Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Limburg

Subsidiekader stimulering bouw en transitie Limburgse woningmarkt 2013-2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Limburg
Officiële naam regelingSubsidiekader stimulering bouw en transitie Limburgse woningmarkt 2013-2015
CiteertitelSubsidiekader stimulering bouw en transitie Limburgse woningmarkt 2013-2015
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerpsubsidies

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-201319-04-2013nieuwe regeling

29-01-2012

Provinciaal Blad, 2013, 6

onbekend

Tekst van de regeling

SUBSIDIEKADER STIMULERING BOUW EN TRANSITIE LIMBURGSE WONINGMARKT 2013-2015

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Social Return On Investments (hierna: SROI): het opnemen van sociale voorwaarden, eisen en wensen in inkoop-, aanbestedings - en subsidieverleningstrajecten zodat leverancier en subsidieontvanger een bijdrage leveren aan het provinciaal beleid ten aanzien van:

  • -

    bieden van werkgelegenheid aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De concrete invulling hiervan gebeurt aan de hand van reguliere banen, leerwerkplekken, stageplekken en (werk)ervaringsplaatsen aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt of jongeren zonder startkwalificatie;

  • -

    bevorderen van maatschappelijke participatie. De concrete invulling hiervan gebeurt in dit verband aan de hand van een expliciete koppeling van kansarme, kwetsbare en niet actieve burgers en activiteiten op het gebied van uitvoering leefbaarheidsprojecten, monumenten en groenvoorzieningen.

Artikel 2 Doelstelling/doel van het kader

Doel van dit kader is het verbeteren van de leefbaarheid via nieuwbouw, transformatie en verduurzaming van bestaande gebouwen (zoals brede maatschappelijke voorzieningen, monumenten, woningen) dan wel verbetering van de openbare ruimte en bij voorkeur in combinatie met een toename van actief burgerschap in wijken en buurten van onze steden en dorpen. Daarnaast is het kader ook gericht op een substantiële bijdrage aan het bevorderen van de werkgelegenheid in de bouwsector door het creëren van mensjaren werk.

Artikel 3 Doelgroep

Uitsluitend gemeenten kunnen voor subsidie in aanmerking komen.

HOOFDSTUK 2 VOORWAARDEN/CRITERIA

Artikel 4 Algemene subsidiecriteria

Om voor een subsidie in aanmerking te komen, gelden de volgende algemene criteria:

  • 1.

    Per gemeente kunnen maximaal 3 projecten worden ingediend, waarvan twee korte termijn projecten en één middellange termijn project. Uitsluitend projecten die op basis van de oproep van Gedeputeerde Staten in de brief van 27 november, bij de Provincie Limburg, zijn aangemeld, kunnen worden ingediend.

  • 2.

    Een korte termijn project dient te starten uiterlijk op 1 maart 2013.

  • 3.

    Een middellang termijn project dient uiterlijk op 1 januari 2014 te starten.

  • 4.

    Het project dient op het moment van indiening van de aanvraag planologisch direct uitvoerbaar te zijn.

  • 5.

    Het project dient uiterlijk op 31 december 2014 te zijn afgerond.

  • 6.

    Er dient sprake te zijn van een Toekomstbestendig project, dat wil zeggen het project dient te passen in een toekomstbestendig perspectief van het betreffende dorp, wijk of stad met name in de regionale woon- en herstructureringsopgaven.

  • 7.

    De gemeentelijke (eigen) bijdrage bedraagt minimaal 50% van het tekort (na aftrek van bijdragen derden, niet zijnde de Provincie Limburg). Naast de eigen bijdrage van de gemeente zelf dient het project bij voorkeur door inwoners zelf te zijn aangedragen danwel een project te zijn waarbij inwoners enthousiast worden gemaakt om mee te werken aan een betere leefbaarheid van de eigen wijk en een gezonde buurt (burgerinitiatief).

  • 8.

    Het project dient mensjaren werk op te leveren.

  • 9.

    Het project vindt plaats met inzet van één of meerdere onderstaande SROI-doelgroepen:

    • -

      Alle uitkeringsgerechtigden;

    • -

      Werkzoekenden werkzaam in een gesubsidieerde arbeidsplaats;

    • -

      Vroegtijdig schoolverlaters en jongeren met onvoldoende kwalificaties;

    • -

      Leerlingen in het kader van BOL/BBL opleidingen;

    • -

      Leerlingen in het kader van maatschappelijke stage; en/of

    • -

      Niet uitkeringsgerechtigde werkzoekenden (zgn. NUGGERS).

