Organisatie | Edam-Volendam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening Edam-Volendam 2010 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening Edam-Volendam 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
De artikelen 4:10 tot en met 4:13 treden in werking op de achtste dag na de bekendmaking van de bomenlijst. Op dat moment vervallen de artikelen 4.3.1 tot en met 4.3.10
Aanvragen om vergunning als bedoeld in de artikelen 2:10A, eerste lid, 2:11, 2:12, 4:11, 4.3.2 die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van de wijzigingsverordening (vastgesteld door de raad op 28 april 2011 24-2011) worden afgehandeld volgens het recht zolas dat gold voor het tijdstp waarop artikel 2.2 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking is getreden.
Gemeentewet artikel 147 en 149
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-05-2011 | 13-06-2013 | art. 2:9, 2:65 | 28-04-2011 NIVO 4 mei 2011 | 24-2011 | |
05-05-2011 | 01-10-2010 | 05-05-2011 | art. 1:1, 1:2 1:8, 2.1, 2:10A, 2:11, 2:12, 4:11, 4:12, 4.3.2 | 28-04-2011 NIVO 4 mei 2011 | 24-2011 |
31-12-2009 | 01-10-2010 | nieuwe regeling | 14-12-2009 NIVO 23 december 2009 | 94-2009 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b en:
1. de – al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke pleinen en openbare plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten en aanlegplaatsen voor vaartuigen;
2. de voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen, die uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en niet afsluitbaar zijn;
3. andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken, gangen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten.
b. weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
c. openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
d. bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet;
e. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
f. bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening Edam-Volendam 2007;
g. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet;
h. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
i. vaartuigen: alle vaartuigen, daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, alsmede woonschepen, glijboten en ponten;
j. woonschepen: schepen uitsluitend of hoofdzakelijk als woning gebezigd of tot woning bestemd;
a. de betaald voetbalorganisatie R.K. F.C. Volendam, indien het betreft een voetbal wedstrijd waarbij het eerste elftal van de betaald voetbalorganisatie R.K. F.C. Volendam als thuisspelende ploeg betrokken is;
b. de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB), indien het betreft een voetbalwedstrijd tussen voetbalorganisaties afkomstig van buiten de gemeente Edam-Volendam, waarbij tenminste één betaald voetbalorganisatie is betrokken, dan wel in geval van wedstrijden tussen vertegenwoordigende elftallen;
c. degene die buiten de gevallen genoemd onder a en b een voetbalwedstrijd organiseert, waarbij tenminste één betaald voetbalorganisatie is betrokken.
l. voetbalwedstrijd: een voetbalwedstrijd georganiseerd door een organisator als bedoeld onder lid k;
m. stadion: het voetbalstadion gelegen aan de Sportlaan 10 in Volendam, onder de omgeving wordt verstaan: Pegasusstraat, Plutostraat, Schoolstraat, Sportllaan, Julianaweg, tussen Pr. Margrietstraat en Pr. Bernhardlaan, Eikenlaan en Meidoornstraat;
n. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald of de aard van de vergunning zich daartegen verzet.
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
De vergunning of ontheffing kan door het bevoegde gezag of het bevoegde bestuurorgaan worden geweigerd in het belang van:
Artikel 1:9 Lex Silencio Positivo van toepassing
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:
Afdeling 1. Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Afdeling 4. Vertoningen e.d. op de weg
Het is verboden zonder vergunning van het college op of aan een openbare plaats op te treden als dienstverlener of zijn diensten als zodanig aan te bieden.
AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG
Artikel 2:10 A: Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
Artikel 2:10 B: Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen
Artikel 2:10 C: Vrij te stellen categorieën
Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod in het eerste lid van artikel 2:10 A niet geldt.
Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod geldt voorts niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening van de gemeente Edam-Volendam.
Afdeling 6. Veiligheid op de weg
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op een openbare plaats achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
AFDELING 7a. BETAALD VOETBALWEDSTRIJDEN
Artikel 2:26B Indienen aanvraag
In de aanvraag om een vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
Artikel 2:26D Opvolgen aanwijzingen
Een ieder is verplicht bij een voetbalwedstrijd alle aanwijzingen van ambtenaren van politie en brandweer in het belang van openbare orde of veiligheid terstond en stipt op te volgen.
Artikel 2:26F Stadionomgevingsverbod
De burgemeester kan aan een persoon in het belang van de openbare orde schriftelijk het verbod opleggen zich op te houden in de omgeving van het stadion vanaf 4 uur voor het vastgestelde aanvangstijdstip tot 4 uur na afloop van voetbalwedstrijden van de organisator.
