Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Groningen

Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden provincie Groningen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Groningen
Officiële naam regelingVerordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden provincie Groningen
CiteertitelVerordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden provincie Groningen
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpBestuurlijke organisatie, Rechtspositie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Een aantal artikelen treden in werking met terugwerkende kracht:

- artikelen 8 en 30 tot en met 1 januari 2005 (met uitzondering van lid 4, vergoeding internet);

- artikel 13 tot en met 1 januari 2006;

- artikel 12 tot en met 12 maart 2003, en

- artikel 14, tweede lid onderdeel d, 21, derde lid, en 22 tot en met 11 oktober 2006.

De overige artikelen werken terug tot en met 15 maart 2007.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Provinciewet, art. 145
  2. Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, art. 3
  3. Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, art. 4
  4. Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, art. 4a
  5. Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, art. 9
  6. Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, art. 10
  7. Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, art. 11
  8. Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, art. 12
  9. Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, art. 13
  10. Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, art. 14
  11. Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, art. 15
  12. Rechtspositiebesluit gedeputeerden, art. 18
  13. Rechtspositiebesluit gedeputeerden, art. 19
  14. Rechtspositiebesluit gedeputeerden, art. 21
  15. Rechtspositiebesluit gedeputeerden, art. 22a

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

05-04-200715-03-200701-01-2009nieuwe regeling

14-03-2007

Provinciaal blad, 2007, 9

Voordracht 2007, 5

Tekst van de regeling

Provinciale Staten van Groningen; Besluiten:

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Provinciewet;

  • b.

    Rechtspositiebesluit gedeputeerden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 241;

  • c.

    Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 242;

  • d.

    Reisbesluit binnenland: het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144;

  • e.

    Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56;

  • f.

    statenlid: lid van provinciale staten, niet zijnde gedeputeerde;

  • g.

    Verplaatsingskostenbesluit 1989: het Koninklijk Besluit van 6 oktober 1989, Stb. 424;

  • h.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 97, eerste lid, van de Provinciewet;

  • i.

    provinciesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 97, eerste lid, van de Provinciewet. 

Hoofdstuk II Voorzieningen voor statenleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

Aan het statenlid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 2, tweede lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

  • 1 Aan het statenlid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het statenlidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 2, vijfde lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien.

  • 2 Ten aanzien van een statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 2, vijfde lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien.

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1 Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar statenlid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar statenlid is geweest.

  • 2 De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 5 Reiskosten

  • 1 Aan het statenlid worden vergoed de reiskosten voor het bijwonen van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, alsmede de reiskosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de Reisregeling binnenland.

Artikel 6 Verblijfkosten

  • 1 Het statenlid worden tijdens zijn zakelijk verblijf op het provinciehuis maaltijden en consumpties vanwege de provincie verstrekt.

  • 2 Het statenlid worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van andere ten behoeve van de provincie gemaakte reizen dan die voor het bijwonen op het provinciehuis van vergaderingen van provinciale staten en van een commissie, tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1 De kosten van deelname van een statenlid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de provincie.

  • 2 Het statenlid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten (maximaal € 500,-- per jaar) komen voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de vervulling van het statenlidmaatschap.

Artikel 8 Computer en internetverbinding

  • 1 Op aanvraag stellen gedeputeerde staten het statenlid ten laste van de provincie voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking.

  • 2 Voor zover er sprake is van een belastingheffing in verband met een ten laste van de provincie ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste lid, verlenen gedeputeerde staten het statenlid op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar.

  • 3 Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ten laste van de provincie ter beschikking is gesteld, verlenen gedeputeerde staten een statenlid op aanvraag voor de uitoefening van het statenlidmaatschap een tegemoetkoming voor de aanschaf of het gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. De tegemoetkoming bedraagt per jaar 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke gedeputeerde staten aan statenleden in bruikleen ter beschikking stellen.

  • 4 Op aanvraag ontvangt het statenlid een vast bedrag ter vergoeding van de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of derde lid genoemde computerapparatuur. Gedeputeerde staten stellen de hoogte van het in de eerste volzin bedoelde bedrag van de vergoeding vast.

  • 5 Het statenlid ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de provincie. Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 6 Gedeputeerde staten kunnen ter uitvoering van dit artikel nadere regels vaststellen.

Artikel 9 Spaarloonregeling

Het statenlid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende spaarloonregeling.

Artikel 10 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

Op aanvraag verlagen gedeputeerde staten de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, in het geval een statenlid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.

