Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
- 1.
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
voorziening: een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoel;
- b.
inkomen:
- •
het netto-inkomen, exclusief vakantiegeld, van de gehandicapte indien de gehandicapte 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 4 t/m 7 Wvg;
- •
het gezamenlijk netto-inkomen, exclusief vakantiegeld, van de ouders of pleegouders van de gehandicapte indien de gehandicapte jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 2 Wvg;
- •
het gezamenlijk netto-inkomen, exclusief vakantiegeld, van de gehandicapte en zijn echtgenoot indien de gehandicapte ouder is dan 18 jaar en een echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 lid 4 t/m 7 Wvg;
- c.
vreemdeling: degene die de Nederlandse nationaliteit niet bezit;
- d.
hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien het een gehandicapte met een briefadres is;
- e.
gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken en ruimten die onder het gehuurde vallen en/of waarvan de gehandicapte gebruik moet kunnen maken;
- f.
woningaanpassing: ingreep van bouw- of woontechnische aard die gericht is op het opheffen of verminderen van belemmeringen die een gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik van zijn woonruimte, met dien verstande dat bij ingrepen van bouw- of woontechnische aard slechts het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen of belemmeringen als aanpassing wordt aangemerkt;
- g.
wet: de Wet voorzieningen gehandicapten;
- h.
financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de gehandicapte;
- i.
forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van de inkomensgrens;
- j.
gemaximeerde vergoeding: een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met in achtneming van de inkomensgrens;
- k.
voorziening in natura: een voorziening die in eigendom of in bruikleen wordt verstrekt;
- l.
normbedrag: een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding;
- m.
bereik: alle bestemmingen die in art 3.1 genoemde vervoersvoorziening bereikbaar zijn;
- n.
scootmobiel: drie- of vierwielig, door elektromotor aangedreven voertuig, dat valt in de categorie van de open buitenwagens.
- o.
uitraasruimte: een ruimte waarin een gehandicapte die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont zich kan afzonderen of tot rust kan komen.
Artikel 1.2 Beperkingen
- 1.
Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:
- a.
deze in overwegende mate op het individu is gericht;
- b.
deze langdurig noodzakelijk is om diens belemmeringen op het gebied van het wonen of zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen;
- c.
deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt, dan wel in samenhang met andere voorzieningen tot de goedkoopst adequate oplossing leidt.
- 2.
Met uitzondering van hetgeen in het eerste lid onder sub a is gesteld, kan een voorziening worden verstrekt in de vorm van het gebruik van een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 onder a.
- 3.
Geen voorziening wordt toegekend:
- a.
indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;
- b.
voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling of enige privaatrechtelijke overeenkomst of verbintenis aanspraak op de voorziening bestaat.
- c.
Voor zover de ondervonden ergonomische belemmeringen in de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.
Artikel 1.3 Financiële tegemoetkomingen en eigen bijdragen
Burgemeester en wethouders stellen de hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor woon- en vervoersvoorzieningen vast overeenkomstig het bepaalde in het “Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten gemeente Gendringen.
Artikel 1.4 Uitvoering
Voorschriften aangaande de uitvoering en het verstrekken van voorzieningen op grond van deze verordening worden neergelegd in de "Beleidsregels inzake uitvoering Wet voorzieningen gehandicapten".
Hoofdstuk 2. Woonvoorzieningen
Algemene omschrijving
Woonvoorziening: een voorziening die verband houdt met een maatregel die gericht is op het opheffen of verminderen van belemmeringen die een gehandicapte bij het normaal gebruik van zijn woonruimte ondervindt, met dien verstande dat bij ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard in of aan de woonruimte slechts dan een voorziening als woonruimte wordt aan gemerkt, indien de voorziening:
- 1.
gericht is op het opheffen of verminderen van ergonomische belemmeringen of
- 2.
een uitraasruimte betreft.
Artikel 2.1 Type woonvoorzieningen
- 1.