Het verbod geldt voor een bepaalde periode welke niet langer is dan 2 jaar.
De burgemeester kan aan het verbod een meldingsplicht voor betrokkene verbinden.
Artikel 2:26G Verwijderingsplicht voetbalsupporters
Personen, die zich door kleding, uitrusting of gedraging manifesteren als voetbalsupporters, en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de voetbalwedstrijd dan wel tegen wie het vermoeden bestaat dat zij voornemens zijn de orde te verstoren, zijn verplicht zich op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie met inachtneming van diens aanwijzingen, naar een in het bevel aangegeven plaats, dan wel buiten de gemeentegrenzen te begeven.
Artikel 2:26H Supportersstromen
Al degenen die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaaldvoetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken en in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de te bezoeken wedstrijd zijn verplicht in omstandigheden als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet om hun weg naar het stadion te vervolgen zodra ze de gemeente bereiken;
Al degenen die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaaldvoetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken zijn verplicht in omstandigheden als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet om direct na afloop van de wedstrijd te vertrekken uit de gemeente;
Al degenen die behoren tot de supportersaanhang van een bezoekende betaaldvoetbalclub en dat door bijvoorbeeld kleding, uitrusting, gedragingen of anderszins kenbaar maken en niet in het bezit zijn van een geldig toegangsbewijs voor de wedstrijd alsmede op een of andere wijze de openbare orde verstoren of dreigen te verstoren, dan wel racistisch gedrag vertonen of racistische uitlatingen doen zijn verplicht zich in de omstandigheden als bedoeld in artikel 175 van de Gemeentewet op eerste aanzegging van de politie buiten de gemeentegrenzen te begeven in de door de politie aan te geven route en richting, behalve indien zij woonachtig zijn in de gemeente Edam-Volendam.
Afdeling 8. Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2:27 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
horecabedrijf: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf wordt in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis. Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden;
terras: een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Het is de exploitant verboden het horecabedrijf voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in het horecabedrijf te laten verblijven tussen 01.00 en 06.00 uur, tenzij de exploitant met de gemeente het zogenaamde horecaconvenant heeft ondertekend, in welk geval dit verbod voor:
a. een alcoholschenkend horecabedrijf geldt van vrijdag op zaterdag en van zondag opmaandag tussen 02.00 en 06.00 uur en van zaterdag op zondag tussen 02.30 en 00 uur;
b. een alcoholvrij horecabedrijf geldt van vrijdag op zaterdag en van zondag op maandagtussen 02.00 en 06.00 uur en van zaterdag op zondag tussen 03.00 en 06.00 uur..
Het is bezoekers verboden zich in een horecabedrijf te bevinden gedurende de tijd dat het bedrijf krachtens artikel 2:29 of ingevolge een op grond van artikel 2:30 genomen besluit gesloten dient te zijn.
Het is personen beneden de leeftijdsgrens van 16 jaar verboden zich te bevinden in die onderdelen van een horecabedrijf, waarin sterke drank wordt verstrekt, anders dan in gezelschap van een persoon boven de leeftijdsgrens van 21 jaar.
Het is verboden om in een inrichting, niet zijnde een inrichting als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en horecawet, bedrijfsmatig alcoholvrije drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken, indien in die ruimte middelen vermeld in lijst I en II behorende bij de Opiumwet worden verstrekt.
Afdeling 9. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft
Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
Afdeling 10. Toezicht op speelgelegenheden
Artikel 2:39 Speelgelegenheden
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.
Afdeling 11. Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:59 Gevaarlijke honden
muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn;
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Afdeling 12. Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
a.de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
1º dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
2º van een verandering van de onder a, sub 1º , bedoelde adressen;
3º als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
4º dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
Artikel 2:71 Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.
Artikel 2:74 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg postte vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 15. Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen
Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in artikel 2:1, 2:10, 2:11, 2:16, 2:19, 2:26, 2:47, 2:48, 2:48a, 2:49, 2:50, 2:73,of 5:34 van de Algemene plaatselijke verordening 2009 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Hoofdstuk 3. Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
a. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
b. prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingenmet een ander tegen vergoeding;
c. inrichting: een gebouw of een voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan;
d. seksbioscoop: elke voor publiek toegankelijke ruimte waar voornamelijk voorstellingenvan erotisch-pornografische aard worden gegeven;
e.seksclub: elke voor publiek toegankelijke ruimte waar op bedrijfsmatige wijzeseksuele diensten worden verleend, dan wel waarin deze diensten in een zodanige omvang en met een zodanige frequentie worden aangeboden, dat die als bedrijfsmatig kunnen worden aangemerkt;
f.seksautomatenhal: elke voor publiek toegankelijke ruimte waar door middel vanautomaten voorstellingen van erotisch-pornografische aard worden gegeven.
