Organisatie | Groningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | BELEIDSREGELS GEHANDICAPTENPARKEREN 2012-2016 |
Citeertitel | Beleidsregels Gehandicaptenparkeren 2012-2016 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Beleidsregels Gehandicaptenparkeren |
Externe bijlage | Inhoudsopgave |
Geen.
Wegenverkeerswet, art. 13
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-10-2014 | 20-11-2020 | paragraaf 2.2.5 en 3.2.5 | 30-09-2014 Gemeenteblad, 2014, 65 | 4561218 | |
19-04-2013 | 31-10-2014 | paragraaf 2.2.5 en 3.2.5 | 09-04-2013 Gemeenteblad, 2013, 36 | RO 13.3571424 | |
07-12-2012 | 19-04-2013 | nieuwe regeling | 27-11-2012 Gemeenteblad, 2012, 118 | RO 12.3271291 |
HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN GRONINGEN,
gezien de Regeling Gehandicaptenparkeerkaart, die gebaseerd is op de Wegenverkeerswet (artikel 13, tweede lid), het Besluit administratieve bepalingen (artikel 49 en 55) en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (artikel 85 en 86);
de ‘Beleidsregels Gehandicaptenparkeren 2012-2016’ vast te stellen.
In deze beleidsregels Gehandicaptenparkeren 2012-2016 is het gemeentelijke parkeerbeleid ten aanzien van gehandicapten opgenomen. Grondslag van dit parkeerbeleid is om de schaarse parkeerruimte te verdelen onder alle doelgroepen, waarbij wij extra voorzieningen en mogelijkheden bieden als de deelname van gehandicapten aan het maatschappelijke verkeer onder druk komt te staan.
De gemeente Groningen wil gehandicapten de mogelijkheid bieden deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Vaak zijn zij daarvoor afhankelijk van de auto. Andere vervoermiddelen, zoals de fiets, het openbaar vervoer en “de benenwagen” zijn voor mensen met een beperking immers niet altijd een alternatief. Ons gehandicaptenparkeerbeleid is dan ook gericht op het bieden van parkeerfaciliteiten aan gehandicapten.
Wij willen de beschikbare parkeerruimte zo optimaal mogelijk verdelen tussen alle verschillende doelgroepen. Daarbij maken wij uiteraard afwegingen over het nut en de noodzaak om een bepaalde doelgroep de mogelijkheid te bieden ergens te parkeren.
Met het gehandicaptenparkeerbeleid sluiten wij aan bij de principes die wij hanteren binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo): mensen met een beperking moeten kunnen blijven deelnemen aan de samenleving. Kernbegrippen zijn eigen kracht en een informeel netwerk als basis; pas als dat niet lukt gebruik maken van collectieve in plaats van individuele voorzieningen. Deze kernbegrippen onderstrepen ook de veranderde werkwijze binnen de Wmo: van aanbodgericht naar vraaggericht; wat is, gegeven de persoonlijke situatie, de best passende voorziening?
Met het gehandicaptenparkeerbeleid willen wij gehandicapten de mogelijkheid bieden om mee te doen. Het beleid is er dan ook op gericht om fysieke barrières weg te nemen. In tegenstelling tot onze beleidslijn tot nu toe zijn wij van mening dat gehandicapten voor deze voorzieningen moeten betalen. Ook hier ligt een parallel met de Wmo: sinds 1 juli 2011 betalen inwoners van Groningen voor deze woon- en vervoersvoorzieningen een eigen bijdrage.
Wij stellen beleid op om kaders te stellen, om duidelijk te maken hoe wij omgaan met een bepaald onderwerp. Dat geldt ook voor het gehandicaptenparkeerbeleid. Als wij constateren dat het beleid de deelname van gehandicapten aan het maatschappelijke verkeer belemmert, kunnen wij echter altijd besluiten om in bepaalde situaties maatwerk mogelijk te maken.
Deze beleidsregels Gehandicaptenparkeren zijn opgebouwd rond de verschillende parkeervoorzieningen voor gehandicapten. In hoofdstuk 2 gaan wij in op het beleid rondom de gehandicaptenparkeerkaart. Het beleid rondom de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is onderwerp van hoofdstuk 3, dat rondom de algemene gehandicaptenparkeerplaats van hoofdstuk 4. In hoofdstuk 5 besteden we aandacht aan gehandicaptenvoertuigen. Overige aandachtspunten met betrekking tot het parkeren door gehandicapten bespreken we in hoofdstuk 6. De maatregelen die voortvloeien uit deze beleidsregels zijn tenslotte in hoofdstuk 7 opgenomen.
In dit hoofdstuk staat het beleid rondom de gehandicaptenparkeerkaart centraal. Daartoe is allereerst in paragraaf 2.1 onze visie opgenomen. Vervolgens komt het beleid aan bod, samenhangend met de verschillende fasen rondom de gehandicaptenparkeerkaart: het aanvragen (paragraaf 2.2), het gebruik (paragraaf 2.3) en het intrekken (paragraaf 2.4) van de gehandicaptenparkeerkaart.
Een gehandicaptenparkeerkaart is bedoeld om gehandicapten de mogelijkheid te bieden algemene voorzieningen, zoals overheidsinstellingen, gezondheidszorginstellingen, publieke gebouwen en winkels, te bereiken. Een gehandicapte kan met een gehandicaptenparkeerkaart namelijk dicht bij de bestemming parkeren. Het beleid ten aanzien van de gehandicaptenparkeerkaart is hier dan ook op gericht, zonder ook de andere doelgroepen die gebruik willen maken van de schaarse parkeercapaciteit uit het oog te verliezen.
Een gemeente kan naast de Europese Gehandicaptenparkeerkaart ook een eigen gehandicaptenparkeerkaart uitgeven, bijvoorbeeld aan gehandicapten die net niet aan de landelijke criteria voldoen (artikel 87, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990). Deze gemeentelijke kaart is alleen in de eigen gemeente geldig. De gemeente Groningen maakt geen gebruik van deze mogelijkheid. Wij vinden dat de landelijke regelgeving, en daarmee de Europese Gehandicaptenparkeerkaart, voldoende mogelijkheden biedt om gehandicapten deel te laten nemen aan het maatschappelijke verkeer. Waar in de beleidsregels wordt gesproken over gehandicaptenparkeerkaart wordt dus de Europese Gehandicaptenparkeerkaart bedoeld.
