Organisatie | Winsum |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit Individuele Voorzieningen Gemeente Winsum 2013 |
Citeertitel | Besluit Individuele Voorzieningen Gemeente Winsum 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt het Besluit Individuele Voorzieningen Gemeente Winsum 2012, versie januari 2012
De Verordening Wmo
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-01-2013 | 01-01-2014 | Nieuwe regeling | 18-12-2012 De Wiekslag, 02-01-2013 | Onbekend |
Paragraaf 1 - Algemene regels over het persoonsgebonden budget
Paragraaf 2 - Eigen bijdrage hulp bij het huishouden
Artikel 4. Vaststelling en inning eigen bijdrage
Bij verstrekking van hulp in het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt het vaststellen van de vierwekelijkse eigen bijdrage uitgevoerd door het CAK. Het opleggen, het innen en het eventueel verrekenen van de vierwekelijkse eigen bijdrage wordt uitgevoerd door het Menzis Wmo support.
Artikel 5. Omvang van de eigen bijdrage voor ongehuwde personen
Het bedrag dat de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en bij een verzamelinkomen van meer dan € 23.208,00 maximaal aan eigen bijdrage dient te betalen per vier weken wordt als volgt vastgesteld:
- het verzamelinkomen minus € 23.208,00 = uitkomst
Artikel 6. Omvang van de eigen bijdrage voor gehuwde personen
Het bedrag dat de gehuwde personen indien een van beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt en bij een verzamelinkomen van meer dan € 28.733,00 maximaal aan eigen bijdrage dienen te betalen per vier weken wordt als volgt vastgesteld:
Paragraaf 3 - Hulp in het huishouden
Artikel 7. Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden
De vaststelling van een persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp in de huishouding vindt als volgt plaats. Er wordt een bruto bedrag beschikbaar gesteld dat per uur bedraagt:
Hulp in het huishouden, categorie 1
(schoonmaakwerkzaamheden) € 17,06
Hulp in het huishouden, categorie 2
Artikel 8. Voorwaarde met betrekking tot persoonsgebonden budget
De budgethouder dient schriftelijke overeenkomsten te sluiten met de door hem of haar ingeschakelde hulpverleners.
Artikel 9. Uitbetaling persoonsgebonden budget
Het persoonsgebonden budget wordt netto, na aftrek van de eigen bijdrage, rechtstreeks aan de belanghebbende of diens (wettelijke) vertegenwoordiger uitbetaald.
De volgende betalingsfrequentie is van toepassing op de jaarbedragen:
-een PGB tot € 2.500,00 op jaarbasis: eenmaal per jaar
-een PGB tussen € 2.500,00 en € 5.000,00 op jaarbasis: per half jaar
-een PGB tussen € 5.000,00 en € 7.500,00 op jaarbasis: per kwartaal
Paragraaf 4 - Woonvoorzieningen
De hoogte van een woningaanpassing ten behoeve van het bereiken van het resultaat “wonen in een geschikt huis” zoals bedoeld in artikel 9 van de Verordening bedraagt ten hoogste € 45.380,00.
Artikel 11. Vaststelling persoonsgebonden budget en financiële vergoeding
De financiële vergoeding of het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte.
Artikel 12. Hoogte persoonsgebonden budget en financiële vergoeding
De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten van een woningsanering ten behoeve van het bereiken van het resultaat “wonen in een geschikt huis” zoals bedoeld in artikel 9 wordt bepaald door rekening te houden met de ouderdom van de voorziening (bijvoorbeeld vloerbedekking voor carapatiënten). Naarmate de bestaande stoffering ouder en gedeeltelijk afgeschreven is, neemt de kostenvergoeding af. Voor de bepaling van de afschrijving geldt de volgende richtlijn:
De maximale tegemoetkoming bedraagt:
De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een woonvoorziening ten behoeve van het resultaat “ wonen in een geschikt huis” zoals bedoel in artikel 9 van de Verordening bedraagt maximaal het in bijlage I genoemde bedrag.
De hoogte van een door het college te verlenen financiële tegemoetkoming die wordt gemaakt in verband met tijdelijke huisvesting ten behoeve van het bereiken van het resultaat “wonen in een geschikt huis’ zoals bedoeld in artikel 9 van de Verordening is gelijk aan:
a. de werkelijke kosten met een maximum van € 600,00 als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aan houden van de te verlaten woonruimte.
b. de werkelijke kosten met een maximum van € 300,00 ter tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte.
Aan de eigenaar van de woonruimte kan door het college een financiële tegemoetkoming in de kosten in verband met huurderving worden verleend voor de periode van maximaal 6 maanden, te rekenen vanaf één maand na de melding of de tweede maand van de leegstand. Voor de berekening van de financiële tegemoetkoming wordt uitgegaan van de kale huur. De hoogte van de tegemoetkoming is nooit hoger dan de maximumhuur waarvoor individuele huurtoeslag wordt verleend.
Artikel 13. Hoogte tegemoetkoming bezoekbaar maken woning
Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van een woning als genoemd in artikel 22, lid 2 onder g van de Verordening bedraagt € 2.000,00.
Artikel 14. Hoogte tegemoetkoming verwerven van grond
Indien voorzieningen ten behoeve van het bereiken van resultaat “wonen in een geschikt huis” zoals bedoeld in artikel 9 van de Verordening het noodzakelijk maken dat extra grond moet worden verworven kan het college een bijdrage verlenen op basis van maximaal het aantal m² zoals vastgesteld in bijlage II.
