Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Beuningen

Algemene subsidieverordening 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBeuningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene subsidieverordening 2010
CiteertitelAlgemene subsidieverordening 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De raad heeft ook subsidie-beleidsregels vastgesteld. Deze zijn separaat opgenomen in het regelingenbestand van de CVDR.

Deze verordening vervangt de Algemene subsidieverordening, vastgestel bij raadsbesluit van 11 december 2001.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, artikel 149

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-05-201001-01-2018Nieuwe regeling.

01-12-2009

De Koerier, 26 mei 2010

BW09.01431

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene subsidieverordening 2010

Algemene Subsidieverordening gemeente Beuningen 2010.

Paragraaf 1. Inleidende bepalingen.

Artikel 1:1 Wat betekenen de gebruikte begrippen?

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

 

Aanvraag: het verzoek om periodieke en eenmalige subsidie en investerings-, project-, budget- of waarderingssubsidie;

 

Beleidsregel: een algemene regel door het college vastgesteld, waarin zijn opgenomen:

de afweging van belangen,

de vaststelling van feiten,

het bepalen van de grondslag en/of de uitleg van deze verordening.

 

Boekjaar: het kalenderjaar, dat loopt van 1 januari tot en met 31 december.

 

Budgetsubsidie: een subsidie waarbij de gemeente de activiteiten die met de subsidie worden verricht, inhoudelijk stuurt op prestaties en resultaten;

 

College: het College van Burgemeester en Wethouders van Beuningen;

 

Eenmalige subsidie: een subsidie die verstrekt wordt voor een activiteit of project met een eenmalig karakter;

 

Investeringssubsidie: een subsidie in de kosten van:

bouw,

herstel,

verbouwing,

uitbreiding van gebouwen;

 

Periodieke subsidie: een subsidie die per boekjaar of aantal boekjaren wordt verstrekt en waarover ook artikel 4:58 van de Awb spreekt;

 

Projectsubsidie: een eenmalige subsidie die voor een project wordt toegekend, maar geen waarderingssubsidie is;

 

U: de vereniging, stichting of instelling, die ook rechtspersoon is en de aanvraag voor een subsidie bij het College heeft ingediend;

 

Waarderingssubsidie: een subsidie die wij toekennen als blijk van waardering, aanmoediging of ondersteuning bij de start van activiteiten;

 

Wij/ons: de gemeenteraad van de gemeente Beuningen.

Artikel 1:2 Waarop is de verordening van toepassing?

Deze verordening is van toepassing op alle subsidies die het College verstrekt voor activiteiten op ons grondgebied of voor onze inwoners.

Wij kunnen bepalen of deze verordening niet of slechts gedeeltelijk van toepassing is op bepaalde soorten subsidies. Voor bepaalde vormen van subsidies kunnen wij u voorwaarden stellen.

Artikel 1:3 Wie geeft de subsidie en wie voert deze verordening uit?

Het College geeft de subsidies binnen de kaders die wij vooraf stellen. Het College voert deze verordening uit en maakt daarbij gebruik van de beleidsregels.

 

Het College kan voor het geven van subsidie een overeenkomst afsluiten, waarvan in artikel 4:36 van de Awb sprake is.

Artikel 1:4 Wie stelt het subsidiebudget en -plafond vast?

Wij stellen ieder jaar de subsidiebudgetten vast. Als in de gemeentebegroting of in een bijlage van die begroting een subsidiebedrag wordt genoemd voor een activiteit, dan vormt dat bedrag het subsidieplafond. Vervolgens stelt het College ieder jaar een subsidieplafond vast voor bepaalde soorten subsidies.

 

Het instellen van dit subsidieplafond maakt het College ruim van tevoren bekend en bij die bekendmaking geeft het College ook aan hoe het subsidiebudget wordt verdeeld.

Artikel 1:5 Hoe en wanneer neemt het college de aanvraag in behandeling?

Het College neemt de aanvraag in behandeling in de volgorde van ontvangst. De aanvraag moet dan wel volledig zijn. Als het College kiest voor een andere volgorde van ontvangst, moeten de criteria daarvoor ruim van tevoren bekend worden gemaakt.

 

Bij de behandeling van de aanvraag houden wij rekening met Titel 4.2 en 4.3 van de Awb.

Artikel 1:6 Wat gebeurt er als wij de gemeentebegroting nog niet hebben vastgesteld of de gemeentebegroting nog niet is goedgekeurd?

Als wij de begroting nog niet hebben vastgesteld of de begroting is nog niet onherroepelijk goedgekeurd, dan moet het College bij het geven van de subsidie de voorwaarde opnemen dat wij voldoende gelden beschikbaar stellen.

Artikel 1:7 Wie geven wij subsidie?

Het College geeft u subsidie en in bijzondere omstandigheden kan het College een waarderingssubsidie geven aan een natuurlijke persoon of groep van natuurlijke personen.

Artikel 1:8 Wanneer kan het College het geven van subsidie weigeren?

In artikel 4:25 en 4:35 van de Awb worden de gevallen genoemd waarin subsidie helemaal of gedeeltelijk kan worden geweigerd. Daarnaast kan het College ook de subsidie helemaal of gedeeltelijk weigeren, als:

de activiteiten niet of nauwelijks zijn gericht op de gemeente;

de activiteiten niet of nauwelijks zijn gericht op de eigen inwoners;

de activiteiten niet voldoen aan de criteria uit een beleidsregel;

de subsidie niet aan de activiteiten, niet doeltreffend of doelmatig zal worden besteed;

de activiteit of voorziening indirect van aard of commercieel is;

u doelstellingen nastreeft of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

u voor eenzelfde activiteit reeds een investerings-, project-, eenmalige of waarderingssubsidie hebt ontvangen en de betreffende activiteit nog niet is afgerond;

u ook zonder subsidietoekenning over voldoende gelden beschikt om de kosten van de activiteit te dekken.

 

Het College kan de subsidie ook weigeren, als:

uw organisatie te klein is of onvoldoende draagvlak bezit;

de rechtsvorm van uw organisatie niet geschikt is voor het realiseren van de activiteiten;

 

Het College moet de subsidie weigeren als geen gelden op de begroting zijn gereserveerd voor de activiteit.

Paragraaf 2. Aanvraag en verlening.

Artikel 2:1 Hoe dient u de subsidieaanvraag in?

