Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sittard-Geleen

Afvalstoffenverordening Sittard-Geleen 2005

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSittard-Geleen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAfvalstoffenverordening Sittard-Geleen 2005
CiteertitelAfvalstoffenverordening Sittard-Geleen 2005
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet milieubeheer

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-10-200520-05-2009Onbekend

13-10-2005

Trompetter, 26-10-2005

Gemeenteblad

Tekst van de regeling

Intitulé

Afvalstoffenverordening Sittard-Geleen 2005

 

 

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

AFVALSTOFFENVERORDENING

SITTARD-GELEEN

2005

AFVALSTOFFENVERORDENING SITTARD-GELEEN 2005

INHOUDSOPGAVE

Hoofdstuk 1: De afvalstoffenverordening

§1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 2 Beslistermijn

Artikel 3 Indiening aanvraag

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

Artikel 5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

Artikel 6 Intrekking of wijziging van de vergunning of ontheffing

§2 Inzameling van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 7 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars

Artikel 8 Afzonderlijke inzameling

Artikel 9 Inzamelmiddelen en -voorzieningen

Artikel 10 Frequentie van inzamelen

Artikel 11 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning

§3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 12 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke

afvalstoffen aan anderen

Artikel 13 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke

afvalstoffen door anderen dan gebruikers van percelen

Artikel 14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

Artikel 15 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel

Artikel 16 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen

Artikel 17 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau

Artikel 18 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau

Artikel 19 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel

Artikel 20 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

Artikel 21 Het in bijzondere gevallen aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

§ 4 Inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Artikel 22 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen

Artikel 23 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

Artikel 24 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een

ander dan de inzameldienst

§ 5 Zwerfafval

Artikel 25 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

Artikel 26 Achterlaten van straatafval

Artikel 27 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande

afvalstoffen

Artikel 28 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en

drinkwaren

Artikel 29 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

Artikel 30 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

§6 Overige onderwerpen die de verordening aangaan

Artikel 31 Verbod op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig

hebben van afvalstoffen

Artikel 32 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

§7 Slotbepalingen

Artikel 33 Strafbepaling

Artikel 34 Aanwijzing toezichthouders

Artikel 35 Inwerkingtreding

Artikel 36 Overgangsbepaling

Artikel 37 Citeertitel

§1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1.In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

a wet: Wet milieubeheer;

b inzamelen: de activiteiten gericht op het ophalen of innemen van afvalstoffen die binnen de gemeente ter inzameling worden aangeboden en het feitelijk ophalen en innemen daarvan;

c ter inzameling aanbieden: de wijze van overdragen van afvalstoffen aan een inzamelende persoon of instantie, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in daartoe door of vanwege de inzamelende persoon of instantie geplaatste inzamelmiddelen of -voorzieningen of op een daartoe aangewezen plaats;

d inzamelmiddel: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- of bewaarmiddel, bijvoorbeeld een gemeentelijke huisvuilzak, duobak, minicontainer, afvalemmer of kca-box ten behoeve van één huishouden;

e inzamelvoorziening: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e) bewaarmiddel of -plaats, bijvoorbeeld een verzamelcontainer, wijkcontainer, bladafvalverzamelvoorziening of brengdepot, ten behoeve van meerdere huishoudens;

f inzameldienst: de krachtens artikel 7, eerste lid, aangewezen inzameldienst, belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;

  • g.

    andere inzamelaars: de krachtens artikel 7, tweede lid, aangewezen personen en instanties, belast met het afzonderlijk inzamelen van bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen;

  • h.

    inzamelvergunning: de vergunning zoals bedoeld in artikel 11;

i gebruiker van een perceel: degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt;

j.straatafval: huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel;

k wegen: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

l motorrijtuigen: alle voertuigen, bestemd om anders dan langs spoorstaven te worden voortbewogen uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het voertuig zelf aanwezig dan wel door elektrische tractie met stroomtoevoer van elders.

m.college: Het college van Burgemeester en wethouders

Toelichting

Definities uit de Wet milieubeheer(Wm)

In dit artikel zijn alleen die begripsomschrijvingen opgenomen die specifiek zijn voor deze verordening. Relevante begrippen die reeds in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer (hierna te noemen Wm) zijn omschreven, worden, voorzover bij de omschrijving in de wet wordt aangesloten, niet in dit artikel herhaald. Daarbij gaat het om de volgende begrippen.

Afvalstoffen Alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de categorieën die zijn genoemd in bijlage I bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.

Doelmatig beheer van afvalstoffen Zodanig beheer van afvalstoffen dat daarbij rekening wordt gehouden met het geldende afvalbeheerplan, dan wel de voor de vaststelling van het plan geldende bepalingen, dan wel de voorkeursvolgorde aangegeven in artikel 10.4, en de criteria, genoemd in artikel 10.5, eerste lid Wm.

Huishoudelijke afvalstoffen Afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen.

Bedrijfsafvalstoffen Afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.

Gevaarlijke afvalstoffen Bij ministeriële regeling als zodanig aangewezen afvalstoffen, met inachtneming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

Afvalbeheerplan Het afvalbeheerplan, bedoeld in artikel 10.3 Wm (nb. LAP 2002-2012)

Afvalstoffenverordening De verordening, bedoeld in artikel 10.23 Wm.

Beheer van afvalstoffen Inzameling, vervoer, nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen.

Nuttige toepassing De handelingen die zijn genoemd in bijlage II B bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen.

Verwijdering De handelingen die zijn genoemd in bijlage II A bij richtlijn nr. 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen.

Grof huishoudelijk afval Het begrip huishoudelijke afvalstoffen omvat ook grof huishoudelijk afval. Onder grof huisafval worden verstaan ‘huishoudelijke afvalstoffen die te groot en te zwaar zijn om op dezelfde wijze als de andere huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst te worden aangeboden’.

Ad. b. Inzamelen

Het begrip ‘inzamelen’ is gedefinieerd om uitdrukkelijk vast te leggen dat er sprake is van een brede omschrijving. Hiervoor is gekozen om recht te doen aan het feit dat een gemeentelijke inzamelstructuur steeds meer bestaat uit zowel haal- als brengvoorzieningen op verschillende niveaus. Om te kunnen beoordelen of het verlenen van een inzamelvergunning in strijd is met de gemeentelijke inzamelstructuur, moet dan ook naar dat geheel van haal- en brengvoorzieningen worden gekeken. Ook voor het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in een winkel, of een brengvoorziening voor textielafval, is een inzamelvergunning nodig (tenzij sprake is van een aanwijzing op grond van artikel 7, tweede lid - zie de toelichting bij artikel 7). Bovendien maakt een bredere omschrijving van het begrip inzamelen de veelheid van termen uit de vorige modelbepalingen (‘aan te bieden of over te dragen’, ‘achterlaten’, etc.) overbodig. Wel is een ondergrens aangebracht: voordat sprake kan zijn van inzamelen, dienen de afvalstoffen ter inzameling te worden aangeboden.

Ad. c. Ter inzameling aanbieden

Voor de omschrijving van het begrip ‘ter inzameling aanbieden’ geldt dezelfde brede invulling met betrekking tot haal- en brengvoorzieningen als bij b., nu echter van de kant van degene die zich van afval wenst te ontdoen.

Ad. i. Gebruiker van een perceel

De omschrijving ‘gebruiker van een perceel’ sluit aan bij de begripsomschrijving in de VNG-modelverordening reinigingsheffingen. Deze is opgenomen om te kunnen bepalen dat alleen diegenen die in de gemeente betalen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, gebruik mogen maken van de inzamelvoorzieningen (zie de toelichting bij artikel 13).

Ad. j. Straatafval, zwerfafval en illegale dumping

Straatafval wordt gedefinieerd als “huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel”.

De Wet milieubeheer voorziet niet in een definitie van het begrip zwerfafval. Dit heeft te maken met het feit dat het begrip in de praktijk weinig problemen oplevert, terwijl een juridisch sluitende definitie moeilijk te geven is. In het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) en het vigerende Convenant verpakkingen III, deelconvenant zwerfafval is wel een definitie opgenomen:

“Zwerfafval is afval dat door mensen bewust of onbewust is weggegooid of achtergelaten op plaatsen die daar niet voor bestemd zijn of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op zulke plaatsen terecht is gekomen. Dit afval bestaat voornamelijk uit verpakkingsmateriaal van consumpties (blikjes, flesjes, wikkels, patatbakjes), sigarettenpeuken, kauwgomresten en allerhande gebruiksgoederen als kranten, folders en tissues”.

Het verschil tussen straatafval en zwerfafval is dat straatafval, dat niet in een prullenmand wordt achtergelaten, maar in de openbare ruimte terecht komt, zwerfafval wordt (zie ook artikel 26 van deze verordening).

Onder zwerfafval wordt ook niet verstaan illegale dumping van afval. In tegenstelling tot bij zwerfafval, gaat het bij illegale dumping niet om een of enkele restanten van consumptie, maar om grotere hoeveelheden afval (bijvoorbeeld met een volume van tenminste en plastic tas). Bovendien gaat het niet om afval dat uit nalatigheid of gemakzucht wordt achtergelaten of weggegooid. De ontdoener kiest er namelijk zeer bewust voor om het afval niet via de daarvoor geëigende manier af te voeren, maar om het onbeheerd achter te laten in de openbare ruimte. Het kan zowel huishoudelijk als bedrijfsafval zijn Veel voorkomend illegaal gedumpt afval is huisvuil, tuinafval, fietswrakken, accu’s, meubilair en autobanden. Ook het bijplaatsen van afval bij inzamelvoorzieningen valt onder illegale dumping.

Ad. k. Wegen

De omschrijvingen van het begrip ‘weg’ is ontleend aan de Wegenverkeerswet 1994. De wegenverkeerswetgeving is toepasselijk op alle feitelijk voor het openbaar verkeer openstaande wegen.

Ad. l. Motorrijtuigen

De omschrijvingen van het begrip ‘motorrijtuig’ is ontleend aan de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2.

    Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

Toelichting

Op basis van artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient in het wettelijk voorschrift de termijn te worden aangegeven waarbinnen de beschikking gegeven wordt. Op deze wijze kan worden nagegaan wat voor iedere situatie een goede en redelijke beslistermijn is. Hier is de beslistermijn vastgesteld op acht weken (eerste lid). Dit is gelijk aan de maximumtermijn die in artikel 4:13, tweede lid, Awb wordt gesteld.

Het merendeel van de aanvragen zal binnen acht weken kunnen worden afgewerkt. De meer ingewikkelde aanvragen echter, zeker die waarvoor de adviezen van meerdere instanties moeten worden ingewonnen, vergen soms meer tijd. De verlenging van de beslistermijn biedt dan uitkomst. Ook deze termijn is op acht weken gesteld (tweede lid). Artikel 4:14 Awb verplicht de vergunningverlener tot kennisgeving aan de aanvrager van dit verlengingsbesluit. Indien de aanvrager meent dat de verlenging niet redelijk is, kan hij daartegen in bezwaar en beroep gaan.