Afdeling 2. Seksinrichtingen, straatprostitutie en dergelijke
Artikel 3:4 Seksbioscopen, seksclubs, seksautomatenhallen e.d.
Een ontheffing als bedoeld in het tweede lid wordt geweigerd, indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend bestemmingsplan of beheersverordening en kan voorts – in afwijking van artikel 1:8 – worden geweigerd in het belang van:
b. het voorkomen of beperken van overlast;
c. het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;
d. de veiligheid van personen of goederen;
Het is de rechthebbende op en de beheerder van een inrichting alsbedoeld in het eerste lid verboden daarin bezoekers toe te laten of daarin te laten verblijven, zolang de sluiting van kracht is. Het is een ieder verboden een overeenkomstig het zesde lid gesloten inrichting te bezoeken of als bezoeker daarin te verblijven.
Onder bezoekers worden voor de toepassing van het zevende en achtste lid nietverstaan:
a. de gezinsleden van de rechthebbende of beheerder, zomede diens elders wonende bloed- en aanverwanten in de rechte lijn onbeperkt en in de zijlijn tot en met de derde graad;
b. de personen wier tegenwoordigheid in de inrichting wegens dringende redenen striktnoodzakelijk is.
De sluiting kan op aanvraag van de belanghebbende door de burgemeester, dan weldoor burgemeester en wethouders, worden opgeheven wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn, dan wel hun oordeel er voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen,aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOOn EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE
Afdeling 1. Geluidhinder EN VERLICHTING
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
Artikel 4:3 Vrijstelling incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal acht incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit vrijstelling aan het college heeft gevraagd en deze vrijstelling is verleend.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal acht incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113 , eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit vrijstelling aan het college heeft gevraagd en deze vrijstelling is verleend.
Artikel 4:3 A Weigeringsgronden vrijstelling
De vrijstelling als bedoeld in artikel 4.3 eerste lid wordt geweigerd indien:
a. in de zes maanden voorafgaand aan de festiviteit aan de inrichting of de houderdaarvan een dwangsom of bestuursdwang opgelegd is in verband met overtreding vaneen of meer geluidsvoorschriften;
b. in de zes maanden voorafgaand aan de festiviteit een dwangsom is verbeurd ofbestuursdwang is geëffectueerd in verband met overtreding van een of meergeluidsvoorschriften door de inrichting;
c. in een inrichting door het verlenen van de vrijstelling in een kalenderjaar meerbijzondere festiviteiten kunnen plaatsvinden dan mogelijk is op grond van artikel3, eerste lid;
Het college kan een verleende vrijstelling intrekken of een gevraagde vrijstelling weigerenindien uit een geluidsmeting is gebleken dat binnen twee maanden voorafgaand aan de bijzondere festiviteit een voor de inrichting geldend geluidsvoorschrift is overtreden door het in werking zijn van de inrichting.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
Voor de duur van 10 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.
Afdeling 2. Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.
Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN
Artikel 4:12 Vergunning van rechtswege
De vergunning wordt geacht te zijn verleend, wanneer niet binnen de in artikel 1:2 genoemde termijn een beslissing is genomen op de aanvraag voor een vergunning.
Artikel 4.13 Bescherming van bomen
Het is verboden om houtopstanden die openbaar / publiek eigendom zijn:
a. te beschadigen, te bekladden of te beplakken;
b. daaraan snoeiwerk te verrichten, tenzij de snoeiwerkzaamheden wordenuitgevoerd door of in opdracht van de gemeenteambtenaren ter uitvoering van de hen opgedragen boomverzorgende taak.
houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en gelegen is buiten een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt die: ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are; ofwel bestaat uit rijbeplanting van niet meer dan 20 bomen, gerekend over het totale aantal rijen;
houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het college op basis van op basis van artikel 2:19 of 4.3.8 of indien door of vanwege de gemeente is geconstateerd dat sprake is van gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4.3.6
Artikel 4.3.3a Weigeringsgronden
Bij het beoordelen van een aanvraag voor een kapvergunning kunnen onder meer de volgende factoren een rol spelen: reden aanvraag, verhouding boom/beschikbare groeiplaats, standplaats, boomdiameter, conditie boom, mate van schaduwwerking, mate van blad/vruchtval, overige overlast, mate van gevaarzetting, afstand tot de erfgrens als bedoeld in artikel 5 artikel 42 Burgerlijk Wetboek, zichtbaarheid vanaf de openbare weg, levensverwachting van de boom, boomwaarde.