De aanvraag stuurt u schriftelijk naar het College en u controleert het formulier zelf op juistheid en volledigheid. Als u de aanvraag per e-mail verstuurt dan beschouwen wij dat als een vooraankondiging. Uiteraard kunt u aanvullende informatie wél per e-mail verzenden.

Artikel 2:2 Wanneer dient u de subsidieaanvraag in?

U kunt een subsidieaanvraag indienen tussen 1 oktober en 1 november.

In afwijking hiervan kunt u een aanvraag voor

eenmalige subsidie,

projectsubsidie,

investeringssubsidie of

waarderingssubsidie

uiterlijk 16 weken vóór de start van de activiteit indienen.

 

De data 1 oktober en 1 november vallen in het jaar dat vooraf gaat aan het subsidiejaar.

Artikel 2:3 Wat moet u bij de subsidieaanvraag voegen?

  • 1.

    Gaat het om een periodieke of eenmalige subsidie, dan verstrekt u de volgende stukken:

    een begroting, rekening en balans;

    een ledenlijst met de peildatum van 1 september. De datum 1 september valt in het jaar dat vooraf gaat aan het subsidiejaar;

    een jaarverslag;

    een opgave van eventueel bij anderen aangevraagde subsidie voor dezelfde activiteiten, met daarbij de stand van zaken van de beoordeling van die aanvra(a)g(en).

  • 2.

    Gaat het om een periodieke subsidie, die u voor de eerste keer aanvraagt, dan verstrekt u daarnaast de volgende stukken:

    een oprichtings- of stichtingsakte;

    de statuten;

    een opgave van de bestuurssamenstelling.

  • 3.

    Gaat het om een budgetsubsidie, dan verstrekt u de volgende stukken:

    een activiteitenplan;

    een begroting, rekening en balans;

    een opgave van eventueel bij anderen aangevraagde subsidie voor dezelfde activiteiten, met daarbij de stand van zaken van de beoordeling van die aanvra(a)g(en).

  • 4.

    Gaat het om een project- of investeringssubsidie, dan verstrekt u de volgende stukken:

    een oprichtings- of stichtingsakte;

    de statuten;

    een opgave van de bestuurssamenstelling;

    een plan tot investering en financiering;

    een kostenspecificatie of -raming van het voorgenomen project of de voorgenomen investering;

    de raming van de gevolgen voor de exploitatie die uit het project of de investering voortvloeien.

  • 5.

    Gaat het om een waarderingssubsidie, dan verstrekt u de volgende stukken:

    een beschrijving van de activiteiten en de doelstellingen. U geeft daarbij het belang aan voor de gemeente of haar ingezetenen;

    een begroting van inkomsten en uitgaven;

    een opgave van aanvragen die u bij andere bestuursorganen of organisaties hebt ingediend. U vermeldt daarbij de stand van zaken met betrekking tot die aanvragen.

Artikel 2:4 Als wij niet alle stukken hebben?

Als het voor de beoordeling van uw aanvraag nodig is, kan het College u andere stukken of om informatie vragen. Het College geeft aan hoeveel tijd u daarvoor krijgt.

 

Het College kan bepalen dat u één of meer stukken niet hoeft te verstrekken. Het College kan dit beslissen als daarmee geen aantoonbaar belang is gediend.

 

De voorwaarde die in artikel 4:64, tweede lid van de Awb is gesteld, geldt niet voor een subsidie die minder bedraagt dan € 10.000,--.

Artikel 2:5 Wanneer beslissen wij op uw aanvraag?

Als het gaat over een subsidieaanvraag die tussen 1 oktober en 1 november is ingediend, dan beslist het College vóór 31 december. Die datum gaat vooraf aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

 

Als het gaat over subsidieaanvraag die 16 weken vóór de start van de activiteit is ingediend, dan beslist het College binnen acht weken na ontvangst van uw aanvraag.

 

Het College kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen. Het College brengt u hiervan vóór afloop van die termijn op de hoogte.

Artikel 2:6 Hoe gaat het College om met de vorming van reserves en voorzieningen?

Het College kan bij het geven van de subsidie aangeven wat u met reserves en voorzieningen moet doen.

Paragraaf 3. Verplichtingen ontvangers subsidie.

Artikel 3:1 Wat verwachten wij van u?

Wij verwachten van u dat u de activiteiten uitvoert waarvoor het College subsidie geeft.

Artikel 3:2 Wanneer verwachten wij informatie van u?

Als de feiten en omstandigheden veranderen en zich andere ontwikkelingen voordoen, verwachten wij dat u het College tijdig informatie geeft die voor de subsidieverlening van belang kan zijn. Wij denken daarbij aan:

  • ·

    wijzigingen in de financiële en organisatorische verhoudingen met anderen;

  • ·

    een verandering of beëindiging van activiteiten of werkzaamheden.

 

U brengt ons dan binnen vier weken nadat de die wijzigingen zich hebben voorgedaan op de hoogte.

Artikel 3:3 Wie kunnen uw administratie onderzoeken en wat onderzoeken wij?

Het College kan u verzoeken uw administratie te beoordelen. Daarvoor wijst het College één of meerdere personen aan. U verstrekt deze personen de inlichtingen die voor de beoordeling van de doelmatigheid en rechtmatigheid van de besteding van de subsidie van belang kunnen zijn.

 

De personen die namens de Rekenkamer uw administratie onderzoeken, hebben dezelfde bevoegdheden. U werkt ook mee aan een onderzoek als dat na overleg met het College door of namens de rijks- of provinciale overheid wordt ingesteld.

Artikel 3:4 Waartegen bent u verzekerd?

U bent verplicht voldoende te zijn verzekerd tegen:

  • ·

    wettelijke aansprakelijkheid;

  • ·

    brand, storm, en inbraak als u (on)roerende goederen bezit;

  • ·

    wettelijke aansprakelijkheid en ongevallen voor de vrijwilligers die bij u werkzaam zijn.

Artikel 3:5 Welk deel van uw vermogen bent u verschuldigd?

Bij een fusie of een samenwerking en in de gevallen waarvan in artikel 4:41, tweede lid van de Awb sprake is, bent u een vergoeding verschuldigd aan het College. Deze vergoeding bent u het College verschuldigd als de vermogenswaarde is opgebouwd met gemeentelijke subsidies.

