Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Berkelland

Antennebeleid

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBerkelland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAntennebeleid
CiteertitelAntennebeleid
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-02-201311-05-2019nieuwe regeling

22-01-2013

Berkelbericht, 05-02-2013

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Antennebeleid

 

 

Beleidsnotitie over het plaatsen van

antenne-installaties ten behoeve van de telecommunicatie

 

Begrippenlijst

Agentschap Telecom

Agentschap Telecom is onderdeel van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Agentschap Telecom beheert het Nederlandse frequentiespectrum. De organisatie verdeelt frequentieruimte, verleent vergunningen aan gebruikers en verwerft internationale gebruiksrechten. Ook het toezicht op frequentiegebruik behoort tot de hoofdtaken.

 

Antennebureau

Het informatie- en voorlichtingsbureau van de overheid over antennes en de beheerder van het antenneregister. Het Antennebureau maakt deel uit van Agentschap Telecom.

 

Antenneconvenant

Een convenant dat is gesloten tussen de mobiele netwerkoperators, het Rijk en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) dat onder andere gaat over de omgevingsvergunning vrijheid van antenne-installaties tot 5 meter hoog.

 

Antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

 

Antenne-installatie

Een antenne-installatie betreft het geheel van één of meerdere antennes, antennedrager, bedrading en apparatuur- of techniekkast met bijbehorende bevestigingsconstructie dat gebruikt wordt voor het verzenden en/of ontvangen van radiofrequente elektromagnetische velden.

 

Bebouwde kom

De gebieden die op de kaart van bijlage 1 niet worden aangemerkt als Buitengebied.

 

Bedrijventerrein

De gebieden die op de kaart van bijlage 1 als ‘Bedrijventerrein’ worden aangeduid.

 

Blootstellingslimieten

Deze limieten zijn opgesteld door de International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP), een onafhankelijke organisatie van wetenschappers. ICNIRP heeft deze limieten in 1998 opgesteld na analyse van alle wetenschappelijke publicaties op dit gebied. De aanbevelingen van ICNIRP zijn door veel landen overgenomen. In 1999 heeft de Raad van Ministers van de EU het gedeelte voor de algemene bevolking overgenomen als aanbeveling aan de lidstaten. Nederland heeft deze aanbeveling overgenomen en opgenomen in de Telecommunicatiewetgeving.

 

Courtesy

Een technische afstemming tussen operators indien zij gezamenlijk een bouwwerk gebruiken dat eigendom is van een derde. Meestal gaat het om een daklocatie waarvoor operators afzonderlijk afspraken maken met de eigenaar. Om elkaars antennes niet te storen moeten de operators regels in acht nemen die met elkaar zijn afgesproken.

 

EHS

Ecologische Hoofdstructuur. De EHS is een netwerk van grote en kleine natuurgebieden waarin de natuur (plant en dier) voorrang heeft en wordt beschermd. Daarmee wordt voorkomen dat natuurgebieden geïsoleerd komen te liggen en dieren en planten uitsterven en dat de natuurgebieden zo hun waarde verliezen.

 

Gemeente Berkelland

Daar waar in de tekst de gemeente Berkelland wordt genoemd, wordt tevens het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Berkelland bedoeld.

 

GSM

Een afkorting van de woorden ‘global system for mobile communications’.

(Wereldwijd systeem voor mobiele communicatie)

 

Minister(ie) van EL&I

Minister(ie) van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.

 

Omgevingsvergunningsvrije antenne-installatie

Antenne-installatie, waarvoor als gevolg van de Wabo geen omgevingsvergunning is vereist.

 

Omgevingsvergunningsplichtige antenne-installatie

Antenne-installatie, waarvoor als gevolg van de Wabo een omgevingsvergunning is vereist.

 

Operator

Zie Provider.

 

Plaatsingsplan

Een door operator(s) gezamenlijk opgesteld (vertrouwelijk) plan, inclusief bijlagen.

 

Provider

Een (Telefoon)provider of (telefoonoperator), een organisatie of persoon die een telefoon netwerk beheert om het telefoonverkeer tussen klanten te verzorgen

Bijvoorbeeld; KPN Mobile Nederland, Vodafone, T-mobile.

Site-sharing

 

In de Telecommunicatiewet is de verplichting tot het delen van antenne-opstelpunten geregeld. Het delen van antenne-opstelpunten wordt site-sharing genoemd. Wil een operator een antenne plaatsen op/aan een bouwwerk dat eigendom is van één van de andere operators, dan moet er onderling op technisch, constructief, financieel en juridisch gebied afstemming gezocht worden. Meestal gaat het bij site-sharing om een antennemast die door de ene operator is gebouwd en waar een andere operator zijn installatie in hangt.

Bij site-sharing zijn mobiele operators in principe verplicht te voldoen aan verzoeken van andere operators tot het medegebruik van antenne-opstelpunten. De eigenaar van het desbetreffende bouwwerk kan het medegebruik in het algemeen alleen weigeren wanneer het op technische bezwaren stuit, zoals storing van de gebruikte frequenties, te weinig beschikbare ruimte of tekort aan draagkracht van de installatie.

De verplichting tot site-sharing is opgenomen in artikel 3.11 lid 1 van de Telecommunicatiewet

 

Telecommunicatiewet

Wet die onder andere de uitgifte van frequenties en nummers, de sector specifieke mededinging, de bescherming van de consument, de veiligheid en het toezicht regelt.

 

UMTS

Een afkorting van Universal Mobile Telecommunications System, een wereldwijde standaard voor mobiele telefonie.

 

Verzorgingsgebied

Het gebied dat een antenne van elk basisstation bestrijkt.

 

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

WAS mast

Mast met een Waarschuwings- en alarmeringssysteem.

 

Woongebouw

Een gebouw waarvan ten minste een woning, niet zijnde een dienstwoning deel uitmaakt ter zake van welke woning een natuurlijk persoon een huurovereenkomst heeft.

 

Zoekgebied

Een gebied waarbinnen gezocht wordt naar de juiste locatie voor een antenne-installatie volgens planning van de betreffende provider.

 

ZonMw

ZonMw financiert gezondheidsonderzoek én stimuleert het gebruik van de ontwikkelde kennis om daarmee de zorg en gezondheid te verbeteren. ZonMw heeft als hoofdopdrachtgevers:

  • -

    Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)

  • -

    De Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)

 

Inleiding

 

Mobiele communicatie groeit in Nederland de laatste jaren nog ongekend door. Burgers en bedrijven hechten veel belang aan een ruime beschikbaarheid en goede toegankelijkheid van mobiele communicatie. Door de verder toenemende groei van het gebruik, neemt ook het aantal antenne-installaties toe. Want hoe dichter het netwerk van antenne-installaties is, hoe beter de bereikbaarheid.

Naast dit algemene belang is er ook een groot maatschappelijk belang voor goede mobiele communicatie, zoals de bereikbaarheid van de hulpdiensten.

 

De ontwikkelingen op het gebied van mobiele communicatie volgen elkaar in snel tempo op. Zo zijn er in Nederland twee verschillende systemen voor mobiele telefonie in gebruik; gsm en UMTS. Met dit laatste systeem kunnen grote hoeveelheden data worden verstuurd om bijvoorbeeld draadloos contact te maken met het internet of andere netwerken. Het gebruik van dergelijke breedbandige draadloze netwerken neemt in de toekomst verder toe. Naast gsm en UMTS worden er nieuwe netwerken gebouwd om aan de toenemende behoefte te kunnen voldoen.

 

Zonder antennes kan er dus niet mobiel gecommuniceerd worden. Door het toenemende aantal gebruikers en aanbieders van mobiele communicatienetwerken is er sprake van een groeiende vraag naar plaatsingsmogelijkheden voor antenne-installaties. Vaak kunnen antenne-installaties geplaatst worden op bestaande bouwwerken, waardoor deze (meestal) omgevingsvergunningvrij kunnen worden geplaatst.

 

Als er geen bestaande hoge gebouwen of bouwwerken aanwezig zijn, moeten dergelijke installaties in speciale masten worden geplaatst. Het plaatsen van vrijstaande masten voor antenne-installaties is omgevingsvergunningplichtig. De meeste bestemmingsplannen voorzien niet in de mogelijkheid om masten ten behoeve van antenne-installaties te bouwen. Wel kan de gemeente met behulp van een (kleine) buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan meewerken aan de plaatsing van een antenne-installatie.

 

Waarom gemeentelijk antennebeleid?

De meeste bestemmingsplannen voorzien niet in de mogelijkheid om antenne-installaties op te richten. Wel kan via een afwijking van het bestemmingsplan medewerking worden verleend aan de bouw van een antenne-opstelpunt. Om ad-hoc beslissingen te voorkomen heeft de gemeente Berkelland antennebeleid vastgesteld. In het beleid staan criteria die toegepast worden bij het verlenen van een afwijking van het bestemmingsplan. Dit vergroot de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid van burgers. Bovendien geeft het de gemeente een goed toetsingskader voor nieuwe aanvragen. Het beleid moet echter door de komst van de Wabo worden geactualiseerd. De gemeente Berkelland heeft daarom dit (geactualiseerde) antennebeleid vastgesteld.

 

Ook wordt in deze notitie duidelijk aangegeven hoe de gemeente de communicatie naar de burger vormgeeft.

 

Met deze notitie wordt het volgende doel nagestreefd:

Een geactualiseerd antennebeleid waarin staat wat de uitgangspunten zijn voor hetplaatsen vanomgevingsvergunningplichtige antenne-installaties in de gemeente Berkelland.

 

Deze notitie dient als basis voor overleg met de providers, voor het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een antenne-installatie.

 

Inspraak

Op basis van de inspraakverordening van de gemeente Berkelland is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De notitie heeft van 19 september tot en met 30 oktober 2012 ter inzage gelegen. Voorafgaand aan de terinzagelegging heeft publicatie plaatsgevonden in het Berkelbericht als bijlage bij het Achterhoeks Nieuws. Gedurende de periode van terinzagelegging zijn 4 inspraakreacties binnengekomen. Naar aanleiding hiervan hebben wij een inspraaknotitie opgesteld. De inspraaknotitie is als bijlage III toegevoegd bij deze notitie. De reacties hebben geen aanleiding gevormd wijzigingen aan te brengen in het beleid.

 

1 Antenne-installatie

 

Draadloze signalen kunnen door elektromagnetische velden of radiofrequenties verstuurd worden. In het dagelijks leven kunnen we niet meer zonder radiofrequenties. Zonder deze frequenties kunnen we niet bellen met onze mobiele telefoon, en niet naar de autoradio luisteren. En hoe komen we op onze bestemming aan zonder (GPS-satelliet)navigatie systeem? Ook zouden we de televisie weer met de hand moeten bedienen en niet meer vanaf de bank met een afstandsbediening. Denk ook eens aan de babyfoon in de kinderkamer, die werkt ook met behulp van elektromagnetische velden. Kortom frequenties geven ons vrijheid en mobiliteit. Frequenties zijn (bijna) essentieel voor ons dagelijks functioneren.

 

Om via frequenties te kunnen communiceren, worden er uit elektrische energie elektromagnetische velden opgewekt en via antennes verstuurd. Andere antenne-installaties vangen deze velden op en zetten ze om in informatie, zoals spraak, beeld en data. Om deze reden kan mobiele communicatie niet zonder antennes tot stand komen.

 

Afhankelijk van de te overbruggen afstand tussen zender en ontvanger en de gebruikte frequentie, is er een bepaald zendvermogen nodig. Hoe groter de te overbruggen afstand, des te krachtiger het zendvermogen moet zijn.

 

1.1 Definitie antenne-installatie

 

In de praktijk ontstaat nogal eens onduidelijkheid over de definitie van een antenne-installatie. Vaak wordt er gesproken over een antenne of een zendmast. Ook de term opstelpunt wordt met name door operators regelmatig gebruikt. Voor de duidelijkheid volgt hier een uitleg van deze termen.

 

Een antenne-installatie betreft het geheel van één of meerdere antennes, antennedrager, bedrading en apparatuur- of techniekkast met bijbehorende bevestigingsconstructie dat gebruikt wordt voor het verzenden en/of ontvangen van radiofrequente elektromagnetische velden”..

 

Een antenne is dus slechts een onderdeel van een antenne-installatie.

Een antenne is een speciale omvormer die een radiofrequent (RF) veld omzet in een wisselstroom of omgekeerd. Er zijn twee basistypes:

de ontvangstantenne die Radiofrequente energie ontvangt en omzet in een wisselstroom (AC) om die af te geven aan een elektronisch toestel, en

de zendantenne die gevoed wordt met een wisselstroom en deze omzet in een radiofrequent veld.

 

Antennes zijn er in vele vormen, soorten en maten. Ze worden gebruikt voor de meest uiteenlopende toepassingen. Zie bijlage 2. Hier vindt u een overzicht van de verschillende soorten antenne-toepassingen.

 

Een zendmast is (vaak) een vrijstaande mast die gebruikt kan worden door meerdere antenne-eigenaren met verschillende toepassingen. In een zendmast kunnen meerdere antennes geplaatst worden.

 

Een opstelpunt is een plaats waar een antenne-installatie geplaatst wordt. Een opstelpunt kan bijvoorbeeld een gebouw of een zendmast zijn, maar ook andere bouwwerken kunnen als opstelpunt van antenne-installaties dienen, zoals hoogspanningsmasten en lichtmasten. Op een opstelpunt kunnen ook meerdere antenne-installaties staan.

