Organisatie | Oosterhout |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2013 gemeente Oosterhout |
Citeertitel | Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2013 gemeente Oosterhout |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Onbekend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-02-2013 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 23-01-2013 Weekblad Oosterhout, 30-01-2013 | 0120111 |
“Meedoen”. Dat is de kortst mogelijke samenvatting van het maatschappelijke doel van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Dat meedoen geldt voor iedereen, jong en oud, ongeacht zijn maatschappelijke of economische positie, ongeacht of iemand beperkingen ondervindt of niet. Verreweg het grootste deel van de burgers organiseert zijn deelname aan de samenleving geheel op eigen kracht. Soms lukt dat meedoen niet op eigen kracht. Dat kan zijn omdat burgers de weg niet weten, de regie kwijt zijn, problemen hebben met opgroeien of met het opvoeden van hun kinderen. Soms gaat het om mensen die zelf de hulpverlening niet weten te vinden: ouderen in een isolement, mensen die zich schamen zorg te vragen of mensen die geen zorg willen vragen, terwijl ze dat eigenlijk wel nodig hebben. Anderen hebben enige mate van ondersteuning nodig, omdat ze sommige dingen vanwege een beperking niet zelf kunnen. Mensen indien nodig ondersteunen in hun bijdrage aan de samenleving, herstellen van de zelfredzaamheid, mensen toerusten om maatschappelijk te participeren, dáár gaat het om.
Het vertrekpunt voor een krachtiger sociale structuur is zelforganisatie, maatschappelijke binding en eigen verantwoordelijkheid. Waar ondersteuning nodig is neemt de gemeente verantwoordelijkheid en levert daarbij maatwerk in de directe leefomgeving van de burger.
Een goed samenspel tussen de eigen verantwoordelijkheid en (de inzet van) van algemene, collectieve en individuele voorzieningen zal moeten bewerkstelligen dat iedere burger in voldoende mate zelfredzaam blijft, zodat hij/zij op een volwaardige wijze kan blijven deelnemen aan het lokale sociaal-maatschappelijke leven. Het verstrekken van een individuele voorziening is daarmee meer dan voorheen geen automatisme, maar kan uiteindelijk wel de juiste oplossing zijn.
Mensen zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor de inrichting van hun leven. Zij maken daarbij gebruik van hun eigen mentale, sociale en lichamelijke kracht. Mensen kunnen energie en ondersteuning halen uit sociale verbanden als gezin, familie, vrienden, school, werk, sportvereniging of cursusgroep. De gemeente kan dit stimuleren met het inrichten van een breed en laagdrempelig voorzieningenniveau gericht op het verkrijgen van de benodigde maatschappelijke vaardigheden en het opbouwen van een stevig sociaal netwerk. De gemeente Oosterhout doet dit door onder andere het stimuleren van het sport- en culturele verenigingsleven, het vroegtijdig inspelen op onderwijsachterstanden op voorscholen, het faciliteren van het onderwijs met huisvesting, het bieden van opvoedingsondersteuning en cursussen door het Centrum voor Jeugd en Gezin, het stimuleren van buurtbetrokkenheid en het bieden van sociaal-culturele activiteiten in activiteitencentra. Wat echter moet veranderen is de houding van gemeente en professionals; van het overnemen naar het stimuleren van mensen om gebruik te maken van hun eigen kracht en directe omgeving. Helpen met de handen op de rug.
Als mensen permanent problemen ervaren in hun zelfredzaamheid en het deelnemen aan het maatschappelijke verkeer, dan is een grotere ondersteunende rol voor de gemeente weggelegd. Gemeente Oosterhout heeft hiervoor een breed palet aan professionele en individuele zorg- en ondersteuningsactiviteiten. Maar ook hierin zal een verschuiving plaats moeten vinden. Het gaat steeds meer om wat een inwoner samen met zijn directe omgeving zélf kan en welke oplossingen aansluiten bij zijn eigen capaciteiten en mogelijkheden, in plaats van een claim te leggen op het individueel zorg- en ondersteuningssysteem. Mensen behouden daarmee zolang als mogelijk hun zelfstandigheid en de regie op hun leven.