Artikel 11 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

  • 1 In het geval een statenlid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het statenlidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het statenlid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

  • 2 In het geval dat een statenlid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het statenlidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het statenlid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de provincie verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.

Artikel 12 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van provinciale staten

  • 1 Een statenlid dat op grond van artikel 75 van de Provinciewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van provinciale staten waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3.

Artikel 13 Ziektekostenvoorziening

  • 1 Het statenlid ontvangt een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering van € 175 per jaar.

  • 2 Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar statenlid is geweest ontvangt de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar statenlid is geweest.

  • 3 De betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in maandelijkse termijnen.

  • 4 Indien de nominale eindejaarsuitkering van het personeel werkzaam bij de sector Rijk wijziging ondergaat wordt het in het eerste lid genoemde bedrag naar evenredigheid gewijzigd.

Artikel 14 Recht op uitkering bij aftreden

  • 1 Een statenlid heeft op aanvraag met ingang van de datum van aftreden recht op een uitkering ten laste van de provincie indien hij direct vóór aftreden minimaal 6 maanden zonder onderbreking van langer dan 16 weken statenlid is geweest.

  • 2 Geen recht op een uitkering bij aftreden bestaat indien het statenlid:

    • a.

      na aftreden zonder onderbreking weer als statenlid optreedt;

    • b.

      op de datum van zijn aftreden 65 jaar of ouder is;

    • c.

      van zijn statenlidmaatschap vervallen is verklaard ingevolge artikel X7 van de Kieswet;

    • d.

      is benoemd in de plaats die is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een statenlid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, ingevolge artikel X 12 van de Kieswet.

Artikel 15 Duur van de uitkering bij aftreden

  • 1 De uitkering bij aftreden wordt toegekend voor een duur gelijk aan de helft van het aantal volledige maanden waarin betrokkene direct vóór aftreden zonder onderbreking van langer dan 16 weken statenlid is geweest.

  • 2 De maximumduur van de uitkering bij aftreden is 2 jaar.

Artikel 16 Bedrag van de uitkering bij aftreden

  • 1 De uitkering bij aftreden bedraagt in het eerste jaar 80% en daarna 70% van het op het moment van aftreden geldende bedrag van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden.

  • 2 Indien de vergoeding voor de werkzaamheden met toepassing van artikel 2, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden wordt herzien wordt de uitkering bij aftreden met ingang van het tijdstip van die herziening dienovereenkomstig aangepast.

Artikel 17 Korting wegens inkomsten

  • 1 Inkomsten die het gewezen statenlid geniet wegens het verrichten van activiteiten worden met de uitkering bij aftreden verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben, voor zoveel die uitgaan boven het bedrag van het minimumloon, inclusief de vakantie-uitkering, voor volwassen werknemers als bedoeld in de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag.

  • 2 Inkomsten die het gewezen statenlid geniet wegens het verrichten van activiteiten, ter hand genomen met ingang van of na het aftreden als statenlid en hogere inkomsten, anders dan ten gevolge van algemene loonsverhogingen, die hij geniet uit activiteiten, ter hand genomen vóór het aftreden als statenlid, worden volledig met de uitkering bij aftreden verrekend over de maand waarop deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen worden betrekking te hebben.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste en tweede lid worden onder de daar vermelde inkomsten verstaan:

    • a.

      winst uit een of meer ondernemingen, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

    • b.

      belastbaar loon uit of in verband met arbeid en

    • c.

      belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, behoudens voorzover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001;

    • d.

      een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.

  • 4 Het gewezen statenlid is verplicht van het ter hand nemen van enige activiteiten als bedoeld in het eerste en tweede lid, terstond mededeling te doen aan gedeputeerde staten, onder opgave, voor zover mogelijk, van de inkomsten die hij uit die activiteiten zal trekken, een en ander overeenkomstig de hem door gedeputeerde staten gegeven voorschriften. Zijn de inkomsten niet vooraf op te geven, dan doet hij tijdig vóór het verschijnen van elke uitkeringstermijn opgave van de inkomsten die hij sinds het ter hand nemen van de activiteiten of sinds de vorige opgave heeft genoten. Brengt de aard van de activiteiten of van de inkomsten mede dat de inkomsten over een langere termijn moeten worden berekend, dan geschiedt de opgave dienovereenkomstig en wordt op de uitkering bij aftreden een vermindering toegepast van een voorlopig bedrag onder voorbehoud van verrekening aan het eind van de even bedoelde termijn.