Artikel 4:13 Awb brengt tot uiting dat bij een nadere termijnstelling op het bestuur steeds de verplichting rust om binnen die termijn een beslissing te nemen. De rechtsgevolgen die verbonden zijn aan het laten verstrijken van die termijn, treden dus steeds in na afloop van de vastgestelde termijn. Artikel 6:2, onder b, van de Awb stelt namelijk het niet reageren van een bestuursorgaan op een aanvraag voor bezwaar en beroep gelijk met een uitdrukkelijk besluit. Los van de mogelijkheid om tegen het niet tijdig reageren van het bestuursorgaan bezwaar te maken of beroep in te stellen, blijft het bestuursorgaan in beginsel verplicht alsnog een besluit op de aanvraag te nemen (artikel 6:20 Awb).

Artikel 3 Indiening aanvraag

  • 1.

    Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het college besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • 2.

    Voor bepaalde, door het college aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.

  • 3.

    Voor het aanvragen van een vergunning of ontheffing krachtens deze verordening wordt gebruik gemaakt van het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

Toelichting

In de praktijk gebeurt het nog wel eens dat met de aanvraag om een vergunning of ontheffing tot het laatste moment wordt gewacht. Als algemene richtlijn wordt daarom een termijn van drie weken aangehouden. De bewoordingen van het onderhavige artikel (“kan”) laten uitkomen, dat niet elke te laat ingediende aanvraag buiten behandeling hoeft te worden gelaten. Met het oog op de aanvragen die niet binnen drie weken kunnen worden behandeld, is in het tweede lid de mogelijkheid geschapen om de termijn van drie weken te verlengen tot maximaal acht weken.

Indien gewenst kan ook een regeling voor te vroeg ingediende aanvragen worden opgenomen. Als een aanvraag echt veel te vroeg wordt gedaan en dan nog niet kan worden beoordeeld, volstaat een gemotiveerde mededeling daarvan aan de aanvrager.

Onvolledige aanvraag/ vereenvoudigde wijze van afdoen (artikel 4:5 Awb)

Artikel 4:5 van de Awb regelt in het eerste lid enerzijds de bevoegdheid om een aanvraag waarbij onvoldoende gegevens of bescheiden zijn gevoegd - voor een goede beoordeling van de aanvraag of de voorbereiding van de gevraagde beschikking - niet in behandeling te nemen. Anderzijds regelt dit lid ook dat de aanvrager in de gelegenheid moet worden gesteld om zijn aanvraag aan te vullen en de ontbrekende gegevens of bescheiden alsnog aan te leveren voordat door het desbetreffende bestuursorgaan de beslissing mag worden genomen om de aanvraag niet in behandeling te nemen. Zie ook MvT, PG Awb I, p. 243. Het bestuursorgaan is niet verplicht gelegenheid te bieden tot het aanvullen van de aanvraag. De ongenoegzame aanvraag kan ook direct in behandeling genomen worden. De (inhoudelijke) behandeling kan leiden tot een inwilliging maar ook tot een afwijzing van de aanvraag. Een afwijzing is niet mogelijk uitsluitend op grond van het ontbreken van gegevens omdat artikel 4:5 van de Awb daarvoor nu juist de mogelijkheid tot aanvulling van de aanvraag biedt.

Het tweede lid geeft de bevoegdheid een vertaling te verlangen van een in een vreemde taal gedane aanvraag. Voorwaarde is wel dat een vertaling nodig is voor een beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking. Het Fries is geen vreemde taal (MvA I, PG Awb I, p. 245). Zie hiervoor de artikelen 2:7 en 2:9 van de Awb.

Het derde lid biedt het bestuursorgaan de bevoegdheid om bij omvangrijke of ingewikkelde vraagstukken een samenvatting te verlangen.

Het vierde lid bepaalt dat aan de aanvrager het besluit om een aanvraag niet in behandeling te nemen moet zijn meegedeeld binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. Het besluit om een aanvraag niet te behandelen betekent dat het bestuursorgaan niet inhoudelijk op de goede hoedanigheid van de aanvraag behoeft in te gaan (geen toepassing van artikel 4:7 tot en met 4:12 van de Awb).

Er is geen wettelijke termijn waarbinnen het bestuursorgaan om aanvulling van de aanvraag kan vragen. Dit betekent dat het bestuursorgaan op elk moment tijdens de behandeling van de aanvraag alsnog kan besluiten tot het laten aanvullen van de aanvraag als blijkt dat bepaalde belangrijke gegevens ontbreken.

Opschorting van rechtswege (artikel 4:15 Awb)

De termijn voor het geven van een beschikking wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het bestuursorgaan krachtens artikel 4:5 de aanvrager uitnodigt de aanvraag aan te vullen, tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Deze bepaling van artikel 4:15 Awb verlengt de beslistermijn die het bestuur ingevolge artikel 4:13 heeft (zie toelichting onder artikel 2)

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van de bescherming van het milieu.

  • 2.

    De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

  • 3.

    De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze of een gewaarmerkt afschrift daarvan ter inzage te geven op eerste vordering van een ambtenaar, die belast is met de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.

Toelichting

Ofschoon in literatuur en jurisprudentie algemeen het standpunt wordt gehuldigd dat de bevoegdheid tot het verbinden van voorschriften in beginsel aanwezig is in die gevallen waarin het al dan niet verlenen van die vergunning of ontheffing ter vrije beslissing staat van het beschikkende orgaan, verdient het uit een oogpunt van duidelijkheid en ter uitsluiting van elke twijfel aanbeveling deze bevoegdheid uitdrukkelijk vast te leggen in de regeling, ter uitvoering waarvan vergunning of ontheffing wordt verleend. Daarbij dient tevens - ten overvloede - te worden aangegeven dat die voorschriften uitsluitend mogen strekken ter bescherming van de belangen in verband waarmee het vereiste van vergunning of ontheffing is gesteld.

Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning of ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning of ontheffing dan wel voor toepassing van andere administratieve sancties. In artikel 6 is deze intrekkingsbevoegdheid vastgelegd.

De vraag of bij niet-nakoming van vergunningsvoorschriften bestuursdwang kan worden toegepast, wordt in het algemeen bevestigend beantwoord. Doordat in het tweede lid van artikel 4 naleving van deze voorschriften wordt omschreven als verplichting, wordt hierover alle onzekerheid weggenomen.

Uiteraard is bestuursdwang niet mogelijk, wanneer alleen voorschriften zijn overtreden, die slechts beogen het toezicht op de naleving van de vergunning of ontheffing te vergemakkelijken, maar geen verband houden met de bescherming van het belang of de belangen met het oog waarop de vergunning of ontheffing is vereist.

In de in deze verordening opgenomen algemene strafbepaling (artikel 33) wordt overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde met straf bedreigd. Daardoor is ook het overtreden van aan een vergunning of ontheffing verbonden voorschriften met straf bedreigd.

Belang van de bescherming van het milieu

De gemeenteraad stelt op grond van artikel 10.23, eerste lid, Wm in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening vast. De voorschriften of beperkingen die aan een vergunning of ontheffing krachtens de afvalstoffenverordening kunnen worden verbonden beogen dus het belang van het milieu te beschermen.

De memorie van toelichting zegt over artikel 10.23, eerste lid, Wm nog het volgende. “De gemeenten zijn gehouden om een afvalstoffenverordening vast te stellen. De regels worden vastgesteld in het belang van het milieu. Dat is ruimer dan de doelmatige verwijdering van afvalstoffen. Ook regels die beogen de milieu-aspecten van handelingen met afvalstoffen te beperken, zijn daardoor mogelijk.”

Artikel 5 Persoonlijk karakter van de vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Toelichting

De beantwoording van de vraag of een vergunning of ontheffing overgaat op een rechtsopvolger, hangt af van het persoonlijk of zakelijk karakter van die vergunning of ontheffing.

Persoonlijk wordt de vergunning genoemd, indien de mogelijkheid van verkrijging uitsluitend of in hoge mate afhangt van de persoon van de vergunningaanvrager (diens persoonlijke kwaliteiten, zoals het bezit van een diploma of een bewijs van onbesproken levensgedrag). De persoonlijke vergunning is in beginsel niet overdraagbaar, tenzij de regeling krachtens welke de vergunning is verleend hiertoe de mogelijkheid biedt.

Zakelijk daarentegen is de vergunning die afhangt van en gebonden is aan het object waarop zij betrekking heeft en waarbij de persoonlijke kwaliteiten van de aanvrager geen rol spelen.

Anders gezegd: de zakelijke vergunning is niet gebonden aan de persoon, maar aan de hoedanigheid van eigenaar of anderszins zakelijk gerechtigde. Het kan ook een andere hoedanigheid zijn, bijvoorbeeld die van gebruiker of ondernemer. De zakelijke vergunning gaat in beginsel over krachtens rechtsopvolging onder algemene of bijzondere titel op de opvolger in diens hoedanigheid van eigenaar, zakelijk gerechtigde, ondernemer enz.

Persoonlijke werking zal eerder aanwezig moeten worden geacht bij de ontheffing dan bij de vergunning. Indien in een regeling de ontheffingsfiguur gebruikt is, geeft dit aan dat het de bedoeling van de wetgever is geweest slechts voor bijzondere gevallen de mogelijkheid te creëren een uitzondering te maken op de algemene regel.

Zou een ontheffing bij rechtsopvolging zonder meer “mee overgaan” op de rechtsopvolger, dan zou daarmee aan de ontheffingsmogelijkheid het karakter van uitzonderingsbepaling ontnomen worden.

Indien in de verordening of in de vergunning is bepaald dat deze vergunning persoonsgebonden is, terwijl deze vergunning toch vooral verband houdt met de aard van het object waarop zij betrekking heeft, zal deze vergunning weliswaar niet automatisch overgaan op de rechtsopvolger doch aan hem in vele gevallen ook niet licht geweigerd kunnen worden.

In deze verordening is gekozen voor de persoonsgebondenheid van de vergunning of ontheffing. Hiervan kan worden afgeweken door toevoeging van de zinsnede “tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.” en expliciete vermelding van het zakelijk karakter in de desbetreffende bepaling aangaande vergunning of ontheffing.

Indien de vergunning of ontheffing zowel voor de aanvrager als voor zijn rechtverkrijgende geldt, verdient het aanbeveling het voorschrift op te nemen dat de houder ervan in geval van rechtsovergang verplicht is hiervan binnen twee weken schriftelijk mededeling te doen aan het bevoegde orgaan, met vermelding van de naam en het adres van de nieuwe houder van de vergunning of ontheffing.

Aldus blijft het bevoegde orgaan op de hoogte van de feitelijke houder van de vergunning of ontheffing.

Artikel 6 Intrekking of wijziging van de vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de , moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging moet worden gevorderd in het belang van de bescherming van het milieu;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn binnen een redelijke termijn;

  • e.

    indien de houder of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt.

Toelichting

De in het eerste lid genoemde intrekkings- en wijzigingsgronden hebben een facultatief karakter (“kan”).

Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of wijziging wordt overgegaan.

Zo zal niet iedere niet-nakoming van vergunningsvoorschriften nopen tot toepassing van de administratieve sanctie van intrekking van de vergunning. Met name het rechtzekerheids- en het vertrouwensbeginsel beperken nogal eens de bevoegdheid tot wijziging en intrekking.

Indien het bestuursorgaan overweegt om de vergunning of ontheffing in te trekken of te wijzigen, dient het de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hun bedenkingen in te dienen als wordt voldaan aan artikel 4:8 Awb.

Ook indien er niet exact sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 4:8 Awb doet het bestuursorgaan gelet op een zorgvuldige besluitvorming er goed aan de vergunninghouder te horen voordat tot intrekking of wijziging van de vergunning wordt overgegaan. Ingeval van een wijziging of intrekking die het gevolg is van een algemene beleidsbeslissing van het bestuursorgaan, is het echter vaak niet doenlijk om alle betrokkenen te horen. Wel is het dan gewenst om met vertegenwoordigers van belanghebbenden te overleggen.