 

De wijze waarop de hoogte van de vermogenswaarde wordt bepaald, vermeldt het College in de beschikking tot subsidieverlening, -vaststelling of -beëindiging.

 

Voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding gaat het College uit van de waarde van het vermogen op het moment dat u deze vergoeding moet betalen.

 

Als u een schadevergoeding hebt ontvangen voor verlies of beschadiging van zaken, dan gaat het College uit van de hoogte van de schadevergoeding. Bij onroerende zaken wordt de waarde bepaald door een onafhankelijk deskundige.

Artikel 3:6 Waarvoor hebt u toestemming nodig van het College?

Als u van plan bent handelingen te verrichten, waarvan in artikel 4:71 van de Awb sprake is en u hebt een subsidie ontvangen, dan vraagt u vooraf toestemming aan het College voor deze handelingen. Deze toestemming hebt u niet nodig als u een eenmalige of waarderingssubsidie hebt ontvangen.

Artikel 3:7 Welke verplichtingen kan het College u opleggen?

Het College kan u onder meer verplichtingen opleggen die betrekking hebben op:

  • ·

    de hoogte van de contributie van de leden;

  • ·

    de hoogte van de tarieven en van de bijdragen van deelnemers aan de activiteiten;

  • ·

    de wijze en tijdstippen waarop informatie wordt verstrekt over de gesubsidieerde activiteiten;

  • ·

    de wijze waarop en de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteiten worden verricht.

Paragraaf 4. Vaststelling subsidies.

Artikel 4:1 Wanneer vraagt u om de vaststelling van de subsidie?

Binnen 12 weken na afloop van de activiteiten, de investering of van het tijdvak waarvoor het College een subsidie heeft verleend, vraagt u het College om de subsidie, waarvan in artikel 4:44 van de Awb sprake is, definitief vast te stellen.

 

Bij het geven van de subsidie kan het College een andere termijn noemen, waarbinnen u om de vaststelling van de subsidie vraagt.

Artikel 4:2 Welke gegevens hebben wij nodig voor het vaststellen van de subsidie?

Als u een gewaarmerkt verslag van de activiteiten naar het College stuurt, voldoet u aan de verplichting waarvan artikel 4:45, eerste lid van de Awb spreekt.

In het verslag neemt u in ieder geval op:

  • ·

    een beschrijving van de aard en de omvang van de activiteiten;

  • ·

    een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en

  • ·

    een toelichting op de verschillen.

 

Vervolgens vraagt het College u om te voldoen aan de verplichting in artikel 4:45, tweede lid van de Awb. Deze verplichting houdt in dat u een gewaarmerkte rekening van baten en lasten en een balans met een toelichting daarop overlegt.

 

In bepaalde gevallen kan het College u vragen daarnaast een verklaring van een accountant over te leggen.

 

Als het College een subsidie heeft gegeven van € 25.000,-- of meer, zijn de artikelen 4:75, 4:76, 4:78 en 4:80 van de Awb eveneens van toepassing. Het financiële verslag moet dan wel aansluiten bij het activiteitenverslag.

Het College kan u vrijstelling verlenen van één of meer onderdelen die in dit artikel zijn genoemd, als de naleving daarvan redelijkerwijs niet van u kan worden verlangd of daarmee geen aantoonbaar belang is gediend.

Artikel 4:3 Wanneer stelt het College de subsidie definitief vast?

Het College stelt de subsidie vast binnen acht weken, nadat uw aanvraag is ontvangen.

 

Het College kan die termijn met ten hoogste acht weken verlengen. Van deze verlenging wordt u schriftelijk op de hoogte gesteld.

 

Als het College na een herhaald verzoek geen stukken van u ontvangt, kan hij de subsidie geheel of gedeeltelijk ambtshalve vaststellen. Deze ambtshalve vaststelling vindt plaats binnen acht weken na afloop van de activiteiten of van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend. Als bij de subsidieverlening een andere termijn is genoemd, houdt het College die termijn aan.

Artikel 4:4 Wanneer stel het College de subsidie direct vast?

Het College stelt periodieke en eenmalige subsidies van minder van

€ 5.000,-- en waarderingssubsidies direct vast zonder vooraf een subsidieverlening te geven.

Artikel 4:5 Mag u een overschot of tekort aan subsidie ten laste brengen van de egalisatiereserve?

Hebt u een overschot of een tekort op de subsidie? In beide gevallen brengt u dit overschot of dit tekort ten laste van een egalisatiereserve. Deze egalisatiereserve hebt u tevoren gevormd.

 

De totale omvang van de egalisatiereserve bedraagt niet meer dan 15% van de subsidie.

 

Als de subsidie voor een aantal boekjaren is verleend, dan nemen wij voor de berekening van de reserve het gemiddelde van die boekjaren.

Artikel 4:6 Kan het College het batig saldo terugvorderen?

Het College kan een batig saldo terugvorderen, als dat is bepaald in de beschikking tot subsidieverlening. Als batig saldo beschouwen wij het saldo dat in de jaarrekening is opgenomen na aftrek van de egalisatiereserve.

Hebt u van andere bestuursorganen eveneens subsidie ontvangen voor de activiteit? Dan kan het College, na overleg met u, beslissen dat u het batig saldo niet, of slechts gedeeltelijk, terugbetaalt.

 

Het College kan geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering van het batig saldo, als anderen, die geen bestuursorgaan zijn, voor dezelfde activiteit een bijdrage hebben gegeven.

 

Het College kan geen hoger bedrag terugvorderen dan aan u is toegekend.

Paragraaf 5. Betaling en terugvordering

Artikel 5:1 Kan het College voorschotten geven?

Het College kan voorschotten als bedoeld in artikel 4:54 van de Awb verlenen.

 

Indien er geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid tot bevoorschotting, kan Het College bij de subsidievaststelling bepalen dat het subsidiebedrag in gedeelten wordt uitbetaald.

Artikel 5:2 Welke betalingstermijn houdt het College aan?

Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken na de subsidievaststelling betaald.

Paragraaf 6. Slotbepalingen.

Artikel 6:1 Wanneer geldt de hardheidsclausule.

Als deze verordening slechts een deel of niets heeft geregeld over bijzondere gevallen, kan het College de nodige voorzieningen treffen of een beslissing nemen die afwijkt van de bepalingen in deze verordening. Zo mogelijk treedt het College vooraf in overleg met de aanvrager.