  • 5 Het gewezen statenlid geeft desgevraagd alle informatie betreffende de ter hand genomen activiteiten en de inkomsten die nodig zijn voor de uitvoering van dit artikel en wordt geacht erin toe te stemmen dat allen die daarvoor naar het oordeel van gedeputeerde staten in aanmerking komen, hierover desgevraagd alle noodzakelijke informatie verstrekken.

Artikel 18 De verplichting om werk te zoeken

PM

Artikel 19 Betaling van de uitkering bij aftreden

De uitkering bij aftreden wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.

Artikel 20 Opschorting en einde van de uitkering bij aftreden

  • 1 De uitkering bij aftreden eindigt:

    • a.

      op de dag waarop de uitkeringsduur is verstreken;

    • b.

      met ingang van de maand, volgend op die waarop het gewezen statenlid is overleden;

    • c.

      met ingang van de maand, volgend op die waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt;

    • d.

      met ingang van de dag waarop het gewezen statenlid weer als statenlid is beëdigd;

    • e.

      met ingang van de dag waarop het gewezen statenlid als lid van gedeputeerde staten is beëdigd.

  • 2 Gedeputeerde staten kunnen de uitbetaling van de uitkering bij aftreden opschorten voor zolang het gewezen statenlid niet heeft voldaan aan zijn in artikel 17, vierde en vijfde lid, bedoelde verplichting. Indien de in artikel 17, vierde en vijfde lid, bedoelde verplichting alsnog wordt nagekomen wordt de uitkering bij aftreden over de tijd van de opschorting, met inachtneming van artikel 17, alsnog uitbetaald.

Artikel 21 Uitkering bij overlijden

  • 1 In geval van overlijden van het statenlid wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie het overleden statenlid niet duurzaam gescheiden leefde een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden, welke het statenlid laatstelijk genoot over een tijdvak van drie maanden. Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar van wie het overleden statenlid niet duurzaam gescheiden leefde nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen, of minderjarige kinderen waarover de overledene de pleegouderlijke zorg droeg. Onder pleegouderlijke zorg wordt verstaan de zorg voor het onderhoud en de opvoeding van het kind als was het een eigen kind, onafhankelijk van enige verplichting daartoe of van het genieten van een vergoeding daarvoor. Ontbreken ook zodanige kinderen dan geschiedt de uitkering aan degenen die geheel of grotendeels afhankelijk waren van het inkomen van het statenlid.

  • 2 Voor de toepassing van dit artikel wordt onder weduwe of weduwnaar mede verstaan de achtergebleven geregistreerde partner alsmede degene met wie het overleden statenlid ongehuwd samenleefde en een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd als bedoeld in artikel 3, derde en vierde lid, van de Algemene nabestaandenwet.

  • 3 Dit artikel is niet van toepassing op een statenlid dat is benoemd in de plaats die is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een statenlid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, ingevolge artikel X 12 van de Kieswet.

Artikel 22 Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 1 De artikelen 2 tot en met 4, 7 tot en met 21, 37 en 39 zijn van overeenkomstige toepassing op het statenlid aan wie ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit statenlid op grond van artikel 3, eerste of tweede lid, ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing is.

  • 2 Een tijdelijk ontslag als bedoeld in artikel X 10 van de Kieswet wordt niet aangemerkt als een aftreden als bedoeld in de artikelen 14 tot en met 20. 

Hoofdstuk III Voorzieningen voor gedeputeerden

Artikel 23 Onkostenvergoeding

  • 1 Aan de gedeputeerde wordt een onkostenvergoeding toegekend voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 21, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 21, tweede lid, van genoemd Rechtspositiebesluit wordt herzien.

  • 2 In afwijking van het eerste lid is de onkostenvergoeding voor overige aan de uitoefening van het ambt verbonden kosten x% van het voor hem ingevolge het eerste lid geldende bedrag indien de gedeputeerde op grond van artikel 31 een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking is gesteld.

Artikel 24 Reiskosten woon-werkverkeer

De gedeputeerde wordt voor het reizen tussen zijn woning en zijn plaats van tewerkstelling een tegemoetkoming in de kosten van het reizen verleend overeenkomstig het bepaalde in de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden.

Artikel 25 Zakelijke reiskosten

  • 1 Aan de gedeputeerde wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 24, vergoeding verleend voor reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 24 bedoelde reizen ten behoeve van de provincie gemaakt. De vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen personenauto: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bedrag, genoemd in artikel 4, onderdeel b, van de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden.