 

Tegenwoordig worden er vooral antenne-installaties geplaatst voor mobiele telecommunicatie, die worden gebruikt voor mobiel bellen, smsen, mailen, internetten en het versturen van foto’s, data en videobeelden. Antennes worden ook gebruikt in de lucht- en scheepvaart. Dankzij draadloze communicatie kunnen schepen en vliegtuigen veilig manoeuvreren en informatie met de thuisbasis uitwisselen. Tot slot spelen antennes een belangrijke rol in de astronomie, omroep, ruimtevaart, weerkunde en op tal van andere onderzoek- en wetenschapterreinen.

 

1.2 Communicatienetwerken

 

Vaak maakt een antenne-installatie deel uit van een heel netwerk van antenne-installaties. De installaties in deze netwerken worden nauwkeurig op elkaar afgestemd om een soepele overdracht van een verbinding te kunnen garanderen, zodat de toepassing ook mobiel gebruikt kan worden. Voorbeelden van dergelijke netwerken zijn semafonie en mobiele telefonie.

De antennes voor deze toepassingen bestrijken een beperkt verzorgingsgebied.

Deze verzorgingsgebieden overlappen elkaar gedeeltelijk om zorg te dragen voor een aaneengesloten dekking. Deze zogenaamde cellulaire structuur (te vergelijken met een honingraat) is nodig om mobiel gebruik mogelijk te maken. Elke cel (antenne) kan een beperkt aantal gebruikers bedienen. Hoe meer gebruikers er zijn, hoe meer cellen er nodig zijn met een kleiner verzorgingsgebied.

 

Technisch is het mogelijk om het hele land met één sterke antenne-installatie te bestrijken zodat overal voldoende dekking is. Maar voor bijvoorbeeld de toepassing gsm kunnen er echter maar 8 gesprekken tegelijkertijd worden gevoerd per frequentie. Elke mobiele operator heeft een aantal frequenties ter beschikking gekregen. Om alle gebruikers de mogelijkheid te geven om gebruik te maken van het gsm-netwerk, moeten deze frequenties dus meerdere keren worden gebruikt. Om te voorkomen dat de gesprekken op dezelfde frequentie elkaar storen, wordt het zendvermogen van de apparatuur beperkt. Het gevolg hiervan is dat elke antenne-installatie een relatief klein gebied kan bestrijken.

Met andere woorden: hoe meer mensen gebruik maken van mobiele communicatiediensten, des te meer antenne-installaties er nodig zijn.

 

2 Wet en regelgeving

 

Voor de plaatsing van antenne-installaties gelden diverse wetten en regels. Deze worden niet alleen op gemeentelijk niveau vastgesteld. Ook op provinciaal, nationaal en internationaal niveau zijn er wetten, regels en verdragen die van toepassing kunnen zijn bij de plaatsing van een antenne-installatie.

 

2.1 Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens

 

In de discussie rondom de plaatsing van antenne-installaties wordt artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) genoemd. Dit artikel 10 is in zoverre van toepassing, dat een algemeen verbod om antenne-installaties op te richten zich in beginsel niet met dit artikel verdraagt. Beperkingen ten behoeve van de bescherming van de belangen van anderen en in het bijzonder omwonenden zijn toelaatbaar. Artikel 10 tast de verplichting tot het aanvragen van een vergunning krachtens de Woningwet niet aan.

 

 

  • Artikel 10 EVRM-Vrijheid van meningsuiting

    1.Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio-, omroep-, en bioscoop- of televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen.

  • 2.Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.

 

2.2 Nationaal Antennebeleid

 

In Nederland is sprake van een toenemende maatschappelijke behoefte aan netwerken voor draadloze communicatie. Het kabinetsbeleid zoals vastgelegd in de nota’s ‘De digitale delta’ en ‘Netwerken in de delta’ is erop gericht een voorspoedige en zorgvuldige realisatie van deze nieuwe ICT-infrastructuren te bevorderen. Tegelijkertijd doen zich soms problemen voor bij het plaatsen van nieuwe antenne-installaties voor draadloze netwerken. Deze problematiek zal zich de komende jaren handhaven gezien de nog altijd aanwezige grote behoefte aan nieuwe antenne-installaties.

 

Het kabinet heeft er daarom voor gekozen een gericht antennebeleid te voeren om de juiste randvoorwaarden te scheppen die een snelle en zorgvuldige plaatsing van antenne-installaties mogelijk maken. De belangen van de volksgezondheid, het leefmilieu, de veiligheid en van een voorspoedige economische ontwikkeling komen daarbij in evenwicht tot hun recht. Dit beleid is vastgelegd in het Nationaal Antennebeleid.

Het doel van het Nationaal Antennebeleid is het binnen duidelijke kaders van volksgezondheid, leefmilieu en veiligheid stimuleren en faciliteren van voldoende ruimte voor antenne-opstelpunten.

 

Het Nationaal Antennebeleid concentreert zich op een drietal beleidsthema’s:

-Het aanpassen van relevante wet- en regelgeving.

-Het meer in evenwicht brengen van de vraag naar en het aanbod van opstelpunten.

-De communicatie en informatieverspreiding.

 

Ruimtelijk beslag

Om zorg te dragen voor een snelle bouw van netwerken voor mobiele communicatie heeft de rijksoverheid in het Nationaal Antennebeleid gekozen voor het omgevingsvergunningvrij maken van een groot gedeelte van de antenne-installaties.

Het beleid met betrekking tot het ruimtelijk beslag van antenne-installaties is gericht op twee doelen. Enerzijds de beperking van de behoefte aan opstelpunten door bijvoorbeeld het bevorderen van site-sharing. Anderzijds het beschikbaar krijgen van zoveel mogelijk geschikte opstelpunten door het beschikbaar stellen van rijksobjecten voor plaatsing van antenne-installaties.

Verantwoordelijkheden overheden

In het Nationaal Antennebeleid zijn ook de verantwoordelijkheden van de diverse overheden vastgelegd.

 

Het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) is verantwoordelijk voor de beoordeling en normstelling met betrekking tot de effecten van elektromagnetische velden op mens en milieu. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) maakt de aanleg van netwerken voor mobiele communicatie mogelijk. De minister van EL&I is verantwoordelijk voor het telecommunicatiebeleid, waaronder het Nationaal Antennebeleid. Daarnaast houdt Agentschap Telecom, als agentschap van EL&I, toezicht op de veiligheidsaspecten van gebruikte apparatuur voor deze netwerken. Het agentschap geeft daarbij ook de benodigde vergunningen uit voor het gebruik van frequenties die nodig zijn voor de draadloze en mobiele toepassingen. Het Antennebureau, het informatie- en voorlichtingsbureau van de overheid over antennes, is onderdeel van Agentschap Telecom.

 

Bij omgevingsvergunningplichtige antennes is de gemeente verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening en bouwkundige procedures conform de Wabo en het bouwbesluit.

 

2.3 Telecommunicatiewet

 

De Europese Unie (EU) bepaalt voor een groot deel de telecommunicatieregelgeving in de Europese lidstaten. Op deze manier wil de EU de goede positie van Europa op de telecommunicatiemarkt behouden en verstevigen. De Nederlandse regelgeving omtrent de telecommunicatie is dan ook grotendeels gebaseerd op de Europese richtlijnen.

 

Het ministerie van EL&I geeft vorm aan de Nederlandse wet- en regelgeving voor telecommunicatie. De belangrijkste wet is de Telecommunicatiewet. Deze wet regelt onder andere de uitgifte van frequenties en nummers, de sector specifieke mededinging, bescherming van de consument, veiligheid en het toezicht.

 

In de Telecommunicatiewet zijn regels opgenomen over het aanbieden van openbare tele communicatie-infrastructuur en vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte. In deze wet wordt ook de verplichting tot het delen van antenne-opstelpunten geregeld. Het delen van antenne-opstelpunten wordt site-sharing genoemd en betreft een afstemming (technisch, constructief, financieel en juridisch) tussen operators. Bij site-sharing maakt een provider gebruik van een bouwwerk dat eigendom is van één van de andere operators. Meestal gaat het dan om een mast die door een operator is gebouwd en waar een andere operator zijn antenne in hangt.

 

Bij site-sharing zijn de operators van openbare telecomnetwerken over en weer verplicht te voldoen aan redelijke verzoeken tot het medegebruik van antenne-opstelpunten. Een vergunninghouder zal het medegebruik in het algemeen slechts kunnen weigeren wanneer dit op technische bezwaren stuit, zoals storing van de gebruikte frequenties, beschikbare ruimte of draagkracht van de installatie.

 

In artikel 3.11 lid 1 van de Telecommunicatiewet is deze site-sharing-verplichting opgenomen:

“De houders van een vergunning voor het gebruik van frequentieruimte die bestemd is voor het aanbieden van openbare telecommunicatienetwerken of openbare telecommunicatie-diensten, zijn over en weer verplicht te voldoen aan redelijke verzoeken tot het medegebruik van antenne-opstelpunten. Hierbij worden in ieder geval de technische mogelijkheden in acht genomen.”

 

Dit betekent dat de aanbieders van de niet openbare telecommunicatie netwerken (C2000) deze verplichting niet hebben en site-sharing dus kunnen weigeren.

 

2.4 Wabo

 

Sinds 1 oktober 2010 is de Wabo van kracht. De Wabo brengt diverse vergunningstelsels voor activiteiten in de leefomgeving onder in één vergunningstelsel: de omgevingsvergunning. Hierdoor hoeven burgers en bedrijven niet langer voor hetzelfde project meerdere vergunningen aan te vragen, maar kunnen ze volstaan met één omgevingsvergunning. Alle verschillende procedures zijn teruggebracht tot één vergunningproces en één set indieningsvereisten. De inhoudelijke toetsingskaders zijn nagenoeg hetzelfde gebleven. Een omgevingsvergunning kan dus toestemming bevatten voor meerdere activiteiten.

 

Of er voor het bouwen van een antenne-installatie een omgevingsvergunning nodig is, hangt af van de hoogte van de installatie.

 

Omgevingsvergunningsvrije antenne-installaties

Voor het bouwen van antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie die niet hoger dan vijf meter zijn (gemeten vanaf de voet van de installatie), is onder bepaalde voorwaarden geen omgevingsvergunning nodig voor de bouwactiviteit en de planologische gebruiksactiviteit. Deze voorwaarden zijn vastgelegd in het Besluit omgevingsrecht (Bor) in bijlage II, artikel 2 lid 15.

 

Ook andere antenne-installaties zijn onder bepaalde voorwaarden omgevingsvergunningsvrij voor de genoemde activiteiten. Voorbeelden hiervan zijn kleine schotelantennes, antennemasten voor C2000 (het communicatiesysteem voor hulpverleningsdiensten), de masten voor elektronische waarschuwing en alarmering bij rampen, (de zogenaamde WAS-masten) en antenne-installaties van radiozendamateurs (Zie artikel 2 lid 16, lid 17 en lid 18f van bijlage II Bor).

 

Omgevingsvergunningplichtige antenne-installaties

Voor antenne-installaties hoger dan 5 meter is een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig. Ook het bouwen van antenne-installaties op of aan monumenten en in beschermde dorps- of stadsgezichten is vergunningsplichtig. Zelfs voor het bouwen van antenne-installaties kleiner dan 5 meter op gemeentelijke-, provinciale- en rijksmonumenten of in beschermde stads- of dorpsgezichten is voor de activiteit bouwen een omgevingsvergunning vereist.

 

De enige uitzonderingen hierop zijn de installaties voor het communicatiesysteem C2000 en de WAS masten die hoger zijn dan 5 meter, deze zijn wel omgevingsvergunningsvrij.

 

Procedures

Er zijn twee procedures om een omgevingsvergunning voor te bereiden, de reguliere voorbereidingsprocedure en de uitgebreide voorbereidingsprocedure. In principe wordt voor alle aanvragen om omgevingsvergunning de reguliere voorbereidingsprocedure gevolgd, tenzij in de wet anders is bepaald. De reguliere voorbereidingsprocedure moet binnen 8 weken worden doorlopen (plus eventueel een verlenging van 6 weken). Als deze wettelijke termijn wordt overschreden dan ontstaat er een van rechtswege verleende vergunning. De uitgebreide voorbereidingsprocedure heeft deze zogenaamde ‘positief fatale’ termijn niet.

 

2.4.1 Het bestemmingsplan

 

Aanvragen voor een omgevingsvergunning worden getoetst aan het bestemmingsplan. Artikel 2.1, eerste lid, sub c van de Wabo geeft aan dat het verboden is om zonder omgevings vergunning gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Voor de activiteit bouwen van een bouwwerk in strijd met het bestemmingsplan, zijn er echter verschillende mogelijkheden om een omgevingsvergunning te verlenen waarbij wordt afgeweken van de regels van een bestemmingsplan.

 

Binnenplans afwijken

In een bestemmingsplan kan aangegeven zijn in welke gevallen en onder welke voorwaarden van de voorschriften afgeweken kan worden. In dergelijke gevallen kan een omgevings vergunning worden verleend waarin staat dat er binnenplans afgeweken mag worden van het bestemmingsplan (Wabo: artikel 2.1, lid 1, sub c, juncto artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 1e).