Artikel 6:2 Geldt deze verordening ook voor aanvragen die het College al heeft ontvangen?

De aanvragen die het College heeft ontvangen voordat deze verordening in werking is getreden, worden behandeld volgens de regels van de Algemene Subsidieverordening gemeente Beuningen II.

Artikel 6:4 Wanneer treedt de verordening in werking en wanneer evalueren wij?

Deze verordening treedt in werking daags na de bekendmaking in één of meer huis-aan-huisbladen.

 

In het jaar 2015 stelt het College een evaluatie op van deze verordening. Wij ontvangen van het College een verslag van deze evaluatie.

Artikel 6:5 Hoe heet deze verordening?

Deze verordening noemen wij de Algemene subsidieverordening gemeente Beuningen 2010.

 

Beuningen, 1 december 2009

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

drs. R. Gerritsen mr. drs. H.N.A.J. Zijlmans

Nota-toelichting  

TOELICHTING

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Paragraaf 1. Inleidende bepalingen

 

Artikel 1:1 Wat betekenen de gebruikte begrippen?

 

Subsidie

Het begrip 'subsidie' is niet opgenomen bij de begripsomschrijvingen, aangezien de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) het begrip subsidie definieert. Artikel 4:21 van de Awb bepaalt dat onder subsidie wordt verstaan: "de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten".

 

Bij subsidies moet er dus sprake zijn van de overgang van wettige betaalmiddelen. Het leveren door de gemeente van goederen en diensten om niet of onder de kostprijs (bijvoorbeeld beschikbaar stellen van sportaccommodaties) valt niet onder het begrip subsidie. Geld van particuliere instellingen en particuliere fondsen valt evenmin onder het subsidiebegrip, aangezien deze instellingen geen bestuursorganen zijn. Ook inkomensvoorzieningen op grond van de Wet werk en bijstand of de Wet individuele huursubsidies zijn geen subsidies. Deze gelden worden namelijk niet verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, maar om te voorzien in de kosten van het bestaan.

 

De subsidietitel van de Awb is tenslotte ook niet van toepassing op uitkeringen waarvoor een wettelijke grondslag geldt en waarvan de ontvanger een publiekrechtelijke rechtspersoon is (bijvoorbeeld uitkeringen van de rijksoverheid aan de andere overheden en uitkeringen aan gemeenschappelijke regelingen).

 

Artikel 1:2 Waarop is de verordening van toepassing?

 

De reikwijdte van de Algemene subsidieverordening (de Asv) is verbreed tot alle gemeentelijke subsidies, tenzij een andere verordening van toepassing is.

 

Artikel 1:3 Wie geeft de subsidie en wie voert deze verordening uit?

Uitgangspunt bij de bevoegdhedenverdeling is dat wij het beleid(skader) vaststelt. Burgemeester en wethouders dragen binnen dit beleidskader zorg voor de uitvoering van het subsidieproces.

 

Artikel 1:4 Wie stelt het subsidiebudget en -plafond vast?

Het subsidieplafond is volgens de Awb, artikel 4:22, het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

De Awb stelt aan een subsidieplafond de eis dat deze mogelijkheid in de subsidieverordening is opgenomen en dat verdeelregels worden opgesteld. Bovendien moet het subsidieplafond vastgesteld en bekend worden gemaakt voor de aanvang van het subsidietijdvak.

 

In dit artikel is voorgeschreven dat het college tijdig bekend maakt op welke wijze de beschikbare subsidie (tot aan het subsidieplafond) wordt verdeeld. Voor de verdeelregels zijn verschillende methoden te gebruiken, variërend van procedurele ("wie het eerst komt, wie het eerst maalt") tot inhoudelijke bepalingen. Wij hebben gekozen voor een procedurele methode, waarbij de volgorde van binnenkomst een belangrijke rol speelt. Immers, de aanvragen die in behandeling worden genomen en dus binnen de gestelde termijn zijn ingediend, komen in aanmerking voor de eerste ronde van verdeling van de subsidie binnen het vastgestelde subsidieplafond. Deze verdeelregel is opgenomen in de beleidsregels onder de desbetreffende subsidievormen en is dus niet in de Asv terug te vinden.

 

Per beleidsvelden kan een subsidieplafond worden vastgesteld. Bijvoorbeeld voor kunst en cultuur of sport, recreatie en toerisme of sociaal cultureel werk. Binnen het betreffende beleidsveld komen vervolgens alle subsidievormen aan de orde.

 

Alle aanvragen die in behandeling worden genomen, komen in principe in aanmerking voor subsidie. Het verschil met de huidige toekenningen bestaat hierin dat vooraf de omvang van de budgetten bekend zijn en verenigingen zich daarop kunnen richten. Dit laatste is met name van belang voor aanvragen van project- en investeringssubsidies. Verenigingen en instellingen kunnen vooraf zien welke budgetten beschikbaar zijn en inschatten of de aanvraag een kans van slagen heeft.

 

Met de definitieve toekenning in de eerste ronde wordt gewacht tot 1 november. Alle aanvragen die in de periode tussen 1 oktober en 1 november zijn ingediend en ontvankelijk zijn, worden bij deze eerste ronde betrokken. Rekening houdend met de hoogte van het plafond wordt vervolgens tot een verdeling overgegaan. Indien blijkt dat het totaal aan aangevraagde bedragen het beschikbare budget overschrijdt, zal aan de hand van een tevoren vastgesteld percentage de verdeling binnen het budgetplafond plaatsvinden.

 

De aanvragen die vóór 1 oktober worden ingediend, worden behandeld binnen het dan geldende, voorliggende budgetplafond en blijven voor toepassing van het nieuwe budgetplafond buiten beschouwing. De aanvragen die na 1 november worden ingediend, komen in aanmerking voor de tweede ronde. Een tweede ronde wordt enkel toegepast, voor zover nog middelen beschikbaar zijn. Aan de hand van een percentage wordt tot een verdeling overgegaan.

 

Artikel 1:5 Hoe en wanneer neemt het college de aanvraag in behandeling?

