vellen waarvan een vergunning is verleend op grond van een geldend bestemmingsplan(aanlegvergunning);
d: houtopstand met een stamdiameter van minder dan 15 centimeter op 100 centimeter hoogte boven het maaiveld, tenzij het een bijzondere boom/monumentale boom betreft of houtopstand die is geplant in het kader van een herplantplicht op grond van artikel 3.11C of artikel 4.11E In geval van meerstammigheid geldt de diameter van de dikste stam;
e: wegbeplanting en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen;
f: op bedrijfseconomische wijze geëxploiteerde vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;
g: fijnsparren niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
i: houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:
- ofwel geen groter oppervlakte beslaat dan 10 are;
- ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.
j: het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van regulier onderhoud.
Artikel 4:11B Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning geheel of gedeeltelijk worden geweigerd op grond van:
Artikel 4:11D Vervaltermijn vergunning
De vergunning als bedoeld in artikel 4:11 eerste lid vervalt indien daarvan niet binnen maximaal drie jaar na het onherroepelijk zijn van de vergunning gebruik is gemaakt. Betreft het een vergunning voor het vellen van meer dan één houtopstand, dan vervalt de vergunning eveneens drie jaar na het onherroepelijk worden ervan, ook indien in fasen geveld wordt of één of meer houtopstanden reeds geveld zijn.
Artikel 4:11E Herplant- en instandhoudingsplicht
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop de houtopstand zich bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen en binnen een door het bevoegd gezag te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, dan kan het bevoegd gezag aan de zakelijke gerechtigde van de grond waarop de houtopstand zich bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:
a. overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen en binnen een door het bevoegd gezag te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor de bedreiging wordt weggenomen;
b. of een bomen effect analyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.
Artikel 4:11F Schadevergoeding
Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende door de toepassing van artikel 4:11 schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te komen en waarvan de vergoeding niet anderszins is verzekerd, kent het bevoegd gezag hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
Artikel 4:11G Bestrijding iepziekte
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
a. indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;
b. de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen;
c. of de niet-ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer , in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken
voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
c. kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of
d. mestopslag, gierkelders of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
In deze afdeling wordt verstaan onder:
a. voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
b. parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) .
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend: a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden; b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.
Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 25 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.
Het is verboden een tractor, vaartuig, woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen, trailer, sulky of ander dergelijk voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt:
a. langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te plaatsen of te hebben;
b. op een door het college aangewezen plaats te parkeren, waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Onder venten wordt niet verstaan:
a. het aan huis afleveren van goederen in het kader van de exploitatie van een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet ;
b. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of artikel 5:22;
c. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.
Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting
Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:
a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt
Het is verboden een snuffelmarkt te organiseren:
a. vanwege strijd met het bestemmingsplan;
b. indien de burgemeester het organiseren van de snuffelmarkt verboden heeft in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu;
c. indien degene die voornemens is de markt te organiseren daarvan niet tevoren melding heeft gedaan.
De organisator doet de melding als bedoeld in het eerste lid, onder c binnen vier weken voorafgaand aan de snuffelmarkt met vermelding van:
a. naam en adres van de organisator;
b. adres van het gebouw waar de snuffelmarkt gehouden wordt;
c. de dagen en tijdstippen waarop de snuffelmarkt wordt gehouden;
d. de frequentie van het houden van de snuffelmarkt;
e. het soort van goederen en diensten dat wordt aangeboden en verhandeld;
De snuffelmarkt kan worden gehouden indien de burgemeester niet binnen twee weken na ontvangst van de melding heeft beslist dat het organiseren van de snuffelmarkt wordt verboden in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu. De burgemeester geeft daarvan binnen twee weken na ontvangst van de melding aan de organisator met opgaaf van redenen bericht.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht , de Scheepvaartverkeerswet , het Binnenvaartpolitiereglement , de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening gemeente Schagen.
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:
a. nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer , het Binnenvaartpolitiereglement , de Waterwet, de Provinciale vaarwegenverordening Noord-Holland, de Provinciale landschapsverordening Noord-Holland, de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken of de Woonschepenverordening gemeente Schagen.
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen die bij de gemeente in beheer zijn.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen:
a. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
b. in het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
c. in het belang van de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het verbod in het eerst lid is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden:
a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de bevoegde minister aangewezen hulpverleningsdiensten;
b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;
d. van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.
Het in het eerste lid gestelde verbod is voorts niet van toepassing:
a. op wegen die gelegen zijn binnen de in het eerste lid bedoelde gebieden of terreinen;
b. binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening 'Stiltegebieden' aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als 'toestel'.
Afdeling 8. Verbod vuur te stoken
Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
Afdeling 9. Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
Afdeling 10. Straatnaamborden, huisnummers e.d.
Artikel 5:38 Gedoogplicht aanduidingen
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk,vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van burgemeester en wethouders, straatnaamborden, daarbij behorende onderschriften daaronder begrepen, huisnummers en wijkaanduidingen, worden aangebracht, aangehouden, gewijzigd of verwijderd.