Het beleid met betrekking tot het aanvragen van een gehandicaptenparkeerkaart bespreken we aan de hand van de wetgeving gericht op het verstrekken van de kaart (paragraaf 2.2.1), de geldigheidsduur van de kaart (paragraaf 2.2.2), het, na afloop van de geldigheidsduur, verlengen van de kaart (paragraaf 2.2.3), het aanvragen van een duplicaat (paragraaf 2.2.4), financiën rondom de aanvraag (paragraaf 2.2.5) en handhaving rondom de aanvraag (paragraaf 2.2.6).
De Regeling Gehandicaptenparkeerkaar [1] bevat de wettelijke regels voor het verstrekken van Europese Gehandicaptenparkeerkaarten. Deze regeling is gebaseerd op de Wegenverkeerswet (artikel 13, tweede lid), het Besluit administratieve bepalingen (artikel 49 en 55) en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (artikel 85 en 86). De gemeente kan geen eigen, aanvullende criteria stellen.
[1] Regeling gehandicaptenparkeerkaart d.d. 2 juli 2001, laatstelijk gewijzigd d.d. 3 april 2008.
Er zijn drie verschillende type kaarten:
Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen komen in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerkaart als zij:
Een medisch advies moet duidelijk maken of een aanvrager aan een of meer criteria (3 tot met 5) voldoet. Dit geneeskundige onderzoek wordt verricht door een bevoegde keuringsinstantie. Wij verstrekken een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders als de aanvrager voldoet aan criterium 1, criterium 2 en criterium 3, 4 en/of 5.
Het is niet vereist dat aanvragers van een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders ook beschikken over een eigen motorvoertuig op meer dan 2 wielen of een brommobiel. Zij kunnen immers ook gebruik maken van bijvoorbeeld een huurauto of deelauto.
Passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen komen in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerkaart als zij:
Een medisch advies moet duidelijk maken of een aanvrager aan een of meer criteria (2 tot en met 5) voldoet. Dit geneeskundige onderzoek wordt verricht door een bevoegde keuringsinstantie. Wij verstrekken een gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers als de aanvrager voldoet aan criterium 1, criterium 2 en criterium 3, 4 en/of 5.
[2] Waar mogelijk zijn de beleidsregels in de rest van dit hoofdstuk uniform beschreven voor elk type gehandicaptenparkeerkaart. De situatie rondom de kaart voor instellingen is echter in sommige gevallen dusdanig afwijkend dat bepaalde beleidsregels niet opgaan voor de gehandicaptenparkeerkaart voor instellingen. Omdat er nauwelijks gehandicaptenparkeerkaarten voor instellingen in omloop zijn (anno 2011 4 stuks), benoemen wij ten behoeve van de leesbaarheid van deze beleidsregels niet dat een bepaalde regel niet voor de kaart voor instellingen geldt. Ook benoemen wij niet welke regel dan wel geldt (over het algemeen is dit voldoende duidelijk), tenzij dit expliciet van belang is.
Instellingen waar gehandicapten verblijven, komen voor het vervoer van bewoners in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerkaart als deze bewoners:
ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard (tenminste 6 maanden) hebben, waardoor zij met de gebruikelijke loophulpmiddelen in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen en voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder;
Wij verstrekken een gehandicaptenparkeerkaart voor instellingen als een of meer bewoners van een instelling voldoen aan criterium 1, 2 en/of 3. Het gaat hierbij nadrukkelijk om instellingen die zijn toegelaten op grond van artikel 5, eerste lid van de Wet toelating zorginstellingen en die zorg verlenen als bedoeld in artikel 6 van de AWBZ. Dit zijn bijvoorbeeld instellingen voor gehandicapten en verzorgingstehuizen.
Taxibedrijven, busbedrijven, vrijwilligers, Rode Kruis en dergelijke vallen hier niet onder.
Zij kunnen wel gebruik maken van de gehandicaptenparkeerkaart van de instelling waarvoor zij vervoeren of van de gehandicaptenparkeerkaart van de passagier (niet zijnde een bestuurderskaart) die zij vervoeren.
Bij de aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart dient de betreffende instelling onderbouwd aan te geven over hoeveel kaarten de instelling wenst te beschikken. Omdat de gehandicaptenparkeerkaart voor instellingen ook gebruikt mag worden voor individueel vervoer, kunnen dat meer kaarten zijn dan het aantal voertuigen dat de instelling tot haar beschikking heeft voor collectief vervoer. Wij verstrekken echter nooit meer kaarten dan het aantal bewoners dat voldoet aan criterium 1, 2 en/of 3.
Een gehandicaptenparkeerkaart is op grond van artikel 51 BABW vijf jaar geldig vanaf de dag van afgifte. Wij beperken de geldigheidsduur als volgens de keuringsarts verwacht mag worden dat binnen deze termijn verbetering optreedt waardoor de aanvrager niet meer aan de gestelde criteria voldoet.
Naar aanleiding van het geneeskundige onderzoek adviseert de keuringsarts over de geldigheidsduur.
Een gehandicapte is zelf verantwoordelijk voor de tijdige verlenging van zijn of haar gehandicaptenparkeerkaart. Als service informeren wij gehandicapten 8 weken van te voren over het verstrijken van de geldigheidsduur en de te volgen procedure.
De gemeente is bij de verlenging van een gehandicaptenparkeerkaart niet verplicht een geneeskundig onderzoek uit te voeren. Wanneer is te voorzien dat de gehandicapte ook in de toekomst blijft voldoen aan de criteria voor een gehandicaptenparkeerkaart, bijvoorbeeld in geval van een chronische handicap, neemt een keuringsarts dit in zijn adviesrapport op.
Bij een verlenging beoordeelt de keuringsarts op basis van het dossier of herkeuring wenselijk is. Daarbij weegt hij of zij ook mee of veranderingen in de medische wereld kunnen leiden tot een ander oordeel dan destijds is afgegeven. Bij deze beoordeling betrekt de keuringsarts bijvoorbeeld ook eventuele gegevens uit het Wmo-dossier.
Wanneer een gehandicaptenparkeerkaart voor minder dan 5 jaar is afgegeven, volgt altijd een fysieke herkeuring. Een kortere geldigheidsduur duidt immers op de mogelijkheid dat verandering in de situatie is ontstaan.
Een gehandicaptenparkeerkaart is persoonsgebonden en per aanvrager wordt slechts één kaart verstrekt.