Artikel 4.3.3b Intrekken, wijzigen en vervallen van de vergunning
De vergunning vervalt van rechtswege indien binnen 2 jaar na verlening van de kapvergunning geen gebruik is gemaakt van de vergunning. In het geval het een vergunning voor het vellen van meer dan een boom betreft, is de vergunning voor alle bomen slechts twee jaar geldig, ook indien in fasen wordt gekapt of een of meerder bomen al geveld zijn.
Artikel 4.3.6 Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld dan wel op andere wijze tenietgegaan, kan het college aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Indien herbeplanting of instandhouding door omstandigheden niet opportuun is, kan het bevoegd gezag deze verplichting vervangen door de verplichting tot het betalen van een financiële compensatie aan de gemeente, te betalen door degene die de houtopstand in strijd met bepalingen van deze APV, of de voorwaarden behorend bij de kapvergunning teniet heeft doen gaan, danwel zijn rechtsopvolger. De hoogte van de financiële compensatie wordt bepaald aan de hand van de boomwaarde alsmede de geraamde kosten van herplant van een soortgelijke boom van een soortgelijke maat als de boom die teniet is gegaan.
Indien de gebruiker of eigenaar van een houtopstand ten gevolge van een krachtens gemeentelijke verordening genomen besluit, houdende een verbod tot het vellen van een houtopstand of een weigering tot ontheffing van het verbod tot het vellen van een houtopstand schade leidt welke redelijkerwijs niet of niet geheel tot zijn rekening dient te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn schriftelijk verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe. Het schriftelijk verzoek wordt voorzien van een objectieve kostenraming van de schade alsmede de redenen waarom deze schade volgens de aanvrager niet of niet geheel voor zijn rekening behoort te komen.
Artikel 4.3.8 Bestrijding iepziekte en andere boomziekten
Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van iepenspintkevers, of voor verspreiding van andere boomziekten en boomplagen, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Artikel 4.3.10 Waardevolle en monumentale bomen.
Het bevoegd gezag deelt besluit omtrent plaatsing op de lijst schriftelijk mee aan de eigenaar en andere gerechtigden, alsmede de persoon die om plaatsing op de lijst heeft verzocht. Besluiten omtrent plaatsing op de lijst van waardevolle en monumentale bomen worden gepubliceerd in een lokaal huis aan huisblad .
Afdeling 4. Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Afdeling 5. Kamperen buiten kampeerterreinen
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Hoofdstuk 5. Andere onderwerpen betreffende de huishouding der gemeente
Artikel 5:4 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
in de gemeente Edam-Volendam gevestigde verenigingen en stichtingen, diekrachtens statuten en activiteiten een doel nastreven dat van algemeen (gemeenschaps) belang is, gedurende de in het collecterooster opgenomen zogenaamde vrije periode en voor zover tenminste drie weken voorafgaand aan de datum van de inzameling hiervan schriftelijk mededeling is gedaan aan het college.
Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
De vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd, indien een voorwerp door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten ofgevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de
bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod in het eerste en derde lid geldt niet voorzover in de daarin geregeldeonderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet
of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening en de Verordening op het gebruik van de havens en binnenwateren in de gemeente Edam-Volendam (havenverordening).
Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Het verbod in het eerste lid geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening of de Provinciale landschapsverordening en de Verordening op het gebruik van de havens en binnenwateren in de gemeente Edam-Volendam (havenverordening).
Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5:25 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Het in het eerste en tweede lid bepaalde geldt niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Provinciale vaarwegenverordening of de Provinciale landschapsverordening en de Verordening op het gebruik van de havens en binnenwateren in de gemeente Edam-Volendam (havenverordening).
Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.
Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 7. Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
Afdeling 9. Verstrooiing van as
In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.
AFDELING 10 BESCHERMING VAN LANDERIJEN
Artikel 5:37 A Uitzaaien van distels
Degene die op basis van een titel, anders dan eigendom, de grond of gronden welke inde gemeente is of zijn gelegen beheert, is verplicht de op deze grond of gronden voorkomende distelsoorten Ciricium arvensis (akkerdistel) en Sonchus arvensis (akkermelkdistel) tijdig, voordat deze tot bloei komen, te verwijderen en te vernietigen.
Hoofdstuk 6. Straf-, overgangs- en slotbepalingen
Overtreding van het bij of krachtens enig artikel van deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.
Artikel 6:3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.