 

Buitenplans afwijken op basis van artikel 4, bijlage II van de Bor

In bijlage II, art. 4 van de Bor is een lijst met planologische gevallen opgenomen waarmee afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Deze afwijkingen van het bestemmingsplan worden meegenomen in de reguliere procedure. Antenne-installaties niet hoger dan 40 meter staan ook in deze lijst opgenomen. (Wabo: artikel 2.1, lid 1, onder c, juncto artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2e ).

 

Buitenplans afwijken van tijdelijke aard

Deze mogelijkheid om van de voorschriften van het bestemmingsplan af te wijken, kan alleen maar voor tijdelijke voorzieningen worden gebruikt. Daarna moet men het tijdelijk geplaatste bouwwerk weer verwijderen of het tijdelijke gebruik beëindigen. Een aanvrager moet met een verklaring of met een toelichting aangeven voor welke periode en waarvoor de tijdelijke voorziening noodzakelijk is. Alleen als de tijdelijkheid van het plan duidelijk aantoonbaar is, kan de gemeente tijdelijk van het bestemmingsplan afwijken. (Wabo: artikel 2.1, lid 1, sub c, juncto artikel 2.12, lid 2).

 

Buitenplans afwijken

Voor alle overige gevallen (dus masten hoger dan 40m) kan een gemeente alleen afwijken van het bestemmingsplan als een activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. (Wabo: artikel 2.1, lid 1, sub c, juncto artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 3e).

Om in deze gevallen een omgevingsvergunning te kunnen verlenen moet de uitgebreide voorbereidingsprocedure doorlopen worden.

 

2.4.2 Monumenten

 

Het plaatsen van een antenne-installatie op een monument is omgevingsvergunningsplichtig. Dit geldt zowel voor rijks als gemeentelijke monumenten. Voor alle monumenten geldt de reguliere voorbereidingsprocedure. Binnen beschermde stads- en dorpsgezichten is het plaatsen niet altijd omgevingsvergunningsplichtig.

 

2.4.3 Milieuwetgeving

 

In de Wet Milieubeheer waren inrichtingen zoals genoemd in het Inrichtingen- en vergunning besluit (Ivb) milieuvergunningplichtig. De Wet Milieubeheer is geïntegreerd in de Wabo en de inhoud van het Ivb is opgenomen in Bijlage I onder C van de Bor. Hierdoor moet voor deze milieu-inrichtingen of -activiteiten een omgevingsvergunning aangevraagd worden.

 

De twee meest voorkomende situaties waardoor een antenne-installatie omgevingsvergunning plichtig is voor de activiteit oprichten van een milieu-inrichting, zijn:

als de antenne-installatie een ingangsvermogen heeft van meer dan 4 kW

als de zendinrichting (antenne-installatie) één of meer elektromotoren of verbrandingsmotoren heeft met een vermogen of een gezamenlijk vermogen van minimaal 1,5 kW

 

Bij de beoordeling van het ingangsvermogen van de zendinrichting wordt uitgegaan van het totale elektrische vermogen dat door de inrichting kan worden opgenomen en gebruikt wordt voor omzetting in elektromagnetische energie. Hierbij wordt dus niet het zendvermogen bedoeld, maar het van het elektriciteitsnet opgenomen vermogen.

 

Antenne-installaties voor mobiele telecommunicatie werken met opgenomen vermogens die veel lager zijn dan 4 kW. Om die reden is geen omgevingsvergunning nodig voor het oprichten van een milieu-inrichting.

 

2. 5 Wet ruimtelijke ordening

 

Rijk, provincies en gemeenten leggen in ruimtelijke plannen vast hoe Nederland er nu en in de toekomst uit gaat zien. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) regelt hoe deze plannen tot stand komen en gewijzigd worden. In de Wro is onder meer vastgelegd hoe de lokale overheden met bestemmingsplannen moeten omgaan en hoe deze zo nodig moeten worden aangepast.

Het bestemmingsplan en de beheersverordening zijn de planologische toetsingskaders. Door de komst van de Wabo zijn de regels over de verlening en handhaving van die toestemmingen uit de Wet ruimtelijke ordening verdwenen. De Wro is echter nog wel de centrale wet voor het ruimtelijke ordeningsrecht. Zo voorziet deze wet in regels over kaderstellende en normatieve ruimtelijke plan- en besluitvorming op gemeentelijk, provinciaal en Rijksniveau. Ook biedt de Wro de regels voor coördinatie, schadevergoeding en grondexploitatie.

 

2.6 Antenneconvenant

 

In het Nationaal Antennebeleid is als voorwaarde voor de omgevingsvergunningvrijheid van antenne-installaties tot 5 meter opgenomen dat een convenant is gesloten tussen de mobiele netwerkoperators, het Rijk en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). In dit ‘Convenant In Het Kader Van Het Nationaal Antennebeleid Inzake Vergunningvrije Antenne-installaties Voor Mobiele Telecommunicatie’, dat in juni 2002 is gesloten, staan afspraken en gedragsregels, die gelden tussen de convenantpartijen.

 

Doel Antenneconvenant

Het Antenneconvenant is opgesteld om de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen mobiele operators en gemeenten te stimuleren. Hiermee moet wildgroei van antennes worden tegengegaan, het draagvlak voor de plaatsing van antennes worden bevorderd en maat schappelijke weerstand worden voorkomen.

De afspraken die in het Antenneconvenant staan, zijn juridisch bindend tussen de partijen. De nakoming ervan kan worden afgedwongen door de rechtbank in Rotterdam.

 

Herziening Antenneconvenant in 2010

Het oorspronkelijke Antenneconvenant dateert uit 2002. Dit convenant was, naast de VNG en de ministers van VROM en EZ, ondertekend door de toenmalige mobiele operators.

Als gevolg van de 2,6 GHz-frequentieveiling in april 2010, zijn er twee mobiele operators bij gekomen. Ook zij werden geacht zich aan de afspraken in het convenant te houden.

Het Antenneconvenant 2002 was echter niet afgestemd op de toetreding van nieuwe operators. Daarom is het Convenant in september 2010 herzien, en zijn enkele afspraken aangepast aan het toetreden van nieuwkomers op de markt voor mobiele telecommunicatie.

De gemeenten zelf zijn formeel geen partij bij het convenant, maar kunnen wel nakoming vorderen van de operators. Gemeenten blijven als gevolg van het convenant geïnformeerd over waar antenne-installaties staan of komen door middel van een plaatsingsplan. Bovendien heeft de gemeente de mogelijkheid om in beperkte mate aanvullende eisen te stellen.

 

Hieronder worden kort enkele belangrijke aspecten uit het convenant besproken.

 

Plaatsingsplan

Operators stellen gezamenlijk een plaatsingsplan op, waarin alle geplande en bestaande antenne-installaties in een gemeente staan. Omwille van het overzicht worden naast de omgevingsvergunningvrije antenne-installaties, ook de omgevingsvergunningplichtige antenne- installaties in het plan opgenomen.

Voor geplande antennes kan het zijn dat er een zoekcirkel wordt aangegeven. In dat geval kan de gemeente in de bespreking over het plaatsingsplan meedenken over en zoeken naar een geschikte locatie.

 

Een plaatsingsplan geldt voor een jaar, tenzij anders afgesproken. Het plaatsingsplan bevat bedrijfsvertrouwelijke informatie en het plan moet daarom vertrouwelijk door de gemeente worden behandeld.

 

Overigens is het plaatsingsplan slechts een informatiedocument. Het kan gebruikt worden als leidraad bij gesprekken en afspraken tussen de gemeenten en de operators. Het is dan ook niet nodig om het plan vast te stellen.

 

Het plan heeft geen enkele invloed op de bevoegdheid van de gemeente om bepaalde aanvragen wel of niet goed te keuren.

 

Nieuwkomers op de markt voor mobiele telecommunicatie mogen de eerste keer dat ze in een gemeente vergunningsvrije antenne-installaties willen plaatsen, individueel een plaatsingsplan bij de gemeente indienen. Dit stelt nieuwkomers in de gelegenheid in de eerste fase van de uitrol vertrouwelijk en in hun eigen tempo antennes te plaatsen. De uitzonderingssituatie heeft een looptijd van twee jaar vanaf ondertekening van het convenant.

 

Instemmingprocedure

Wanneer een operator een omgevingsvergunningvrije antenne-installatie wil plaatsen op een woongebouw met huurders, moet de betreffende operator een instemmingprocedure doorlopen. Een woongebouw in de zin van het convenant is een gebouw waarvan ten minste één woning, niet zijnde een dienstwoning, deel uit maakt. Bovendien moet een natuurlijk persoon een individueel op naam gestelde huurovereenkomst hebben voor deze woning.

 

Gebouwen met een Vereniging van Eigenaren kunnen dus ook onder de regeling vallen. Voordat een operator een antenne op een woongebouw wil plaatsen, moet hij eerst aan de gemeente aannemelijk maken dat dit noodzakelijk is. De gemeente kan het afgeven van een dergelijke onderbouwing verplicht stellen aan de mobiele operators. Dit is het geval wanneer er geen andere geschikte locatie is of wanneer de plaatsing van een antenne-installatie op een woongebouw voorkomt dat de operator op andere gebouwen meer antenne-installaties moet plaatsen.

 

Bij de instemmingprocedure wordt aan alle woningen van het woongebouw een informatiepakket toegezonden met een stemformulier. De instemmingprocedure verlangt, anders dan de naam doet vermoeden, geen actieve instemming van de bewoners. Het zijn juist degenen die bezwaar maken, die dit actief via de stemprocedure duidelijk kunnen maken. Bewoners die hun stem niet gebruiken, hebben geen bezwaar tegen de voorgenomen plaatsing. Wanneer de helft plus 1 van alle woningen (dus niet alleen van het aantal uitgebrachte stemmen) actief tegen plaatsing van een antenne-installatie stemt, gaat de plaatsing niet door. Een onafhankelijk administratiebureau telt de stemmen.

 

Per jaar kunnen in het woongebouw maximaal twee instemmingprocedures plaatsvinden. Bij het vaststellen van het convenant is afgesproken alleen een instemmingprocedure te houden voor gebouwen waarin in principe 24 uur per dag wordt geleefd. Kantoorgebouwen vallen hier niet onder.

 

De instemming voor het plaatsen van een antenne-installatie is 5 jaar geldig. De operator moet dus binnen 5 jaar de antenne-installatie plaatsen, anders moet hij opnieuw toestemming vragen. Is er eenmaal instemming gegeven, dan mag de operator die eigenaar is van de desbetreffende antenne-installatie deze overdragen aan een andere operator. De instemming van de huurders voor de betreffende antenne-installatie blijft van kracht voor de duur waarvoor de instemming nog geldt. Er hoeft in zo'n geval dus geen nieuwe instemmingprocedure te worden doorlopen.

 

Visuele inpasbaarheid

De wijze waarop een antenne-installatie zonder vergunning gebouwd mag worden, is in de Wabo geregeld. Een gemeente kan echter bepalen dat de antenne-installatie 'visueel inpasbaar' moet zijn in de omgeving.

In het Antenneconvenant is afgesproken dat gemeenten, in aansluiting op het lokale welstands-beleid, eisen kunnen stellen aan de kleuren van de techniekkast, de bekabeling en gevel-antennes. Zo kunnen gemeenten ervoor zorgen dat operators bij het plaatsen van antenne-installaties voldoende rekening houden met het lokale straat- en landschapsbeeld.

 

Blootstellinglimieten

Internationaal zijn op basis van wetenschappelijke informatie blootstellinglimieten voor elektromagnetische velden (EM-velden) vastgesteld. Deze limieten zijn door de Europese Unie aanbevolen en worden door de Nederlandse overheid gehanteerd. De limieten (referentieniveaus) bieden bescherming tegen de wetenschappelijk bewezen negatieve effecten van blootstelling aan EM-velden: het opwarmingseffect. De limieten geven de maximale waarden waaraan iemand blootgesteld mag worden gedurende 24 uur per dag, zijn hele leven lang.

In het convenant is afgesproken dat de limieten niet zullen worden overschreden op vrij toegankelijke plaatsen en ook niet aan de buitenkant van een woning (bij het zogenaamde “gebouwcontour”). Tevens wordt in het convenant aangegeven op welke wijze naleving van deze afspraken wordt gewaarborgd.

 

Lees meer op pagina 15 en 16 van dit beleid over het onderwerp blootstellingslimieten.

 

2.7 Provinciaal beleid

 

Er moet bij het overleg met de operators over het plaatsingsplan rekening worden gehouden met het beleid van de provincie. Dit beleid ligt vast in meerdere documenten.

 

Streekplan Gelderland 2005

Provinciale staten hebben op 29 juni 2005 het Streekplan Gelderland 2005 “Kansen voor de regio’s” vastgesteld. Het Streekplan Gelderland 2005 is na vaststelling een aantal keren uitgewerkt en herzien. Het streekplan en de uitwerkingen en herzieningen hiervan zijn er op gericht de verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en er zorgvuldig met de ruimte wordt omgegaan.