  • 10.

    Het project levert een aantoonbare bijdrage aan de verbetering van duurzaamheid.

  • 11.

    Het project dient bij voorkeur ook leereffecten te hebben.

Artikel 5 Specifieke aandachtsgebieden

Subsidies kunnen worden ingediend voor de volgende aandachtsgebieden:

  • 1.

    Toekomstbestendig Wonen; en/of

  • 2.

    Toekomstbestendige leefbaarheid:

    • -

      maatschappelijke accommodaties;

    • -

      woonomgeving: straten, pleinen, groenvoorzieningen.

Artikel 6 Specifieke subsidiecriteria

  • 1 Projecten in het kader van Toekomstbestendig Wonen dienen bij voorkeur bij te dragen aan:

    • -

      reductie van de woningvoorraad door sloop;

    • -

      sanering van de plancapaciteit; en/of

    • -

      evenwichtige ontwikkeling van maatschappelijk vastgoed.

  • 2 Projecten voor maatschappelijke accommodaties dienen te voldoen aan het volgende criterium:

    • -

      er is een sluitende meerjarige exploitatiebegroting.

Artikel 7 Meldingsplicht

  • 1 De subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijk melding aan Gedeputeerde Staten, zodra aannemelijk is dat:

    • -

      de gesubsidieerde activiteiten niet of niet geheel zullen worden verricht; en/of

    • -

      niet, of niet geheel aan de wettelijke en in de beschikking opgelegde verplichtingen en/of voorwaarden zal worden voldaan.

  • 2 De melding kan aanleiding zijn om het subsidiebedrag ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen.

HOOFDSTUK 3 FINANCIËLE ASPECTEN

Artikel 8 Subsidiebedrag

De provinciale bijdrage bedraagt nooit meer dan de gemeentelijke (eigen) bijdrage.

HOOFDSTUK 4 AANVRAAGPROCEDURE

Artikel 9 Indienen aanvraag

  • 1 Een subsidieaanvraag kan uitsluitend worden ingediend door gemeenten die na inwerkingtreding van dit subsidiekader door de Provincie Limburg zijn benaderd om projecten formeel in te dienen.

  • 2 Een subsidieaanvraag kan uitsluitend worden ingediend bij Gedeputeerde Staten met gebruikmaking van het bijgevoegde aanvraagformulier.

  • 3 De subsidieaanvraag dient een volledig ingevuld en rechtsgeldig ondertekend standaard aanvraagformulier te bevatten en zijn voorzien van bijlagen zoals aangegeven in het formulier en dient te worden verzonden naar het op het formulier aangegeven adres (Gedeputeerde Staten van Limburg, afdeling Vergunningen en Subsidies, Postbus 5700, 6202 MA Maastricht).

Artikel 10 Behandeling aanvragen

Subsidieaanvragen worden behandeld in volgorde van binnenkomst:

  • a.

    De datum van de poststempel is bepalend. Bij persoonlijk aangeleverde aanvragen is de ontvangststempel van de Provincie Limburg dan wel de datum van het verkregen bewijs van ontvangst bepalend.

  • b.

    Bij onvolledig ingediende aanvragen geldt de datum waarop de aanvraag volledig is.

Artikel 11 Afwijzen aanvraag

Aanvragen die zijn ontvangen zonder dat de Provincie Limburg de gemeente na de inwerkingtreding van dit subsidiekader heeft benaderd projecten formeel in te dienen, zoals vermeld in artikel 9, eerste lid worden afgewezen.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 12 Hardheidsclausule

  • 1 In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet beslissen Gedeputeerde Staten.

  • 2 Indien toepassing van het bepaalde in deze regeling, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, tot kennelijke onbillijkheden leidt, dan kunnen Gedeputeerde Staten van enige bepaling afwijken.

Artikel 13 Inwerkingtreding, beëindiging en citeertitel

  • 1 Dit subsidiekader treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in Provinciaal Blad.

  • 2 Dit subsidiekader vervalt met ingang van 1 januari 2015, met dien verstande dat het van toepassing blijft op aanvragen die voor die datum zijn ingediend en subsidiebesluiten die vóór die datum zijn genomen.

