Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Wegenreglement der provincie Groningen |
Citeertitel | Wegenreglement der provincie Groningen |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | Omgevingsrecht, Vergunningen/ontheffingen, Verkeer en vervoer, Wegen |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2011 | 20-10-2016 | art. 24, paragraaf 6, 7 | 11-02-2011 Provinciaal blad, 2011, 11 | Voordracht 2010, 45A | |
14-07-2006 | 01-04-2011 | nieuwe regeling | 05-07-2006 Provinciaal blad, 2006, 23 | Voordracht 2006, 8 |
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Tenzij uit enige bepaling uitdrukkelijk het tegendeel blijkt, behoren voor de toepassing in dit reglement de bruggen, tunnels, viaducten, bermen, zijstroken, tussenstroken bij twee of meer rijbanen, glooiingen, sloten, duikers, sluizen, grondkeringen, bebakeningen, bewegwijzeringen, beplantingen en andere zich in de wegen bevindende of daarmee rechtstreeks verbonden werken tot de weg.
Voor de aanleg van nieuwe wegen waaraan de bestemming van openbare weg zal worden gegeven en die zullen zijn gelegen buiten de door Gedeputeerde Staten ingevolge artikel 27 van de Wegenwet vastgestelde grenzen van bebouwde kommen en van de daartoe behorende werken is, tenzij de aanleg door het Rijk of de provincie geschiedt, een vergunning van Gedeputeerde Staten vereist.
Voor het bouwen van bruggen, tunnels en viaducten in bestaande of in nieuw aan te leggen wegen binnen de in het eerste lid van artikel 1 bedoelde bebouwde kommen, waarop de bepalingen van dit reglement overigens niet van toepassing zijn, is, tenzij de aanleg door het Rijk of de provincie geschiedt, een vergunning van Gedeputeerde Staten vereist.
Paragraaf 2 Het onderhoud en het toezicht daarop
Onverminderd het bepaalde in de artikelen 15 en 23 van de Wegenwet, rust de verplichting tot onderhoud van de wegen of van de tot de wegen behorende werken op hen, die daarmede bij het inwerkingtreden van dit reglement krachtens een wet, een verordening of een concessie of uit anderen hoofde zijn belast of op hun opvolgers in deze verplichting.
Indien na het inwerkingtreden van dit reglement wegen worden aangelegd of tot wegen behorende werken worden tot stand gebracht, rust, onverminderd de artikelen 15 en 23 van de Wegenwet, de verplichting tot onderhoud daarvan op hen, aan wie de ingevolge dit reglement voor de uitvoering van die werken vereiste vergunning is verleend of op hun opvolgers in de uit die vergunning voortvloeiende verplichtingen met betrekking tot het onderhoud, tenzij omtrent dit onderhoud een andere regeling ten genoegen van Gedeputeerde Staten is getroffen.
Tot het in goede staat houden van de wegen behoort onder meer:
het voor zoveel mogelijk wegruimen van sneeuw, indien en voorzover het verkeer over de weg door ophoping van sneeuw in belangrijke mate wordt gehinderd, alsmede het zo mogelijk nemen van maatregelen ter ondervanging van het gevaar, dat voor het verkeer kan ontstaan door ernstige gladheid van het wegdek ten gevolge van ijsvorming;
het tot afwatering van de weg geschikt houden van de daartoe dienende sloten, greppels, goten, duikers en riolen, met dien verstande, dat de onderhoudsplicht voor sloten slechts geldt voor die helft van de sloot, die zich aan de wegzijde bevindt, tenzij, omtrent dit onderhoud een afwijkende regeling bestaat;
De rechthebbende op de beplanting naast de wegen is verplicht de overhangende takken van naast de weg staande bomen en andere houtgewassen af te snijden en de in de wegen doorschietende wortels van die bomen en houtgewassen te verwijderen, indien gevaar voor het verkeer of schade aan het wegdek kan ontstaan.
Paragraaf 3 De instandhouding en het bruikbaar houden van de wegen
Het is, onverminderd de daaromtrent bestaande wettelijke bepalingen, verboden van de wegen gebruik te maken:
tot het plaatsen, leggen, laten staan of laten liggen van kadavers, van land- en tuinbouwproducten, van snoeisel, mest, afval en vuil, van hout, grond en andere dergelijke stoffen en van stenen en soortgelijke materialen, behalve voor zover het betreft materialen, die ten behoeve van het onderhoud van de weg door of op last van de onderhoudsplichtige van de weg voor een korte duur op de berm worden of zijn geplaatst;
Paragraaf 4 Verrichtingen op en langs de wegen
Het is, onverminderd daaromtrent bestaande wettelijke bepalingen, verboden zich op een verharde weg te bevinden met een voertuig, waarvan de wielen niet van klei, modder of mest zijn ontdaan.
Het is verboden langs de wegen, voetpaden uitgezonderd, gebouwen, getimmerten of andere bouwconstructies, waarvoor geen bouwvergunning is vereist en waarvoor geen rooilijn in acht genomen behoeft te worden, te plaatsen en te laten staan binnen een afstand van 2 m uit de kant van de verharding van de weg.
Het is, onverminderd daaromtrent bestaande wettelijke bepalingen, verboden de wegen te berijden met landbouwwerktuigen met een geringer totaal gewicht dan 500 kg, indien de wielen van deze voertuigen beschadiging van het wegdek kunnen veroorzaken, alsmede om eggen, ploegen en dergelijke werktuigen, bomen en andere voorwerpen over een weg te slepen, indien de weg daardoor kan worden beschadigd.
Paragraaf 6 Vergunningplicht, bevoegdheidsverdeling en advisering ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Met betrekking tot een aanvraag om een omgevingsvergunning waarbij en voor zover sprake is van activiteiten als bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met c, worden Gedeputeerde Staten aangewezen als adviseur in gevallen waarin een ander bestuursorgaan bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is aangewezen als het bevoegde gezag.
Paragraaf 7 Overgangs- en slotbepalingen
De op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit reglement nog van kracht zijnde vergunningen en ontheffingen, verleend op grond van het reglement, houdende regeling van het toezicht op wegen (provinciaal blad nr. 68 van 1928) blijven voor zoveel nodig van kracht, totdat zij door vergunningen en ontheffingen, verleend op grond van dit reglement, zijn vervangen.