 

Structuurvisie

Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening per 1 juli 2008 heeft het streekplan Gelderland 2005 (op basis van het overgangsrecht) de status van structuurvisie gekregen. De inhoud van het streekplan blijft voor de provincie de basis voor haar eigen optreden in de ruimtelijke ordening. Gemeenten krijgen een grotere eigen verantwoordelijkheid in het afhandelen van hun locale zaken.

 

Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op 2 maart 2011 is de Ruimtelijke Verordening Gelderland in werking getreden. Met een ruimtelijke verordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten.

De voorschriften in de ruimtelijke verordening zijn gebaseerd op de provinciale structuurvisie (voorheen Streekplan Gelderland 2005), streekplanuitwerkingen en –herzieningen.

De verordening is slechts een juridische vertaling van dit beleid, er is geen nieuw beleid aan toegevoegd.

 

Antenne-installaties

Ook al zegt het provinciaal beleid niets specifieks over antenne-installaties, er wordt wel aangegeven in welke gebieden het wenselijk is om iets te ontwikkelen en waar niet. Er moet dus rekening worden gehouden met het provinciaal beleid. De uitgangspunten komen terug in ons gemeentelijke antennebeleid, zie hoofdstuk 5.

 

Het provinciaal beleid bevat meerdere kaarten. Er zijn kaarten toegevoegd aan de Ruimtelijke Verordening Gelderland en het Streekplan Gelderland 2005 (structuurvisie) bevat twee typen kaarten: plankaarten en themakaarten. De plankaarten hebben een planstatus.

De themakaarten zijn in het algemeen toelichtend van aard. In enkele gevallen hebben de themakaarten een planstatus, dit is specifiek aangegeven in de legenda bij de betreffende themakaart. Omdat sommige kaarten gelaagd zijn opgebouwd en dus alleen de “zwaarste” beleidscategorie weergeven gebruiken wij bij de beoordeling van aanvragen voor het oprichten van een antenne-installatie de kaarten uit beide documenten, en zowel de plankaarten als de themakaarten. Deze zijn te

raadplegen via de website van de provincie Gelderland.

 

3 Antenne-installaties en gezondheid

 

Antenne-installaties gebruiken elektromagnetische velden om informatie te versturen. Deze velden worden ook wel radiofrequente velden genoemd. Deze radiofrequente velden (100 kHz tot 300 GHz) behoren tot de zogenaamde niet-ioniserende straling. Dit betekent dat de radiogolven niet voldoende energie bevatten om elektronen uit een atoom vrij te maken en zo direct schade toe te brengen aan cellen in het lichaam. Ioniserende straling kan dat wel. Bij ioniserende straling valt te denken aan röntgenstraling of radioactieve straling.

 

Dit wil niet zeggen dat blootstelling aan niet-ioniserende straling zonder risico's voor de gezondheid is. De mate waarin schadelijke effecten kunnen optreden is afhankelijk van de frequentie en de intensiteit van de uitgezonden straling.

 

3.1 Gezondheidseffecten

 

Bij lage frequenties (< 100 kHz) worden als gevolg van blootstelling aan radiogolven kleine stroompjes opgewekt (inductie). Deze stroompjes kunnen zowel zenuwcellen als spieren stimuleren. Deze velden horen niet bij de radiofrequente elektromagnetische velden. Met het toenemen van de frequentie vindt een verschuiving plaats van inductie van elektrische stromen naar de directe afgifte van energie. Deze afgifte van energie zorgt voor opwarming van het lichaam. In het frequentiegebied van 100 kHz tot 10 MHz moet met beide effecten rekening worden gehouden. Boven de 10 MHz is alleen de opwarming nog relevant. Bij zeer hoge frequenties (> 10 GHz) dringen de radiogolven niet meer het lichaam in. Alleen de huid wordt dan nog verwarmd.

 

Over het algemeen kunnen mensen dit warmte-effect goed verdragen. Het lichaam heeft immers vaker te maken met temperatuurstijgingen. Als de temperatuurstijging te groot wordt, kunnen er ook andere effecten optreden. Bij sterke opwarming kunnen korte-termijn effecten optreden als gedragsveranderingen en moeilijkheden bij het uitvoeren van fysieke en mentale taken. Op lange termijn kan een sterke opwarming mogelijk DNA beschadigen. Een te grote opwarming van het lichaam door elektromagnetische velden moet dus voorkomen worden.

 

3.2 Blootstellinglimieten

 

Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat de lichaamstemperatuur stijgt ten gevolge van langdurige blootstelling aan sterke elektromagnetische velden. De hoogte van deze stijging is afhankelijk van de mate van opname van de velden door het lichaam.

Experimenten geven aan dat bij een energieopname van 4 Watt per kilogram lichaamsgewicht, de lichaamstemperatuur stijgt met een tiende tot een halve graad Celsius.

 

Uit medisch onderzoek en ervaring is bekend dat een langdurige verhoging van de lichaamstemperatuur met één graad Celsius nadelige gevolgen kan hebben voor de gezondheid. Met die wetenschap is een algemene blootstellinglimiet ter voorkoming van schadelijke thermische effecten geformuleerd: “Als de energieopname uit het elektromagnetisch veld beneden de 4 Watt per kilogram blijft, zijn er geen nadelige effecten voor de gezondheid te verwachten”.

 

In de praktijk wordt echter nog een veiligheidsmarge toegepast: een factor 10 lager voor de bevolkingsgroepen die beroepshalve blootstaan aan elektromagnetische velden en een factor 50 voor het algemene publiek. De algemene blootstellinglimiet voor de beroepsbevolking is daarmee bepaald op 0,4 Watt per kilogram en die voor het publiek 0,08 Watt per kilogram. Dit verschil is ingegeven door het feit dat het algemene publiek continu aan de velden kan zijn blootgesteld. De limieten zijn in deze grootheden moeilijk te meten.

 

De limieten zijn daarom vertaald in meetbare grootheden zoals de elektrische- en magnetische veldsterkte (zie tabel blootstellingslimieten). De limieten zijn opgesteld door de International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection (ICNIRP). Dit is een onafhankelijke organisatie van wetenschappers. ICNIRP heeft deze limieten in 1998 opgesteld na analyse van alle wetenschappelijke publicaties op dit gebied. De aanbevelingen van ICNIRP zijn door veel landen overgenomen. In 1999 heeft de Raad van Ministers van de EU het gedeelte voor de algemene bevolking overgenomen als aanbeveling aan de lidstaten. Nederland heeft deze aanbeveling overgenomen.

 

Tabel 1: blootstellingslimieten in Volt per meter (V/m)

Frequentie

Algemeen publiek

Werknemers

10-400 MHz

28 V/m

61 V/m

900 MHz (gsm)

41 V/m

90 V/m

1800 MHz (gsm)

58 V/m

127 V/m

2100 MHz (UMTS) en hoger

61 V/m

137 V/m

Bovenstaande grafiek geeft de gemeten veldsterkte weer in Volt per meter (V/m). Elk (blauw) ruitje staat voor een veldsterktemeting in Nederland. De gemiddelde gemeten waarde ligt op 1 V/m. De metingen zijn openbaar gemaakt en kunnen bekeken worden op de volgende website http://www.antennebureau.nl/veldsterktemetingen.

 

3.3 Onderzoek

 

Nog altijd wordt er nader onderzoek gedaan naar de effecten van elektromagnetische velden op de gezondheid. Zowel de World Health Organization (WHO) als het Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid en de Gezondheidsraad (GR) in Nederland houden dit onderzoek nauwlettend in de gaten. Alle wetenschappelijke ontwikkelingen met betrekking tot elektromagnetische velden worden op de voet gevolgd. Zoals het evalueren van de gezondheidseffecten van blootstelling aan elektromagnetische velden in het frequentie gebied van 0 tot 300 GHz. Maar ook om te kunnen adviseren over mogelijke gevaren van elektromagnetische velden en om passende maatregelen vast te stellen. Nader onderzoek wordt wereldwijd nog altijd gestimuleerd. Ook de Nederlandse overheid stimuleert meer onderzoek naar aanleiding van een aanbeveling van de Gezondheidsraad. Ze doet dit onder andere door financiering van het onderzoeksprogramma elektromagnetische velden dat uitgevoerd wordt door ZonMw.

 

3.4 Conclusie

 

Op basis van de onderzoeksresultaten die tot op heden zijn verzameld, is er geen overtuigend wetenschappelijk bewijs dat de elektromagnetische velden van antenne-installaties nadelige gezondheidseffecten veroorzaken.

 

Er is eveneens onderzoek verricht naar de gevolgen van Elektromagnetische velden op flora en fauna. Tot op heden is niet aangetoond noch is het aannemelijk dat elektromagnetische velden schade toebrengen aan flora en fauna, anders dan de eerder genoemde opwarmings- verschijnselen voor fauna direct voor de antenne.

 

De verantwoordelijkheid van de beoordeling van de effecten op mens en milieu ligt bij de minister van EL&I. Bij het vaststellen van het beleid heeft de minister zich ondermeer laten leiden door de adviezen van de Gezondheidsraad. Op basis van de huidige wetenschappelijke informatie is geconcludeerd dat uit oogpunt van volksgezondheid plaatsing van antenne-installaties verantwoord is als de door de Europese Commissie aanbevolen en in Nederland gehanteerde blootstellinglimieten niet worden overschreden.

 

4 Belangenafweging

 

Om als gemeente een gefundeerd oordeel over een te volgen beleid ten aanzien van de plaatsing van antenne-installaties te kunnen vormen, moeten alle betrokken belangen te worden afgewogen.

 

4.1 Behoefte aan antenne-installaties

 

Het kunnen ontvangen van radio- en tv-signalen, het mobiel kunnen bellen en het feit dat de vitale overheidsdiensten (brandweer, ambulance en politie) goed met elkaar kunnen communiceren wordt door de bevolking als vanzelfsprekend beschouwd. Voor al deze toepassingen zijn antenne-installaties noodzakelijk. Het aantal antenne-installaties verschilt per netwerk en toepassing.

 

De belangen van de eigenaren van antenne-installaties voor consumentendiensten zijn vooral van economische aard. Het netwerk van de operators moet een dusdanige kwaliteit hebben dat het ten opzichte van de netwerken van andere aanbieders concurrerend is. Daarnaast moet het netwerk door een ieder gebruikt kunnen worden. Dat houdt in dat het netwerk vooral een grote capaciteit moet hebben. Die grote capaciteit wordt voornamelijk bereikt door een zo groot mogelijke zender/ ontvangerdichtheid. Operators van mobiele communicatienetwerken trachten met zo min mogelijk antenne-installaties een zo maximaal mogelijke dekking en capaciteit te bereiken, zodat de klanten te allen tijde gebruik kunnen maken van het netwerk. De gebruikers wensen namelijk tegen een zo goedkoop mogelijk tarief storingvrij gebruik te kunnen maken van hun apparatuur middels een goed functionerend netwerk.

 

De operators dienen naast een economisch belang ook een maatschappelijk belang. Steeds meer mensen en bedrijven maken gebruik van de mobiele communicatiemiddelen, ook in noodsituaties, en verwachten dat deze te allen tijde gebruikt kunnen worden. De communicatienetwerken voorzien hiermee in een grote maatschappelijke behoefte. Door de toename van het aantal apparaten dat gebruik maakt van een mobiele dataverbinding, zal de groei de komende jaren nog verder doorzetten.

 

Voor de omroepnetwerken zijn minder antenne-installaties nodig dan voor de mobiele communicatie. De antennes voor omroepnetwerken zijn echter veel groter en hebben veelal een aanzienlijk hoger zendvermogen en daarmee een groter bereik.

 

4.2 Maatschappelijke onrust

 

In hoofdstuk 3 is reeds ingegaan op de mogelijke effecten van elektromagnetische velden van antenne-installaties op de gezondheid. Door de World Health Organization (WHO) en de Gezondheidsraad (GR) wordt aangegeven dat er geen negatieve gezondheidseffecten te verwachten zijn op basis van de huidige wetenschappelijke informatie. Dit geldt voor zowel de korte als de lange termijn als antenne-installaties geplaatst worden met in acht name van de vastgestelde blootstellingslimieten (zie blz.16).

 

Toch bestaat er bij menigeen bezwaar tegen de plaatsing van antenne-installaties. Deze bezwaren komen voort uit bezorgdheid over vermeende gezondheidsrisico’s als gevolg van onvrijwillige blootstelling aan elektromagnetische velden afkomstig van antenne-installaties. Het gaat daarbij niet alleen om bewoners van gebouwen waarop dergelijke installaties zijn geplaatst, maar ook om de inwoners die in het algemeen de sterke groei van het aantal antenne-installaties en vooral de vermeende negatieve gezondheidseffecten die daarvan uitgaan, als een bedreiging ervaren. De bezorgdheid wordt mede gevoed door berichtgeving in de media over tegenstrijdige uitkomsten van onderzoeken naar de effecten van de door antenne-installaties opgewekte elektromagnetische velden.

Door de toenemende behoefte naar allerlei vormen van draadloze communicatie neemt ook het aantal antenne-installaties toe. Hierdoor worden steeds meer mensen geconfronteerd met antenne-installaties in hun leefomgeving. Zoals bij veel andere ruimtelijke ordeningsvraag- stukken, speelt ook hier het NIMBY-effect (Not In My BackYard – niet in mijn achtertuin) een grote rol.