Deze verordening bevat regels ten aanzien van de inzet van individuele voorzieningen. De verordening vormt daarmee een van de schakels van het behoud van de zelfredzaamheid van de Oosterhoutse burgers. De verordening is opgebouwd rondom het kernbegrip van de Wet maatschappelijke ondersteuning, namelijk de gemeentelijke compensatieplicht, de relatie tussen individuele en voorliggende algemene en collectieve voorzieningen en de eigen verantwoordelijkheid van de burger.
In de verordening worden begrippen gebruikt die nader gedefinieerd moeten worden. Hiermee wordt duidelijkheid gegeven wat binnen de werking van deze verordening onder deze begrippen wordt verstaan. Bovendien wordt mede hierdoor de reikwijdte van de verordening aangegeven.
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning en in de Algemene wet bestuursrecht
Artikel 2 – Compensatieplicht door middel van inzet van individuele voorzieningen
De kern van de Wet maatschappelijke ondersteuning ligt in de zogenaamde compensatieplicht van het college. Deze wettelijke verplichting van het college gaat hand in hand met de eigen verantwoordelijkheid van de burger. Indien de burger, ondanks inzet van eigen middelen en eigen sociaal netwerk, beperkingen in zijn zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie ondervindt, treft het college compenserende maatregelen. Hiermee moeten de aanwezige beperkingen worden weggenomen, of tenminste in aanvaardbare mate worden verminderd. Aangezien een volwaardig meedoen het doel is, kan de compenserende maatregel slechts met maatwerk tot stand komen. Zo een maatregel kan bestaan uit het inzetten van algemene, collectieve en zo nodig individuele voorzieningen.
Maatwerk vereist dat het college de volle breedte van de aanwezige problematiek in kaart brengt, afgegeven signalen opvangt en doorvraagt. Niet alleen kennis van individuele voorzieningen, maar ook van onderwijs-, welzijns- en sociale voorzieningen is daarbij noodzakelijk. Hierbij is niet de medische of juridische benadering leidend, maar staat het bevorderen van participatie voorop en daarvoor is écht contact met de burger nodig.
Het onderzoek richt zich op het kunnen meedoen van de individuele burger en kenmerkt zich door het gezamenlijk denken in oplossingen. Een belangrijk instrument om tot een gezamenlijke probleemoplossing te komen vormt het zogenaamde ‘keukentafelgesprek’. In de eigen vertrouwde omgeving van de burger zal bovengenoemde inventarisatie plaatsvinden. Samen met de burger wordt een geschikte oplossing gevonden. Zowel de eigen mogelijkheden, de algemene en collectieve voorzieningen als de individuele voorzieningen worden bekeken.
Zowel in situaties waarin het college zelf de indicatie stelt, als in situaties waarin het college gebruik maakt van een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie, wordt gebruik gemaakt van de systematiek neergelegd in de ICF-classificatie.
Tot slot vermeldt het college in de beschikking op de aanvraag op welke wijze het genomen besluit bijdraagt aan het behouden en het bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie.
1. Beperkingen in redzaamheid en maatschappelijke participatie van een individuele burger moeten eerst binnen de eigen mogelijkheden, dan wel met inzet van algemene en/of collectieve voorzieningen worden opgelost.
2. Slechts indien daarmee de beperkingen niet in afdoende mate kunnen worden weggenomen gaat het college over tot het inzetten van individuele voorzieningen.
3. Om voorzieningen samenhangend op de situatie van de individuele burger te kunnen afstemmen, moet samen met hem een resultaat worden bereikt dat als compensatie mag gelden.
4. Bij alle indicaties wordt door het college gebruik gemaakt van de systematiek neergelegd in de ICF-classificatie.
Artikel 4 – Soorten van individuele voorzieningen / voorwaarden
Met het onderzoek naar de beperkingen en de te verstrekken voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning wordt beoogd de individuele burger in staat te stellen:
De te verstrekken voorzieningen dienen te resulteren in zelfredzaamheid en normale deelname aan de maatschappij van de betrokken persoon met beperkingen.
Personen die aanspraak hebben op een individuele voorziening kunnen kiezen tussen het ontvangen van een voorziening in natura, een voorziening in de vorm van een waardecheque (in het geval van de voorziening huishoudelijke verzorging) of van een geldbedrag. Dit bedrag kan de persoon in kwestie besteden aan een bepaald doel of activiteit, zoals deze is vastgelegd in de toekenningsbeschikking. Als er tegen verstrekking van een dergelijk persoonsgebonden budget overwegende bezwaren bestaan, dan hoeft het college belanghebbende de keuzemogelijkheid niet te bieden. In het geval dat de voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, dient de belanghebbende de wijze van besteding achteraf aan het college te kunnen verantwoorden.