 

In de praktijk rijst namelijk nogal eens de vraag of bij een onvolledige aanvraag bepalend is de datum van indiening, of de datum waarop de aanvraag (na aanvulling) volledig is. Uit de jurisprudentie blijkt dat als hierover niets is geregeld in de subsidieverordening, de datum van de eerste – en dus onvolledige – indiening bepalend is. Dit kan er in de praktijk toe leiden dat subsidieaanvragers die snel nog even pro forma een onvolledige aanvraag indienen voorrang hebben bij de verdeling van de beschikbare subsidie boven aanvragers die vooraf meer tijd en energie steken in het zo goed en volledig mogelijk indienen van de aanvraag. Omdat dit niet gewenst is, wordt in de subsidieverordening bepaalt dat de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van indiening.

 

Artikel 1:6 Wat gebeurt er als wij de gemeentebegroting nog niet hebben vastgesteld of de gemeentebegroting nog niet is goedgekeurd?

 

De begrotingsvoorwaarde is bedoeld voor situaties waarbij de beschikking tot subsidieverlening uitgaat, voordat wij de begroting heeft goedgekeurd. Het voorbehoud dient ook in de beschikking tot subsidieverlening te worden opgenomen uit oogpunt van rechtszekerheid.

 

Artikel 1:7 Wie geven wij subsidie?

De subsidietoekenning beperkt zich tot privaatrechtelijke rechtspersonen. Er kunnen zich omstandigheden voordoen dat wij van deze regel afwijken, omdat het belang van de uitvoering van een activiteit kan prevaleren boven de eisen die gesteld worden aan de aanvrager. Wij denken daarbij aan b.v. een buurtvereniging, die weliswaar in naam een vereniging is, maar feitelijk niet als zodanig is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, maar activiteiten organiseert die in het kader van de Wmo-gedachte (prestatieveld 1) van belang zijn voor de leefbaarheid.

 

In de Beleidsregels besteden wij aandacht aan het aspect m.b.t. de rechtspersoon.

 

Artikel 1:8 Wanneer kan het College het geven van subsidie weigeren?

 

Subsidie wordt geweigerd als de aanvraag betrekking heeft op een activiteit, waarvoor reeds in een voorafgaand of in het betreffende kalenderjaar subsidie is verleend. Het kan immers niet zo zijn dat een aanvrager vóór de start van een activiteit subsidie (i.c. investerings-, project-, eenmalige of waarderingssubsidie) ontvangt en vervolgens in hetzelfde of een volgend kalenderjaar wederom subsidie aanvraagt voor dezelfde activiteit. Deze route wordt op voorhand afgesloten om bevoordeling ten opzichte van andere aanvragers uit te sluiten.

 

Naast de weigeringsgronden die in artikel 1:8 zijn opgenomen, kent ook de Awb een aantal weigeringsgronden. Zo vormt op grond van artikel 4:25 Awb overschrijding van een subsidieplafond een weigeringsgrond voor subsidieverlening.

 

In artikel 4:35 Awb is een aantal subjectieve en objectieve weigeringsgronden vastgelegd. De subjectieve weigeringsgronden bieden de subsidieverstrekker de gelegenheid na te gaan of er gegronde redenen bestaan om aan te nemen, dat:

de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

 

De objectieve gronden voor het weigeren van subsidies hebben betrekking op frauduleus handelen (verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens door de aanvrager) en op faillissement van de aanvrager dan wel surseance van betaling.

 

Het komt voor dat commerciële instellingen een vereniging oprichten ten einde in aanmerking te komen voor bijvoorbeeld een sportsubsidie. De vereniging biedt dan dezelfde of vergelijkbare activiteiten aan tegen een gereduceerd tarief dankzij de subsidie.

 

In zo’n geval is er sprake van een nauwe verbondenheid tussen de commerciële instelling en de vereniging. Bij een dergelijke constructie is de subsidiering van de vereniging in feite een verkapte subsidiering van de commerciële instelling die aan de vereniging gelieerd is. Die verwevenheid komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de deelname van de eigenaar van de commerciële instelling aan het verenigingsbestuur. De bepaling in artikel 1:8 beoogt subsidieverlening aan dergelijke verenigingen uit te sluiten.

 

Paragraaf 2. Aanvraag en verlening

 

Artikel 2:1 Hoe dient u de subsidieaanvraag in?

 

Ofschoon de digitale snelweg ook voor ons geen onbekend fenomeen is, kan de aanvraag niet anders dan schriftelijk en ondertekend, voorzien van de nodige bijlagen worden ingediend. Als de aanvraag via de mail wordt ingediend, nemen wij hier kennis van, maar beschouwen wij dit niet als een aanvraag die aan de voorwaarden voldoet.

 

Artikel 2:2 Wanneer dient u de subsidieaanvraag in?

 

Voor de toepassing van het subsidieplafond spelen de data voor indiening van een subsidie een belangrijke rol. Immers, de subsidietoekenning geschiedt in twee fases, te weten: vóór 31 december van het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar en na 31 december. De toekenningen na 31 december vinden plaats tot het moment waarop het subsidieplafond is bereikt. Om bij de toekenning in de eerste fase betrokken te zijn, is het van belang de aanvraag tussen 1 oktober en 1 november bij het College te hebben ingediend.

 

Voor de toekenning van eenmalige, project-, investerings- en waarderingssubsidies wordt naast het juist genoemde regime, de mogelijkheid geboden een aanvraag in te dienen voorafgaand aan de start van een activiteit. Daarbij is het van belang uiterlijk 16 weken vóór aanvang van de activiteit een aanvraag te hebben ingediend. Aanvragen die na deze termijn worden, ingediend worden niet ontvankelijk verklaard.

 

Artikel 2:3 Wat moet u bij de subsidieaanvraag voegen?

 

Per subsidievorm wordt in dit artikel aangegeven welke stukken moeten worden overgelegd. Voor ons is het van belang om b.v. te weten over welke middelen de aanvrager beschikt, hoeveel leden aanwezig zijn, wanneer de oprichting heeft plaatsgevonden en welke doelen worden nagestreefd. Bij investeringen en projecten zullen wij inzicht moeten hebben in de omvang van de voorgenomen investering of projectkosten en de dekking van de lasten.

 

Artikel 2:4 Als wij niet alle stukken hebben?

 

Bij bepaalde aanvragen kan het noodzakelijk zijn, dat wij over meer informatie moeten kunnen beschikken om tot een afgewogen oordeel te komen. De aanvragen zal alsdan worden verzocht binnen een bepaalde periode nadere informatie over te leggen.