 

4.3 Belangen gemeente

 

De gemeente heeft er belang bij om antenne-installaties uit welstands- en stedenbouwkundig oogpunt zo goed mogelijk in de omgeving te integreren, zodat er geen wildgroei en horizon vervuiling ontstaat door het opzetten van verschillende mobiele netwerken. Daarnaast is het voor een gemeente ook belangrijk om bij te dragen aan goede communicatiemogelijk heden voor haar inwoners en ondernemers.

 

De gemeenteraad is op basis van de Gemeentewet onder meer verantwoordelijk voor de gezondheid binnen het grondgebied van de gemeente. Het oordeel over mogelijke gezondheidsrisico’s van antenne-installaties is echter voorbehouden aan de minister van EL&I en leent zich niet voor beoordeling door een gemeentelijk of provinciaal bestuur.

 

Verantwoordelijkheid

De verdeling van verantwoordelijkheden tussen de rijksoverheid en gemeenten stoelt op een aantal argumenten. Ten eerste is er de wens om rekening te houden met zowel het maatschappelijk belang van de bescherming tegen de negatieve effecten op mens en milieu, als het maatschappelijk belang van een landelijk dekkend en kwalitatief hoogwaardig mobiele telecom-infrastructuur. Beide aspecten zijn van nationaal belang en behoren op landelijk in plaats van op lokaal niveau te worden geregeld. Ten tweede is de materie, zowel over de effecten op mens en milieu als de technische aspecten van telecommunicatie, complex te noemen. Inhoudelijke deskundigheid bij de beoordeling is daardoor noodzakelijk, maar tevens schaars. De vereiste deskundigheid is op lokaal niveau vaak niet aanwezig.

 

Economisch belang

Het economisch belang van de gemeente bij het plaatsen van antenne-installaties is beperkt. Er zijn echter wel steeds meer gemeenten die voor hun eigen bedrijfsvoering gebruik maken van mobiele dataverbindingen (parkeercontroleurs, onderhoudsteams, vuilophaaldiensten etc.) Daarnaast is het denkbaar dat de gemeente een rechtstreeks economisch belang zou kunnen hebben, wanneer op eigendommen van de gemeente antenne-installaties worden geplaatst.

Er is dan immers een privaatrechtelijke overeenkomst nodig. Bij een ruime interpretatie van het economisch belang moet vooral gedacht worden aan het feit dat het voor een gemeente noodzakelijk is dat zij beschikt over de mogelijkheden van modern communicatieverkeer. Bij onvoldoende dekking/capaciteit bestaat de kans dat een gemeente minder interessant wordt als vestigingsplaats voor bedrijven en burgers.

 

5 Gemeentelijk antennebeleid

 

Mobiele communicatie is uitgegroeid tot een voorziening van openbaar nut. Daarmee is ook een behoefte ontstaan aan inzicht in de verschillende manieren waarop dit verschijnsel ingepast kan worden in de gemeentelijke ruimtelijke ordening, zowel qua regelgeving als in fysieke zin. De groei van de mobiele communicatie zet door en dit brengt met zich mee dat ook de fysieke structuur die hiervoor vereist is, de antenne-installaties, uitgebreid moet worden. Zoals op zoveel vlakken, volgt ook in dit geval de regelgeving de maatschappelijke ontwikkelingen.

 

Bestaand beleid

De gemeente Berkelland heeft momenteel al een vastgesteld antennebeleid. Dit beleid is door de komst van de Wabo verouderd en daarom hebben wij besloten dit beleid te actualiseren. Bij vaststelling van deze notitie komt deze in de plaats van het huidige beleid.

Hoofdzakelijk worden antenne-installaties verleend met een kleine buitenplanse afwijking van het bestemmingsplan. Het toepassen van een kleine buitenplanse afwijking is de bevoegdheid van het college van B&W. Deze notitie is dan ook vastgesteld door het college van B&W.

 

5.1 Algemene uitgangspunten voor overweging

 

Voor de beoordeling van een omgevingsvergunning aanvraag voor het plaatsen van een antenne-installatie nemen we de volgende uitgangspunten mee in de overweging of we willen meewerken aan een afwijking van het bestemmingsplan.

 

Site sharing

Wij streven naar maximale site-sharing. De plaatsing op bestaande masten of andere bestaande bouwwerken zoals hoogspanningsmasten, lichtmasten en hoge gebouwen (kerk, flatgebouw) heeft nadrukkelijk de voorkeur.

 

Gemeentegrens

Als een operator het wenselijk vindt een zender vlakbij de gemeentegrens te plaatsen, terwijl site-sharing aan de andere kant van de grens mogelijk is, zal er contact opgenomen worden met de buurgemeente.

 

Laagvliegzone

Boven het grondgebied van de gemeente Berkelland liggen twee laagvliegzones voor jacht- en transportvliegtuigen. Bij plaatsing van masten hoger dan 30 meter binnen de zone zal er contact opgenomen worden met het Ministerie van Defensie.

 

Waardevolle objecten

Antenne-installaties mogen geen afbreuk doen aan de waarde van monumentale gebouwen of beschermde gebieden. Plaatsing van een antenne op, aan of bij een monument of cultuur-historisch gebouw zal zorgvuldig worden bekeken. (zie paragraaf 5.4)

 

Bereikbaarheid

Bij de plaatsing moet rekening gehouden worden met de bereikbaarheid in verband met onderhoud en dergelijke. Daardoor is het wenselijk een locatie te kiezen aan een bestaande weg of op een via de weg eenvoudig te bereiken plaats. Wel moet vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid voldoende afstand tot de as van de rijbaan bewaard worden. Bereikbaarheid van de masten mag niet direct via rijkswegen en provinciale wegen plaatsvinden, maar altijd via wegen van lagere orde of vanaf parkeerplaatsen.

 

Omgeving

-Wij streven naar aansluiting bij bestaande bebouwing of elementen.

-Specifieke architectonische kenmerken mogen niet aangetast worden.

-Bij in aanmerking komende nieuwbouw moet rekening worden gehouden met de integratie van de installatie.

-Een goede vormgeving van installaties en montage- en bevestigingsmethodieken kan de integratie in de omgeving en acceptatie vergemakkelijken.

-Wij streven naar een zo goed mogelijke inpassing in de omgeving. Dit kan gerealiseerd worden door een zorgvuldige materiaal- en kleurkeuze van de antenne-installaties, alsmede de bijbehorende technische installaties en de bedrading.

 

Vormgeving en detaillering

Een licht- tot middelgrijze kleurtoon voor de mast heeft de voorkeur boven een wit gemoffelde mast, omdat de laatste bij bepaalde lichtval scherp met de omgeving kan contrasteren. Daarbij word een zo hoogwaardig mogelijke vormgeving en detaillering nagestreefd.

 

5.2 Ruimtelijke onderbouwing

 

Wanneer het plaatsen van een antenne-installatie niet in het bestemmingsplan past, kan er een (kleine buitenplanse) afwijking worden aangevraagd van het bestemmingsplan. Medewerking verlenen aan een afwijking van het bestemmingsplan kan op basis van een goede ruimtelijke onderbouwing. Deze ruimtelijke onderbouwing wordt door de aanvrager aangeleverd.

 

In deze ruimtelijke onderbouwing moet aandacht worden besteed aan de uitgangspunten uit paragraaf 5.1. De provider moet aantonen dat aan de uitgangspunten wordt voldaan of waarom er van wordt afgeweken. Het college van burgemeester en wethouders beslist uiteindelijk op basis van de ruimtelijke onderbouwing of medewerking wordt verleend.

 

5.3 Waar wel en waar niet?

 

Niet op elke locatie binnen de gemeente Berkelland zijn we bij voorbaat bereid medewerking te verlenen aan het plaatsen van antenne-installaties. We hebben onderscheid gemaakt in stimulerend en restrictief beleid voor bepaalde gebieden.

 

Stimulerend beleid

Stimulerend beleid wil zeggen dat in principe medewerking wordt verleend aan de plaatsing van een omgevingsvergunningplichtige antenne-installatie. Deze medewerking is afhankelijk van de functie van de locatie in een bepaald gebied. Stimulerend betekent dan ook: ‘onder voorwaarden mogelijk’. Één van de voorwaarden is dat er alleen medewerking plaats vindt als er in ieder geval is voldaan aan de algemene uitgangspunten.

 

Restrictief beleid

Bij restrictief beleid wordt in principe geen medewerking verleend aan de realisering van antenne-installaties in de aangegeven gebieden of functies, tenzij door de aanvrager wordt aangetoond dat in de gebieden waar een stimulerend beleid wordt gevoerd er geen adequate locatie of oplossing gevonden kan worden.

 

5.4 Gebiedsindeling

 

De gemeente Berkelland vindt het wenselijk om tot een indeling te komen van gebieden waar omgevingsvergunningplichtige antenne-installaties wel of niet gewenst zijn. Een inventarisatie van de verschillende gebieden binnen de gemeente vergemakkelijkt de beslissing over het verlenen van een omgevingsvergunning voor een antenne-installatie. Zo zal het bijvoorbeeld over het algemeen weinig problemen opleveren een zendmast op te richten op een industrie terrein.

 

Om te komen tot een verantwoorde stedenbouwkundige, landschappelijke en maatschappelijke inpassing van antenne-installaties is beleid ten aanzien van de locatiekeuze en vormgeving noodzakelijk. Hieronder staat op welke locaties de gemeente Berkelland stimulerend of restrictief beleid volgt ten aanzien van de plaatsing van antenne-installaties. Dit met inachtneming van de algemene beleidsuitgangspunten uit paragraaf 5.1 waar een aanvraag ook aan moet voldoen.

 

We delen het grondgebied van de gemeente Berkelland in de volgende gebieden in:

A. Bedrijventerreinen

B. Buitengebied

C. Centrum

D. Woongebieden

 

Wij sluiten hierbij aan op de gebiedsverdeling zoals die is gemaakt voor het welstandsbeleid 2012 van de gemeente Berkelland, de kaart is bijgevoegd als bijlage 1.

 

Vervolgens wordtelk gebied in vier globale functies onderscheiden:

1. woonfunctie

2. werkfunctie (bedrijvigheid/ agrarische bedrijven en dergelijke)

3. recreatieve functie (groen, sportaccommodaties, campings en dergelijke)

4. infrastructurele functie (auto- spoor- en vaarwegen)

 

Tabel 2: restrictief/ stimulerend beleid

 

woonfunctie

werkfunctie

Recreatieve functie

Infrastructurele functie

Bedrijventerrein

restrictief

stimulerend

stimulerend

stimulerend

Buitengebied *

restrictief

stimulerend

stimulerend

stimulerend

Centrum

restrictief

stimulerend

stimulerend

stimulerend

Woongebieden

restrictief

stimulerend

stimulerend

stimulerend

* LET OP:

Bij alle functies in het Buitengebied, zowel bij restrictief als stimulerend beleid, geldt dat plaatsing wordt geprobeerd te voorkomen als de locatie gelegen is in (één van) de volgende gebieden. Dit zijn voor de gemeente Berkelland waardevolle gebieden. Voor deze gebieden geldt dan ook een nee, tenzij benadering.

 

  • a.

    Het ‘groenblauwe’ raamwerk;

  • b.

    Waardevolle landschappen

  • c.

    Karakteristieke essen;

  • d.

    Ganzen en weidevogelgebieden;

 

Er wordt bij de gebieden verwezen naar kaarten en kaartnummers. Het betreft hier de kaarten van het streekplan Gelderland 2005 (structuurvisie) en de kaarten die behoren bij de Ruimtelijke Verordening Gelderland. Als het gaat om een kaart van een herziening of uitwerking wordt dit vermeld. Deze kaarten zijn te raadplegen op de website van de provincie Gelderland.

 

a.Het ‘groenblauwe raamwerk

Bestaat uit gebieden met functies en kwaliteiten die afhankelijk zijn van een lage ruimtelijke dynamiek. Deze gebieden zijn kwetsbaar voor intensieve vormen van ruimtegebruik. Het beleid is er dan ook op gericht om de aanwezige kwetsbare waarden en belangen te beschermen en versterken. De gemeente Berkelland wil deze gebieden dan ook zoveel mogelijk vrijwaren van antenne-installaties, omdat die een inbreuk maken op de ruimtelijke kwaliteit van deze gebieden.

 

Het ‘groenblauwe’ raamwerk (natuur, landschap, water) bevat de volgende landschapstypen:

Landschapstype

Kaart

EHS natuur:

Streekplan 2005 herziening: Ecologische hoofdstructuur 2009

Kaart behorende bij de RVG.

EHS verweving:

Streekplan 2005 herziening: Ecologische hoofdstructuur

Kaart behorende bij de RVG

EHS verbindingszone

Streekplan 2005 herziening: Ecologische hoofdstructuur

Kaart behorende bij de RVG

Waardevol open gebied

Compositiekaart en kaart 22: Waardevol landschap

Kaart behorende bij de RVG

Open water:

Compositiekaart

Regionale waterberging, definitief begrensd:

Kaart 10: Regionale waterberging

Regionale waterberging, globaal begrensd:

Kaart 10: Regionale waterberging

Zoekruimte: regionale waterberging:

Kaart 10: Regionale waterberging

RVG= Ruimtelijke Verordening Gelderland

 

b.Waardevolle landschappen

Dit zijn gebieden met (inter)nationaal en provinciaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten van visuele, aardkundige en/of cultuurhistorische aard, en in relatie daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De ‘ensemble’-waarde van deze gebieden is groot, dat wil zeggen dat de samenhang tussen de verschillende landschapsaspecten groot is. Grondgebonden landbouw speelt een belangrijke rol bij het in stand houden van de landschapskwaliteiten.