Alleen als een gehandicaptenparkeerkaart kwijtgeraakt, verloren of gestolen is, verstrekken wij een duplicaat. Hiervoor is wettelijk gezien geen proces-verbaal nodig. Wel laten wij de aanvrager een verklaring ondertekenen waarin de omstandigheden worden beschreven. Bij het verstrekken van een duplicaat wordt de geldigheidsduur niet aangepast; de oorspronkelijke vervaldatum blijft dus gehandhaafd. De kwijtgeraakte, verloren of gestolen kaart wordt tevens als ongeldig aangemerkt.
De gemeente mag kosten in rekening brengen voor de aanvraag van een gehandicaptenparkeerkaart. De gemeente mag zelf de hoogte van de leges bepalen, zolang deze maar niet hoger zijn dan de daadwerkelijke kosten. Ook de kosten voor de medische keuring mogen voor rekening van de aanvrager komen, gemeenten zijn daarin vrij.
In tegenstelling tot onze beleidslijn tot nu toe gaan gehandicapten leges betalen als zij een gehandicaptenparkeerkaart aanvragen. De legestarieven zijn opgenomen in de Legesverordening.
Bij het verstrekken van een gehandicaptenparkeerkaart zijn er 3 momenten waarop leges gevraagd kunnen worden: bij de eerste verlening, bij verlenging en bij het verstrekken van een duplicaat.
Daarnaast betalen gehandicapten een borg voor de gehandicaptenparkeerkaart, net als voor de andere parkeerproducten. Deze borg stimuleert het inleveren van de gehandicaptenparkeerkaart als deze niet meer geldig of niet meer nodig is.
De legeskosten voor gehandicaptenparkeerproducten zijn opgenomen in de Kwijtscheldingsverordening. Aanvragers van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken met een laag inkomen kunnen voor de kosten van de leges een aanvraag voor kwijtschelding indienen. De kwijtscheldingscriteria zijn landelijk bepaald.
Het verlengen van een gehandicaptenparkeerkaart kan zowel een administratieve afhandeling zijn als een beoordeling die overeenkomt met de eerste verlening. Het verstrekken van een duplicaat is een administratieve handeling.
De daadwerkelijke kosten zijn opgenomen in tabel 2.1 (prijspeil 2011). Wij hanteren geen kostendekkende leges voor het verlenen van de gehandicaptenparkeerkaart, maar zien de leges die binnenkomen uit alle aanvragen als een tegemoetkoming in de totale kosten van al die aanvragen.
Tabel 2.1: Kosten aanvraag gehandicaptenparkeerkaart (prijspeil 2011)
Bij de aanvraag van een gehandicaptenparkeerkaart moet minimaal één pasfoto worden ingeleverd. In de wet- en regelgeving is echter geen identificatieplicht opgenomen. De keurend arts kan bij twijfel de aanvrager verzoeken zich te legitimeren dan wel zijn twijfel melden aan de gemeente. Om discussies te voorkomen maakt identificatie standaard onderdeel uit van de werkwijze van de keuringsartsen. Deze taak wordt door de receptie van het Zorgloket uitgevoerd.
Het beleid met betrekking tot het gebruik van een gehandicaptenparkeerkaart bespreken we aan de hand van de wetgeving (paragraaf 2.3.1), financiën (paragraaf 2.3.2) en handhaving (paragraaf 2.3.3).
Het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) bevat alle verkeersregels en verkeerstekens die in Nederland van toepassing zijn. Artikel 85 en 86 bevatten de bijzondere bepalingen ten behoeve van gehandicapten. Daarin wordt een aantal verkeersregels niet of beperkt van toepassing verklaard voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen waarin een gehandicaptenparkeerkaart is aangebracht.
Concreet betekent dit dat houders van een gehandicaptenparkeerkaart mogen parkeren:
Deze verkeersregels gelden dus niet voor andere weggebruikers.
Een gehandicaptenparkeerkaart geeft geen vrijstelling op het betalen van parkeergelden. Gemeenten zijn vrij om hier eigen beleid op te maken. In de Gemeente Groningen kiezen wij er voor om houders van een gehandicaptenparkeerkaart vrij te stellen van de verplichting om parkeergelden te betalen [3].
Handhavers hebben verschillende mogelijkheden om te handhaven op het gebruik van de gehandicaptenparkeerkaart. Toch lopen zij ook tegen een paar onmogelijkheden aan.
Misbruik van gehandicaptenparkeerkaarten kan niet worden beboet omdat in de wet de koppeling tussen de Regeling Gehandicaptenparkeerkaart met de sanctiebepalingen in de Wegenverkeerswet ontbreekt. Een gehandicaptenparkeerkaart intrekken (zie paragraaf 2.4) is de enige mogelijke sanctie.
Wij beboeten uiteraard wel onterechte parkeerhandelingen, zoals het langer dan 3 uur parkeren op plaatsen waar een parkeerverbod geldt of het zonder gehandicaptenparkeerkaart parkeren op een algemene parkeerplaats voor gehandicapten.
De gemeente Groningen heeft de uitgifte van gehandicaptenparkeerkaarten onlangs gedigitaliseerd. De handhaving op het gebruik van de gehandicaptenparkeerkaart gebeurt echter nog handmatig, in tegenstelling tot de handhaving op de andere parkeerproducten. Handmatig is echter niet vast te stellen of een gehandicaptenparkeerkaart voor het verstrijken van de geldigheidstermijn ongeldig is verklaard. Daarom gaan we verkennen welke mogelijkheden er zijn om digitaal te handhaven op de geldigheid van gehandicaptenparkeerkaarten.
Omdat de gemeente alleen gegevens heeft over kaarten die door haar zelf zijn uitgegeven, gaan we ons aansluiten bij het registratiesysteem voor gehandicaptenparkeerkaarten van het Servicehuis Parkeer- en Verblijfsrechten (SHPV) [4].
Het SHPV heeft in samenwerking met de RDW dit registratiesysteem opgericht, omdat gehandicaptenparkeerkaarten regelmatig worden gestolen en vervolgens misbruikt. Aangesloten gemeenten kunnen op basis van het kaartnummer van de gehandicaptenparkeerkaart digitaal controleren of de betreffende kaart geldig of ongeldig is.
[4] Het SHPV is primair gericht op de ondersteuning van gemeenten in de uitvoering van hun parkeerbeleid. Wij willen de mogelijkheden benutten om misbruik tegen te gaan. Het lijkt mogelijk om alleen gebruik te maken van het registratiesysteem voor gehandicaptenparkeerkaarten zonder ook andere parkeerproducten van de aanbieder te hoeven afnemen.