Artikel 15. Antispeculatiebeding woningaanpassing
Het afschrijvingsschema van woningaanpassingen die worden verstrekt ten behoeve van het bereiken van het resultaat “wonen in een geschikt huis” ziet er als volgt uit:
voor het eerste jaar: 100 % van de meerwaarde;
voor het tweede jaar: 90 % van de meerwaarde;
voor het derde jaar: 80 % van de meerwaarde;
voor het vierde jaar: 70 % van de meerwaarde;
voor het vijfde jaar: 60 % van de meerwaarde;
voor het zesde jaar: 50 % van de meerwaarde;
voor het zevende jaar: 40 % van de meerwaarde;
voor het achtste jaar: 30 % van de meerwaarde;
voor het negende jaar: 20 % van de meerwaarde;
voor het tiende jaar: 10 % van de meerwaarde;
In alle gevallen minus het percentage dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.
Vóór aanvang van een woningaanpassing waarvan de totale kosten € 20.420,00 of hoger zijn ten tijde van de toekenning én bij een voorgenomen verkoop van de woning, dient de eigenaar-bewoner van de woning aan het college een taxatierapport van de woning te verstrekken. De vaststelling van de eventuele meerwaarde geschiedt door een beëdigd taxateur aan te wijzen door de eigenaar-bewoner en het college. De eigenaar-bewoner draagt zelf zorg voor de kosten van de taxatie.
Artikel 16. Onderhoud en verzekering
De belanghebbende is verplicht om gedurende de gebruiksduur de getroffen voorziening of de aangeschafte zaak voldoende te laten onderhouden en voor zover van toepassing, toereikend te verzekeren.
Artikel 17. Uitbetaling persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming
Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor verhuiskosten of voorzieningen die van niet bouwkundige of woontechnische aard worden ineens en rechtstreeks aan de belanghebbende of diens (wettelijke) vertegenwoordiger uitbetaald.
Artikel 18. Verklaring gereedkoming werkzaamheden woonvoorziening
Als een woonvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming wordt verstrekt is altijd een gereedmelding noodzakelijk. De gereedmelding gaat vergezeld van de op de werkzaamheden betrekking hebbende facturen. De gereedmelding leidt niet tot nabetaling.
Paragraaf 5 - Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 19. Hoogte financiële vergoeding/persoonsgebonden budget, in geval van koop
De financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen ten behoeve van het resultaat “ zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel” zoals bedoeld in artikel 14 van de Verordening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de goedkoopst-compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor een periode van 7 jaar, uitgaande van een economische afschrijving van 7 jaar.
Artikel 20 Hoogte financiële vergoeding/persoonsgebonden budget, in geval van huur
De financiële vergoeding of het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen ten behoeve van het resultaat “ zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel” zoals bedoeld in artikel 14 van de Verordening wordt vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopstcompenserende voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.
Artikel 21. Onderhoud en verzekering
De belanghebbende is verplicht om gedurende de gebruiksduur de aangeschafte vervoersvoorziening voldoende te laten onderhouden. In geval van een scootmobiel is de belanghebbende verplicht om minimaal een aansprakelijkheidsverzekering (WA) af te sluiten gedurende de gebruiksduur van de scootmobiel. De normale gebruiksduur van een scootmobiel is 7 jaar.
Artikel 22. Hoogte financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik
De hoogte van een door het college te verlenen gemaximeerde financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen ten behoeve van het resultaat “ zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel” zoals bedoeld in artikel 14 van de Verordening bedraagt:
a. voor de kosten van gebruik van eigen auto € 988,00
b. voor de kosten van het gebruik van een taxi € 1.163,00
c. voor de kosten van het gebruik van een rolstoeltaxi € 1.718,00
Artikel 23. Verstrekken nieuwe voorziening binnen gebruiksduur
Het verstrekken van een volgende vervoersvoorziening binnen afloop van de normale gebruiksduur kan slechts in die gevallen waarin dat ook bij naturaverstrekking gebeurt, als wijziging in medische of andere relevante omstandigheden daartoe aanleiding geven.
Paragraaf 6 - Verplaatsen in en rond de woning
Artikel 24. Persoonsgebonden budget voor rolstoelen
Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van de goedkoopstcompenserende voorziening. Indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie voor een periode van 7 jaar, uitgaande van een economische afschrijving van 7 jaar.
Artikel 25. Onderhoud en verzekering
De belanghebbende is verplicht om gedurende de gebruiksduur de aangeschafte rolstoel voldoende te laten onderhouden. In geval van een electrische rolstoel is het verplicht om minimaal een aansprakelijkheidsverzekering (WA) af te sluiten gedurende de gebruiksduur van de rolstoel. De normale gebruiksduur van een rolstoel is 7 jaar.
Artikel 26. Verstrekken nieuwe voorziening binnen gebruiksduur
Het verstrekken van een volgende voorziening binnen afloop van de normale gebruiksduur kan slechts in die gevallen waarin dat ook bij naturaverstrekking gebeurt, als wijziging in medische of andere relevante omstandigheden daartoe aanleiding geven.
Bijlage I – Maximale vergoeding van kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 12, lid 4 van dit Besluit.
Maximale vergoeding van kosten van onderhoud, keuring en reparatie van liften ingevolge artikel 14, lid 1 onder e van de Verordening.
Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) van keuring, onderhoud en reparatie aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming:
Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:
Bijlage 2 – Aantal m² waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven ingevolge artikel 14 van dit Besluit.
Verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek indien dit op grond van ergonomische belemmeringen noodzakelijk zou zijn.
Het aantal m² dat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaand tabel) gemaximeerd.
Aantal m2 per vertrek in een zelfstandige woning
Het aantal m² verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële
tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m².
Het aantal m² verharding ten behoeve van de aanleg van een terras dan wel de aanpassing van een bestaand terras, direct bij de woonruimte, dat ten hoogste voor vergoeding in aanmerking