 

Ruimtelijk beleid

Het ruimtelijk beleid voor waardevolle landschappen is: behouden en versterken van de landschappelijke kernkwaliteiten. De waardevolle open gebieden maken deel uit van en liggen in de waardevolle landschappen en zijn vanwege hun grootschalige openheid onderdeel van het zogenaamde ‘groenblauwe’ raamwerk van het streekplan (kaart 22: Waardevol landschap).

 

Ligt een locatie zowel in waardevol landschap als in het ‘groenblauwe’ raamwerk dan passen we de nee tenzij benadering toe.

 

Multifunctioneel gebied

Multifunctioneel gebied beslaat het grootste gedeelte van de provincie Gelderland. Dit gebied omvat de steden, dorpen, buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland.

Voor multifunctioneel gebied heeft de provincie het ruimtelijk beleid overgelaten aan de gemeenten zelf, waarbij de gemeenten rekening moeten houden met de waardevolle landschappen in dit gebied.

 

Ligt de locatie in waardevol landschap en multifunctioneel gebied dan wordt de benadering ja, mits de waarden in dit gebied niet onevenredig worden aangetast.

 

c. Karakteristieke essen

Essen zijn hoger gelegen (vroegere) akkers.

De voordelen van een antenne-installatie in dit gebied wegen niet op tegen de landschappelijke verstoringen en de verslechtering van de ruimtelijke kwaliteit. Uit visueel oogpunt en door de sfeer van deze gebieden is het niet wenselijk hier antenne-installaties te plaatsen. (kaart 24: Open gebieden)

 

d.Ganzen en Weidevogelgebieden

Buiten de EHS worden deze gebieden beschermd tegen doorsnijding, aantasting van rust en openheid, verlaging van het waterpeil en verstoring. Deze gebieden zijn aangeduid op de Natuurkaart. (kaart 18: Natuur)

 

De voordelen van een antenne-installatie in dit gebied wegen niet op tegen de landschappelijke verstoringen en de verslechtering van de ruimtelijke kwaliteit. Uit visueel oogpunt en door de sfeer van deze gebieden is het niet wenselijk hier antenne-installaties te plaatsen.

 

Notabene

De hier bovengenoemde uitgangspunten maken het plaatsen van een antenne-installatie in de restrictieve of nee, tenzij gebieden niet per definitie onmogelijk. Er kan een situatie ontstaan dat door de aanvrager wordt aangetoond dat in gebieden waar een stimulerend beleid wordt gevoerd geen adequate locatie of oplossing gevonden kan worden.

De gemeente Berkelland kan dan besluiten om toch medewerking te verlenen aan een afwijking voor een mast op een nee, tenzij of restrictieve locatie.

 

Een reden hiervoor kan zijn, dat er twee masten moeten worden geplaatst in een ander gebied, wanneer deze ene niet in (bijvoorbeeld) een waardevol landschap geplaatst kan worden.

 

Uiteraard moet de provider in de ruimtelijke onderbouwing (zie blz. 23) die bij een afwijking van het bestemmingsplan hoort, aantoonbaar maken dat er geen andere adequate locatie of oplossing gevonden kan worden. De verantwoordelijkheid voor het maken van de onderbouwing ligt bij de provider. De uiteindelijke beoordeling of er meegewerkt wordt aan een afwijking van het bestemmingsplan ligt bij de gemeente Berkelland.

 

5.5 Overige

 

Cultuurhistorische waarde (o.a. monumenten)

Op basis van de Wabo is het aanbrengen van een telecom-zendinstallatie op, aan of bij een monument omgevingsvergunningsplichtig. Binnen deze omgevingsvergunning moet dan zowel voor de activiteit ‘bouwen’ als voor het ‘wijzigen van een monument’ een besluit genomen worden. Dit geldt ook voor het plaatsen van antenne-installaties in beschermde dorps-gezichten of binnen een historische buitenplaats.

 

Antenne-installaties mogen geen afbreuk doen aan de cultuurhistorische waarde van monumentale gebouwen of beschermde gebieden. De plaatsing van een antenne (-installatie) op, aan of bij een monument, cultuurhistorisch waardevol gebouw of gebied moet daarom zorgvuldig worden bekeken. De gemeente Berkelland staat niet afwijzend tegenover de plaatsing van antenne-installaties in, op of bij monumenten, maar zal de impact van de antenne-installatie op de cultuurhistorische waarde(n) van het monument en de omgeving kritisch beoordelen.

 

Voor het plaatsen van een antenne-installatie op een monument moet een omgevings vergunning worden aangevraagd. De gemeente verleent deze vergunning en vraagt daarbij advies aan de Erfgoedcommissie (of commissie Ruimtelijke Kwaliteit). Bij twijfel mag, maar bij sommige situaties moet, ook aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en de provincie Gelderland advies gevraagd worden.

 

Gemeentelijke eigendommen

Een van de speerpunten in het Nationaal Antennebeleid is het beschikbaar krijgen van zoveel mogelijk geschikte opstelpunten voor antenne-installaties. Door het beschikbaar stellen van rijksobjecten voor plaatsing van antenne-installaties draagt de rijksoverheid hier aan bij. Ook de gemeente Berkelland heeft gebouwen en terreinen in haar bezit. In navolging van het Nationaal Antennebeleid stelt de gemeente Berkelland haar eigendommen in principe beschikbaar voor plaatsing van antenne-installaties.

 

6 Communicatie

 

De gemeente heeft als lokale overheid een bescheiden taak met betrekking tot de communicatie over antenne-installaties. Een deel van de plaatsingen is omgevingsvergunningvrij, waardoor de gemeente niet betrokken is bij de plaatsing van deze antenne-installaties.

Voor alle ingrepen in de openbare ruimte en alle maatschappelijke onrust is de gemeente in zijn volle breedte echter vaak wel het eerste aanspreekpunt. Zowel ambtenaren, wethouders als raadsleden kunnen aangesproken worden als er een nieuwe antenne-installatie in een wijk wordt geplaatst.

 

Het communicatiebeleid dat de gemeente met betrekking tot antenne-installaties voor ogen heeft is het verstrekken van juiste en tijdige informatie.

 

6.1 Informatieverstrekking

 

Wanneer een operator een omgevingsvergunning aanvraagt is de gemeente verplicht om deze aanvraag kenbaar te maken. Dit doet de gemeente Berkelland via de gemeentepagina van het huis-aan-huisblad en de website van de gemeente. Omgevingsvergunningaanvragen voor antenne-installaties staan tussen alle andere aanvragen, waardoor deze aanvragen vaak niet opgemerkt worden.

 

Ondanks dat de gemeente zich met deze bekendmakingen houdt aan de geldende procedure, wordt deze werkwijze door inwoners vaak gezien als ondoorzichtig en informatie achterhoudend. De gemeente besteedt daarom naast deze verplichte vermelding van een omgevingsvergunning aanvraag extra aandacht aan deze aanvragen. De gemeente schrijft de omwonenden in de directe omgeving aan om ze op de hoogte te stellen van de ingekomen aanvraag.

 

Mocht uit de eerste aanschrijvingsronde blijken dat er veel onrust heerst over de desbetreffende locatie, dan kan de gemeente in overleg met de operator een informatiebijeenkomst organiseren.

 

Antennebureau

Het Antennebureau is het informatiebureau van de overheid over antennes. Zij beantwoorden vragen over de gezondheidseffecten van de elektromagnetische velden van antennes, de wetgeving rond de plaatsing van antennes en de toepassingen waar antennes voor worden gebruikt.

 

Antenneregister

Met ingang van 1 januari 2010 moeten alle antenne-installaties met een uitgezonden vermogen van meer dan 10 dBWatt aangemeld worden voor het Antenneregister. Het antenneregister geeft een overzicht van antenne-installaties in Nederland. Het antenneregister is te raadplegen op www.antennebureau.nl/antenneregister.

 

Gemeentelijke website

Op de gemeentelijke website zijn 10 veelvoorkomende vragen over antenne-installaties op een rijtje gezet en beantwoord. Ook wordt er verwezen naar de website van het antennebureau en naar het antenneregister.

 

6.2 Locatiekeuze

 

Voordat een antenne-eigenaar een aanvraag voor een omgevingsvergunning indient, gaat er een heel proces van locatiekeuze aan vooraf. Een operator heeft vaak een gebied waarin hij graag een antenne-installatie wil plaatsen: het zoekgebied. Als plaatsing van een omgevings vergunningvrije installatie niet mogelijk is, zoekt de operator naar een geschikte plek om een omgevingsvergunningplichtige installatie te plaatsen. De gemeente wil in een vroeg stadium meedenken in deze zoektocht, om plaatsing in de restrictieve en nee, tenzij gebieden (genoemd in hoofdstuk 5) te voorkomen.

 

Bijlage Soorten antennetoepassingen

 

Omroep

Eén van de oudste en meest gebruikte toepassingen van elektromagnetische velden is het versturen en ontvangen van radiosignalen, wat al snel werd gevolgd door televisiebeelden. In eerste instantie werden deze signalen analoog verstuurd, maar tegenwoordig worden de signalen voor radio en televisie ook digitaal doorgegeven.

 

Digitale televisie

Ook de digitale televisie heeft haar intrede gedaan in Nederland. DVB-T (Digital Video Broadcasting Terrestrial) zoals de techniek officieel heet, biedt de gebruiker een aantal voordelen. Het belangrijkste is dat de beeldkwaliteit beter is dan bij analoge televisie. Daarnaast is het aantal televisiekanalen groter. Programma's kunnen bovendien, zonder kabels en snoeren, op elke plek in en buiten huis worden ontvangen. Het voordeel van digitale televisie is ook dat het minder beslag legt op het (schaarse) frequentiespectrum, omdat via hetzelfde kanaal meerdere programma's kunnen worden verstuurd.

Voor digitale televisie wordt een nieuw netwerk van antenne-installaties aangelegd. Het DVB-T netwerk zal bestaan uit zo’n 60 masten van ongeveer 125 meter hoog. Daarnaast worden er kleinere zenders geplaatst om overal een goede ontvangst te waarborgen.

 

Digitale radio

Terrestrial Digital Audio Broadcasting (T-DAB), in de volksmond digitale radio genoemd, is de opvolger van de analoge FM-kanalen. De geluidskwaliteit van T-DAB (cd-kwaliteit) is beter dan van analoge radio. Een ander verschil is dat er via één kanaal (frequentie) meerdere programma's verzonden kunnen worden. Via deze frequentie kunnen bovendien ook andere data worden meegestuurd. Variërend van informatie over het programma tot grafische beelden en zelfs internetpagina's. Ook voor de AM-kanalen is een digitale versie beschikbaar. Deze Europese standaard wordt DRM (Digitale Radio Mondiale) genoemd.

 

Voor digitale radio worden nieuwe antennes geplaatst. Daarbij wordt

gebruikt gemaakt van bestaande opstelpunten.

 

Naast deze digitale toepassingen wordt er nog altijd veel gebruik gemaakt van de oude analoge radionetwerken, zoals FM en AM. Zowel voor landelijke radiozenders als voor lokale en regionale zenders. Voor al deze verschillende zenders zijn veel antenne-installaties nodig.

 

Mobiele telefonie

Al sinds de jaren ’80 zijn er in Nederland netwerken voor mobiele telefonie in gebruik. In eerste instantie werden deze netwerken voornamelijk gebruikt voor de autotelefoon. Deze eerste netwerken waren niet geschikt voor grote aantallen gebruikers. De vraag naar mobiele telefonie nam echter wel steeds meer toe, waardoor er nieuwe systemen ontwikkeld zijn, zoals gsm en UMTS.

 

Gsm

Gsm staat voor Global System for Mobile communications. Het is wereldwijd de meest gebruikte draadloze communicatietechnologie. In 1992 werden in Nederland de eerste gsm netwerken in gebruik genomen. Gsm wordt vooral gebruikt om te telefoneren en korte tekstberichten (sms) te verzenden. Voor snelle overdracht van grote bestanden is het netwerk, ondanks de introductie van technieken zoals WAP en GPRS, veel minder geschikt. De vergunningen voor het gebruik van gsm-frequenties lopen tot 2013. De verwachting is dat er na 2013 geen gsm-netwerken meer in gebruik zullen zijn en dat alle toepassingen van mobiele telefonie via nieuwere technieken zullen lopen, zoals UMTS.

 

UMTS

Universal Mobile Telecommunications System (UMTS) is de opvolger van het gsm-netwerk. Het digitale UMTS-netwerk heeft meer capaciteit en kan grote hoeveelheden data, in kleine digitale pakketjes, snel versturen. Dit maakt het netwerk geschikt voor breedband internet en andere vormen van datacommunicatie. UMTS moet het mogelijk maken om naast spraak een veelheid aan datacommunicatietoepassingen mobiel toegankelijk te maken, die ook via het vaste net beschikbaar zijn.