  • 2 Op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde gesaldeerd overeenkomstig de regeling voor provinciaal personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizen van de gedeputeerde plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens het Verplaatsingskostenbesluit 1989 vastgestelde Verplaatsingskostenregeling 1989.

Artikel 26 Dienstauto

  • 1 De gedeputeerde kan voor reizen ten behoeve van de provincie gebruik maken van een dienstauto met of zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de provincie ingehuurde auto.

  • 2 De dienstauto met of zonder chauffeur kan door de gedeputeerde ook worden gebruikt ten behoeve van een q.q.-nevenfunctie en een niet q.q.-nevenfunctie wanneer deze laatste functie is gemeld in het college van gedeputeerde staten.

  • 3 De dienstauto met of zonder chauffeur kan door de gedeputeerde ook worden gebruikt ten behoeve van besprekingen/bijeenkomsten in het kader van een partijlidmaatschap.

  • 4 De dienstauto met of zonder chauffeur kan door de gedeputeerde ook worden gebruikt voor het reizen tussen de woning en de plaats van tewerkstelling mits sprake is van een reis genoemd in de voorgaande leden.

  • 5 Indien de gedeputeerde voor reizen ten behoeve van in het tweede en derde lid bedoelde nevenfuncties gebruik maakt van de provinciale dienstauto en daarvoor van een derde ook een vergoeding van reiskosten ontvangt wordt die vergoeding in de provinciale kas gestort.

Artikel 27 Verblijfkosten

De gedeputeerde worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke verblijfkosten ter zake van reizen, bedoeld in artikel 25 volledig vergoed.

Artikel 28 Buitenlandse dienstreis

  • 1 Indien de gedeputeerde in het provinciaal belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed.

  • 2 Voor een reis in het provinciaal belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van gedeputeerde staten vereist. Provinciale staten kunnen aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 29 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1 De kosten van deelname van een gedeputeerde aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in het provinciaal belang door of namens de provincie worden aangeboden of verzorgd komen voor rekening van de provincie.

  • 2 De gedeputeerde die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of namens de provincie wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname van belang is in verband met de uitoefening van het ambt van gedeputeerde.

Artikel 30 Computer en internetverbinding

  • 1 Op aanvraag worden de gedeputeerde ten laste van de provincie voor de uitoefening van het ambt een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2 Voor zover er sprake is van een belastingheffing in verband met een ten laste van de provincie ter beschikking gestelde computer, bijbehorende apparatuur en software als bedoeld in het eerste lid, verlenen gedeputeerde staten de gedeputeerde op aanvraag per jaar een tegemoetkoming van 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar.

  • 3 Indien geen computer, bijbehorende apparatuur en software ten laste van de provincie ter beschikking is gesteld, verlenen gedeputeerde staten de gedeputeerde op aanvraag voor de uitoefening van het ambt een tegemoetkoming voor de aanschaf of het gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. De tegemoetkoming bedraagt 30% van de aanschafwaarde daarvan voor een periode van maximaal drie jaar. Daarbij wordt ten hoogste uitgegaan van de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke aan de gedeputeerden ten laste van de provincie in bruikleen ter beschikking worden gesteld.

  • 4 Op aanvraag ontvangt de gedeputeerde een vast bedrag ter vergoeding van de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste of derde lid genoemde computerapparatuur. Gedeputeerde staten stellen de hoogte van het in de eerste volzin bedoelde bedrag van de vergoeding vast.

  • 5 De gedeputeerde ondertekent voor de bruikleen een bruikleenovereenkomst met de provincie. Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 6 Gedeputeerde staten kunnen ter uitvoering van dit artikel nadere regels vaststellen.

Artikel 31 Mobiele telefoon

  • 1 Op aanvraag wordt de gedeputeerde voor de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in bruikleen ter beschikking gesteld.

  • 2 De gedeputeerde ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de provincie.

  • 3 Gedeputeerde staten stellen het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 4 Op de bezoldiging van de gedeputeerde die de mobiele telefoon mede gebruikt voor privé-doeleinden wordt voor dit privé-gebruik een nader door gedeputeerde staten te bepalen bedrag ingehouden.

Artikel 32 Spaarloonregeling

De gedeputeerde kan op aanvraag deelnemen aan de voor het provinciaal personeel geldende spaarloonregeling.