§2 INZAMELING VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN

Artikel 7 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars

1 Het college wijst de inzameldienst aan, die belast is met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.

2 Naast de inzameldienst kn andere inzamelaars aanwijzen die belast zijn met het afzonderlijk inzamelen van bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

Toelichting

Eerste lid: De aanwijzing van de inzameldienst bij uitvoeringsbesluit

De gemeente is op basis van artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wm verplicht bij of krachtens de verordening een inzameldienst aan te wijzen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Dit is een wezenlijke verandering ten opzichte van artikel 10.10 Wm (oud). Op grond van artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wm kan de inzameldienst voortaan bij uitvoeringsbesluit worden aangewezen in plaats van bij verordening.

Tweede lid: De aanwijzing van andere inzamelaars

De nieuwe, bredere grondslag van de afvalstoffenverordening ten aanzien van huishoudelijk afval is vastgelegd in artikel 10.24, tweede lid, onder b, Wm. Op basis hiervan kunnen regels worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Zoals de Memorie van Toelichting stelt, gaat het hierbij vooral om de inzameling van bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst.

Het lijkt gerechtvaardigd artikel 10.24, eerste lid, onder a, Wm zo te interpreteren dat de verplichting om een inzameldienst aan te wijzen alleen geldt voor de integraal ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen. Voor de inzameling van de afzonderlijke componenten zou dan een bepaling kunnen worden opgenomen dat personen of instanties kn aanwijzen die hiermee belast worden.”

Naar aanleiding van deze interpretatie werd het tweede lid toegevoegd, op grond waarvan andere inzamelaars bij besluit van het college konden worden aangewezen. Op grond van artikel 10.24, tweede lid, onder b, Wm is deze interpretatie voortaan wettelijk verankerd.

Tweede lid: Detaillisten/reparatiebedrijven

De aanwijzing op grond van het tweede lid van dit artikel kan ook worden gebruikt om detaillisten die bijvoorbeeld batterijen van particulieren inzamelen, op hun verzoek aan te merken als inzamelpunt. Zij hoeven dan niet te beschikken over een vergunning als bedoeld in artikel 11. In het kader van de aanwijzing als inzamelpunt kunnen nadere afspraken worden gemaakt met de inzamelende persoon of instantie over bijvoorbeeld de wijze van inzameling, opslag en de afgifte aan de gemeente, monitoring, etc.

Indien detaillisten en/of reparatiebedrijven in een amvb zijn aangewezen als inzamelende instantie, is de gemeente niet bevoegd daarover nadere regels te stellen. Dit betekent dat detaillisten en/of reparatiebedrijven geen vergunning of aanwijzing van de gemeente nodig hebben om huishoudelijke apparaten in te nemen. Dit geldt bijvoorbeeld voor het Besluit beheer wit- en bruingoed (voorheen het Besluit verwijdering wit- en bruingoed).

Mogelijke

het eerste

het tweede bepaalde

bepaalde

Tweede lid:Verzelfstandigde reinigingsdienst

Gemeenten die hun inzameltaken hebben overgedragen aan een verzelfstandigde reinigingsdienst, worden aangeraden om deze taken in hun geheel over te dragen aan deze dienst (via het eerste lid van artikel 7) en geen gebruik te maken van de aanwijzingsmogelijkheid op basis van het tweede lid van artikel 7. Zie voor meer informatie over de verzelfstandigde reinigingsdiensten de VNG-ledenbrief ‘Verzelfstandiging van gemeentelijke organisatieonderdelen’ van 24 juli 1996, lbr.nr. 96/166, FEZ/604822.

Artikel 8 Afzonderlijke inzameling

  • 1.

    Door de inzameldienst of andere inzamelaars worden de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk ingezameld:

    a groente-, fruit- en tuinafval

    • b.

      klein chemisch afval;

    • c.

      verpakkingsglas;

    • d.

      vlakglas;

    • e.

      oud papier en karton;

      f textiel;

    • g.

      wit- en bruingoed;

    • h.

      metalen;

    • i.

      asbest en asbesthoudend afval;

    • j.

      bitumenhoudend afval

    • k.

      hout;

    • l.

      verduurzaamd hout;

    • m.

      frituurvet/olie;

    • n.

      autobanden;

    • o.

      grof tuinafval;

    • p.

      grof huishoudelijk afval;

    • q.

      huishoudelijk restafval;

    • r.

      puin;

    • s.

      bouw- en sloopafval;

    • t.

      grond, zand en graszoden;

    • u.

      huisraad (heel en compleet)

  • 2.

    kn een omschrijving vaststellen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in het eerste lid.

Toelichting

Eerste lid: Landelijk afvalbeheersplan

Het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) benoemt in hoofdstuk 14 van deel 1 Beleidskader, de volgende door de consument te scheiden afvalstoffen: groente-, fruit- en tuinafval, papier en karton, glas, textiel, wit- en bruingoed, klein chemisch afval, en componenten van grof huishoudelijk afval (grof tuinafval, huishoudelijk bouw- en sloopafval, waaronder verduurzaamd hout).

Bij het vaststellen of wijzigen van de afvalstoffenverordening dient rekening te worden gehouden met het LAP. In de opsomming in het eerste lid van dit artikel is daarom aangesloten bij het LAP.

Eerste lid: Provinciale milieuverordening

Gemeenten kunnen daarnaast op basis van de provinciale milieuverordening worden verplicht om bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk in te zamelen en daarover regels op te nemen in de verordening. In de model-PMV van het IPO betreft dit de categorieën oud papier en karton, glas, textiel en wit- en bruingoed. In lid 1 genoemde categorieën komen overeen met de model-PMV. De PMV´s worden op termijn vervangen door Algemene Maatregelen van Bestuur.

Eerste lid: GFT-afval

Artikel 10.21 tweede lid, Wm verplicht gemeenten in ieder geval tot de afzonderlijke inzameling van groente-, fruit- en tuinafval (GFT-afval). Het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) gaat er in ieder geval van uit dat GFT-afval apart wordt ingezameld. Ook het ministerie van VROM houdt vast aan een verplichte GFT-inzameling.

Desondanks is afwijking van deze verplichting mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen van de GFT-kwaliteit, kostenniveau of de milieuhygiëne. Op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder c, Wm kan bij verordening worden bepaald dat in een deel van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. In dit geval is de inspraakverordening van toepassing en stelt het college de inspecteur op de hoogte van het voornemen. Zie over dit onderwerp ook de VNG-ledenbrief van 3 april 2003 (Lbr. 03/43).

Eerste lid: Besluit beheer wit- en bruingoed

Ten slotte verplicht het Besluit beheer wit- en bruingoed (voorheen het Besluit verwijdering wit- en bruingoed) gemeenten tot de gescheiden inzameling van wit- en bruingoed, afkomstig van huishoudens. Voor groot wit- en bruingoed geldt de inzamelplicht vanaf 1 januari 1999, voor klein wit- en bruingoed per 1 januari 2000. Het besluit heeft een bijlage waarin categorieën van producten zijn aangewezen. In de Regeling aanwijzing producten wit- en bruingoed van 16 mei 1998 worden deze categorieën omschreven en het onderscheid tussen groot en klein wit- en bruingoed aangegeven.

Eerste lid: Aanvulling lijst met andere categorieën

De lijst genoemd in artikel 8 kan naar behoefte met andere categorieën worden uitgebreid. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 10.21, derde lid, Wm, waarin gesteld wordt dat de raad kan besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld, kunststof, metalen of autobanden.

Eerste lid: Afstemming met artikel 14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

In artikel 14 is een verbod opgenomen om opgesomde categorieën anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden. Afstemming van artikel 8 met artikel 14 is gewenst.

Eerste lid: Uitspraak Raad van State over textiel

Textiel is een afvalstof in de zin van artikel 1.1, eerste lid, Wm. Dit blijkt uit een uitspraak (voorlopige voorziening) van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS 28-01-2003, 200206958/1).

Het Intergemeentelijk Orgaan Rivierenland (IOR) had een inzamelvergunning voor textiel verleend aan een charitatieve instelling. Het bestuur van het IOR besloot uit oogpunt van doelmatigheid de inzameling van textiel zelf ter hand te nemen en de samenwerking met de charitatieve instelling te beëindigen. In een spoedprocedure bij de Raad van State werd door de instelling betoogd dat er geen sprake was van een afvalstof, omdat het textiel met het oogmerk op hergebruik werd ingeleverd en ingezameld.

De Raad van State oordeelde echter anders. Het ingezamelde textiel (draagbare en niet-draagbare kleding, lakens, dekens, grote lappen stof en gordijnen) is aan te merken als een huishoudelijke afvalstof, omdat de aangeboden kleding kennelijk ongesorteerd wordt aangeboden en daarom nog een sorteerbewerking moet ondergaan. Een deel van de ingezamelde textiel kan namelijk gebruikt worden overeenkomstig de oor-spronkelijke bestemming, een deel is slechts geschikt voor een ander gebruik en een deel is onbruikbaar.

De Raad van State verwijst ook naar een uitspraak van het Hof van Justitie, waarin werd geoordeeld dat het toepassingsgebied van het begrip afvalstof afhangt van de term “zich ontdoen van”. In de genoemde feiten ligt volgens de Raad van State een aanwijzing besloten dat de huishoudens zich van het textiel hebben willen ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen. De inzameling is daarom primair een verantwoordelijkheid van de lokale gemeente.

Voor de afvalstoffenverordening heeft de uitspraak van de Raad van State de volgende consequentie. Het is niet aannemelijk dat een burger zijn textiel gesorteerd kan aanbieden. Immers deze kan niet weten voor welke bestemming hij bijvoorbeeld lappen of kleren aanbiedt (hergebruik, poetslap of onbruikbaar). Een sorteerbewerking lijkt hierdoor altijd noodzakelijk. Gesteld kan worden dat de gemeente op grond van artikel 10.22 Wm een zorgplicht heeft voor de inzameling van textiel. Dat betekent overigens niet dat de gemeente deze inzameling zelf ter hand moet nemen. De gemeente kan op grond van artikel 7, tweede lid, van deze afvalstoffenverordening besluiten andere inzamelaars aan te wijzen die met de inzameling van het textiel belast zijn. Ook kan het college op grond van artikel 11 van deze afvalstoffenverordening besluiten een inzamelvergunning te verlenen.

Benadrukt moet worden dat de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een voorlopige voorziening is en dat in een bodemprocedure anders kan worden bepaald.

Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid

Het vastleggen van een omschrijving van de verschillende categorieën huishoudelijke afvalstoffen is van belang om te kunnen ingrijpen bij vervuiling van de fracties vanwege verkeerd aanbiedgedrag. Een te zeer vervuilde fractie kan leiden tot kostentoerekening voor de verwijdering door de be- of verwerker aan de gemeente, en in het uiterste geval tot weigering van de ingezamelde fractie.

Het verdient in dat verband aanbeveling om in het besluit ook een ‘welles-nietes’-lijst op te nemen, waarin is aangegeven welke componenten de betreffende afvalcategorie omvat en welke daartoe juist niet behoren

Artikel 9 Inzamelmiddelen en -voorzieningen

1 De inzameling kan plaatsvinden via:

a.een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel;

b een inzamelvoorziening voor de gebruikers van een aantal percelen;

c een inzamelvoorziening op wijkniveau;

d een brengdepot op lokaal of regionaal niveau.