In theorie haalt het UMTS netwerk een snelheid van 2 megabit per seconde (2Mbps). In praktijk ligt die snelheid echter lager. Voor UMTS moeten nieuwe antennes worden geplaatst om een goed bereik en voldoende capaciteit te realiseren.

 

 

UMTS HSDPA

HSPDA staat voor High-Speed Downlink Packet Access. Het is een techniek die de bestaande UMTS- standaard efficiënter maakt. Daardoor kunnen meerdere mensen tegelijkertijd van een grotere bandbreedte gebruik maken. De belangrijkste verandering is de introductie van een nieuw kanaal. In dit zogenaamde High Speed Downlink Shared Channel (HS-DCH) maken een aantal gebruikers gezamenlijk gebruik van de beschikbare capaciteit. Waar in de eerste versie van UMTS de capaciteit per gebruiker werd vastgesteld op maximaal 384 kbit/s, wordt het nu mogelijk om de totale capaciteit gezamenlijk te gebruiken. Een zeer actieve gebruiker kan hierdoor (tijdelijk) gebruik maken van de capaciteit die andere minder actieve gebruikers onbenut laten. Met HSPDA is het mogelijk om mobiel op internet te surfen en televisie te kijken met een snelheid die overeenkomt met een kabel- of een ADSL-verbinding. In feite is HSDPA een nieuwe versie van de bestaande standaard. Het is voor operators vrij eenvoudig toe te passen.

 

UMTS LTE

Met HSDPA kan de datasnelheid weliswaar fors worden vergroot, maar om de volgende stap te kunnen maken is er meer nodig. Deze stap wordt de Long Term Evolution (UMTS LTE) genoemd. UMTS LTE kan zowel van bestaande gsm en UMTS frequenties gebruik maken als ook van nieuwe frequentiebanden. Dit maakt hergebruik van de gsm-frequenties mogelijk.

 

Draadloze netwerken

Draadloos netwerken betreft het overzenden van data tussen apparaten. Draadloze netwerken bestaan er dan ook in alle soorten en maten. Van de communicatie over 20 cm tussen muis en een computer tot de communicatie tussen een vrachtwagen en het hoofdkwartier duizenden kilometers verderop.

 

Meestal worden draadloze netwerken in de te overbruggen afstanden geclassificeerd:

-Personal Area Network (PAN). Communicatie tussen apparaten in en om het lichaam, bijvoorbeeld de verbinding tussen een GSM en de draadloze microfoon.

-Local Area Network (LAN). Communicatie over iets grotere afstanden, bijvoorbeeld het verbinden van computers en bijbehorende randapparatuur in een kantooromgeving. (In een draadloze omgeving spreekt men hier vaak van een Radio LAN of RLAN.)

-Metropolitan Area Network (MAN). Communicatie in een stedelijke omgeving.

-Wide Area Network (WAN). Communicatie is een groot gebied, bijvoorbeeld een regio, land of samenstel van landen.

 

Al deze verschillende vormen van draadloze netwerken hebben hun eigen specifieke technologieën, die elkaar geheel of deels kunnen overlappen. De grote Wide Area systemen worden hier niet behandeld. Zie hiervoor de onderdelen over gsm en UMTS.

 

LAN-netwerken

Internetten vanaf een zonnig terras of langs de kant van de snelweg. Op kantoor snel en draadloos inloggen op het bedrijfsnetwerk. Dat zijn enkele voorbeelden van de mogelijkheden die draadloze netwerkverbindingen, zoals WLAN, WIFI of RadioLAN bieden. Voor deze verbindingen is geen vergunning nodig en ze kunnen zowel zakelijk als privé worden gebruikt.

Ook commerciële dienstverlening aan derden is toegestaan. Lokale draadloze netwerkverbindingen hebben een beperkt bereik. Van enkele tientallen tot honderden meters. Het signaal wordt opgepikt door een basisstation dat in verbinding staat met een kabelgebonden infrastructuur. Omdat het gebruik van het beperkt aantal beschikbare frequenties vrij is, en er ook andere toepassingen van dezelfde frequenties gebruik maken, kunt u last hebben van medegebruikers. Om te voorkomen dat anderen gebruik maken van uw verbinding, moet u deze beveiligen met een wachtwoord en versleuteling (encryptie).

 

MAN-netwerken

WiMAX (Worldwide Interoperability for Microwave Access) is een nieuwe radiotechnologie voor draadloze communicatie. Er bestaan twee versies: de vaste versie en de mobiele versie. Anders dan met de vaste variant, is het met mobiel WiMAX mogelijk om onbeperkt te reizen met een WiMAX-ontvanger (telefoon, pda, computer) zonder de verbinding te verliezen. De mobiele variant haalt maximaal 20 Mbit/s. Deze versie wordt dan ook wel gezien als concurrent/alternatief voor UMTS en zijn opvolger HSDPA. Mobile-Fi is qua gebruik te vergelijken met WiFi en Mobiel Wimax, maar heeft een veel grotere reikwijdte. Bij WiFi en Mobile Wimax kan alleen dichtbij de antenne de maximale snelheden behaald worden. Bij Mobile-Fi kan ook ver van de antenne de maximale snelheid behaald wordt.

 

Satellietcommunicatie

Satellietverbindingen zijn onderdeel van radiocommunicatie systemen voor onder andere de scheepvaart, luchtvaart en mobiele telefonie. Ze overbruggen lange afstanden en verbinden afgelegen gebieden met zowel mobiele als vaste netwerken. Satellietverbindingen ondersteunen zo bestaande, draadloze netwerken. Daarnaast worden ze gebruikt voor het verzenden van televisiebeelden en radioprogramma's. Bij satellietcommunicatie worden schotelantennes gebruikt die de elektromagnetische velden bundelen en verzenden. De ontvangst vindt plaats met diverse soorten antennes, dus niet alleen met schotelantennes. Deze zenden geen energie uit, zodat er geen sprake is van een uitgezonden elektro magnetisch veld.

 

LuchtvaartIn de luchtvaart worden verschillende antennetoepassingen gebruikt. Grofweg kunnen deze in een drietal toepassings gebieden ingedeeld worden.

Allereerst zijn er toepassingen om de communicatie met vliegtuigen tot stand te kunnen brengen; zowel vanuit de luchtverkeersleiding als de luchtvaartmaatschappij. Deze communicatie kan via grondstations en via de satelliet gaan. Naast communicatie zijn er ook toepassingen die gebruikt worden voor plaatsbepaling en navigatie, zowel voor onderweg, als ook bij de nadering en landing van vliegtuigen. Het laatste toepassingsgebied wordt gebruikt door de luchtverkeersleiding. Hierbij kan men denken aan radar en surveillance.

 

Maritiem

Het maritieme frequentiegebruik is op te delen in 4 soorten van gebruik. Allereerst zijn er antennes voor de communicatie, zoals marifoon, INMARSAT (satelietcommunicatie), DSC (voor bijvoorbeeld noodalarmen) en DPT (voor telexberichten). Daarnaast zijn er ook speciale systemen voor maritieme veiligheidsberichten, zoals NAVTEX en SafetyNET. Als derde worden antennes gebruikt voor positiebepaling en localisatie. Voorbeelden hiervan zijn SART (radartransponders) en EPIRB (satelliet noodradiobakens). De laatste toepassing is navigatie zoals radar, GPS en AIS (Automatic Identification System).

 

Mobilofonie

Ondanks de sterke opkomst van de mobiele telefoon (GSM) heeft de mobilofoon zijn bestaansrecht niet verloren. Mobilofonie kent namelijk een aantal unieke eigenschappen waardoor vervanging van een mobilofoonsysteem door een mobiele telefoonsysteem als GSM niet altijd wenselijk of mogelijk is. In zijn simpelste vorm biedt mobilofonie communicatie tussen een vast opgestelde zend-ontvanger (de centrale post of meldkamer) en mobiele gebruikers. Deze mobiele gebruikers kunnen een mobilofoon (vast in een voertuig geïnstalleerde zend-ontvangers) of portofoon (los te dragen handheld portables) hebben.

 

Bij mobilofonie vindt de communicatie hoofdzakelijk plaats tussen een gesloten gebruikersgroep (gebruikers die elkaar kennen). Bij de meeste mobilofoonnetwerken is communicatie dan ook alleen mogelijk in een beperkt gebied. Denk bijvoorbeeld aan taxibedrijven of medewerkers van een nutsbedrijf. Er bestaan echter ook enkele landelijk dekkende netwerken, zoals die voor het openbare regionale busvervoer. Verder wordt de mobilofoon veel gebruikt door hulpverlenende instanties als politie, brandweer en ambulance.

 

C2000

C2000 is het digitale mobiele netwerk voor de hulpverleningsdiensten in Nederland. Zeker bij een gezamenlijk optreden, zoals bij een ramp, is goede communicatie van levensbelang. C2000 maakt snelle, beveiligde communicatie op elk moment mogelijk. Het netwerk bestaat uit zo'n 460 zendmasten. Aan het netwerk worden vervolgens door de afzonderlijke diensten de bijbehorende meldkamersystemen, portofoons, mobilofoons en mobiele dataterminals verbonden. Om te zorgen dat hulpverleners onderling goed kunnen communiceren, is een bepaalde techniek nodig: de TETRA-standaard. Voor deze techniek zijn antenne-installaties nodig met een hoogte van 45 meter tot 53 meter.

 

Semafonie

Semafonie of paging, is een dienst waarmee het mogelijk is om personen op te roepen. Tegenwoordig kunnen complete tekstberichten verstuurd worden naar semafoons en is het mogelijk om een voicemail in te spreken.

Semafonie wordt tegenwoordig weinig meer gebruikt. Bij het grote publiek heeft de sms functie van de mobiele telefoon deze functie veelal overgenomen. In professionele omgevingen, waaronder de hulpverlenende instanties, wordt semafonie nog wel gebruikt, omdat de dekking van een semafoonnetwerk beter is dan van het gsm of UMTS net. De hulpverlenende instanties maken gebruik van een eigen net P2000, dat hoort bij C2000. Maar ook in ziekenhuizen wordt de semafoon nog gebruikt.

 

Radar

Radar (Radio Detection and Ranging) is een systeem voor bepaling van de plaats en eventueel de snelheid van een object. Dit gebeurt door het uitzenden van radiogolven, meestal in de vorm van korte pulsen. Deze pulsen worden teruggekaatst door het object. Uit de tijd tussen zenden van de puls en ontvangen van de echo kan de afstand tot het object worden bepaald. Door te werken met grote antennes met een smalle bundel die langzaam ronddraait, kan ook vrij nauwkeurig de locatie van het object worden bepaald. De meeste roterende radarsystemen draaien enkele keren per minuut rond. Dergelijke roterende radars worden onder andere voor navigatie en verkeersbegeleiding op zee en in de lucht gebruikt.

 

Radarsystemen worden voor een groot aantal verschillende toepassingen gebruikt. Hierbij moet met name worden gedacht aan verkeers-begeleiding, navigatie, weersvoorspellingen, inbraak beveiliging, bewegingsdetectie, remote sensing, militaire toepassingen en de automobiel-industrie.

 

Straalverbindingen

Een straalverbinding is een vaste verbinding tussen twee punten die gebruik maakt van radiogolven. Een vaste verbinding wordt altijd opgezet tussen twee vaste punten; een zend- en ontvangstantenne die bevestigd zijn aan een mast of op een gebouw. Voor de communicatie is direct zicht nodig tussen beide zenders.

 

Vaste verbindingen zijn met name geschikt voor het overbruggen van kleine(re) afstanden tot enkele tientallen kilometers. Vaste verbindingen zijn relatief goedkoop aan te leggen en eenvoudig te koppelen. Ze kunnen naast glasvezels, koperkabels en satellietverbindingen deel uitmaken van de telecommunicatie-infrastructuur.

 

Straalverbindingen worden bijvoorbeeld gebruikt voor tijdelijke en permanente verbindingen voor radio en TV, zoals de verbinding tussen studio en zender. Ook mobiele operators maken veel gebruik van straalverbindingen voor het aansluiten van basisstations op het netwerk.

 

Short Range Devices

Ook in onze dagelijkse woon- en werkomgeving wordt veel gebruik gemaakt van toepassingen die gebruik maken van radiogolven. Voorbeelden hiervan zijn: draadloze koptelefoons, babyfoons, sociale alarmeringsystemen,anti-diefstal poortjes, modelbesturing en detectie van lawineslachtoffers.

 

Deze toepassingen worden Short Range Devices genoemd omdat ze gebruik maken van lage vermogens waarmee korte afstanden te overbruggen zijn. Voor deze toepassingen worden geen aparte antenne-installaties geplaatst.

 

Bijlage 3 INSPRAAKNOTITIE ANTENNEBELEID 2012

 

1.Algemeen

De meeste bestemmingsplannen voorzien niet in de mogelijkheid om antenne-installaties op te richten. Wel kan via een afwijking van het bestemmingsplan medewerking worden verleend aan de bouw van een antenne installatie. Om ad-hoc beslissingen te voorkomen heeft de gemeente Berkelland antennebeleid vastgesteld (mei 2008). In het beleid staan criteria die toegepast worden bij het verlenen van een afwijking van het bestemmingsplan. Dit vergroot de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid van burgers. Bovendien geeft het een goed toetsingskader voor nieuwe aanvragen. Door de komst van de Wabo moet het beleid worden geactualiseerd. De beleidsuitgangspunten zijn niet gewijzigd. De enige inhoudelijk wijziging betreft de communicatie. Omwonende van een aanvraag om antenne installatie worden nu door ons geïnformeerd.