De gehandicaptenparkeerkaart is persoonsgebonden. Dit betekent dat de kaart in verschillende voertuigen mag worden gebruikt, maar dat de houder de gehandicaptenparkeerkaart niet door anderen mag laten gebruiken als het parkeren niet rechtstreeks verband houdt met het vervoer van de gehandicapte zelf. Op de gehandicaptenparkeerkaart is op de achterzijde een pasfoto van de houder aangebracht, wij kunnen hierop echter nauwelijks handhaven.
Bij een passagierskaart is de bestuurder van het motorvoertuig overigens verantwoordelijk voor het juiste gebruik en niet de passagier.
Aanvragers van een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders hoeven niet in het bezit te zijn van een voertuig. Dit betekent dat, in strijd met de gebruiksvoorschriften, de gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders gebruikt kan worden als passagierskaart. Dit oneigenlijke gebruik wordt in de hand gewerkt doordat de criteria voor de aanvraag van een gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers aanzienlijk strenger zijn dan voor bestuurders. Handhaving op dit oneigenlijke gebruik is echter nauwelijks mogelijk.
Extra informatie op de gehandicaptenparkeerkaart, bijvoorbeeld een of meerdere kentekens, zou misbruik kunnen tegen gaan. Op grond van de regelgeving mogen wij echter geen extra informatie, zoals een kenteken, aanbrengen: de eigenaar van een gehandicaptenparkeerkaart moet deze kaart in elk willekeurig voertuig kunnen gebruiken.
Wij, en met ons vele anderen, vinden dat de (Europese) regelgeving rondom de gehandicaptenparkeerkaart misbruik in de hand werkt en handhaving lastig maakt. Wij kunnen die regelgeving echter niet veranderen. Wel is het belangrijk om bij de VNG te blijven aandringen op agendering op Europees niveau. Het misbruik zet gehandicapten immers in een kwaad daglicht, en het maakt de kaart tot roofgoed.
Het gebruik van de gehandicaptenparkeerkaart brengt dus enkele onmogelijkheden voor de handhaving met zich mee. Het is goed om ons hiervan bewust te zijn. Waar mogelijk pakken wij uiteraard de kansen om misbruik tegen te gaan. Daarbij kijken wij wel wat redelijkerwijs mogelijk en wenselijk is, zowel vanuit het perspectief van de gemeente als vanuit de gehandicapte zelf. Daarbij wegen wij mee dat wij inschatten dat het vermeende misbruik niet dusdanig is dat de beschikbaarheid van parkeerruimte voor de gehandicapten of een van de andere doelgroepen onder druk komt te staan.
Het beleid met betrekking tot het intrekken van een gehandicaptenparkeerkaart bespreken we aan de hand van de wetgeving (paragraaf 2.4.1), financiën (paragraaf 2.4.2) en handhaving (paragraaf 2.4.3).
In artikel 53 van het BABW is geformuleerd wanneer de gehandicaptenparkeerkaart zijn geldigheid verliest. Dit betreft:
Een kaart die zijn geldigheid heeft verloren, moet zo spoedig mogelijk worden ingeleverd (artikel 54 BABW). Overtreding hiervan is een strafbaar feit (artikel 59 BABW).
In lid 2 en 3 van artikel 53 van het BABW zijn extra voorwaarden geformuleerd die het bevoegd gezag de mogelijkheid geven om een gehandicaptenparkeerkaart ongeldig te laten verklaren. Hiertoe zijn mogelijkheden indien de aanvrager onjuiste gegevens heeft verschaft en de kaart niet zou zijn afgegeven indien de onjuistheid van die gegevens ten tijde van de aanvraag bekend zou zijn geweest. Daarnaast is het mogelijk om de gehandicaptenparkeerkaart ongeldig te laten verklaren indien het gebruik van de gehandicaptenparkeerkaart geen verband houdt met het vervoer van de houder/passagier/instelling waaraan de vergunning is verstrekt.
Aan het intrekken van de gehandicaptenparkeerkaart zijn voor de eigenaar van de kaart geen kosten verbonden.
Wanneer de gemeente constateert dat een gehandicaptenparkeerkaart zijn geldigheid heeft verloren, stuurt de gemeente een schriftelijk verzoek aan de betreffende persoon om deze voor een bepaalde datum in te leveren bij de gemeente [5]. Wanneer aan dit verzoek geen gehoor wordt gegeven, volgt schriftelijk een tweede verzoek, waarin wij tevens wijzen op de gevolgen van het niet inleveren, namelijk het opmaken van een proces-verbaal door de politie en het in beslag nemen van de kaart door de politie. Wanneer ook geen gehoor wordt gegeven aan dit tweede verzoek, vraagt de gemeente aan de politie om daadwerkelijk proces-verbaal op te maken en de gehandicaptenparkeerkaart in beslag te nemen.
[5] De gemeente informeert gehandicapten 8 weken van te voren over het verstrijken van de geldigheidsduur en de te volgen procedure (zie paragraaf 2.2.3). In deze paragraaf wordt daarom alleen ingegaan op de handhaving in geval de gehandicaptenparkeerkaart zijn geldigheid heeft verloren oftewel handhaving gericht op het intrekken van de kaart.
In dit hoofdstuk staat het beleid rondom de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken centraal. Daartoe is allereerst in paragraaf 3.1 onze visie opgenomen. Vervolgens komt het beleid aan bod, samenhangend met de verschillende fasen rondom de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken: het aanvragen (paragraaf 3.2), het gebruik (paragraaf 3.3) en het opheffen (paragraaf 3.4) van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken.
Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is bedoeld om gehandicapten de mogelijkheid te bieden dicht bij de woning of het werkadres te parkeren. Het beleid ten aanzien van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is hier dan ook op gericht. Een zo optimaal mogelijke verdeling van de schaarse parkeerruimte onder de doelgroepen en een zo flexibel mogelijk te gebruiken parkeerareaal zijn daarbij wederom uitgangspunt.
Dit betekent dat de gemeente alleen een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken aanlegt als de gehandicapte beperkt is in de mogelijkheden om de afstand tussen parkeerplaats en bestemming zelfstandig te overbruggen en de kans op een vrije parkeerplaats op beperkte afstand van de bestemming klein is, bijvoorbeeld doordat het druk is met parkeren op straat. Dit betekent ook dat aan een gehandicapte geen gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt toegewezen als hij kan beschikken over een eigen parkeerplaats, zoals een oprit.Dit betekent echter niet dat wij op voorhand een maximum stellen aan het aantal gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken in een straat of een gebied. De parkeermogelijkheid voor gehandicapten prevaleert dan boven het minder flexibele gebruik van de beschikbare parkeerruimte voor anderen.