De door Burgemeester en wethouders te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van:
- a.
verhuizing en (her)inrichting;
- b.
- c.
woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard;
- d.
onderhoud, keuring en reparatie;
- e.
- f.
- g.
verwijderen van voorzieningen.
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid, onder b en c, genoemde voorziening ook als voorziening in natura verstrekken.
- 3.
Woningaanpassingen waarvan de kosten de € 45.378,02 te boven gaan worden niet verleend, tenzij weigering van de betrokken woonvoorziening zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 2.2 Uitbetaling financiële tegemoetkoming
- 1.
Woonvoorzieningen als genoemd in artikel 2.1 lid 1 onder b, d, f, en g worden uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte.
- 2.
Woonvoorzieningen als genoemd in artikel 2.1 lid 1 onder a, c en e en lid 2 worden uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte.
Artikel 2.3 Woon - en verblijfruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt
De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, verzorgingscentra, vakantiewoningen, tweede woningen en kamerverhuur, noch aan specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.
Het recht op een woonvoorziening
Artikel 2.4. Het primaat van de verhuizing
- 1.
Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1. lid 1 onder a genoemd in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare (ergonomische) belemmeringen op grond van ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren.
- 2.
Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening als bij artikel 2.1. lid 1 onder b. en c. genoemd in aanmerking worden gebracht indien de in het eerste lid genoemde voorziening niet te realiseren is of niet de goedkoopst adequate oplossing is.
Voorwaarden bij verlening van woonvoorzieningen
Artikel 2.5 Aard van de materialen
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming ten behoeve van ingrepen van bouwkundige of woontechnische aard voor zover de ondervonden ergonomische beperkingen niet voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.
Artikel 2.6. Verzekering van de voorzieningen
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming indien de getroffen voorzieningen toereikend zijn verzekerd.
Artikel 2.7 Hoofdverblijf
- 1.
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de gemaakte kosten indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.
- 2.
In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een financiële tegemoetkoming worden verleend in de kosten van het aanpassen van één woonruimte indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-inrichting.
- 3.
De aanvraag wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.
- 4.
De financiële tegemoetkoming bedoeld in het tweede lid wordt verleend onder de voorwaarde, dat de gemeente waar de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft, verklaart dat haar niet bekend is dat ten behoeve van de gehandicapte reeds eerder een woning bezoekbaar is gemaakt.
- 5.
De financiële tegemoetkoming betreft slechts een tegemoetkoming in de kosten van het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte.
- 6.
Onder het in het vijfde lid genoemde bezoekbaar maken van de woonruimte wordt verstaan dat de gehandicapte de woonruimte, de woonkamer en één toilet kan bereiken en gebruiken.
Artikel 2.8. Aanvang werkzaamheden en inzicht in woning
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming indien:
- a.
niet reeds definitieve verplichtingen zijn aangegaan dan wel een begin met de werkzaamheden waarop de financiële tegemoetkoming betrekking heeft, is gemaakt zonder hun toestemming.
- b.
de door hen aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woning-aanpassing wordt verricht;
- c.
aan de onder b. genoemde personen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen, welke betrekking hebben op de woningaanpassing;
- d.
de onder b. genoemde personen de gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de woningaanpassing.
Artikel 2.9 Gereedmelding
- 1.
Terstond na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming verklaart de gerechtigde van de financiële tegemoetkoming bedoeld in artikel 2.2 aan Burgemeester en wethouders dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.
- 2.
De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.
- 3.
De gereedmelding bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend en een akkoordverklaring van alle rekeningen en betalingsbewijzen die betrekking hebben op de werkzaamheden.
- 4.
Diegene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt verstrekt, dient gedurende een periode van 5 jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.
Artikel 2.10 Vaststellen van de financiële tegemoetkoming
- 1.
Indien Burgemeester en wethouders instemmen met het verzoek tot vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming, stellen zij de financiële tegemoetkoming vast overeenkomstig het bepaalde in het "Besluit financiële tegemoetkomingen voorzieningen gehandicapten".