 

2.Inspraak

Het college heeft op 17 juli 2012 ingestemd met de actualisering van het beleid. Het ontwerpbeleid heeft van 19 september tot en met 30 oktober 2012 ter inzage gelegen. Tegen het ontwerpbeleid zijn 4 inspraakreacties ingediend door:

 

1.Mevrouw M.M.H. Esvelt en de heer B.H. Wormgoor, Kerkplein 14, 7261 AZ Ruurlo, mail van 29 oktober 2012;

2.De heer H.J. Webbink, Vlierbes 9, 7261 HL Ruurlo;

3.Mevrouw A. Lentjes-Hoen en de heer P. Lentjes, Eikenlaan 8, 7261 BD Ruurlo;

4.Familie J.E. van der Lans-Kortenhoff, Trekkersweg 3, 7263 ST Mariënvelde.

 

Hieronder worden de inspraakreacties vermeld en vervolgens een antwoord gegeven. Daarbij opgemerkt dat de inspraakreacties 1 t/m 3 identiek zijn en wij daar in een keer op reageren.

Inspraakreacties 1 t/ 3

 

A. Wij concluderen dan ook, dat juist het plaatsen van antenne-installaties zich niet met het Europees Verdrag verdraagt. Dit in tegenstelling tot uw beleidsnotitie waarin juist het tegenovergestelde wordt beweerd.

 

Reactie gemeente

Een oorzakelijk verband tussen de blootstelling aan elektromagnetische velden enerzijds en de vermindering van het welbevinden en schade aan de gezondheid anderzijds is nog steeds niet vastgesteld. Hierdoor is naar onze mening geen sprake van schendig van het Europees Verdrag.

 

B. Wij concluderen dat alleen de thermische effecten van EMV worden meegenomen bij de afweging tussen volksgezondheid en andere belangen, terwijl er inmiddels voldoende aanwijzingen zijn dat niet-thermische effecten van EMV een belangrijk risico voor de volksgezondheid vormen. Daarom kan geconcludeerd worden, dat er in het Nationaal Antennebeleid geen evenwichtige afweging gemaakt is tussen de belangen van volksgezondheid en andere belangen.

 

Reactie gemeente

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft op verzoek van de Raad van State, afdeling Bestuursrechtspraak (hierna: Afdeling) in de uitspraak van 14 januari 2009 in de zaak nr. 200800497/1 een deskundigenbericht uitgebracht. In dat deskundigenbericht is vermeld dat uit wereldwijde onderzoeken naar de effecten van radiofrequente elektromagnetische velden blijkt dat radiofrequente elektromagnetische velden een nadelig gezondheidseffect kunnen hebben. Bij deze onderzoeken word onderscheid gemaakt tussen thermische effecten, te weten opwarming, en effecten door geïnduceerde stroom, te weten stimulering van spieren en zenuwen door elektrische stroompjes. Voor deze effecten zijn blootstellingslimieten opgesteld. Wat betreft de effecten op de korte termijn wordt in deze onderzoeken geconcludeerd dat deze niveaus in de woon- en leefomgeving zo goed als nooit voorkomen. Wat betreft de lange termijn wordt in de onderzoeken geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat radiofrequente elektromagnetische velden kanker of andere langetermijneffecten kunnen veroorzaken. Wel zijn er volgens dit bericht wetenschappelijke onzekerheden over de eventuele invloed van het gewijzigde blootstellingspatroon door sterk toegenomen gebruik van met name mobiele telefonie en de daarmee gepaard gaande GSM- en UMTS-basisstations en over de betekenis van de rapportage van, soms ernstige, gezondheidsklachten. In het deskundigenbericht wordt vermeld dat deze onzekerheden voor de rijksoverheid aanleiding zijn geweest om een onderzoeksprogramma te starten en dat de Gezondheidsraad hierover een advies heeft uitgebracht met aanbevelingen voor nader onderzoek en het opzetten van een kennis- en onderzoekscentrum. De overheid heeft echter volgens dit bericht nog geen aanleiding gezien om op grond van het voorzorgbeginsel een lagere grenswaarde vast te stellen voor radiofrequente elektromagnetische velden.

Ook staat in het deskundigenbericht dat de Wereldgezondheidsorganisatie en de Internationale Commissie voor Bescherming tegen Niet-Ioniserende Straling en de Gezondheidsraad nauwgezet alle publicaties volgen en beoordelen, en mede op basis daarvan tot genoemde standpunten zijn gekomen.

 

Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat de Gezondheidsraad in het rapport "Elektromagnetische velden, jaarbericht 2008" van maart 2009, waarin uitdrukkelijk is weergegeven hoe de commissie Elektromagnetische velden van de Gezondheidsraad wetenschappelijke gegevens beoordeelt, heeft vermeld dat volgens de commissie Elektromagnetische velden in onderzoeken weliswaar enkele effecten zijn gevonden op hersenfuncties, maar er geen aanwijzingen zijn dat deze duiden op, of kunnen leiden tot gezondheidseffecten. Voorts concludeert de commissie dat het aantal mensen dat een grote verscheidenheid aan gezondheidsklachten toeschrijft aan allerlei bronnen van elektromagnetische velden lijkt toe te nemen, maar het beeld dat uit wetenschappelijk gegevens naar voren komt is dat er geen oorzakelijk verband is tussen blootstelling aan radiofrequente elektromagnetische velden en het optreden van lichamelijke onverklaarbare klachten. Wel is er, aldus het jaarbericht, een verband tussen de klachten en de veronderstelling blootgesteld te worden.

 

De Afdeling heeft hierbij tevens in aanmerking genomen het Fact sheet N°193 van juni 2011 van de Wereld Gezondheidsorganisatie. Daarin is vermeld dat gegeven het grote aantal gebruikers van mobiele telefoons het belangrijk is om mogelijke invloed op de gezondheid te onderzoeken, te begrijpen en te monitoren. Volgens de Wereld Gezondheidsorganisatie is een groot aantal onderzoeken verricht over de laatste twee decennia om te beoordelen of mobiele telefoons een mogelijk gezondheidsrisico vormen. Tot op heden zijn geen nadelige effecten op de gezondheid vastgesteld die zijn veroorzaakt door mobiele telefoons.

 

Gelet op het voorgaande, heeft de Afdeling gemeend dat gemeente in alle redelijkheid aansluiting kunnen zoeken bij het standpunt van de Gezondheidsraad en de regering dat de voorhanden zijnde onderzoeken thans geen aanleiding geven om te oordelen dat UMTS-masten niet mogen worden geplaatst. De Afdeling heeft het standpunt nog eens bevestigd in onder andere de uitspraak van 24 augustus 2011 met zaaknummer 201101494/1/H1. Wij zien dan ook geen aanleiding om daarin een ander standpunt in te nemen.

 

C. Wij concluderen dat het beleidsplan ten onrechte beweert, dat alleen de thermische effecten van niet-ionserende straling DNA schade kan veroorzaken. DNA schade kan bij niet-ionserende straling wel degelijk optreden, zonder dat er sprake is van thermische reactie.

 

Reactie gemeente

Hiervoor verwijzen wij naar onze reactie onder B.

 

D. Wij concluderen dat er voldoende bewijs is om in ieder geval het voorzorgsprincipe te hanteren, ook al is dit bewijs volgens de Gezondheidsraad niet overtuigend. In het verleden is ook bij onderzoeken naar schadelijkheid van roken, asbest en bestrijdingsmiddelen vele decennia geroepen dat er geen overtuigend bewijs was voor negatieve gezondheidseffecten. Dit heeft veel onnodige slachtoffers gemaakt. Waarschijnlijk heeft dit te maken gehad met de economische belangen van de industrie.

 

Reactie gemeente

'Goed onderzoek' wil zeggen dat een onderzoek op zo’n manier is opgezet en uitgevoerd dat de resultaten ervan betrouwbaar genoemd kunnen worden.

Dit houdt niet alleen in dat herhalingsonderzoek dezelfde resultaten moet opleveren. Bij onderzoek naar de gezondheidseffecten van elektromagnetische velden is het bijvoorbeeld belangrijk dat de onderzoeksgroep representatief is, en dat wordt uitgesloten dat eventuele externe factoren van invloed zijn op de resultaten. Ook is het belangrijk om na te gaan of de onderzoeksmethode die wordt gebruikt de beste resultaten oplevert.

De meningen over wanneer een onderzoek goed genoemd kan worden, verschillen nogal. Bij vrijwel ieder onderzoek zijn kanttekeningen te plaatsen, de een zwaarder wegend dan de ander. Daarbij is specifieke kennis op allerlei verschillende terreinen een vereiste om te kunnen bepalen of onderzoek goed of niet goed is.

 

Toch is er één criterium waarover de meeste wetenschappers het eens zijn: als een onderzoek in een toonaangevend peer-reviewed tijdschrift (een tijdschrift voor vakgenoten) wordt beschreven, voldoet het aan een belangrijke kwaliteitseis. Voordat een onderzoek in een peer-reviewed tijdschrift verschijnt, wordt deze namelijk door een team van experts (peers) goedgekeurd. Hoe hoger het tijdschrift wordt gewaardeerd, des te betrouwbaarder zijn de resultaten van het onderzoek. De Gezondheidsraad stelt zelf dan ook geen zeer hoge eisen bij het beoordelen van onderzoeken die gezondheidseffecten aantonen. Zij volgt daarin de algemeen aanvaarde standaard waarin een onderzoek goed genoemd kan worden zoals hiervoor beschreven. Wij hebben geen reden om hier aan te twijfel zoals ook al in meerdere gerechtelijke uitspraken is bevestigd.

 

Verder is het voorzorgsprincipe een principe uit de Europese milieuwetgeving en geldt ook in Nederland. Het moet worden toegepast als er sterke aanwijzingen zijn dat een ingreep, bijvoorbeeld het plaatsen van antenne-installaties, ernstige effecten heeft op het milieu of onze gezondheid. Zolang de blootstellingslimieten niet worden overschreden, zijn er geen aanwijzingen dat de elektromagnetische velden van antenne-installaties ernstige effecten op de gezondheid hebben. Daarom wordt het voorzorgsprincipe bij antenne-installaties niet gehanteerd.

 

E. Onze conclusie is dat het Antenneconvenant uitgaat van sterk verouderde blootstellinglimieten, die veel te hoog zijn en wel degelijk gezondheidsrisico’s met zich meebrengen. Hierdoor zijn de gemiddelde veldsterktes die in Nederland gemeenten zijn veel te hoog en zullen waarschijnlijk nog wel hoger worden als het aantal zendmasten toeneemt.

 

Reactie gemeente

Nederland hanteert de blootstellingslimieten die in 1999 door de Raad van Europa zijn aanbevolen. Dit zijn de ICNIRP-limieten. Wij hebben bij de punten A tot en met D al aangegeven dat een oorzakelijk verband tussen de blootstelling aan elektromagnetische velden enerzijds en de vermindering van het welbevinden en schade aan de gezondheid anderzijds nog steeds niet is vastgesteld. Ondanks dat er geen wetenschappelijke aanwijzingen zijn dat de veiligheidsfactor 50 van de ICNIRP-limiet niet voldoende is, zijn er een aantal landen die voor een hogere veiligheidsfactor kiezen. Voorbeelden zijn Italië waar bijvoorbeeld een limiet van 6 V/m geldt en België waar is voorgesteld om de limiet te verlagen naar 3 V/m. Overigens is de gemeten veldsterkte in onze leefomgeving in deze landen net zo hoog als in de landen die wel de ICNIRP-limieten hanteren.

 

F. Onze conclusie is dat de maatschappelijke onrust ten gevolge van plaatsing van antenne installaties op zeer reële gronden is gebaseerd en niet kan worden afgedaan als angst voor vreemde gezondheidsklachten.

 

Reactie gemeente

Wij begrijpen dat de plaatsing van een antenne-installatie onrust in de omgeving kan veroorzaken. Daarom hebben wij ook besloten om zelf de bewoners in de omgeving waarvoor een antenne-installatie is aangevraagd te informeren over de aanvraag en een informatieblad te verstrekken. Daarnaast zijn wij ons er ook van bewust dat er een mensen zijn die elektrogevoeligheid hebben en hierdoor gezondheidsproblemen ervaren. Een wetenschappelijk verband is zoals gezegd echter niet aangetoond.

 

Inspraakreacties 4

Houdt u aan het voorzorgsprincipe en verlaag juist de blootstellinglimieten.

 

Reactie gemeente

Het voorzorgsprincipe is een principe uit de Europese milieuwetgeving en geldt ook in Nederland. Het moet worden toegepast als er sterke aanwijzingen zijn dat een ingreep, bijvoorbeeld het plaatsen van antenne-installaties, ernstige effecten heeft op het milieu of onze gezondheid.

Zolang de blootstellingslimieten niet worden overschreden, zijn er geen aanwijzingen dat de elektromagnetische velden van antenne-installaties ernstige effecten op de gezondheid hebben. Daarom wordt het voorzorgsprincipe bij antenne-installaties niet gehanteerd.