Het beleid met betrekking tot het aanvragen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken bespreken we aan de hand van de wetgeving (paragraaf 3.2.1), de criteria voor het aanvragen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken bij het woonadres (paragraaf 3.2.2) en het werkadres (paragraaf 3.2.3), de geldigheidsduur (paragraaf 3.2.4) en de financiën (paragraaf 3.2.5).
Er is geen wetgeving vanuit het Rijk ten aanzien van het toekennen van gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken. Gemeenten zijn derhalve vrij in het bepalen van de criteria die worden gehanteerd.
Het aanwijzen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken gebeurt middels een Verkeersbesluit als bedoeld in artikel 12 van het BABW.
Om in aanmerking te komen voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken bij het woonadres moet:
[6] Hiermee voorkomen we dat de gehandicaptenparkeerplaats binnen een half jaar moet worden opgeheven omdat de aanvrager niet meer aan een van de gestelde criteria voldoet.
[7] Daarmee is gewaarborgd dat een arts heeft verklaard dat aanvrager een loopbeperking met een permanent of progressief karakter heeft, waarbij de aanvrager zonder hulp van anderen en met de gebruikelijke loophulpmiddelen niet in staat is een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen.
Het college kan, overeenkomstig artikel 3, lid 7 van de gemeentelijke parkeerverordening, een brede belangenafweging maken en afwijken van bovenstaande criteria als toepassing van de criteria leidt tot strijdigheid met het beoogde resultaat.
Wanneer een aanvrager over eigen parkeergelegenheid, zoals een oprit, kan beschikken, kennen wij een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken niet toe. Men wordt dan geacht om op eigen terrein te parkeren.
Uit de ‘berekeningsaantallen parkeervoorzieningen bij woningen met garage en/of oprit’ uit de geldende beleidsregels voor parkeernormen is af te leiden wat wij als eigen parkeergelegenheid beschouwen:
Een garage zonder oprit die bij de woning is gelegen, beschouwen wij dus niet als eigen parkeergelegenheid.
Aanvullend op deze opsomming beschouwen wij ook een voor de aanvrager toegankelijk privéparkeerterrein, bijvoorbeeld achter een flat, als eigen parkeergelegenheid.
[8] Dit is een, los van de woning, gehuurde of gekochte garagebox. Uiteraard geldt dat deze garagebox alleen als eigen parkeergelegenheid wordt beschouwd als deze binnen een afstand van 100 meter van de woning ligt.
De aanvrager moet zijn auto nabij de woning, oftewel binnen 100 meter, kunnen parkeren. Wanneer de parkeerdruk laag is, zal men redelijkerwijs altijd een vrije parkeerplaats binnen deze afstand kunnen vinden. Het aanleggen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is dan niet nodig. Als de parkeerdruk hoger dan of gelijk aan 85% is, kan het vinden van een vrije parkeerplaats lastig worden. De aanvrager loopt dan het risico m verder te moete lopen voor een parkeerplaats dan de maximale afstand die hij/zij zelfstandig tevoet en aan een stuk kan afleggen. Daarom hanteren wij het uitgangspunt dat een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken alleen wordt toegekend als de parkeerdruk binnen een straal van 70 meter [9] om de woning hoger dan of gelijk aan 85% is. Om de hoogte van de parkeerdruk te bepalen make wij gebruik parkeertellingen die structureel worden uitgevoerd.
[9] Een loopafstand van 100 meter blijkt over het algemeen overeen te komen met een straal van 70 meter.
Om in aanmerking te komen voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken bij het werkadres moet:
De werkgever vraagt de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken aan.
Een onderbord geeft het tijdvenster aan waarbinnen de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken beschikbaar is voor de werknemer. Buiten deze tijden kan iedereen op deze parkeerplaats parkeren.
Het college kan, overeenkomstig artikel 3, lid 7 van de gemeentelijke parkeerverordening, een brede belangenafweging maken en afwijken van bovenstaande criteria als toepassing van de criteria leidt tot strijdigheid met het beoogde resultaat.
Wij wijzen een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken toe voor de periode dat de gehandicaptenparkeerkaart van de aanvrager nog geldig is. Wanneer de geldigheidsduur van de gehandicaptenparkeerkaart wordt verlengd, verlengen wij automatisch de geldigheidsduur van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken. Dit betekent ook dat wanneer een gehandicaptenparkeerkaart wordt ingetrokken, de geldigheid van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken vervalt.
Op grond van artikel 29 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) mag een gemeente de kosten die voortvloeien uit de plaatsing van een verkeersbord waarmee een gehandicaptenparkeerplaats wordt aangegeven (E6) in rekening brengen bij degene ten behoeve van wie het bord is geplaatst.
In tegenstelling tot onze beleidslijn tot nu toe gaan gehandicapten een bijdrage in de vorm van leges betalen voor de aanvraag van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken. Het legestarief is opgenomen in de Legesverordening.
De daadwerkelijke kosten zijn opgenomen in tabel 3.1 (prijspeil 2011). Wij hanteren geen kostendekkende leges voor de aanvraag van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken, maar zien de leges als tegemoetkoming in de kosten.
Tabel 3.2: Kosten aanvraag gehandicaptenparkeerplaats op kenteken (prijspeil 2011).
Het verlengen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is een geautomatiseerde administratieve handeling en is kosteloos.
De legeskosten voor gehandicaptenparkeerproducten zijn opgenomen in de Kwijtscheldingsverordening. Aanvragers van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken met een laag inkomen kunnen voor de kosten van de leges een aanvraag voor kwijtschelding indienen. De kwijtscheldingscriteria zijn landelijk bepaald
Het beleid met betrekking tot het gebruik van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken bespreken we aan de hand van de wetgeving (paragraaf 3.3.1), de criteria die de gemeente stelt (paragraaf 3.3.2), de wijzigingen die kunnen optreden tijdens het gebruik (paragraaf 3.3.3), de financiën (paragraaf 3.3.4) en de handhaving (paragraaf 3.3.5).
Er bestaat geen wetgeving ten aanzien van het gebruik van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken.
Op een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken mag alleen een voertuig met het betreffende kenteken geparkeerd worden. In gebieden waar betaald parkeren is ingevoerd, moet tevens een geldige parkeervergunning in het voertuig zijn geplaatst.
