Organisatie | Borsele |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2013 |
Citeertitel | Verordening precariobelasting 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | financiën en economie |
vervangt de Verordening precariobelasting 2012;
de datum van de ingang van de heffing is 01-01-2013
Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen Borsele 2010
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | nieuwe regeling | 01-11-2013 Bevelandse Bode 14-11-2012 | raadstukken 01-11-2011, nr. B2 | ||
01-01-2013 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 01-11-2013 Bevelandse Bode 14-11-2012 | raadstukken 01-11-2011, nr. B2 |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;
b. week: een periode van zeven achtereenvolgende dagen;
e. vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.
Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven voor het hebben van voor-werpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of -water, overeen-komstig de navolgende bepalingen.
Zijn op grond van het bepaalde in het voorgaande leden twee of meer personen belastingplichtig, dan zijn allen hoofdelijk voor de verschuldigde belasting aansprakelijk, met dien verstande dat voldoening van de belasting door één der belastingschuldigen de anderen van de verplichting tot betaling bevrijdt.
De precariobelasting wordt geheven, bepaald en berekend aan de hand van het bepaalde in artikelen 6, 7 en 8 van deze verordening.
De belasting voor het hebben van een installatie voor de levering van benzine of andere motorbrandstoffen, olie, lucht of water op of boven de voor de openbare dienst bestemde grond bedraagt per jaar:
a. voor een aftappunt (met toebehoren) voor motorbrandstof € 66,20
b. voor een aftappunt (met toebehoren) voor lucht en water € 6,70
c. voor een verplaatsbaar aftappunt (met toebehoren) voor motorbrandstof
De belasting voor het plaatsen van kramen en wagens tot verkoop van waren op voor de openbare dienst bestemde grond, uitgezonderd de plaatsing daarvan op een kermisterrein geduren-de de aangewezen kermisdagen, bedraagt voor een kraam of wagen, waarvoor vergunning is verleend:
a. geldig voor één dag, per standplaats € 15,25
b. geldig voor één week, per standplaats € 35,55
c. geldig voor één maand, per standplaats € 71,05
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en bepalingen omtrent aanvang en einde van de belastingplicht in de loop van het tijdvak
Indien de precariobelasting, als bedoeld in artikel 7, lid 1, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Indien de belasting, als bedoeld in artikel 7, lid 1, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldig-de belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
De belasting genoemd onder artikel 7, lid 2 wordt geheven bij wege van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 10 Termijn van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,00 doch minder dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening nog maanden in het ka-lenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande, dat het aantal termijnen tenminste vijf en ten hoogste negen bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de hef-fing en invordering van staangeld.