 

In principe dient de aanvrager een verantwoording af te leggen o.b.v. een accountantsverklaring. Wij zijn van oordeel dat bij subsidietoekenningen tot € 10.000,-- kan worden volstaan met het indienen van de jaarrekening. Voor verantwoording van subsidies boven dit bedrag geldt artikel 4:64, tweede lid van de Awb. In de Beleidsregels worden eisen m.b.t. de verantwoording nader uitgewerkt.

 

Artikel 2:5 Wanneer beslissen wij op uw aanvraag?

 

Om de aanvrager ter wille te zijn, is de periode waarbinnen een beslissing wordt genomen op een aanvraag sterk bekort. Dit vraagt niet alleen van de aanvragers discipline, ook het College zal tijdig een beslissing moeten nemen. Op aanvragen die zijn ingediend tussen 1 oktober en 1 november zal het College vóór 31 december een beslissing moeten nemen. Op aanvragen die betrekking hebben op investerings-, project-, eenmalige of waarderingssubsidie en die vóór 1 oktober of na 1 november zijn ingediend, wordt binnen uiterlijk 16 weken een beslissing genomen.

 

Awb, artikelen 4.29 tot en met 4:36 regelen de subsidieverlening. Een beschikking tot subsidieverlening moet aan twee eisen voldoen, tenzij in de subsidieverordening iets anders is bepaald. De twee eisen die de Awb stelt zijn:

(1) de beschikking moet een omschrijving bevatten van de activiteiten ("iedere vorm van menselijk handelen, voorzover de overheid dat wil stimuleren") waarvoor subsidie wordt verleend en

(2) het maximale subsidiebedrag óf de wijze waarop het bedrag wordt bepaald plus maximale bedrag moet in de beschikking worden vermeld.

 

Artikel 2:6 Hoe gaat het College om met de vorming van reserves en voorzieningen?

 

De toekenning van subsidies heeft tot doel dat activiteiten binnen een activiteitenjaar tot ontwikkeling worden gebracht. Tenzij daarover tevoren afspraken zijn gemaakt, moeten de subsidiemiddelen worden teruggestort als de activiteiten niet zijn uitgevoerd. Omdat het over publieke middelen gaat, zal de gemeenteraad tot een afweging moeten kunnen komen over de herverdeling van subsidiemiddelen die niet zijn benut en kan het dus niet de bedoeling zijn dat de aanvrager een spaarpotje vormt.

 

De vorming van een spaarpotje is niet op voorhand uitgesloten als sprake is van de vorming van een egalisatiereserve (voorheen risico- of bestemmingsreserve) of van een voorziening. Onder bepaalde voorwaarden, die in de Beleidsregels zijn uitgewerkt, is de vorming van een egalisatiereserve of voorziening toegestaan.

 

Paragraaf 3. Verplichtingen ontvangers subsidie.

 

Artikel 3:1 Wat verwachten wij van u?

 

In zijn algemeenheid verplicht een beschikking tot subsidieverlening de subsidieaanvrager niet tot het daadwerkelijk uitvoeren van de activiteiten waarvoor subsidie beschikbaar is gesteld. Als de aanvrager de activiteiten niet uitvoert, krijgt hij niet de middelen waarop hij aanspraak kon maken. Er zijn echter geen sancties voor het niet uitvoeren van de overeengekomen activiteiten.

 

De Awb biedt subsidieverstrekkers twee mogelijkheden om daadwerkelijke uitvoering van activiteiten af te dwingen:

(1) de verplichting tot uitvoering van activiteiten opnemen in de subsidieverordening, of

(2) op grond van artikel 4:36, tweede lid een overeenkomst afsluiten met daarin een verplichting tot uitvoering van de overeengekomen activiteiten.

Artikel 5 van de Asv 2001 verplicht subsidieontvangers de gesubsidieerde activiteiten daadwerkelijk uit te voeren. Deze verplichting is in artikel 3:1 van de nieuwe Asv overgenomen.

 

Met de grote instellingen die een budgetsubsidie ontvangen (Perspectief, Bibliotheek en NIM) wordt op grond van artikel 4:36, tweede lid van de Awb een uitvoeringsovereenkomst aangegaan (budgetconvenant). Hiertoe wordt in de verleningsbeschikking het voorschrift opgenomen dat een uitvoeringsovereenkomst wordt aangegaan. De uitvoeringsovereenkomst kan de beschikking niet vervangen. Het vormt een bijlage bij de beschikking. De beschikking moet in ieder geval een omschrijving van de activiteiten, de verplichtingen en het subsidiebedrag omvatten. In de uitvoeringsovereenkomst kunnen de activiteiten uitgebreid worden omschreven en kunnen meetbare prestatieafspraken worden opgenomen.

 

Artikel 3:2 Wanneer verwachten wij informatie van u?

 

Bij de bedoelde informatie kan gedacht worden aan wijzigingen in de bestuurssamenstelling en belangrijke organisatorische wijzigingen, veranderingen in beleid en ontwikkelingen op het werkterrein van de subsidieontvanger. Het gaat met name om zaken die voor de gemeente van belang zijn om tijdig haar beleid en subsidiëring te kunnen aanpassen aan nieuwe ontwikkelingen en veranderende omstandigheden.

 

Op grond van artikel 4:70 van de Awb is de subsidieontvanger verplicht onverwijld melding te maken van aanmerkelijke verschillen tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten; datzelfde geldt wanneer deze situatie zich dreigt voor te doen. In artikel 3:2 wordt daarom alleen een soortgelijke verplichting opgenomen wanneer zich aanmerkelijke wijzigingen voordoen in de relatie met derden. Ook deze kunnen gevolgen hebben voor de subsidierelatie met de gemeente. Daarnaast zijn nog enige feiten vermeld, zoals een beëindiging van werkzaamheden en een wijziging van statuten die voor de subsidierelatie met de gemeenten van belang kunnen zijn.

 

Artikel 3:3 Wie kunnen uw administratie onderzoeken en wat onderzoeken wij?

 

Indien daartoe aanleiding bestaat, kunnen wij een onderzoek gelasten naar het financiële reilen en zeilen van een instelling of vereniging (de aanvrager). In het onderzoek zullen de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie centraal staan.