- 2.
Burgemeester en wethouders doen diegene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt verstrekt hiervan mededeling onder vermelding van de wijze van uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.
Artikel 2.11 Frequentie van woningaanpassingen
- 1.
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder b en c, wordt geweigerd indien:
- a.
de noodzaak tot het treffen van deze woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was;
- b.
de gehandicapte niet is verhuisd naar de voor zijn of haar belemmeringen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij tevoren schriftelijk toestemming is verleend door burgemeester en wethouders.
- 2.
Het gestelde in het eerste lid is niet van toepassing indien verhuizing plaatsvindt als gevolg van:
- a.
het aanvaarden van een werkkring in een andere gemeente;
- b.
Artikel 2.12 Duidelijkheid over financiering van niet-gesubsidieerde deel van de kosten
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in artikel 2.1. lid 1, onder b en c indien in de financiering van het niet door subsidie gedekte deel van de voorziening is voorzien.
Beperking in de verlening van woonvoorzieningen
Artikel 2.13 Het verwerven van grond
- 1.
Voor zover het treffen van voorzieningen, als bedoeld in art. 2.1. onder b betreft het uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kunnen Burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de extra te verwerven grond die ten hoogste overeenkomt met de bijdrage voor het aantal vierkante meters per vertrek en een gedeelte van de buitenruimte bij de woning, zoals vermeld in bijlage I.
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen tevens een financiële tegemoetkoming verlenen voor het verharden van nieuwe, of het aanpassen van de verharding van bestaande, paden en terrassen voor ten hoogste het aantal vierkante meters zoals ligt vastgesteld in bijlage 1 van deze verordening.
Artikel 2.14 Woning-aanpassingen van gemeenschappelijke ruimten
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte indien zonder deze woningaanpassing de woonruimte voor de gehandicapte ontoegankelijk blijft:
- 2.
het verbreden van toegangsdeuren;
- 3.
het aanbrengen van elektrische deuropeners;
- 4.
aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw (mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel);
- 5.
drempelhulpen of vlonders;
- 6.
het aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning;
- 7.
een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw.
Verhuis - en (her)inrichtingskosten
Artikel 2.15 Nadere voorwaarden verhuis en (her) inrichtingskosten
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en (her)inrichtingskosten als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder a, verstrekken aan:
- a.
- b.
een persoon, die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte heeft ontruimd;
- 2.
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid onder a. indien;
- a.
geen verplichtingen zijn aangegaan en de verhuizing niet heeft plaatsgevonden voordat Burgemeester en wethouders op de aanvraag hebben beschikt, tenzij zij daar schriftelijk toestemming voor hebben verleend;
- b.
de gehandicapte niet verhuisd is op een moment dat op basis van leeftijd, gezins- of woonsituatie de verhuizing ook zonder handicap algemeen gebruikelijk geacht zou zijn;
- c.
de gehandicapte niet verhuisd is vanuit of naar een woonruimte die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden;
- d.
de gehandicapte niet verhuisd is naar een AWBZ-inrichting of een verzorgingstehuis;
- e.
in de te verlaten woonruimte ergonomische belemmeringen zijn ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een AWBZ-inrichting/ADL-woning betreft.
Overige woonvoorzieningen
Artikel 2.16 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie
- 1.
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder d, indien:
- a.
de woonvoorziening in het kader van deze verordening dan wel Besluit Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten of Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten is verleend;
- b.
de woonvoorziening voorkomt op de in Bijlage II genoemde voorzieningen;
- c.
de gehandicapte ten tijde van het onderhoud, de keuring of de reparatie de woonruimte als hoofdverblijf heeft en bewoont.
- 2.
De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring of reparatie zal het bedrag zoals genoemd in Bijlage II niet te boven gaan.
Artikel 2.17 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting
- 1.
Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen die door de gehandicapte moeten worden gemaakt i.v.m. het aanpassen van:
- a.