2 kn aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.

Toelichting

Eerste lid

In artikel 9 worden de niveaus van inzameling aangegeven. Hiermee wordt recht gedaan aan de vervaging van het onderscheid tussen huis-aan-huisinzameling en inzameling via brengvoorzieningen op verschillende niveaus (groep percelen, wijk, lokaal of regionaal niveau).

Eerste lid, onder a: Inzameling bij elk perceel(haalsysteem)

Op grond van artikel 10.21, eerste lid, Wm is de gemeente verplicht tot het wekelijks inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel. Op grond van artikel 10.21, tweede lid, Wm wordt daarbij in ieder geval groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld.

De raad kan overigens afwijken van de wekelijkse inzamelfrequentie (zie het commentaar op artikel 10 van deze verordening).

De inzameling bij elk perceel is individueel en vindt plaats bij elke woning via een haalsysteem. De bewoners maken gebruik van individuele inzamelmiddelen, zoals vuilniszakken of minicontainers.

Eerste lid, onder a: Inzameling bij hoogbouw

Voor het bewaren en aanbieden van huishoudelijk afval kan van gemeentewege eventueel een bewaar- of inzamelmiddel worden verstrekt. De inzamelmiddelen worden buitengezet op de dag van inzameling. Bij hoogbouw kunnen soms inpandige inzamelvoorzieningen worden getroffen, zoals stortkokers of containers. Benadrukt moet worden dat een of meer inzamelcontainers bij één flat, moet worden gezien als inzameling bij elk perceel. Zie voor inpandige inzamelvoorzieningen ook het commentaar bij artikel 16.

Eerste lid, onder b: Inzameling nabij elk perceel(brengsysteem)

In afwijking van artikel 10.21 Wm kan de raad op grond van artikel 10.26 eerste lid, onder b, Wm bij verordening besluiten dat - in plaats van bij elk perceel - nabij elk perceel wordt ingezameld. Gemeenten moeten daarbij wel voldoen aan randvoorwaarden die zijn opgenomen in de ‘Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel’. Deze regeling is in november 1998 in werking getreden (zie ook artikel 10.26, vierde lid, Wm).

Indien de raad besluit tot de inzameling nabij elk perceel, is hij verplicht om de inspraakverordening toe te passen (zie artikel 10.26, tweede lid, Wm). Daarnaast is het college verplicht om de inspecteur op de hoogte te stellen van het voornemen tot dit besluit (zie artikel 10.26, derde lid, Wm).

Van inzameling nabij elk perceel is sprake bij gebruik van collectieve inzamelmiddelen, brengsystemen waar een groep huishoudens gezamenlijk gebruik van maakt. Huishoudelijk afval wordt dus niet bij elk perceel - bij elke woning - opgehaald, maar vanaf een centraal punt voor meerdere huishoudens gezamenlijk. De huishoudens beschikken over individuele bewaarmiddelen en moeten deze brengen naar de plaats waar het collectieve inzamelmiddel staat opgesteld. Te denken valt aan de ondergrondse inzamelvoorzieningen ten behoeve van meerdere gestapelde woningcomplexen.

Van inzameling nabij elk perceel is ook sprake bij het gebruik van zogenaamde clusterplaatsen. Een clusterplaats is een plaats waar de burger het individuele inzamelmiddel op de dag van ophalen naar toe brengt. Voorbeelden van clusterplaatsen zijn: een parkje, een pleintje, een parkeerplaats waar op de dag van inzameling niet mag worden geparkeerd of een centrale, als zodanig gemerkte plaats op de stoep.

Voor beide vormen van collectieve inzameling geldt dat de inzameling laagdrempelig moet zijn.

Voor de clusterplaats geldt dat dit het geval is als de afstand tussen perceel en clusterplaats niet meer is dan 75 meter, waarbij de raad in bijzondere gevallen maximaal 125 meter kan toestaan.

Voor de inzamelvoorzieningen geldt hetzelfde, echter aangevuld met een aantal extra eisen. Deze eisen zijn: de inzamelvoorziening is voor een ieder goed bereikbaar en toegankelijk, de afvalstoffen kunnen eenvoudig worden achtergelaten en er wordt gelegenheid gegeven om ten minste 12 aaneengesloten uren per week huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden.

Handreiking inzamelen bij/nabij elk perceel

Naar aanleiding van deze regeling heeft de VNG de ‘Handreiking inzamelen bij/nabij elk perceel’ opgesteld, die in 1999 verschenen is (ISBN 90 322 7344 2). Deze handreiking gaat in op de keuze tussen bij en nabij elk perceel inzamelen en beoogt het bieden van een afwegingskader van alle lokale belangen. Uitgegaan wordt van een gelijkwaardigheid van beide inzamelwijzen.

Eerste lid, onder c: Inzamelvoorziening op wijkniveau

Gedacht kan worden aan zogenaamde wijkcontainers waar de burger bijvoorbeeld glas en oud papier en karton naar toe brengt.

Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid

kan voor iedere gebruiker van een perceel per categorie huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen via welk(e) inzamelmiddel of -voorziening wordt ingezameld. De inzamelmiddelen kunnen van gemeentewege worden verstrekt of geplaatst, door de burger worden aangeschaft.

Bij dit uitvoeringsbesluit kan worden gedacht aan een overzicht van de gemeente, waarop is aangegeven waar ingezameld wordt via inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel, dan wel via inzamelvoorzieningen voor een groep gebruikers van percelen.

Wat betreft de inzamelvoorzieningen op wijkniveau (zoals glasbakken) en de brengdepots kan eventueel worden volstaan met het aanwijzen van de categorie van huishoudelijk afval waarvoor de voorziening is bestemd (dit kan bijvoorbeeld door het aanbrengen van een pictogram op de container). Het opstellen van een dergelijk overzicht is bewerkelijker naarmate de variatie in inzamelmiddelen en -voorzieningen tussen gebruikers groter is.

In de artikelen 15 tot en met 18 wordt naar artikel 9, tweede lid, terugverwezen. Specifieke aanwijzing van de groep gebruikers van percelen die hun afvalstoffen via een bepaalde inzamelvoorziening mogen (of moeten) aanbieden, kan van belang zijn om tegen te gaan dat ook inwoners uit andere delen van de gemeente gebruik maken van de inzamelvoorziening, met als gevolg bijvoorbeeld een (vroegtijdig) overvolle container.

Het aanwijzen van een groep gebruikers is noodzakelijk indien de afvalstoffenheffing binnen de gemeente wordt gedifferentieerd naar het aanbod van afval.

Artikel 10 Frequentie van inzamelen

1 Huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval worden tenminste een maal per week bij elk perceel ingezameld.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid worden huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval in bepaalde delen van de gemeente (zie commentaar) eenmaal per week nabij elk perceel ingezameld.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid worden huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval in bepaalde delen van stadsdeel Geleen (zie commentaar) eenmaal per twee weken nabij elk perceel ingezameld.

4 kn de frequentie van inzameling vaststellen van de overige categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk in aangewezen delen van de gemeente bij elk perceel worden ingezameld.

Toelichting

Wekelijkse inzamelfrequentie

Artikel 10.21, eerste lid, Wm bepaalt dat de gemeente, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, er voor zorg draagt dat tenminste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel. Op grond van artikel 10.21, tweede lid, Wm wordt daarbij in ieder geval groente-, fruit- en tuinafval afzonderlijk ingezameld.

De wekelijkse inzamelplicht bij elk perceel geldt uitdrukkelijk niet voor grove huishoudelijke afvalstoffen (zie ook artikel 10.21, eerste lid, Wm). Wel geldt voor deze categorie huishoudelijke afvalstoffen op grond van artikel 10.22, eerste lid, onder a en b, Wm een zorgplicht.

Op basis van artikel 10.26, eerste lid, onder b, Wm, kan de raad in het belang van een doelmatig beheer, besluiten tot afwijking van de wekelijkse inzamelfrequentie. De raad is in dit geval verplicht om de inspraakverordening toe te passen (zie artikel 10.26, tweede lid, Wm). Daarnaast is het college verplicht om de inspecteur op de hoogte te stellen van het voornemen tot dit besluit (zie artikel 10.26, derde lid, Wm). Tevens is de gemeente op grond van artikel 10.27 Wm verplicht om op ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente in voldoende mate gelegenheid te bieden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten.

Op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder a, Wm, kan de raad in het belang van een doelmatig beheer, besluiten huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel in te zamelen. Zie voor een uitgebreide toelichting voor de inzameling nabij elk perceel het commentaar onder artikel 9.

Eerste lid

In dit lid is vastgelegd dat huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval bij elk perceel minimaal eenmaal per week worden ingezameld. Minimaal eenmaal per week bij elk perceel is van toepassing op bepaalde huishoudens (hoogbouw) die gebruik maken van de ondergrondse afvalinstallaties en bepaalde huishoudens die gebruik maken van duobakken in de stadsdelen Sittard en Born

Tweede lid

Op grond van het tweede lid wordt de wekelijkse inzameling van huishoudelijke restafval en groente-, fruit- en tuinafval nabij elk perceel geregeld. Dit is van toepassing op bepaalde huishoudens die gebruik maken van ondergrondse afvalinstallaties (gestapelde bouw) en huishoudens die hun inzamelmiddel op zogenaamde clusterplaatsen moeten aanbieden. Het betreft in dit laatste geval bepaalde huishoudens die de beschikking hebben over duobakken in de stadsdelen Sittard en Born alsmede huishoudens die gebruik maken van de gemeentelijke huisvuilzakken in de gemeente.

Derde lid

Op basis van het derde lid kan het huishoudelijke restafval en groente-, fruit- en tuinafval in nader aangeduide situaties eenmaal per twee weken nabij elk perceel worden ingezameld. Het betreft de huishoudens in stadsdeel Geleen die de beschikking hebben over minicontainers.

Vierde lid

Dit artikel heeft alleen betrekking op de overige categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk bij elk perceel worden ingezameld en is beperkt tot het regelen van de frequentie van inzamelen.

De dagen en tijden waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden, kunnen worden geregeld op basis van artikel 20 van deze verordening.

Artikel 11 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning

1 Het is verboden zonder inzamelvergunning van huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.

2 De inzamelvergunning kan worden geweigerd in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen.

3 Het verbod geldt niet voor de inzameldienst of andere inzamelaars.

4 Het verbod geldt niet voor personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur een inzamelplicht hebben gekregen voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

Toelichting

De inzamelvergunning

Gemeenten zijn belast met de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Zij hebben daarmee ook het recht om te bepalen dat het verboden is aan andere dan de door het college aangewezen inzameldienst en instanties om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, tenzij zij daartoe beschikken over een vergunning van . Op basis van artikel 4 van deze verordening kunnen aan de vergunning voorschriften en beperkingen worden verbonden in het belang van de bescherming van het milieu.

De Memorie van Toelichting zegt dat op basis van artikel 10.24, derde lid, Wm regels kunnen worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Hierbij gaat het vooral om de inzameling van bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst, bijvoorbeeld de inzameling van oude kleding door charitatieve instellingen. Deze regels kunnen een vergunningstelsel voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen door anderen inhouden, behoudens voorzover daarin is voorzien in een amvb op grond van artikel 10.17.