Als een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt aangevraagd in een gebied waar een wachtlijst voor parkeervergunningen bestaat en het betreffende huishouden beschikt nog niet over een parkeervergunning, dan wijzen wij de parkeerplaats en de vergunning toch toe. Het belang om de gehandicapte tegemoet te komen in zijn of haar behoefte prevaleert in dat geval.
In gebieden waar in de toekomst per adres 1 parkeervergunning wordt uitgegeven, zal deze parkeervergunning meteen als de enige parkeervergunning voor het betreffende adres gaan gelden.
Aan het gebruik van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken zijn voor de houder geen kosten verbonden. Ook het plaatsen van een nieuw onderbord vanwege een kentekenwijziging is kosteloos. Alleen als de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken in gereguleerd gebied is gelegen, maakt de houder kosten voor de parkeervergunning.
Aan het gebruik van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken zijn voor de houder geen kosten verbonden. Ook het plaatsen van een nieuw onderbord vanwege een kentekenwijziging is kosteloos. Alleen als de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken in gereguleerd gebied is gelegen, maakt de houder kosten voor de parkeervergunning.
De handhaving op het gebruik van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken betreft de overeenkomst tussen het kenteken van het geparkeerde voertuig en het onderbord en, indien van toepassing, het beschikken over een geldige parkeervergunning.
Als op een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken een voertuig met een afwijkend kenteken geparkeerd staat, gaan wij direct over tot het in gang zetten van het wegslepen van het betreffende voertuig.
Het beleid met betrekking tot het opheffen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken bespreken we aan de hand van de wetgeving (paragraaf 3.4.1), de criteria die de gemeente stelt (paragraaf 3.4.2), de financiën (paragraaf 3.4.3) en de handhaving (paragraaf 3.4.4).
Het opheffen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken gebeurt middels een Verkeersbesluit als bedoeld in artikel 12 van het BABW. De wetgeving benoemt geen gronden voor het opheffen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken.
Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt opgeheven als een of meer van de volgende situaties van toepassing zijn:
Aan het opheffen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken zijn voor de houder geen kosten verbonden.
De gehandicapte, de familie van de gehandicapte of het bedrijf waar de gehandicapte werkzaam is, is verantwoordelijk om aan te geven dat de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken kan worden opgeheven. Een periodieke check tussen de gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie en de gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken brengt tevens een aantal situaties waarbij de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken moet worden opgeheven, zoals een verhuizing of overlijden, aan het licht.
In dit hoofdstuk staat het beleid rondom de algemene gehandicaptenparkeerplaatsen centraal. Daartoe is allereerst in paragraaf 4.1 onze visie opgenomen. Vervolgens gaan we in op het aantal algemene gehandicaptenparkeerplaatsen en hun ligging (paragraaf 4.2) en de maatvoering (paragraaf 4.3). De financiën (paragraaf 4.4) en de handhaving (paragraaf 4.5) komen vervolgens aan bod.
Een algemene gehandicaptenparkeerplaats is bestemd voor het parkeren van voertuigen met een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders, passagiers of instellingen. Om gehandicapten te laten deelnemen aan het maatschappelijk verkeer moeten verspreid over de hele stad voldoende algemene gehandicaptenparkeerplaatsen beschikbaar zijn. Extra aandacht vragen specifieke bestemmingen, zoals de binnenstad, winkelvoorzieningen, dynamo’s (station, stadion), publieke voorzieningen en zorgvoorzieningen. Ook buiten het gereguleerde gebied moeten algemene gehandicaptenparkeerplaatsen liggen.
Naast het bieden van voldoende algemene gehandicaptenparkeerplaatsen is het ook belangrijk dat deze parkeerplaatsen goed bruikbaar zijn. Dit betekent niet alleen dat de maatvoering ruimer moet zijn dan van reguliere parkeerplaatsen, maar ook dat het mogelijk moet zijn om uit te stappen, aan beide zijden en de achterkant van het voertuig, met of zonder rolstoel, et cetera.
Gehandicapten zijn zelf de beste ervaringsdeskundigen. Wij nemen signalen vanuit de doelgroep dan ook ter harte. Daar waar de parkeerruimte schaars is, wegen wij het nut en de noodzaak om een bepaalde doelgroep de mogelijkheid te bieden hier te parkeren af. Uitgangspunt blijft een zo optimaal mogelijke verdeling van de beschikbare parkeerruimte tussen alle verschillende doelgroepen.
Het beleid met betrekking tot het aantal algemene gehandicaptenparkeerplaatsen en hun ligging bespreken we aan de hand van de wetgeving (paragraaf 4.2.1) en de criteria die de gemeente stelt (paragraaf 4.2.2).
Er is geen wetgeving ten aanzien van het aantal algemene gehandicaptenparkeerplaatsen. Gemeenten zijn derhalve vrij in het bepalen van de criteria die worden gehanteerd.
Het aanwijzen van een algemene gehandicaptenparkeerplaats gebeurt middels een Verkeersbesluit als bedoeld in artikel 12 van het BABW. Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen dienen aangeduid te worden met een wegmarkering en een bord (E6).
De criteria met betrekking tot het aantal algemene gehandicaptenparkeerplaatsen en hun ligging splitsen we uit naar algemene gehandicaptenparkeerplaatsen op straat en in parkeervoorzieningen.
Een richtlijn van het CROW geeft aan dat bij publieke voorzieningen zoals een bibliotheek of een gemeentehuis 5% van het parkeeraanbod moet bestaan uit algemene gehandicaptenparkeerplaatsen. Naast ruimere afmetingen mogen ze maximaal op 100 meter afstand liggen tot de ingang van het gebouw.
Bij gebouwen die voor gehandicapten toegankelijk moeten zijn, zoals ziekenhuizen, is deze afstand idealiter minder dan 50 meter.
De gemeente Groningen voldoet momenteel niet aan deze CROW-richtlijn. Dit levert echter geen knelpunten op: zowel van gehandicapten zelf als van handhavers krijgen wij signalen dat er momenteel voldoende algemene gehandicaptenparkeerplaatsen beschikbaar zijn.
Wij hanteren dan ook de pragmatische insteek dat vraagvolgend voorzien wordt in algemene gehandicaptenparkeerplaatsen. Dit betekent dat als op een locatie de beschikbaarheid van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen onder druk staat, wordt voorzien in meer gehandicaptenparkeerplaatsen als dit de zo optimaal mogelijke verdeling van de schaarse parkeerruimte onder de verschillende doelgroepen niet ondermijnt. Wij hanteren dus geen criterium voor het aantal algemene gehandicaptenparkeerplaatsen op straat en hun ligging.