Artikel 6 – Eigen bijdrage en eigen aandeel
De eigen verantwoordelijkheid van de burger betekent hier onder meer dat deze er zoveel mogelijk zelf voor dient te zorgen dat hij kan blijven deelnemen aan onze samenleving, dus kan blijven meedoen. Hiertoe moet hij een beroep doen op zijn eigen middelen, zijn eigen sociaal netwerk en de aanwezige algemene en collectieve voorzieningen. In het geval dat deze mogelijkheden tot onvoldoende resultaten leiden, zet het college individuele voorzieningen in. Maar ook dan houdt de eigen verantwoordelijkheid van de burger uiteraard niet op. Om deze te benadrukken is gekozen voor het hanteren van een eigenbijdrageregeling. De hoogte van een eigen bijdrage, of eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen, mag daarbij het wettelijk vastgestelde maximum in geen geval te boven gaan. Ook indien meerdere individuele voorzieningen verstrekt worden mag het geheel van de op te leggen eigen bijdragen dit wettelijk maximum niet overschrijden. Zodra in de vastgestelde termijn dit maximum is bereikt is er in de verdere loop van die termijn geen ruimte meer voor nog meer eigen bijdragen.
Artikel 7 – Intrekking van een voorziening
Aan verstrekking van individuele voorzieningen wordt door het college nadere voorwaarden verbonden. Deze voorwaarden worden in de beschikking opgenomen. In het geval dat belanghebbende niet (meer) aan de gestelde voorwaarden voldoet kan het college tot intrekking van de voorziening besluiten. Ook niet gebruik van een in natura verstrekte voorziening kan tot intrekking leiden.
Het college kan een besluit tot verlening van een voorziening geheel of gedeeltelijk intrekken, indien:
De Wet maatschappelijke ondersteuning zelf bevat geen bepalingen over terugvordering van verstrekte voorzieningen. Daarom wordt deze mogelijkheid in de verordening opgenomen.
Indien en voor zover het college achteraf van oordeel is dat een voorziening geheel of gedeeltelijk onverschuldigd is verstrekt, kan zij tot terugvordering besluiten.
Artikel 9 – Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning
Artikel 11 – Tarieven en indexering
De gemeenteraad delegeert haar bevoegdheid tot het vaststellen van basistarieven zoals genoemd in lid 1 aan het college van burgemeester en wethouders. Wanneer het college van burgemeester en wethouders nieuwe overeenkomsten met derden aangaat voor het verlenen van huishoudelijke verzorging stelt zij eerst de in lid 1 genoemde basistarieven vast.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de geldende bedragen gesteld in het op deze verordening berustend Uitvoeringsbesluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Oosterhout, verhogen of verlagen in overeenstemming met de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek, met inachtneming van de in lid 2 genoemde basistarieven voor het leveren van huishoudelijke verzorging.
Het gemeentelijk beleid wordt periodiek geëvalueerd. Dat beleid omvat zowel het algemene beleid, zoals het Wmo beleidskader en deze verordening, als het uitvoeringsbeleid, dat onder de bevoegdheid van het college is neergelegd in het uitvoeringsbesluit en diverse uitvoeringsplannen. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft, bijvoorbeeld omdat het voorzieningenniveau te hoog of te laag blijkt te zijn, dient de evaluatie te leiden tot aanpassing van de verordening en/of van het uitvoeringsbesluit.
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid, zoals vastgelegd in het vierjarige beleidskader, wordt periodiek geëvalueerd. Bij de evaluatie van beleid worden burgers betrokken. Indien aanleiding daartoe bestaat, wordt deze verordening dan wel het Uitvoeringsbesluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Oosterhout naar aanleiding van de evaluatie of nieuwe en/of aangepaste landelijke wet- en regelgeving, dan wel nieuwe en/of aangepaste lokale regelgeving aangepast.
Artikel 15 – Intrekking oude verordening
De Verordening maatschappelijke ondersteuning 2010 gemeente Oosterhout wordt met ingang van 1 februari 2013 ingetrokken.