Derde lid

In dit kader is de brede omschrijving die in artikel 1 is gegeven van het begrip inzamelen van belang. Ook het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in de winkel (bijvoorbeeld batterijen, tl-lampen, huishoudelijke apparaten) valt hieronder. Wanneer de gemeente deze serviceverlening op prijs stelt en hiervoor geen vergunning wil vereisen, kunnen de betreffende winkels op grond van artikel 7, tweede lid, door worden aangewezen als inzamelende persoon of instantie.

Vierde lid

Het vierde lid is nodig omdat het inzamelverbod behoudens vergunning niet mag gelden voor personen of instanties die bij amvb in het kader van producentenverantwoordelijkheid een inzamelplicht hebben gekregen. Gemeenten kunnen in deze gevallen geen vergunningplicht hanteren (zie het commentaar bij artikel 7).

§3 TER INZAMELING AANBIEDEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN

Artikel 12 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

1 Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst, andere inzamelaars en aan de houders van een inzamelvergunning.

2 Het verbod geldt niet voor personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur een inzamelplicht hebben gekregen voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

Toelichting

Eerste lid

Burgers mogen hun afvalstoffen alleen aanbieden aan de krachtens in het eerste lid van artikel 7 aangewezen inzameldienst, andere inzamelaars die zijn aangewezen krachtens het tweede lid van artikel 7 en houders van een inzamelvergunning op basis van artikel 11.

Tweede lid

Het tweede lid is nodig, omdat het in het eerste lid gestelde verbod niet van toepassing is indien sprake is van een inzamelplicht die personen of instanties hebben gekregen bij amvb in het kader van producentenverantwoordelijkheid (zie het commentaar bij de artikelen 7 en 11). In dit geval mag de burger zijn huishoudelijke afvalstoffen, zoals bijvoorbeeld wit- en bruingoed, ook aan deze personen of instanties aanbieden.

Artikel 13 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan

de gebruikers van percelen

1 Het is anderen dan gebruikers van percelen verboden om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan de inzameldienst of de andere inzamelaars.

2 kn besluiten dat het anderen dan gebruikers van percelen verboden is om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan de houder van een inzamelvergunning.

Toelichting

Eerste lid

Dit artikel bepaalt dat alleen diegenen die binnen de gemeente afvalstoffenheffing betalen, huishoudelijke afvalstoffen mogen aanbieden aan de inzameldienst. Achtergrond van dit artikel is de toename in het illegaal aanbieden van afvalstoffen door inwoners van andere gemeenten (afvaltoerisme) of door bedrijven van binnen en buiten de eigen gemeente, die op deze manier de kosten van de verwijdering van hun afvalstoffen willen ontlopen.

De keuze voor de formulering ‘anderen dan de gebruikers van ...’ is gekoppeld aan de Verordening reinigingsrechten. Overigens is het natuurlijk niet de bedoeling om te verbieden dat degene die de heffing betaalt zijn afvalstoffen door iemand anders laat aanbieden namens hem.

Tweede lid

Het tweede lid is toegevoegd omdat het wenselijk kan zijn om ook te reguleren wat mag worden aangeboden aan een houder van een inzamelvergunning. Dit kan bijvoorbeeld van belang zijn in verband met afspraken in het kader van producentenverantwoordelijkheid, waarbij de afnamegarantie ‘ten minste om niet’ voor onder andere oud papier en karton alleen geldt voor papier en karton ingezameld bij huishoudens (dus niet bij bedrijven).

Recreatiewoningen

Geldt er een zorgplicht voor de gemeente voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen bij recreatiewoningen? Er zijn twee situaties mogelijk.

In de eerste plaats kan een recreatiewoning deel uitmaken van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. Er is sprake van een inrichting zodra er een technische, organisatorische of functionele samenhang is. Dit is bijvoorbeeld zo wanneer het gaat om een recreatiepark of als er voor de recreatiewoningen veel gezamenlijk is geregeld. Bij recreatiewoningen die vaak worden verhuurd is gauw sprake van een organisatorische samenhang. Indien er gezamenlijke technische voorzieningen zijn (bijvoorbeeld gastanks of warmwatervoorzieningen) is er ook al gauw sprake van een inrichting. Vrijkomend afval moet dan worden gezien als bedrijfsafval. De verantwoordelijkheid voor de verwijdering van bedrijfsafval ligt in dat geval bij de houder van de inrichting. De regels die hiervoor gelden, staan in Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen.

Maken de recreatiewoningen geen onderdeel uit van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, dan is het vrijkomende afval huishoudelijk afval.Van belang is vervolgens de vraag of er op het perceel geregeld huishoudelijke afvalstoffen vrijkomen. Artikel 10.22, eerste lid, Wm verklaart de zorgplicht van de gemeente namelijk van toepassing indien er op een perceel geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Daartegenover staat dat de gemeente in dat geval ook een afvalstoffenheffing kan heffen. Omgekeerd geldt ook hetzelfde. Ontstaan er op een perceel niet geregeld huishoudelijke afvalstoffen, dan geldt de zorgplicht van de gemeente niet en kan eveneens geen afvalstoffenheffing worden geheven.

In sommige gevallen kan de inzameling van huishoudelijk afval niet doelmatig zijn, bijvoorbeeld wanneer de recreatiewoningen vrijwel onbereikbaar zijn). In dat geval kan de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder b en c, Wm beslissen dat op een deel van het grondgebied niet of met een andere regelmaat wordt ingezameld (zie ook artikel 10.26, tweede en derde lid, Wm en artikel 10.27 Wm). Zie hiervoor ook artikel 10.

Artikel 14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

1 Het is verboden om de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden:

a groente-, fruit- en tuinafval

  • b.

    klein chemisch afval;

  • c.

    verpakkingsglas;

  • d.

    vlakglas;

  • e.

    oud papier en karton;

    f textiel;

  • g.

    wit- en bruingoed;

  • h.

    metalen;

  • i.

    asbest en asbesthoudend afval;

  • j.

    bitumenhoudend afval

  • k.

    hout;

  • l.

    verduurzaamd hout;

  • m.

    frituurvet/olie;

  • n.

    autobanden;

  • o.

    grof tuinafval;

  • p.

    grof huishoudelijk afval;

  • q.

    huishoudelijk restafval;

  • r.

    puin;

  • s.

    bouw- en sloopafval;

  • t.

    grond, zand en graszoden;

  • u.

    huisraad (heel en compleet).

2 kn de inzameldienst en de andere inzamelaars aanwijzen aan wie de in het eerste lid aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden.

3 Het is verboden de aangewezen categorieën huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden aan anderen dan de krachtens het tweede lid aangewezen inzameldienst en andere inzamelaars.

4 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor door het college nader aan te wijzen categorieën van personen en locaties.

Toelichting

Landelijk afvalbeheersplan

Het Landelijk afvalbeheerplan (LAP) benoemt in hoofdstuk 14 van deel 1 Beleidskader, de volgende door de consument te scheiden afvalstoffen: groente-, fruit- en tuinafval, papier en karton, glas, textiel, wit- en bruingoed, klein chemisch afval, en componenten van grof huishoudelijk afval (grof tuinafval, huishoudelijk bouw- en sloopafval, waaronder verduurzaamd hout).

Bij het vaststellen of wijzigen van de afvalstoffenverordening dient rekening te worden gehouden met het LAP. In de opsomming in het eerste lid van dit artikel is derhalve aangesloten bij het LAP.

GFT-afval

Artikel 10.21 tweede lid, Wm verplicht gemeenten in ieder geval tot de afzonderlijke inzameling van groente, fruit- en tuinafval (GFT-afval). Afwijking van de wettelijke inzamelplicht van groente-, fruit- en tuinafval is mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen van de GFT-kwaliteit, kostenniveau of de milieuhygiëne. Op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder c, Wm kan bij verordening worden bepaald dat in een deel van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. In dit geval is de inspraakverordening van toepassing en stelt het college de inspecteur op de hoogte van het voornemen. Zie over dit onderwerp ook de VNG-ledenbrief van 3 april 2003 (Lbr. 03/43). Zie ook het commentaar op artikel 8.

.

Afstemming met artikel 8 Afzonderlijke inzameling

In artikel 8 is een opsomming opgenomen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk worden ingezameld. Artikel 14 houdt een verbod in voor de burger. Afstemming van artikel 8 met artikel 14 is gewenst. Ook wordt verwezen naar het commentaar op artikel 8 en wel de lijst met mogelijke uitbreidingen.

Artikel 15 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de

gebruiker van een perceel

1 Het is voor de gebruiker van een perceel ten behoeve van wie krachtens artikel 9, tweede lid, voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen een inzamelmiddel is aangewezen of van gemeentewege is verstrekt, verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via het daartoe aangewezen of verstrekte inzamelmiddel.

2 Het is voor de gebruiker van een perceel verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel aan te bieden, dan de categorie waarvoor dit inzamelmiddel krachtens artikel 9, tweede lid, is bestemd.

3 kan regels stellen omtrent de plaatsen en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel ter inzameling moeten worden aangeboden.

4 kan regels stellen met betrekking tot het maximale gewicht van de afvalstoffen per inzamelmiddel en het maximale aantal inzamelmiddelen dat per keer kan worden aangeboden.

5 Indien van gemeentewege een inzamelmiddel aan de gebruiker van een perceel is verstrekt kan regels stellen omtrent de voorwaarden waaronder het inzamelmiddel is verstrekt, het gebruik en het reinigen daarvan.

6 Indien het inzamelmiddel niet van gemeentewege is verstrekt, kan eisen stellen aan het te gebruiken inzamelmiddel.

7 Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze ter inzameling aan te bieden dan krachtens dit artikel is bepaald.

8.Het is verboden voor anderen dan de gebruiker van een perceel ten behoeve van wie krachtens artikel 9, tweede lid, een inzamelmiddel is verstrekt of aangewezen, hun afvalstoffen ter inzameling aan te bieden via dit inzamelmiddel.

Toelichting

Bij inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel kan worden gedacht aan vaste inzamelmiddelen, zoals minicontainers, afvalemmers, kratjes, kca-boxen en dergelijke, maar ook aan gemeentelijke huisvuilzakken.

Al dan niet van gemeentewege verstrekte inzamelmiddelen

De inzamelmiddelen kunnen al dan niet van gemeentewege worden verstrekt.

Het eerste lid betreft het verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via een aangewezen of van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel.

Het tweede lid betreft een verbod om andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden via een van gemeentewege verstrekt of aangewezen inzamelmiddel dan de categorie huishoudelijke afvalstoffen waarvoor betreffend inzamelmiddel krachtens artikel 9, tweede lid is bestemd.

Uitvoeringsbesluiten

Artikel 15 biedt tevens de basis tot het stellen van diverse regels die relevant zijn voor de bedoelde inzamelmiddelen. In het onderstaande wordt (niet uitputtend) aangegeven welke regels door kunnen worden gesteld.

Uitvoeringsbesluiten op grond van het derde lid

Plaats van aanbieden. Bepaald kan worden dat het inzamelmiddel op de krachtens artikel 20 vastgestelde inzameldag langs de inzamelroute op de weg kan worden geplaatst, eventueel uit te breiden met nadere aanwijzingen voor een specifiek verzamelpunt voor het plaatsen van de inzamelmiddelen. Dit kan gebeuren vanuit oogpunt van verkeersveiligheid, maar bijvoorbeeld ook om redenen van doelmatige inzameling en arbeidsbelasting. In de Wet milieubeheer (‘inzameling nabij de percelen’) is hiervoor uitdrukkelijk de bevoegdheid gecreëerd.