In de NEN 2443[10] staat de aanbeveling om 1% van de openbare parkeerplaatsen in een parkeervoorziening uit te voeren als algemene gehandicaptenparkeerplaats, met een minimum van 1 parkeervak. De NEN 2443 verwijst ook naar de NEN 1814[11], die eisen geeft voor de toegankelijkheid met bijvoorbeeld een rolstoel of een taststok. Aandachtspunten voor de toegankelijkheid zijn bijvoorbeeld de plaatsing van bedieningselementen en de aanwezigheid van een lift. De NEN 1814 stelt dat minimaal 2% van de totale parkeercapaciteit als algemene gehandicaptenparkeerplaats moet zijn uitgevoerd. Ook het CROW hanteert de richtlijn van 1 algemene gehandicaptenparkeerplaats op 50 reguliere parkeerplaatsen (oftewel 2%) op parkeerterreinen en in parkeergarages.
[10] Parkeren en stallen van personenauto's op terreinen en in garages.
[11] Toegankelijkheid van buitenruimten, gebouwen en woningen.
De gemeente Groningen houdt de NEN 2443 als uitgangspunt aan, tenzij in de nabijheid een voorziening aanwezig is waar veel gehandicapten te verwachten zijn. In de praktijk blijkt dat minimaal 2% van het parkeerareaal uitvoeren als gehandicaptenparkeerplaats veel is, omdat gehandicapten over het algemeen de voorkeur geven aan parkeren op straat.
Voor de maatvoering van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen sluiten wij aan bij de NEN 2443. Dit betekent dat een algemene gehandicaptenparkeerplaats minimaal 3,5 bij 5 meter is in geval van haaks parkeren. Dit type parkeerplaats heeft ook de voorkeur boven een langsparkeerplaats vanwege het gebruiksgemak voor gehandicapten. Aanvullend op de wetgeving stelt de gemeente Groningen geen criteria op.
De maatvoering van een algemene gehandicaptenparkeerplaats is erop gericht dat gehandicapten vanuit de auto kunnen overstappen in een rolstoel. Gehandicapten die bijvoorbeeld gebruik maken van een rollator kunnen vaak prima gebruik maken van reguliere parkeerplaatsen. De rollator zelf komt meestal uit de achterbak.
Een gehandicaptenparkeerkaart geeft geen vrijstelling op het betalen van parkeergelden. Gemeenten zijn vrij om hier eigen beleid op te maken.
In de Gemeente Groningen kiezen wij er voor om houders van een gehandicaptenparkeerkaart vrij te stellen van de verplichting om parkeergelden te betalen[12] .
De handhaving op algemene gehandicaptenparkeerplaatsen betreft de aanwezigheid van een (geldige) gehandicaptenparkeerkaart. Als op een algemene gehandicaptenparkeerplaats een voertuig zonder gehandicaptenparkeerkaart staat en er in de directe omgeving geen vrije algemene gehandicaptenparkeerplaatsen beschikbaar zijn, gaat de handhaving direct over tot het in gang zetten van het wegslepen van het betreffende voertuig. Dit komt zeer sporadisch voor.
In dit hoofdstuk staan de gehandicaptenvoertuigen centraal. Daartoe is allereerst in paragraaf 5.1 onze visie opgenomen. Vervolgens gaan we in op het wettelijk kader met betrekking tot deze voertuigen (paragraaf 5.2).
Gehandicapten kunnen aangepaste voertuigen, zogenaamde gehandicaptenvoertuigen, gebruiken om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. In de wetgeving zijn regels ten aanzien van deze voertuigen opgenomen. Afgezien van deze regels formuleren we geen aanvullend beleid, omdat de wetgeving voldoet en de praktijk hier niet om vraagt.
In de volksmond worden brommobielen en gemotoriseerde gehandicaptenvoertuigen aangeduid als gehandicaptenvoertuigen. Voor de Verkeerswet zijn het twee verschillende voertuigen met elk eigen regels voor het deelnemen aan het wegverkeer.
Gehandicaptenvoertuigen mogen niet breder zijn dan 1,1 meter, niet langer dan 3,5 meter en niet hoger dan 2,0 meter. Voorbeelden zijn elektrische rolstoelen, scootmobielen en gesloten gehandicaptenvoertuigen (zoals de Canta).
Een gehandicaptenvoertuig mag zich overal in het verkeer begeven waar een voetganger dat mag:
Parkeren is overal mogelijk daar waar een voetganger toegang heeft.
Voor het besturen van een brommobiel is een bromfietsrijbewijs nodig, de bestuurder moet minimaal 16 jaar zijn. Daarnaast moet de brommobiel over een kentekenbewijs en kentekenplaat beschikken.
Een brommobiel is in de Europese wetgeving een bromfiets met een gesloten carrosserie waarvan het gewicht minder is dan 350 kg en die een snelheid van 45 km per uur kan halen. Vanwege de breedte mag een brommobiel alleen op de rijbaan rijden (dus niet op het fietspad, de stoep of een weg die verboden is voor tractoren die 45 km/uur rijden) met uitzondering van autowegen en snelwegen. Parkeren met een brommobiel is alleen toegestaan op plaatsen waar ook reguliere motorvoertuigen mogen parkeren.
Voor een brommobiel gelden wettelijk gezien dus dezelfde parkeerregels als voor reguliere motorvoertuigen. Dit geldt voor alle auto’s die zijn aangepast voor het vervoer van gehandicapten. Voor deze voertuigen voeren we derhalve geen apart beleid
In dit hoofdstuk bespreken we een aantal aandachtspunten met betrekking tot het parkeren door gehandicapten.
Het aandachtspunt communicatie valt uiteen in drie onderwerpen: informatievoorziening op de gemeentelijke website (paragraaf 6.1.1) en het opzetten van communicatiecampagne rondom de veranderingen in het gehandicaptenparkeerbeleid (paragraaf 6.1.2).
Ons streefbeeld is dat de gemeentelijke website de volgende informatie bevat over het gehandicaptenparkeerbeleid:
De informatie op internet passen wij op basis van deze beleidsregels aan. Ook vullen wij ontbrekende informatie aan. De informatie over het gehandicaptenparkeerbeleid is nu gericht op het parkeren van de auto in de stad. Informatie over bijvoorbeeld parkeren op een van de P+R-terreinen, waar ook algemene gehandicaptenparkeerplaatsen zijn ingericht, en doorreizen met de citybus wordt niet gegeven. Voor sommige gehandicapten kan dit echter een prima alternatief zijn.