Artikel 33 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

De gedeputeerde die bij benoeming nog niet over woonruimte in de provincie beschikt heeft ten laste van de provincie aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden;

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming als gedeputeerde overeenkomstig het bepaalde in artikel 2 van de ministeriële regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit gedeputeerden. 

Hoofdstuk IV Voorzieningen voor commissieleden

Artikel 34 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1.

    Het lid van een commissie ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissies een vergoeding die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 13 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks ingevolge artikel 13 voornoemd wordt herzien.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 94 van de Provinciewet ontvangt.

  • 3.

    Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

    • a.

      als statenlid of gedeputeerde;

    • b.

      uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het provinciaal belang dient.

  • 4.

    Voor leden van commissies als bedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit staten- en commissieleden gelden de volgende vergoedingen voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie:

    • a.

      de voorzitter van de Commissie rechtsbescherming: 350%;

    • b.

      de vice-voorzitter van de Commissie rechtsbescherming 300%, en

    • c.

      de leden van de Commissie rechtsbescherming 200%

  • van het in het eerste lid bedoelde bedrag van de vergoeding.

Artikel 35 Reis- en verblijfkosten

  • 1 Aan het lid van een commissie dat geen statenlid of gedeputeerde is en niet in zijn hoedanigheid van ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie vergoed. De vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen in de artikelen 2 en 4 van de Reisregeling binnenland.

  • 2 Het in het eerste lid bedoelde lid van de commissie worden vergoed de gemaakte noodzakelijke verblijfkosten voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie tot ten hoogste de bedragen, vastgesteld bij of krachtens het Reisbesluit binnenland.

Artikel 36 Buitenlandse excursie of reis

  • 1 Provinciale staten kunnen een commissie uit provinciale staten toestemming verlenen voor een excursie of reis naar het buitenland. Provinciale staten kunnen aan de toestemming voorwaarden verbinden.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de provincie georganiseerd.

  • 3 De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de provincie. 

Hoofdstuk V De procedure van declaratie

Artikel 37 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door

  • a.

    betaling uit eigen middelen; of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de provincie; of

  • c.

    een provinciale creditcard.

Artikel 38 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1 Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 25, 27, 28, 33 en 35 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.

  • 2 Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde dient het declaratieformulier binnen 2 maanden bij de griffier, onderscheidenlijk de provinciesecretaris of een door hem aangewezen ambtenaar in, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.

Artikel 39 Rechtstreekse facturering bij de provincie

  • 1 De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 25, 27, 28, 29 en 33 kan plaatsvinden door rechtstreekse toezending van de door het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde voor akkoord ondertekende factuur aan de provincie.

  • 2 Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 3 Het statenlid, onderscheidenlijk de gedeputeerde dient het begeleidingsformulier en de factuur binnen 2 maanden in bij de griffier, onderscheidenlijk de provinciesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.

Artikel 40 Gebruik creditcard

  • 1 De vergoeding van kosten als bedoeld in de artikelen 25, 27, 28 en 33 kan plaatsvinden door gebruikmaking van de provinciale creditcard.

  • 2 Een provinciale creditcard wordt de gedeputeerde op aanvraag in bruikleen ter beschikking gesteld voor het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de provincie in aanmerking komen. Aan de verstrekking van de creditcard kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 3 De provinciesecretaris draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van provinciale creditcards. Bij de aanvraag wordt aangegeven of een persoonlijke pincode voor het opnemen van contant geld gewenst wordt.

  • 4 Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan het model door gedeputeerde staten is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen.

  • 5 Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 2 maanden ingediend bij de provinciesecretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.

  • 6 Bij beëindiging van het ambt van gedeputeerde wordt de creditcard onverwijld ingeleverd.

  • 7 Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk ook bij de provincie. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels, voor rekening van de provincie.

Hoofdstuk Vl Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 41 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden provincie Groningen.

Artikel 42 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt, na uitgifte van het provinciaal blad waarin de verordening is geplaatst, in werking met ingang van 15 maart 2007, met dien verstande dat terugwerken onderstaande artikelen:

  • -

    artikelen 8 en 30 tot en met 1 januari 2005 (met uitzondering van lid 4, vergoeding internet);

  • -

    artikel 13 tot en met 1 januari 2006;

  • -

    artikel 12 tot en met 12 maart 2003, en

  • -

    artikel 14, tweede lid onderdeel d, 21, derde lid, en 22 tot en met 11 oktober 2006. 

Ondertekening

Groningen,

 

Voorzitter,

 

Griffier