Voorgeschreven kan worden dat bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen (met name klein chemisch afval) niet op de weg mogen worden geplaatst, maar persoonlijk moeten worden aangeboden aan de inzamelaar.

Verder kan worden bepaald dat het inzamelmiddel zodanig op de weg moet worden geplaatst dat het voetgangers- en overige verkeer niet wordt gehinderd of in de doorgang wordt belemmerd en gevaar of schade wordt voorkomen.

Wijze van aanbieden. Gedacht kan worden aan de volgende regels:

  • -

    het inzamelmiddel dient goed gesloten te zijn;

  • -

    er mag geen sprake zijn van uitsteeksels, die kunnen leiden tot verwondingen of het scheuren van de huisvuilzak.

Uitvoeringsbesluit op grond van het vierde lid

Maximaal gewicht en maximaal aantal inzamelmiddelen per keer. Het maximaal toelaatbare gewicht zal onder meer samenhangen met de wijze van inzameling, de toelaatbare arbeidsbelasting van de huisvuilbeladers, het gebruikte inzamelvoertuig. Behalve een beperking aan het gewicht per inzamelmiddel kan ook een beperking worden opgelegd naar aantal inzamelmiddelen dat per keer mag worden aangeboden. Er kan op dit punt een koppeling worden gelegd met de tarieven in de belastingverordening. Overigens moet daarbij wel worden gelet op de handhaafbaarheid van de bepaling.

Uitvoeringsbesluit op grond van het vijfde lid

Voorwaarden waaronder het inzamelmiddel wordt verstrekt. Op grond van dit lid kan het college regels stellen over voorwaarden waaronder het inzamelmiddel wordt verstrekt. Gedacht kan worden aan de juridische basis van de verstrekking (bijvoorbeeld bruikleenovereenkomst), regels in geval van verhuizing van een gebruiker van een perceel, aansprakelijkheid voor de schade of verdwijning van het verstrekte inzamelmiddel).

Gebruik en reiniging van het verstrekte inzamelmiddel. Met betrekking tot het gebruik van vaste inzamelmiddelen kunnen bijvoorbeeld regels worden gesteld ten aanzien van het aanbrengen van veranderingen aan de container. Dit kan in het bijzonder relevant zijn wanneer de gemeente ook met herkenningssystemen voor individuele containers werkt. Daarnaast kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een verbod op het deponeren van hete vloeistoffen in de container. Bepaald kan worden dat het inzamelmiddel in het belang van de doelmatige verwijdering (voorkomen dat afval in de container blijft plakken) regelmatig wordt gereinigd. De burger kan dit eventueel uitbesteden, maar blijft zelf verantwoordelijk voor de naleving van de regels gesteld krachtens de verordening.

Uitvoeringsbesluit op grond van het zesde lid

Eisen aan het inzamelmiddel. Wanneer het inzamelmiddel niet door de gemeente wordt verstrekt, kan worden vereist dat het inzamelmiddel aan bepaalde normen voldoet (bijvoorbeeld de NEN-norm voor huisvuilzakken). Ook kan via deze bepaling worden geregeld dat alleen huisvuilzakken met een gepatenteerde gemeentelijke opdruk mogen worden gebruikt indien wordt gewerkt met een systeem van dure zakken als vorm van tariefdifferentiatie. Voor bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen (bijvoorbeeld asbest) kunnen specifieke eisen aan het inzamelmiddel worden gesteld.

Achtste lid

De bepaling dat anderen dan de gebruiker van een perceel geen afvalstoffen via het individuele inzamelmiddel mogen aanbieden is vooral van belang in gemeenten waar het tarief van de afvalstoffenheffing wordt gedifferentieerd op basis van de hoeveelheid aangeboden afval (DIFTAR). Overigens is hier natuurlijk niet bedoeld te verbieden dat iemand anders - bijvoorbeeld een gezinslid, of de buurman - namens de gebruiker van het perceel (dit is degene die de afvalstoffenheffing betaalt) het inzamelmiddel buiten zet.

Artikel 16 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten

behoeve van een groep percelen

1 Het is de gebruiker van een perceel voor wie krachtens artikel 9, tweede lid, mede ten behoeve van zijn perceel een inzamelvoorziening voor een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen is aangewezen, verboden de betreffende afvalstoffen anders aan te bieden dan via de betreffende inzamelvoorziening.

2 Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening voor een aantal percelen aan te bieden, dan de categorie waarvoor deze inzamelvoorziening krachtens artikel 9, tweede lid, is bestemd.

3 kan regels stellen ten aanzien van de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen moeten worden aangeboden.

4 Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze aan te bieden via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen dan krachtens het derde lid is bepaald.

5 Het is verboden voor anderen dan de gebruikers van percelen voor wie krachtens artikel 9, tweede lid, een inzamelvoorziening is aangewezen, huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden via deze inzamelvoorziening.

Toelichting

Artikel 16 betreft inzamelvoorzieningen nabij de percelen voor huishoudelijk restafval en groente-, fruit- en tuinafval.

Uitvoeringsbesluit op grond van het derde lid

Regels die door kunnen worden gesteld ten aanzien van inzamelcontainers omtrent de wijze van aanbieding zijn bijvoorbeeld:

  • -

    de afvalstoffen dienen in een goed gesloten zak in de verzamelcontainer te worden gedeponeerd;

  • -

    de verzamelcontainer dient na gebruik goed te worden gesloten;

  • -

    het is verboden afvalstoffen naast de verzamelcontainer te plaatsen

  • -

    het al dan niet mogen gebruiken van zakken voor groente-, fruit- en tuinafval.

    Inpandige inzamelvoorzieningen

    In die situaties waarbij het uit locatietechnisch oogpunt niet mogelijk is om in de nabijheid een uitpandige inzamelvoorziening voor een groep percelen te realiseren, bestaat de mogelijkheid om onder voorwaarden een inpandige inzamelvoorziening aan te leggen. Op basis van het derde lid kan het college regels stellen over het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen in deze inpandige inzamelvoorziening.

    Gedacht kan worden aan regels over dagen en tijden, de wijze van aanbieden en het afsluiten van

    de inpandige inzamelvoorziening.

    Artikel 17 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op

    Wijkniveau

    • 1.

      Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening op wijkniveau aan te bieden dan de categorie waarvoor de inzamelvoorziening krachtens artikel 9, tweede lid, is bestemd.

    • 2.

      kan regels stellen omtrent de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden via een inzamelvoorziening op wijkniveau.

    • 3.

      Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze via een inzamelvoorziening op wijkniveau ter inzameling aan te bieden dan krachtens het tweede lid is bepaald.

    • 4.

      Het verbod in artikel 15, zevende lid, en artikel 16, vierde lid, geldt niet voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau overeenkomstig dit artikel.

    Toelichting

    Bij inzamelvoorzieningen op wijkniveau kan in de eerste plaats worden gedacht aan glasbakken, textielbakken, papiercontainers en dergelijke. Dit zijn permanent aanwezige voorzieningen. De voorzieningen op wijkniveau kunnen ook mobiel of niet permanent aanwezig zijn. Voorbeelden van dergelijke mobiele voorzieningen zijn de chemokar en ‘afvaleilanden’ die gedurende een bepaalde periode in de wijk aanwezig zijn. Het gebruik van de wijkvoorzieningen is niet beperkt tot de gebruikers van een bepaalde groep percelen. Volgens de model-PMV kan de gemeente in het belang van de doelmatige verwijdering van kca, glas, oud papier en karton en textiel bepalen dat dit afval dient te worden gebracht naar een door de gemeente aangewezen plaats.

    Artikel 18 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of

    regionaal niveau

    1 Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau aan te bieden dan de categorieën waarvoor het brengdepot krachtens artikel 9, tweede lid, is bestemd.

    2 kan regels stellen omtrent de wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden bij het brengdepot op lokaal of regionaal niveau.

    3 Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau ter inzameling aan te bieden dan krachtens het tweede lid is bepaald.

    4 Het verbod in artikel 15, zevende lid, en artikel 16, vierde lid, geldt niet voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau overeenkomstig dit artikel.

    Toelichting

    Brengdepot

    Met de term ‘brengdepots’ wordt gedoeld op bemande voorzieningen op lokaal of regionaal niveau waar meerdere afvalcomponenten heen kunnen worden gebracht. Wanneer het een brengdepot op regionaal niveau betreft, zal de vaststelling van de wijze waarop afvalstoffen bij het depot kunnen worden aangeboden, vaak overgedragen zijn aan het bestuur van de regio. De bepaling in het derde lid van dit artikel zal daarop moeten worden aangepast.

    Wettelijke plicht brengdepots in een aantal gevallen

    Op grond van artikel 10.27 Wm is een gemeente in een aantal gevallen verplicht om op tenminste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente (of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt) een brengdepot te realiseren.

    Het gaat om de gevallen waarin de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder a, b en c, Wm afwijkt van artikel 10.21 Wm: inzameling nabij elk perceel, inzameling met een bij verordening aangegeven regelmaat en uitsluiting van inzameling op een deel van het grondgebied van de gemeente.

    Artikel 19 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel

    1 kan categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die zonder inzamelmiddel als bedoeld in artikel 9 van deze verordening ter inzameling kunnen worden aangeboden.

    2 kan regels stellen over de wijze waarop deze categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.

    3.Het college kan regels stellen over het maximale gewicht, de afmetingen en het volume waarop deze categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.

    4 Het is verboden deze categorieën huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze ter inzameling aan te bieden dan krachtens dit artikel is bepaald.

    Toelichting

    Uitvoeringsbesluit op grond van het eerste lid

    De mogelijkheid om huishoudelijke afvalstoffen te kunnen aanbieden zonder inzamelmiddel of -voorziening (bij het perceel of op een ander inzamelniveau) is vooral van belang voor grof huisvuil of grof tuinafval.

    Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid

    Ten aanzien van die componenten kan bepaald worden dat deze bijvoorbeeld gebundeld dienen te worden aangeboden. Ook kan worden gedacht aan de inzameling van oud papier en karton, gebundeld of in kartonnen dozen.

    Uitvoeringsbesluit op grond van het derde lid

    Op grond van het derde lid kunnen regels gesteld worden over het volume, gewicht of afmetingen.

    Artikel 20 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

    1 stelt de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.

    2 Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.

    Toelichting

    Uitvoeringsbesluit op grond van het eerste lid

    Bij het vaststellen van de dagen en tijden kan in het besluit van een onderscheid worden gemaakt naar de verschillende niveaus van inzameling en de daarbij gehanteerde inzamelmiddelen en -voorzieningen. Voor de inzameling via een inzamelroute bij de percelen kan worden gedacht aan de volgende regels:

    • -

      plaatsing op de weg mag niet geschieden vóór een bepaald tijdstip op de vastgestelde inzameldag of de dag voorafgaande aan de vastgestelde inzameldag;

    • -

      bij vaste inzamelmiddelen dient het inzamelmiddel zo spoedig mogelijk na lediging, doch uiterlijk voor een bepaald tijdstip op de vastgestelde inzameldag, van de weg te zijn verwijderd;

    Bepaald kan ook worden dat inzameling bij het perceel op afroep plaatsvindt. Afvalstoffen kunnen dan worden aangeboden op de dag die, na de melding van de burger dat hij bepaalde afvalstoffen ter inzameling wil aanbieden, wordt aangewezen.