 

Vanwege het feit dat de gemeenteraad zijn controlerende taak moet kunnen uitoefenen en daartoe de Rekenkamer opdracht kan geven, is in dit artikel uitdrukkelijk de onderzoeksbevoegdheid van de Rekenkamer opgenomen. De werking van dit artikel is niet beperkt tot de gemeentelijke Rekenkamer, maar strekt zich ook uit over de provinciale en rijksoverheid.

 

Artikel 3:4 Waartegen bent u verzekerd?

 

Om te vermijden dat subsidiemiddelen worden besteed aan delging van schulden die zijn ontstaan doordat besturen aansprakelijk zijn gesteld voor gevolgen van bepaalde gebeurtenissen, leggen wij de aanvragen de verplichting op ten minste te zijn verzekerd tegen:

  • ·

    wettelijke aansprakelijkheid;

  • ·

    brand, storm, en inbraak als u (on)roerende goederen bezit;

  • ·

    wettelijke aansprakelijkheid en ongevallen voor de vrijwilligers die bij u werkzaam zijn.

 

Artikel 3:5 Welk deel van uw vermogen bent u verschuldigd?

 

De aanvrager kan, doordat subsidies niet worden besteed en tijdelijk op een bankrekening worden gezet een vermogensvoordeel behalen. De aanvrager is daarvoor een vergoeding verschuldigd aan de subsidiegever. Noodzakelijk daarvoor is dat vooraf een grondslag wordt bepaald en uiteraard tevoren, hetzij in de verordening, hetzij in een beschikking deze vordering wordt opgenomen. Wij hebben voor de eerste optie gekozen en een bepaling in de verordening opgenomen.

 

Artikel 4:41 Awb bepaalt dat "de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan, mits:

dit bij wettelijk voorschrift of, indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust, bij de subsidieverlening is bepaald, en

daarbij is aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald".

Door het opnemen van artikel 3:7 in de subsidieverordening wordt het mogelijk een vergoeding voor eventuele vermogensvorming te vragen aan de subsidieontvanger.

 

Indien de vermogensvorming uitsluitend door het eigen spaargeld van een vereniging is opgebouwd, kan er geen sprake zijn van het vragen van een vergoeding (bijvoorbeeld een sportvereniging die gespaard heeft voor een nieuwe kantine).

 

In het tweede lid van artikel 4:41 Awb wordt bepaald dat de vergoeding voor vermogensvorming slechts verschuldigd is, indien:

a.de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

 

De vergoeding dient te worden vastgesteld "binnen een jaar nadat het bestuursorgaan op de hoogte is gekomen of kon zijn van de gebeurtenis die het recht op vergoeding deed ontstaan, doch in ieder geval binnen vijf jaren na de bekendmaking van de laatste beschikking tot subsidievaststelling (Awb, artikel 4:41, derde lid).

 

Artikel 3:6 Waarvoor hebt u toestemming nodig van het College?

 

Om inhoud te kunnen geven aan de controle op de subsidieverstrekking is het voor de subsidiegever van belang kennis te hebben van rechtshandelingen die de aanvrager voornemens is te doen en inzicht te hebben in de consequenties daarvan voor de subsidieverlening. In artikel 4:71 Awb is bepaald dat de aanvrager tevoren toestemming moet vragen voor onder meer een wijziging van de statuten, het bezwaren van onroerend goed, het aangaan van leningen of de vorming van reserves en voorzieningen.

 

Artikel 3:7 Welke verplichtingen kan het College u opleggen?

 

Met subsidiering van activiteiten heeft de overheid tot doel om bepaalde politiek relevante resultaten te bereiken. Soms is het instrument van subsidie ontoereikend en zijn aanvullende voorwaarden noodzakelijk om het doel waarvoor subsidie is verstrekt, te bereiken.

 

Paragraaf 4. Vaststelling subsidies

 

Artikel 4:1 Wanneer vraagt u om de vaststelling van de subsidie?

De subsidieverlening geschiedt doorgaans in drie stappen, te weten:

  • ·

    Aanvragen;

  • ·

    Verlening;

  • ·

    Vaststelling.

 

In tegenstelling tot hetgeen veelal wordt verondersteld, heeft de verlening van de subsidie een voorlopig karakter. De basis van het subsidiebeleid ligt immers in het behalen van resultaten. Om daarop te kunnen sturen, zal een beoordeling moeten plaatsvinden. Als blijkt dat de aanvrager stelselmatig onder de maat presteert, moeten de vraag worden gesteld of met subsidiering van de aanvrager het beoogde doel wordt bereikt en kan zich de vraag voordoen of voortzetting van subsidiering nog aan de orde is.

Voor wat betreft de periodieke subsidies, waarderings- en eenmalige subsidies zal worden gekozen voor de lijn waarbij verlening en vaststelling samenvallen. Deze aanpak komt overeen met uitgangspunt 1 en sluit aan bij de huidige praktijk. Met deze werkwijze wordt voorkomen dat verenigingen en niet-professionele instellingen aan een extra administratieve last worden onderworpen.

 

Artikel 4:2 Welke gegevens hebben wij nodig voor het vaststellen van de subsidie?

 

In het verlengde van hetgeen is uitgesproken bij uitgangspunt 1 zal de aanvraag tot vaststelling zich hoofdzakelijk beperken tot professionele instellingen. In het kader van de vaststelling vindt op dat moment een beoordeling van de prestaties plaats van de professionele instellingen.

 

Naast de budgetsubsidiëring zal ook voor investerings- en projectsubsidies gelden dat een aanvraag tot vaststelling wordt ingediend. Als aanvulling op artikel 4:45 Awb zijn in de Asv een aantal voorwaarden opgenomen. Artikel 4:45 Awb luidt:

 

Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang van de activiteiten wordt vastgesteld.

 

Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af omtrent de aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voorzover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

 

Artikel 4:3 Wanneer stelt het College de subsidie definitief vast?

 

Binnen acht weken of na verlening met acht weken stelt het College de subsidie definitief vast. Met de vaststelling ontstaat de aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag.

 

In dit artikel wordt het College de mogelijkheid geboden een subsidie ambtshalve te laten vaststellen. Ambtshalve vaststelling van subsidies is relevant in situaties waarin er geen reden is een afzonderlijk verzoek tot vaststelling te laten doen. Bijvoorbeeld als de gegevens die nodig zijn voor de vaststelling van de subsidie tussentijds al verkregen zijn. Daarnaast is ambtshalve vaststelling van belang, wanneer sprake is van intrekking of wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling of wanneer een aanvraag tot subsidievaststelling binnen de daarvoor vastgestelde termijn uitblijft.