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs-en slotbepalingen
1. Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie: artikel
2:1 lid 1, 2 en 3 2:73, lid 1 en 2 5:10, lid 1
2:6 lid 1 2:73a, lid 1, 2 en 3 5:11, lid 1
2:9 lid 1 2:74 5:12, lid 1, 2 en 3
2:11 lid 1 2:79, lid 1 5:15, lid 1 en 2
2:12 lid 1 2:80, lid 1 5:16, lid 2
2:17, lid 1 2:84, lid 1 5:24, lid 1
2:22, lid 1 2:86 5:26, lid 1 en 2
2:28, lid 1 2:91, lid 1 en 2 5:31, lid 1 en 2
2:32, lid 2 2:95, lid 1 5:34, lid 1
2:36 2:96, lid 1, 2, 3, 4 en 5 5:36, lid 1, 2
2:38 3:6, lid 1 en 3 5:38, lid 1
2:39, lid 2 3:8, lid 1 en 2 5:39, lid 1
2:41, lid 1 en 2 3:9, lid 1, 4 en 6
2:42, lid 1, 2 en 5 3:11, lid 1
2. Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie: n.v.t..
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 6:4 Intrekking oude verordening
De Algemene plaatselijke verordening Harenkarspel 2009, de Algemene plaatselijke verordening Schagen 2009, de Algemene plaatselijke verordening Zijpe 2010 en de Bomenverordening Harenkarspel 2010 worden ingetrokken.
Besluiten, genomen krachtens een verordening bedoeld in artikel 6:4 die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 2 januari 2013,
De voorzitter,
G. Westerink
De griffier,
E. van der Voorde
Bijlage IV Lijst kapvergunningplichtige houtopstanden
A:Houtopstanden op gronden die in de vigerende bestemmingsplannen de bestemming ‘Duinen’, ‘Natuurgebied’, ‘Landschappelijk waardevolle houtopstand en begroeiing’ of ‘Waardevolle houtopstanden’ hebben.
B: Houtopstanden op publieke percelen van gemeente, waterschap, provincie of het Rijk.
C: Houtopstanden op percelen met een oppervlakte van meer dan 500 m², waarbij onder perceel moet worden verstaan:
2: een geheel van twee of meer kadastrale percelen die bij dezelfde eigenaar/gebruiker in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.
D: Houtopstanden die zijn geplant in het kader van een herplantplicht op grond van artikel 4:11C of artikel 4:11E van de Algemene plaatselijke verordening Schagen.
E: Houtopstanden gelegen op het grondgebied van de voormalige gemeente Harenkarspel, met uitzondering van houtopstanden, niet zijnde monumentale bomen, op percelen met een oppervlakte van minder dan 500m².
F: Onderstaande ‘Bijzondere/Monumentale bomen’
Bomen spelen een belangrijke rol bij de inrichting van onze woon- en leefomgeving. Bomen dragen bij aan het groene karakter van de gemeente Schagen en de karakteristiek van de kernen. Naast de esthetische functie van bomen (het beeld) spelen bomen een belangrijke rol in de begeleiding van structuren (wegen, waterlopen, randen, etc), in het leveren van zuurstof en reductie van fijnstof, en zorgen zij voor bescherming en schaduw, nestgelegenheid voor vogels etc. Om die reden is het belangrijk dat de gemeente Schagen zich m.b.t. het groenbeleid richt op de ontwikkeling van gezonde bomen en boomstructuren en zorg draagt voor bescherming van bomen, zowel in de openbare ruimte als op terreinen van particulieren.
Het gemeentelijk beleid is er tegenwoordig op gericht de regeldruk voor burgers en bedrijven terug te dringen. Daarom is de regelgeving omtrent de kapvergunning herzien. Nu is als uitgangspunt genomen dat een kapvergunning alleen vereist is voor het vellen van:
A: Houtopstanden op gronden met de bestemming ‘Duinen’, ‘Natuurgebied’, ‘Landschappelijk waardevolle houtopstand en begroeiing’ of ‘Waardevolle houtopstanden’. Deze houtopstanden verdienen bescherming vanwege hun natuurwaarde of landschappelijke waarde.
B: Houtopstanden op publieke percelen van gemeente, waterschap, provincie of het Rijk. Het gaat hier om houtopstanden die in feite van ons allemaal zijn. Voor het vellen van deze houtopstanden blijft de kapvergunningplicht bestaan, om te voorkomen dat overheden zonder enige beperking en zonder dat burgers daar iets over te zeggen kunnen hebben het openbaar groen kunnen vellen. Belanghebbenden houden de mogelijkheid om middels een bezwaarprocedure/beroepsprocedure het kapbeleid van overheden te laten toetsen door een bezwarencommissie/rechter.
C: Houtopstanden op percelen met een oppervlakte van meer dan 500 m². De gedachte hierachter is dat op dit soort percelen veel houtopstand kan staan. Voorkomen moet worden dat al deze houtopstand zonder enige vergunning ineens gekapt kan worden en er zodoende veel groen verdwijnt. Hiermee wordt tevens bereikt dat houtopstanden rond bedrijventerreinen, recreatieparken, kampeerterreinen e.d. niet zonder meer geveld kunnen worden. De gemeente stelt in het kader van vergunningverlening bij dit soort terreinen het aanleggen van bomensingels e.d. vaak verplicht. Voor de beeldkwaliteit van het landschap is het van belang dat deze houtopstanden behouden blijven.