    Met betrekking tot verzamel- en wijkcontainers kan worden bepaald dat de burger zijn afvalstoffen slechts tussen bepaalde tijdstippen mag aanbieden.

    Ten slotte kunnen op basis van dit artikel de openingstijden van de brengdepots worden vastgelegd. Wanneer dit een regionaal depot betreft en de vaststelling van de openingstijden is overgedragen aan het bestuur van de regio, dient dat in dit artikel tot uitdrukking te komen.

    Artikel 21 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

    In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kan regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.

    Toelichting

    Dit artikel biedt de grondslag voor een door vast te stellen calamiteitenregeling. Een dergelijke (eventueel tijdelijke) regeling zou bijvoorbeeld nodig kunnen zijn in geval van stakingen, etc.

    Ook kan worden gedacht aan een regeling voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij wegopbrekingen, het aanbieden van in beslag genomen hennepplantages of het aanbieden van bedorven etensresten.

    §4 INZAMELING VAN BEDRIJFSAFVALSTOFFEN

    Artikel 22 Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst

    kan categorieën bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.

    Toelichting

    De inzameldienst kan naast huishoudelijke afvalstoffen bijvoorbeeld ook bedrijfsafvalstoffen (of een bepaalde categorie van bedrijfsafvalstoffen) inzamelen. Gedacht kan worden aan afval uit de kantoren/winkels/dienstensector of bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval).

    De gemeente heeft op dit punt geen zorgplicht en kan niet bepalen wie er binnen de gemeente al dan niet mogen inzamelen zoals dat bij huishoudelijke afvalstoffen het geval is.

    Artikel 23 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

    1 Het is verboden bedrijfsafvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst.

    2 Het verbod geldt niet voor de krachtens artikel 22 aangewezen categorieën bedrijfsafvalstoffen, voorzover degene die gebruik maakt van de inzameling door de inzameldienst voldoet aan de daarmee ontstane belastingplicht op grond van de vigerende verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten.

    3 kan regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop de krachtens artikel 22 aangewezen bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst ter inzameling kunnen worden aangeboden.

    4 Het is verboden de krachtens artikel 22 aangewezen bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.

    Toelichting

    Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen, voor zover artikel 18 daartoe de mogelijkheid biedt, hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst. kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de afvalstoffen ter inzameling dienen te worden aangeboden.

    Artikel 24 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

    1 H kan regels stellen voor het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.

    2 Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.

    Toelichting

    Inzameling bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

    De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid, Wm. De gemeente mag geen vergunningstelsel hanteren voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen. De memorie van toelichting zegt hierover: “Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteld. Blijkens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 (lees: Wm) voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt.”

    Eerste lid

    De Wet milieubeheer geeft de gemeente uitdrukkelijk de bevoegdheid om regels te stellen over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in het belang van de bescherming van het milieu. Dit artikel is de uitwerking hiervan. kan in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen omtrent bijvoorbeeld de dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop bedrijfsafvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.Het is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen aan te wijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten zoveel mogelijk te combineren. Dit artikel kan met name van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard gelden deze regels voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen ophalen.

    Afbakening met artikel 22 en 23

    Op grond van de artikelen 22 en 23 kunnen regels worden gesteld over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst. Artikel 24 betreft het stellen van regels over het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.

    §5 ZWERFAFVAL

    Artikel 25 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

    • 1.

      Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.

    • 2.

      Het college kan ten aanzien van het verbod ontheffing verlenen.

    • 3.

      Het verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      het overeenkomstig deze verordening ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen;

    • b.

      het thuis composteren van groente-, fruit- en tuinafval;

    • c.

      voor zover de (afval)stoffen tijdelijk op de weg geraken of worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen dan wel het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.

    • 4.

      Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voorzover de Wet bodembescherming of het Bouwstoffenbesluit voorziet in de beoogde bescherming van het milieu.

    Toelichting

    Dit artikel heeft primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voorzover er geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. Zie voor illegale dumpingen ook het commentaar op artikel 1.

    Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming of het Bouwstoffenbesluit van toepassing is.

    Met opzet worden in het eerste lid ook de termen “stof” en “voorwerp” gebruikt en niet alleen de term “afvalstof” , omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn.

    Nieuwe wettelijke grondslag

    Dit artikel is grotendeels overgenomen van artikel 4.4.1 model-APV. Dit artikel was gebaseerd op de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In artikel 10.25, onder a, Wm wordt echter de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet, maar voortaan op artikel 10.25, onder a, Wm.

    Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld.”

    Artikel 26 Achterlaten van straatafval

    • 1.

      Het is verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

    • 2.

      Het is verboden om andere afvalstoffen dan straatafval achter te laten in daartoe van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

      Toelichting

      Straatafval

      In artikel 1 van deze verordening wordt een definitie gegeven van straatafval: “huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel”.

      Bij het begrip straatafval gaat het in feite om afval ‘dat onderweg ontstaat’, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor je de burger (in dit geval ook toeristen) de mogelijkheid wilt bieden om zich ter plekke ervan te ontdoen (voorzover van zeer beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd.

      In de definitie van straatafval wordt uitdrukkelijk gesproken over “buiten een perceel ontstaan”. Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 3 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen (regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen).

    Artikel 27 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

    • 1.

      Het is verboden afvalstoffen of inzamelmiddelen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken en te verspreiden zonder inzamelvergunning.

    • 2.

      Het is verboden tegen afvalstoffen of inzamelmiddelen, die ter inzameling gereed staan, te stoten, te schoppen of deze omver te werpen.

      Toelichting

      Nieuwe wettelijke grondslag

      Dit artikel was voorheen gebaseerd op de autonome verordenende bevoegdheid van de gemeente. In hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer wordt echter in artikel 10.25, onder a, Wm de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet, maar voortaan op artikel 10.25, onder a, Wm.

      Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging. Ook een verbod om ter inzameling gereed gezet afval te doorzoeken ( “morgensterrenverbod”) kan op onderdeel a worden gebaseerd”.

      Eerste lid: Morgensterren

      Het eerste lid heeft betrekking op wat wel de “morgenster”-problematiek wordt genoemd. Het beoogt paal en perk te stellen aan het doorzoeken en verwijderen van ter inzameling aangeboden afvalstoffen voordat de medewerkers van de inzameldienst ter plaatse zijn. Vaak immers heeft dit doorzoeken tot gevolg dat het huisvuil over de hele straat verspreid ligt en de inzameldienst zijn werk niet meer kan verrichten. Het aldus ontstane zwerfafval veroorzaakt een zware belasting van de gemeentelijke veegdienst.

      Eerste lid: Vergunningverlening op grond van artikel 11 en toezichthouders

      Het kan in plaatselijke situaties wenselijk en doelmatig zijn, op beperkte schaal vergunningen te verlenen aan “morgensterren” (op grond van artikel 11) en het moet vanzelfsprekend ook mogelijk zijn dat inspecteurs en controleurs van de inzameldienst of de milieupolitie in de gelegenheid zijn om zo nodig de inhoud van aangebroken zakken, emmers en (mini)containers te onderzoeken. Daarom is de mogelijkheid open gehouden een inzamelvergunning te verlenen.

      Tweede lid: Voorkomen van zwerfafval

      In artikel 10.25, onder a, Wm wordt de basis gelegd voor het opnemen van het tweede lid. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld.” Met het tweede lid wordt beoogd om zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen te voorkomen.

    Artikel 28 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

    De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:

    • a.

      een afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp in of nabij de inrichting op een duidelijk zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek afval kan achterlaten;

    • b.

      zorg te dragen dat deze afvalbak, -mand of soortgelijk voorwerp van een zodanige constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die afvalbak, -mand of voorwerp steeds tijdig wordt geledigd;

    • c.

      zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met de toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval wordt opgeruimd.

    Toelichting

    Nieuwe wettelijke grondslag

    In artikel 10.25, onder a, Wm is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet.

    Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over dit artikel zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging. Veelal zal het daarbij gaan om een verbod, bijvoorbeeld om afval op straat of in het water te werpen. De regels kunnen ook de aanwezigheid van bepaalde voorzieningen (bijvoorbeeld een afvalbak bij een snackbar) of het gebruik daarvan voorschrijven."

    Inrichtingen waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht zijn bijvoorbeeld een winkel, hal of kraam. Het afval dat hierbij kan vrijkomen zijn bijvoorbeeld papier, etensresten, verpakkingsmateriaal of ander afval.

    Wet milieubeheer

    Opgemerkt wordt dat een inrichting, zoals bedoeld in dit artikel, vergunningsplichtig kan zijn op grond van de Wet milieubeheer dan wel meldingsplichtig op grond van het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer. De verplichting zoals opgenomen onder c van deze bepaling kan in deze gevallen als voorschrift aan een dergelijke vergunning worden verbonden dan wel rechtstreeks voortvloeien uit het Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer.

    Artikel 29 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

    Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.

    Toelichting

    Nieuwe wettelijke grondslag

    In artikel 10.25, onder b, Wm is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over artikel 10.25 Wm zegt:De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel b betreft het opruimen van zwerfafval.”

    Dit artikel is dus een uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot opruimen of laten opruimen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal.

    Een bepaling als vervat in dit artikel, werd door de Hoge raad verenigbaar geacht met artikel 7 grondwet (oud artikel 7, eerste lid, van de herziene Grondwet). Zie HR 27 februari 1951, 472 (Eindhoven).

    Promotiemateriaal

    Niet alleen reclamebiljetten worden aan het publiek uitgereikt. Ook ander promotiemateriaal wordt vaak uitgereikt. Gedacht kan worden aan de zogenaamde samplings, monsters of miniverpakkingen, waarin ter promotie een product in een kleine hoeveelheid wordt aangeboden. Op grond van dit artikel kan degene die dergelijk promotiemateriaal uitreikt, worden verplicht het promotiemateriaal, de verpakking of de inhoud daarvan op te ruimen of te laten opruimen.

    Artikel 30 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

    • 1.

      Het is verboden afvalstoffen, stoffen of voorwerpen zodanig te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten dat de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed.

    • 2.

      Indien bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen deze weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig wordt beïnvloed, is degene die genoemde werkzaamheden verricht alsmede diens opdrachtgever verplicht deze weg te reinigen of te laten reinigen:

    • a.

      direct na het ontstaan van de verontreiniging, indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;

    • b.

      direct na beëindiging van de werkzaamheden, indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;

    • c.

      indien de werkzaamheden langer dan een dag duren, elke dag direct na beëindiging van de werkzaamheden.

    Toelichting

    In artikel 10.25, onder a en b, Wm is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Van belang is dat dit artikel voortaan niet meer is gebaseerd op de Gemeentewet.

    Eerste lid

    De grondslag voor het eerste lid is opgenomen in artikel 10.25, onder a, Wm. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over artikel 10.25 Wm zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld omtrent het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging.”

    Eerste lid

    Het eerste lid beoogt het ontstaan van zwerfafval bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te voorkomen.

    Tweede lid

    Het tweede lid vloeit voort uit artikel 10.25, onder b, Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel b betreft het opruimen van zwerfafval.” Dit artikel is dus een uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot het reinigen of laten reinigen van de weg bij het ontstaan van zwerfafval. De opname van het tweede lid heeft vooral betekenis in verband met het op kosten van de overtreder laten reinigen van de weg (bestuursdwang).