- b.
de door de gehandicapte nog te betrekken woonruimte;
- 2.
De financiële tegemoetkoming als bedoeld onder a. en b. wordt verleend uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woning-aanpassing niet bewoond kan worden en de gehandicapte als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.
- 3.
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als de gehandicapte redelijkerwijs niet kan voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten heeft.
- 4.
De maximale termijn waarvoor Burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting, als bedoeld in het eerste lid, verlenen bedraagt twee maanden.
- 5.
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid indien deze kosten gemaakt worden in verband met het
- a.
tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte;
- b.
tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte, of
- c.
langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.
- 6.
Burgemeester en wethouders verlenen een financiële tegemoetkoming ter hoogte van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van € 453,- per maand als tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in het vijfde lid onder a en c en met een maximum van € 226,89 per maand ter tegemoetkoming in de kosten als bedoeld in het vijfde lid onder b.
Artikel 2.18 Huurderving
- 1.
In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 6806,70 is aangepast, kunnen Burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 3 maanden.
- 2.
De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in het eerste lid, is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, met een maximum, gelijk aan het bedrag van de maximumhuurgrens als genoemd in de Huursubsidiewet.
Artikel 2.19 Kosten in verband met het verwijderen van voorzieningen
Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van het verwijderen van voorzieningen als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 onder g indien:
- a.
de woning langer dan 3 maanden leeg staat tenzij;
- b.
na het verstrijken van deze termijn bekend is dat binnen een afzienbare periode een gehandicapte in aanmerking voor de woning zal komen; en
- c.
de aanpassingen zo specifiek zijn dat het door de aanwezigheid van de voorzieningen niet mogelijk is om de woning aan een niet-gehandicapte te verhuren.
Artikel 2.20 Antispeculatie beding
- 1.
de eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening zoals bedoeld in artikel 2.1 onder b heeft ontvangen en die binnen een periode van tien jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning vervreemd, is gehouden burgemeester en wethouders terstond schriftelijk mededeling te doen. Het bedrag van de meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan, dient gedeeltelijk aan burgemeester en wethouders te worden teruggestort( tot maximaal het bedrag van de verleende financiële tegemoetkoming).
- 2.
De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10% per niet verstreken jaar van het gehele geïnvesteerde Wvg-bedrag.
Hoofdstuk 3. Vervoersvoorzieningen
Artikel 3.1 Algemene omschrijving
- 1.
De door Burgemeester en wethouders te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:
- a.
een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer, ten minste omvattend: De mogelijkheid een onbepaald aantal ritten te maken binnen het in artikel 1.1 onder m genoemde bereik, tegen een door Burgemeester en wethouders vastgesteld tarief, waarbij bepaalde personen tegen een in dezelfde regels genoemd tarief mogen meereizen, dan wel, indien een gehandicapte door Burgemeester en wethouders is geïndiceerd voor begeleiding, een begeleider gratis mag meereizen.
- b.
een voorziening in natura in de vorm van
- •
een al dan niet aangepaste bruikleen auto;
- •
een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;
- •
een open elektrische buitenwagen;
- •
een ander verplaatsingsmiddel;
- c.
een tegemoetkoming of een vergoeding in de kosten van:
- •
aanpassing van een eigen auto;
- •
gebruik van een bruikleen-auto;
- •
gebruik van een taxi of een eigen auto;
- •
gebruik van een rolstoel-taxi;
- •
aanschaf van een ander verplaatsingsmiddel.
- •
medisch noodzakelijke begeleiding tijdens het vervoer.
- d.
een combinatie van de onder a, b en c genoemde voorzieningen.
- 2.
De in lid 1 onder b. genoemde voorzieningen worden steeds in bruikleen verstrekt dan wel te huur aangeboden.
- 3.
De voorwaarde dat reizen met de onder a genoemde collectief vervoersvoorziening niet duurder dan reizen met het regulier openbaar vervoer zal zijn.