 

Artikel 4:4 Wanneer stelt het College de subsidie directe vast?

 

Bij sommige subsidiesoorten is geen afrekening achteraf nodig. In dat geval wordt de subsidieverlening en de -vaststelling in één beschikking vervat en is er alleen sprake van een beschikking tot subsidievaststelling.

 

Artikel 4:5 Mag u een overschot of tekort aan subsidie ten laste brengen van de egalisatiereserve?

 

Op grond van artikel 4:72 van de Awb kan de subsidieontvanger worden verplicht een egalisatiereserve te vormen. De egalisatiereserve wordt mede gevormd door het verschil tussen de vastgestelde subsidie en de werkelijke kosten van de activiteiten. Blijkbaar vindt de wetgever de vorming van deze reserve zo belangrijk dat hiervoor niet de figuur van de toestemming is gekozen, maar aan de subsidieverlener de bevoegdheid is gegeven dit bindend voor te schrijven. De egalisatiereserve is primair bedoeld om schommelingen in de inkomsten en uitgaven op te vangen, zodat betrokkene zich in geval van schommelingen niet aanstonds behoeft te wenden tot de gemeente. De reserve mag in enig jaar niet meer bedragen dan 15% van de verleende subsidie of van het gemiddelde van een aantal subsidies, indien voor meer boekjaren subsidie is verleend. De Awb schrijft voor dat de egalisatiereserve zo hoog rentend en veilig mogelijk wordt belegd. De rente wordt toegevoegd aan de reserve. Het voorgaande betekent niet dat andere reserves en voorzieningen niet zouden mogen worden getroffen.

 

Artikel 4:6 Kan het College het batig saldo terugvorderen?

 

De bepalingen in dit artikel spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.

 

Paragraaf 5. Betaling en terugvordering

 

Artikel 5:1 Kan het College voorschotten geven?

Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits in de verordening of in de beschikking tot subsidieverlening (dan wel bij het ontbreken hiervan de beschikking tot subsidievaststelling) is aangegeven hoe de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

Ook kunnen voorschotten worden verstrekt, mits deze mogelijkheid in de verordening is opgenomen (zie artikel 5:1 ASV).

 

Artikel 5:2 Betalingstermijn

 

Als uitbetalingstermijn houdt de Awb vier weken aan. Van deze termijn kan worden afgeweken, indien dit in de verordening is vastgelegd. In de Asv is in het verlengde van het huidige betalingsregime een termijn van zes weken aangehouden.

 

Terugvordering en betaling.

De terugvordering en betaling zijn uitputtend geregeld in de Awb en behoeft daarom geen uitwerking in de Asv. De artikelen 4:52 tot en met 4:57 Awb hebben betrekking op de betaling en terugvordering van subsidies. Bepaald wordt dat het subsidiebedrag overeenkomstig de subsidievaststelling moet worden uitbetaald onder verrekening van eventuele voorschotten.

 

De verplichting tot betaling wordt opgeschort, indien de subsidieverstrekker de subsidieontvanger schriftelijk zijn ernstige vermoeden meedeelt dat er grond bestaat voor het toepassen van artikel 4:48 of 4:49 Awb.

Binnen vijf jaar na de subsidievaststelling of het niet nakomen van zijn verplichtingen door de subsidieontvanger kunnen onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten teruggevorderd worden.

 

Paragraaf 6. Slotbepalingen

 

Artikel 6:1 Wanneer geldt de hardheidsclausule?

 

Uiteraard wordt er alles aan gedaan om de verlening en vaststelling van de subsidies zo goed mogelijk te laten verlopen. Niettemin kunnen zich situaties voordoen, waarin de verordening deels of geheel niet voorziet. In die gevallen beschikt het College over de bevoegdheid de hardheidsclausule toe te passen, indien dit leidt tot onbillijkheden. Daarbij is het van belang, dat de beoordeling van een aanvraag ligt in de lijn van het subsidiebeleid en geen precedentwerking kan krijgen naar andere potentiële aanvragers.

Artikel 6:2 Geldt deze verordening ook voor aanvragen die het College al heeft ontvangen?

 

De aanvragen die zijn ontvangen vóór het inwerking treden van deze nieuwe verordening worden behandeld op basis van de Asv gemeente Beuningen II.

 

Artikel 6:4 Wanneer treedt de verordening in werking en wanneer evalueren wij?

 

Daags na de bekendmaking in de Koerier treedt de Asv in werking.

Conform het bepaalde in artikel 4:24 Awb is een herijkingmoment opgenomen in de verordening. De zinsnede "verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk" is evenals de termijn van vijf jaren overgenomen uit het juist genoemde artikel.

Intrekking en wijziging van subsidies

 

De Awb kent een aantal dwingende bepalingen over intrekking en wijziging van de subsidie. Van deze bepalingen mag niet worden afgeweken. Deze bepalingen zijn rechtstreeks van toepassing op de subsidieverstrekking en derhalve niet in de verordening overgenomen.

 

Artikel 4:48 Awb bepaalt:

 

Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien:

  • a.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

  • b.

    subsidieontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbondenverplichtingen;

  • c.

    de subsidieontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

  • d.

    de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarden dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

 

De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

(Dus het subsidie kan komen te vervallen of lager uitvallen dan gevraagd, als de activiteiten niet doorgaan, de subsidieontvanger zich niet aan zijn verplichten houdt of frauduleus handelt).

 

Artikel 4:34 Awb heeft betrekking op de begrotingsvoorwaarde en het beroep hierop. De begrotingsvoorwaarde is terug te vinden in artikel 1.6. van deze ASV.

 

Artikel 4:49 Awb bepaalt:

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit wist of behoorde te weten, of

    • c.

      indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2.

    De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • 3.

    De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd, indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

 

Artikel 4:50 Awb bepaalt:

 

1.Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen:

voorzover de subsidieverlening onjuist is;

voorzover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of:

in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen.

 

2.Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidieontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

 

Artikel 4:51 Awb bepaalt:

  • 1.

    Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn.

  • 2.

    Voorzover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.(Artikel 4:25, tweede lid Awb betreft een weigering vanwege het overschrijden van een subsidieplafond).