    §6 OVERIGE ONDERWERPEN DIE DE VERORDENING AANGAAN

    Artikel 31 Verbod opslag van afvalstoffen

    1.Het is verboden afvalstoffen op voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben.

    • 2.

      Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

    • 3.

      Het verbod is niet van toepassing op het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, andere inzamelaars of aan houders van een inzamelvergunning.

    Toelichting

    Artikel 10.17 Wm (oud)

    In artikel 10.17 Wm (oud) was een algemeen verbod opgenomen om een autowrak aanwezig te hebben op een voor het publiek zichtbare plaats (met als doel dreigende bodemverontreiniging en schade aan het stads- of dorpsbeeld te voorkomen). Dit verbod is in de Wet milieubeheer komen te vervallen.

    In artikel 10.25, onder c, Wm is voortaan de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Bij de afvalstoffenverordening kunnen voortaan in ieder geval regels worden gesteld omtrent het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen.

    Artikel 10.25, onder c, Wm strekt mede ter vervanging van artikel 10.17 Wm (oud) en geldt nu voor de opslag van alle afvalstoffen. Net als bij de bepalingen over zwerfafval, die zijn gebaseerd op artikel 10.25, onder a en b, Wm is ook hier sprake van facultatief medebewind.

    Definitie autowrak

    Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (hierna te noemen BBA, zie Staatsblad 2002, 259) in werking getreden.

    Het begrip autowrak wordt in artikel 1, onder b, BBA als volgt gedefinieerd: “voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1 lid 1 van de Wm”.

    De Wet milieubeheer definieert het begrip afvalstof als: “alle stoffen, preparaten of andere producten …… waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”.

    Door deze definities wordt een autowrak altijd aangemerkt als afvalstof en valt hiermee dus onder de werking van deze bepaling.

    In de Nota van toelichting van het BBA wordt nader ingegaan op het begrip autowrak.

    “De houder van een voertuig zal zich doorgaans daarvan ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen, wanneer het voertuig rijtechnisch in onvoldoende staat verkeert en het niet meer op rendabele wijze in een rijtechnisch voldoende staat is te brengen. Een motorrijtuig verkeert in een rijtechnisch onvoldoende staat wanneer het niet voldoet aan de wettelijke inrichtingseisen, genoemd in de wegenverkeerswetgeving of aan de apk-eisen of andere ernstige technische gebreken kent, bijvoorbeeld of essentiële onderdelen zijn gedemonteerd. Voor het beantwoorden van de vraag of een voertuig op rendabele wijze weer in rijtechnisch voldoende staat te brengen is, kan worden uitgegaan van de richtprijzen voor gebruikte voertuigen en van de door garages en schadeherstelbedrijven gehanteerde tarieven voor reparatiewerkzaamheden. ….. De vraag of sprake is van een autowrak zal van geval tot geval door een persoon belast met de handhaving bepaald moeten worden op grond van de wet- en regelgeving en de jurisprudentie terzake”.

    Er is dus sprake van een autowrak indien een voertuig niet meer op economisch rendabele wijze in rijtechnisch voldoende staat is te brengen.

    Opslag van autowrakken in inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer

    De provincie is bevoegd gezag voor Wm-inrichtingen die vijf of meer autowrakken opslaan. Het college van de gemeente is bevoegd gezag voor inrichtingen die onder de werking van het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer vallen. In dergelijke inrichtingen is de opslag van maximaal vier autowrakken toegestaan.

    Artikel 32 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

    Het is de eigenaar of kentekenhouder verboden zich te ontdoen van een autowrak, dat afkomstig is van een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, genoemd in artikel 6 van het Besluit Beheer Autowrakken.

Toelichting

Nieuw wettelijk regiem autowrakken

De regelgeving voor autowrakken is in 2002 drastisch gewijzigd. Op 8 mei 2002 is de wijziging van de Wet milieubeheer (structuur beheer afvalstoffen, Staatsblad 2001, 346) gedeeltelijk in werking getreden. Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (Staatsblad 2002, 259) in werking getreden. Het nieuwe Besluit Beheer Autowrakken (hierna te noemen BBA) verplicht autofabrikanten om een hoogwaardig inname- en verwerkingssysteem voor autowrakken op te zetten.

Zich ontdoen van een autowrak door huishoudens

Dit artikel is een uitwerking van artikel 6 BBA. Hierin is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 BBA moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden).

Op grond van artikel 7 BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.

Definitie autowrak

In artikel 1.1, eerste lid 1, Wm (oud) werd de definitie van autowrak gegeven, met een nadere uitwerking in het Besluit nadere omschrijving begrip afvalstoffen. Het begrip autowrak wordt nu gedefinieerd in artikel 1, onder b, BBA als: “voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1 lid 1 van de Wm.”

De Wm definieert het begrip afvalstof als volgt: alle stoffen, preparaten of andere producten …… waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”. Zie voor de volledige definitie het commentaar op artikel 1 van deze verordening.

In de Nota van toelichting van het BBA wordt nader ingegaan op het begrip autowrak.

“De houder van een voertuig zal zich doorgaans daarvan ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen, wanneer het voertuig rijtechnisch in onvoldoende staat verkeert en het niet meer op rendabele wijze in een rijtechnisch voldoende staat is te brengen. Een motorrijtuig verkeert in een rijtechnisch onvoldoende staat wanneer het niet voldoet aan de wettelijke inrichtingseisen, genoemd in de wegenverkeerswetgeving of aan de apk-eisen of andere ernstige technische gebreken kent, bijvoorbeeld of essentiële onderdelen zijn gedemonteerd. Voor het beantwoorden van de vraag of een voertuig op rendabele wijze weer in rijtechnisch voldoende staat te brengen is, kan worden uitgegaan van de richtprijzen voor gebruikte voertuigen en van de door garages en schadeherstelbedrijven gehanteerde tarieven voor reparatiewerkzaamheden. ….. De vraag of sprake is van een autowrak zal van geval tot geval door een persoon belast met de handhaving bepaald moeten worden op grond van de wet- en regelgeving en de jurisprudentie terzake”.

Er is dus sprake van een autowrak indien een voertuig niet meer op economisch rendabele wijze in rijtechnisch voldoende staat is te brengen.

§7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 33 Strafbepaling

Een gedraging in strijd met de volgende artikelen is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º, Wet op de economische delicten:

Artikel Onderwerp

Artikel 11 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens vergunning

Artikel 12 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

Artikel 13 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan gebruikers van percelen

Artikel 14 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

Artikel 15 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel

Artikel 16 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelvoorziening ten behoeve van een groep percelen

Artikel 17 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via inzamelvoorzieningen op wijkniveau

Artikel 18 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen via een brengdepot op lokaal of regionaal niveau

Artikel 19 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen zonder inzamelmiddel

Artikel 20 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

Artikel 23 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

Artikel 24 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

Artikel 25 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

Artikel 26 Achterlaten van straatafval

Artikel 27 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

Artikel 28 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

Artikel 29 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

Artikel 30 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

Artikel 31 Verbod op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen

Artikel 32 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

Toelichting

Aanduiding strafbare feiten

In dit artikel worden de bepalingen opgesomd die als strafbaar feit worden aangeduid om strafrechtelijk gehandhaafd te kunnen worden. 

De strafbaarstelling van artikel 10.23 Wm over de gemeentelijke afvalstoffenverordening is geregeld in de Wet op de economische delicten (Wed). Aangezien niet alle bepalingen in de afvalstoffenverordening zich voor strafrechtelijke handhaving lenen, is de strafbaarstelling geclausuleerd.

Artikel 1a, aanhef, onder 3º Wed luidt:“Economische delicten zijn eveneens: overtredingen van voorschriften , gesteld bij of krachtens: …. de Wet milieubeheer, 10.23 - voorzover aangeduid als strafbare feiten - en …….”

In de afvalstoffenverordening moet daarom worden aangegeven welke overtredingen (lees: de overtreding van welke artikelen) een strafbaar feit opleveren. Uitsluitend indien dat het geval is, vormt de overtreding een economisch delict in de zin van artikel 1a, onder 3º Wed.

Strafmaat

In de Wed is de strafmaat aangegeven van overtredingen van plaatselijke verordeningen die gebaseerd zijn op de Wet milieubeheer. In het geval van de afvalstoffenverordening hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie.

Artikel 34 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 18.4, derde lid van de wet aangewezen ambtenaren.

Toelichting

Aanwijzing van de toezichthouder in de afvalstoffenverordening is noodzakelijk, indien een toezichthouder tevens opsporingsbevoegdheden dient te krijgen. Alleen voor de aanwijzing van toezichthouders is een bepaling opgenomen in de afvalstoffenverordening. Opsporingsambtenaren worden namelijk aangewezen in de artikelen 141 en 142 Wetboek van Strafvordering.

Artikel 35 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking drie dagen na bekendmaking.

  • 2.

    Afdeling 4.2 en de artikelen 4.4.1, 4.4.2., 4.4.3., 4.4.4, 4.4.7 en 4.7.1, eerste lid onder e en f, van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Sittard-Geleen (laatstelijk gewijzigd op 3-11-2004),worden ingetrokken.

    Toelichting

    Tweede lid: Intrekking artikelen APV

    Het uitbrengen van een aparte afvalstoffenverordening heeft tot gevolg dat in ieder geval de volgende artikelen van de APV moeten worden ingetrokken en/of aangepast:

    • -

      afdeling 4.2 Afvalstoffen in het geheel

    • -

      artikel 4.4.1 Verontreiniging van de weg en van terreinen

    • -

      artikel 4.4.2 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg

    • -

      artikel 4.4.3 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

    • -

      artikel 4.4.4 Wegwerpen van reclame- of strooibiljetten

    • -

      artikel 4.4.7 Verbod doorzoeken van ter inzameling gereed staande afvalstoffen

    • -

      artikel 4.7.1, eerste lid, onder e en f: Opslag bromfietsen, motorvoertuigen, caravans, afvalstoffen, mest, ingekuilde landbouwproducten e.d.

    Artikel 36 Overgangsbepaling

    • 1.

      Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid, blijven - indien en voorzover het gebod of het verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende 1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

    • 2.

      Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog gedurende 1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

    • 3.

      Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.

    • 4.

      Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing bedoeld in het eerste lid, dan wel voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 35, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid.

    • 5.

      In afwijking van het eerste lid, blijft een vergunning of ontheffing van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.

    • 6.

      Gebod- of verbodsbepalingen waarvoor een vergunning of ontheffing vereist is krachtens deze verordening en niet voorkomend in de verordening als bedoeld in artikel 35, tweede lid zijn niet van toepassing:

    • a.

      gedurende 13 weken na het in werking treden van deze verordening;

    • b.

      ook na de onder a bepaalde termijn, voor zover degene die de vergunning of ontheffing nodig heeft, binnen deze termijn een aanvraag heeft ingediend, totdat onherroepelijk op deze aanvraag is beslist.

    • 7.

      De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 35, tweede lid heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

    Toelichting

    De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 6.5 model-APV: Overgangsbepaling.

    Artikel 37 Citeerbepaling

    Deze verordening wordt aangehaald als: Afvalstoffenverordening Sittard-Geleen 2005

    Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Sittard-Geleen in de openbare raadsvergadering van 22 september 2005,

    De griffier, De voorzitter,