Artikel 3.2 Het recht op een vervoersvoorziening
- 1.
Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1. lid 1 onder a. vermeld in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek
- a.
het gebruik van het openbaar vervoer of
- b.
het bereiken van dit openbaar vervoer onmogelijk maken.
- 2.
Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 3.1. lid 1 onder b. of c. vermeld in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in het eerste lid onmogelijk maken.
- 3.
Voor de bij artikel 3.1. lid 1 onder b. sub 2, 3 en 4 en onder c. sub 5 genoemde voorzieningen geldt, in uitzondering op het gestelde in het vorige lid, dat zij ook in aanvulling op het gebruik van een collectief vervoersysteem verstrekt kunnen worden.
- 4.
Bij het vaststellen van de hoogte van de vervoerskostenvergoeding als bedoeld in artikel 3.1. lid 1 onder c sub 2, 3 en 4 kan rekening worden gehouden met de individuele vervoersbehoefte van de gehandicapte en de mate waarin een collectief vervoersysteem als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 onder a. in die vervoersbehoefte kan voorzien.
- 5.
Voor zover de behoefte van echtgenoten niet samenvallen, wordt in het geval dat beide echtgenoten geïndiceerd zijn voor de voorziening als in artikel 3.1 lid 1 onder a. twee maal de voorziening toegekend; in de overige gevallen wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele voorziening toegekend.
- 6.
Ten behoeve van de tot een gezin behorende gehandicapt(e) kind(eren) kan een vervoerskostenvergoeding worden verstrekt die als volgt is vastgesteld: Voor kinderen in een leeftijd tot 4 jaar geen vergoeding; van 4 tot 12 jaar 50% van het normbedrag; van 12 tot 18 jaar het normbedrag.
- 7.
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de gehandicapte bezocht kan worden, terwijl het bezoek noodzakelijk is voor de gehandicapte om dreigende vereenzaming te voorkomen
- 8.
Indien het inkomen zoals bedoeld onder artikel 1.1 onder b hoger is dan 1,5x het norminkomen, wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt in de kosten van vervoersvoorziening als bedoel in artikel 3.1 onder c sub 2 t/m 4, dan wel een vervoersvoorziening als bedoelt in artikel 3.1 onder b sub 1.
Artikel 3.3 Voorwaarde toewijzing scootmobiel
Voor zover de voorziening in de zin van artikel 3.1 lid 1 onder b-4 wordt verstrekt in de vorm van een scootmobiel, kan bij de toewijzingsprocedure, additioneel, gebruik worden gemaakt van rijlessen enkel en alleen ten behoeve van de afweging of de voorziening voor aanvrager als adequaat is aan te merken.
Hoofdstuk 4. Rolstoelvoorziening
Artikel 4.1 Algemene omschrijving
De door Burgemeester en wethouders te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:
- a.
een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daaraan; en
- b.
- c.
een tegemoetkoming in de kosten van onderhoud en reparatie;
- d.
een tegemoetkoming in de kosten van accessoires.
Artikel 4.2. Het recht op een rolstoel/sportrolstoel
- 1.
Een gehandicapte kan voor een rolstoel in aanmerking worden gebracht wanneer de aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten een onvoldoende oplossing bieden.
- 2.
In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid kan een gehandicapte in aanmerking voor een sportrolstoel worden gebracht indien hij/zij zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.
Artikel 4.3. Bruikleen of eigendom
- 1.
Een rolstoel wordt in bruikleen verstrekt en kan na afloop van de bruikleenperiode op basis van een afgesloten bruikleenovereenkomst in eigendom worden overgedragen.
- 2.
In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid vindt de verstrekking van een sportrolstoel plaats in de vorm van een forfaitair bedrag, waarmee voor een periode van minimaal drie jaar een rolstoel aangeschaft en onderhouden kan worden. Uitgangspunt om voor een vergoeding van een sportrolstoel in aanmerking te komen, is dat men zonder rolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.