Gehandicapten worden nu ook nog niet gewezen op alternatieven voor de auto. Zo is het openbaar vervoer in Groningen recent toegankelijk gemaakt voor mindervaliden. Ook hiervoor geldt dat dit niet voor iedereen, maar voor sommigen goed is om te weten.
Daarnaast gaan wij in samenspraak met de doelgroep bespreken aan welke aanvullende informatievoorziening behoefte is. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het verstrekken van informatiefolders op nader te bepalen locaties of de mogelijkheid om via internet een gehandicaptenparkeerkaart of gehandicaptenparkeerplaats op kenteken aan te vragen.
Deze beleidsregels Gehandicaptenparkeren leiden tot enkele wezenlijke veranderingen in de beleidslijn die tot nu toe gevoerd is: gehandicapten gaan leges betalen voor de aanvraag van parkeerproducten (gehandicaptenparkeerkaart en gehandicaptenparkeerplaats op kenteken).
Wij zullen de gehandicapten wijzen op deze veranderingen middels een communicatiecampagne.
Bij het gehandicaptenparkeerbeleid, en dan met name bij het proces rond het uitgeven van gehandicaptenparkeerkaarten, zijn twee gemeentelijke diensten betrokken, het Parkeerbedrijf (ROEZ) en het Zorgloket (HVD). Voor een gehandicapte kan het verwarrend zijn om de gehandicaptenparkeerkaart aan te vragen en op te halen bij het Parkeerbedrijf en tussendoor naar het Zorgloket te moeten voor de keuring. Beide diensten gaan daarom bespreken hoe de werkwijze vereenvoudigd kan worden. Idealiter ervaart de gehandicapten als het ware één loket. Dat betekent dat het in feite niet uitmaakt of de gehandicapte zich richt tot het Parkeerbedrijf vanuit een aanvraag voor een ander parkeerproduct, zoals een parkeervergunning, of tot het Zorgloket vanuit een aanvraag voor een andere Wmo-voorziening.
Mantelzorg is langdurige en niet-betaalde zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en zorgbehoevenden door naasten (familie, vrienden, kennissen). Door mantelzorgers wordt het beroep van hulpbehoevenden op algemene voorzieningen beperkt of uitgesteld.
Gehandicapten hebben aangegeven behoefte te hebben aan een regeling om mantelzorgers financieel te ontlasten van parkeerkosten. Een dergelijke regeling speelt echter niet alleen op het vlak van gehandicapten. In deze beleidsregels hebben wij daarom geen regeling voor mantelzorgers uitgewerkt. Het Zorgloket gaat een onderzoek doen naar het nut en de noodzaak, mede in relatie tot de financiële haalbaarheid, als ware het een Wmo-voorziening.
Bij (nieuw)bouwontwikkelingen geven parkeernormen aan hoeveel parkeerplaatsen bij de ontwikkeling gerealiseerd moeten worden. Daarbij gelden geen richtlijnen voor het type parkeerplaats. Bij sommige ontwikkelingen, zoals zorginstellingen, zou een deel van het parkeeraanbod als algemene gehandicaptenparkeerplaats gerealiseerd moeten worden. Wij vinden het echter onwenselijk om voor deze zeer specifieke situaties harde criteria op te stellen, omdat het in de praktijk niet nodig blijkt te zijn om dit af te dwingen en omdat het onwenselijk is meer inflexibiliteit in de beleidsregels rondom parkeren bij (nieuw)bouwontwikkelingen aan te brengen.
Indien relevant wegen wij de richtlijnen met betrekking tot algemene gehandicaptenparkeerplaatsen (aantal, ligging en maatvoering), zoals genoemd in paragraaf 4.2.2, wel mee in de parkeertoets over een (nieuw)bouwontwikkeling.
Bij evenementen is het essentieel om voldoende algemene gehandicaptenparkeerplaatsen beschikbaar te stellen. Juist dan is het extra belangrijk om gehandicapten deel te laten nemen aan het maatschappelijke verkeer. Zo worden tijdens voetbalwedstrijden in de Euroborg in de parkeergarage tijdelijk meer parkeerplaatsen gereserveerd voor gehandicapten met verplaatsbare bordjes.Bij de aanvraag van een evenementenvergunning wordt nu al aandacht besteed aan de toegankelijkheid voor rolstoelgebruikers en parkeren in algemene zin. Wij gaan de mogelijkheden verkennen om in de toelichting op de evenementenvergunning ook aandacht te vragen voor de manier waarop het parkeren voor gehandicapten is geregeld
De binnenstad van Groningen wordt steeds autoluwer: buiten de venstertijden is een deel van de binnenstad steeds minder toegankelijk met de auto. Voor gehandicapten betekent dit dat zij soms ver van hun bestemming moeten parkeren. Zeker op het moment dat de binnenstad fysiek wordt afgesloten met pollers (zakpalen) is de toegankelijkheid voor gehandicapten een aandachtspunt. Voorafgaand aan dat moment gaan wij dan ook verkennen welke mogelijkheden er dan zijn om de binnenstad autoluw te houden zonder de toegankelijkheid voor gehandicapten onder druk te zetten.
De maatregelen die voortvloeien uit deze beleidsregels kunnen worden opgesplitst naar maatregelen die op korte termijn moeten worden opgepakt en maatregelen die op middellange termijn kunnen worden opgepakt.
De maatregelen die op korte termijn (in 2012) moeten worden opgepakt, zijn overwegend de maatregelen die voortvloeien uit de wijzigingen in de het gehandicaptenparkeerbeleid. In onderstaand overzicht zijn ze, onderverdeeld naar onderwerp, opgenomen.
De maatregelen die niet per direct hoeven worden opgepakt, zijn de voorgenomen verkenningen uit deze beleidsregels Gehandicaptenparkeren. In onderstaand overzicht zijn ze, onderverdeeld naar onderwerp, opgenomen. Daarbij is geen concrete planning, maar een prioriteit (1, 2 of 3) voor de periode 2012 tot en met 2014 aan de betreffende maatregelen gegeven.
Tabel 7.2: Maatregelen voor 2012 tot en met 2014.
Naast bovengenoemde maatregelen voor 2012 tot en met 2014 evalueren wij het gehandicaptenparkeerbeleid halverwege zijn levensduur (2014). Uiteraard letten wij op eerdere signalen dat het gehandicaptenparkeerbeleid aanpassing behoeft.