Het gros van de burgers heeft geen percelen van deze omvang in bezit of in gebruik. Dat betekent dat de meeste burgers voortaan een boom in hun tuin zonder vergunning kunnen kappen.
D: Houtopstanden die zijn geplant in het kader van een herplantplicht. Het spreekt voor zich dat deze houtopstanden niet meteen weer vergunningvrij mogen worden geveld.
E: Dit betreft houtopstanden gelegen op het grondgebied van de voormalige gemeente Harenkarspel. Gezien het ontbreken van een lijst van bijzondere bomen gelegen in de voormalige gemeente Harenkarspel wordt dit gehele gebied aangewezen als kapvergunningplichtig. Echter monumentale bomen zijn al wel aangewezen in voormalig Harenkarspel en opgenomen in de bomenlijst. Het is zeer wenselijk de bomen in de voormalige gemeente Harenkarspel te inventariseren en inspecteren, zodat de lijst met bijzondere/monumentale bomen compleet gemaakt kan worden. E. kan dan achterwege blijven.
F: Bomen worden op de lijst bijzondere / monumentale bomen geplaatst nadat zij door de gemeente zijn geïnventariseerd en geïnspecteerd. Op basis van een aantal criteria kan de status van ‘Bijzondere boom/ monumentale boom’ verkregen worden.
Bomen met deze status voldoen aan de volgende basiscriteria:
a. De boom verkeert niet in een onomkeerbare slechte conditie;
b. De boom vormt geen onafwendbaar risico voor de omgeving (een eventuele gevaarlijke situatie en schade kunnen op een redelijk eenvoudige wijze worden tegengegaan).
Daarnaast moet de boom voldoen aan tenminste één van de volgende criteria:
a. Esthetische waarde, met name de aanwezigheid in de ruimte en in hoeverre de boom “gemist” gaat worden als hij geveld zou worden. De boom kan medebepalend zijn voor het karakter van de omgeving;
b. Cultuurhistorische waarde (herdenkingsboom, herkenningspunt/oriëntatiepunt, bijzondere snoeivorm, oude oprijlaan). De boom kan onderdeel uitmaken van een monumentale omgeving of van een cultuurhistorisch object;
c. Dendrologische waarde (zeldzame soort, bijzondere variëteit of groeivorm);
d. Ecologische waarde. De boom is onderdeel van een biotoop van schaars voorkomende planten- of diersoorten;
e. Zeldzaamheidswaarde (zeldzame soort of type, oudste, dikste, hoogste, eerste of laatste boom);
f. Toekomstwaarde (boom van lokaal belang of boom die de gelegenheid krijgt uit te groeien tot een monumentale boom).
De lijst van ‘bijzondere/monumentale bomen’ zal overigens regelmatig geactualiseerd moeten worden. Het is mogelijk dat bepaalde bomen zullen sterven en dus van de lijst zullen moeten verdwijnen. Ook kan het gebeuren dat bomen die nu nog niet op de lijst staan, zich ontwikkelen tot bijzondere/monumentale boom en dus een plek op de lijst verdienen. Het voornemen is om elke 4 á 5 jaar een inspectieronde te houden en aan de hand van de resultaten daarvan de lijst te actualiseren.
In het eerste jaar na de fusie dient de ‘Lijst kapvergunningplichtige’ houtopstanden aangevuld te worden met die bomen die aangemerkt kunnen worden als bijzondere boom, die gelegen zijn in de voormalige gemeente Harenkarspel. Monumentale bomen zijn reeds geïnventariseerd in de voormalige gemeente Harenkarspel en opgenomen in de lijst.
Voorts is de eigenaar of zakelijk gerechtigde van een houtopstand die vermeld staat op de lijst van monumentale / bijzondere bomen verplicht het college onmiddellijk schriftelijk mededeling te doen van:
NB: Op grond van artikel 4:11 lid 2 van de Algemene plaatselijke verordening Schagen (Apv) geldt dat geen vergunning is vereist voor het vellen van:
a: houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;
b: houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4.11E
c: houtopstand voor het vellen waarvan een vergunning is verleend op grond van een geldend bestemmingsplan (aanlegvergunning);
d: houtopstand met een stamdiameter van minder dan 15 centimeter op 100 centimeter hoogte boven het maaiveld, tenzij het een bijzondere boom/monumentale boom betreft of houtopstand die is geplant in het kader van een herplantplicht op grond van artikel 4.11C of artikel 4.11E In geval van meerstammigheid geldt de diameter van de dikste stam;
e: wegbeplanting en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen;
f: op bedrijfseconomische wijze geëxploiteerde vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;
g: fijnsparren niet ouder dan 12 jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;
i: houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die:
- ofwel geen groter oppervlakte beslaat dan 10 are;
- ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen.
j: het periodiek knotten of kandelaberen als noodzakelijke beheermaatregel bij knotbomen, gekandelaberde bomen of leibomen ter uitvoering van regulier onderhoud.