  • 3 Dit subsidiekader kan worden aangehaald als “Subsidiekader stimulering bouw en transitie Limburgse woningmarkt 2013-2015”.

Ondertekening

Gedeputeerde Staten voornoemd, drs. Th.J.F.M. Bovens, voorzitter mr. A.C.J.M. de Kroon, secretaris Uitgegeven, 31 januari 2013 De secretaris, mr. A.C.J.M. de Kroon

Toelichting Artikelsgewijze toelichting Artikel 4, vierde lid. Het project dient op het moment van indiening van de aanvraag planologisch direct uitvoerbaar te zijn. Dit criterium veronderstelt het reeds aanwezig zijn van een bouwvergunning / omgevingsvergunning c.q. er is sprake van "rechtstreekse bouwtitel" op basis van een geldig bestemmingsplan e.d. Op basis van deze rechtstreekse bouwtitel / het geldig bestemmingsplan e.d. kan er betrekkelijk snel een vergunning worden verleend, zonder ingewikkelde en langdurige procedures en het risico van steekhoudende bezwaren. Artikel 4, zesde lid. Projecten waarbij er sprake is van een combinatie van functies, zoals wonen, bedrijvigheid, voorzieningen en een versterking van de openbare ruimte door het beter laten functioneren van het parkeersysteem en al dan niet in relatie daarmee het opwaarderen van de groene ruimte, worden als toekomstvast aangemerkt. Daarnaast wordt gekeken naar de locatie van het project. Projecten die gunstig zijn gelegen en in combinatie met de integrale aanpak bijdragen aan het beter functioneren van een kern (goede investering gelet op demografische ontwikkeling) krijgen eveneens een plus. Daarnaast wordt gekeken naar kwalitatieve ingrepen in de woningvoorraad. Juiste doelgroep, al dan niet in combinatie met sloop en renovatie van woningen levert ook een plus op. Hierbij kan de woonkwaliteit dan ook weer worden gekoppeld aan de leefomgeving: parkeren en openbare (groene) ruimte). Tot slot wordt bij de beoordeling van projecten nog gekeken of er alleen maar sprake is van een maatregel die tijdelijk werk oplevert of dat er ook sprake is van een spin off naar de verdere omgeving of naar de toekomst. Als een project een combinatie in zich heeft van de projectdoelstellingen, met behoud van monument en / of de versterking van een beschermd stads- of dorpsgezicht, geldt dit eveneens als een pré. Artikel 4, achtste lid. Het project dient mensjaren werk op te leveren Er dient een optimale verhouding te zijn tussen het aantal te realiseren mensjaren en de gevraagde provinciale bijdrage. Bij voorkeur een hoog aantal mensjaren in diverse beroepsgroepen en bedrijfstakken (zoals bouw, groen) met een lage provinciale bijdrage. Artikel 4, tiende lid. Aantoonbare bijdrage aan de verbetering van duurzaamheid Het project heeft voor energiebesparing en/of duurzame energieopwekking een aantoonbare hogere ambitie dan de wettelijke vereisten. Dit kan blijken uit de EPC-waarde of E-label van de gebouwen; De EPC-waarde dient (gemiddeld) tenminste 10% beter te zijn dan de wettelijk voorgeschreven waarde (vanaf 2011 geldt een EPC-grenswaarde van 0,6). Het Energielabel van het project is (gemiddeld) bij voorkeur ‘groen’ (label A, B of C) of er dient (gemiddeld) een verbetering van tenminste 2 labelsprongen gemaakt te worden. Het project heeft een ambitie voor het sluiten van kringlopen voor grondstoffen en materialen, door bijv. het werken met gesloten grondbalans en vrijkomende materialen uit gebouwen te hergebruiken. 6 Artikel 4, elfde lid. Stimuleren leereffecten Aandacht gaat vooral uit naar projecten die een leereffect hebben. De Provincie wil haar meerwaarde juist ook inbrengen door het ondersteunen van innovatie en experimenten en het verspreiden van de kennis die daarbij wordt opgedaan. Dat vraagt ook om bredere toepasbaarheid op provinciaal niveau van de nieuwe inzichten (leereffect zinvol in groter verband). Het leereffect wordt dus kleiner (en de prioriteit minder) wanneer vergelijkbare projecten zich achtereenvolgens aandienen.