Organisatie | Opmeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Algemene Subsidieverordening Opmeer 2013 |
Citeertitel | Beleidsregels Algemene Subsidieverordening Opmeer 2013 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet artikelen 108, 149 en 156
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2013 | 27-02-2015 | Nieuwe regeling | 20-12-2012 De koggenlander d.d. 3-1-2013 | RVS 8.44 d.d. 11-12-2012 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Opmeer,
Gelet op het besluit van de raad van 20 december 2012 tot vaststelling van
de Algemene subsidieverordening Opmeer 2013;
Overwegende dat de bepalingen van de Algemene subsidieverordening 2013
nadere invulling behoeven door middel van beleidsregels;
Algemene beleidsregels Algemene subsidieverordening Opmeer 2013
Algemene beleidsregels Algemene subsidieverordening Opmeer 2013
Bij de Algemene Subsidieverordening 2013 horen algemene en specifieke beleidsregels.
Artikel 1:3 van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB)geeft de definitie van beleidsregels.
Verder gaat titel 4.3 van de AWB specifiek in op beleidsregels. Voor meer informatie
daarover wordt verwezen naar de AWB.
De algemene beleidsregels houden de volgorde van deAlgemene Subsidieverordening
Opmeer 2013 aan om te zorgen voor een goede leesbaarheid. Naast deze algemene
beleidsregels zijn er ook specifieke beleidsregels.In het laatste hoofdstuk wordt daar kort op
ingegaan. U treft deze specifieke beleidsregels hier echter niet aan.
De essentie van budgetsubsidiëring is dat niet langer het voortbestaan van de organisatie en
haar exploitatie wordt gesubsidieerd, maar de overeengekomen en geleverde prestaties.
Verder is er bij budgetsubsidiëring zekerheid over het budget. Dat betekent ook dat tekorten
bij de subsidieontvanger door hen zelf moeten worden opgevangen. Daar tegenover staat dat
overschotten, behouden mogen blijven of worden gereserveerd. Dit vormt voor de instellingen
een stimulans om efficiënt en effectief te opereren.
In artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening zijn de algemene uitgangspunten
opgenomen. Deze worden verder uitgewerkt in de volgende beleidsregels:
• De subsidieontvanger dient de vrijwilligers, beroepskrachten, deelnemers en leden te betrek-ken bij het beleid van de organisatie.
• Het college is bevoegd om aan een vereniging een minimum aantal leden te verbinden,
indien de aard van de activiteit een bepaald minimum aantal deelnemers vergt.
• Alleen organisaties, verenigingen, stichtingen en/of instellingen
komen in aanmerking voor subsidiëring.
• Subsidiëring van (jeugd)leden heeft betrekking op leden die woonachtig zijn in de gemeente
Opmeer, tenzij in de beleidsregels uitdrukkelijk iets anders staat vermeld.
• Autonome prijsstijgingen leiden niet automatisch tot verhoging van de subsidie.
• Activiteiten waarbij sprake is van samenwerking tussen verschillende gelijksoortige maat-schappelijke instellingen genieten de voorkeur.
• Daar waar niet expliciet verdeelregels zijn opgenomen geldt dat als de aanvragen het
beschikbare bedrag overstijgen, het beschikbare bedrag wordt verdeeld, met dien verstande
dat voor alle subsidieontvangers het subsidiebedragmet hetzelfde percentage wordt ver-laagd.
• Subsidies worden verleend onder het voorbehoud dat de gemeenteraad op de begroting
voldoende middelen ter beschikking stelt.
• De in de verordening onder artikel 1 genoemde mogelijke subsidiëring van bijzondere
gevallen met betrekking tot door natuurlijke personen georganiseerde nieuwe activiteiten of
geleverde prestaties dient alleen te worden toegepast voor uitzonderlijke gevallen zoals
• Onder een jaarrekening wordt voor zover niet verwezen wordt naar artikel 361 van Boek 2
van het Burgerlijk Wetboek verstaan een balans en een winst en verliesrekening met
Geen waarderingssubsidies meer
Nieuwe waarderingssubsidies worden niet meer verstrekt. Op bestaande waarderingssubsidies
wordt de overgangsregeling toegepast zoals beschreven in artikel 23 van de Algemene
Subsidieverordening Opmeer 2013.
In artikel 4 van de verordening is geregeld dat de raad bevoegd is subsidieplafonds vast te
stellen. Onder subsidieplafond wordt verstaan: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak
ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking vansubsidies krachtens een bepaald wettelijk
voorschrift. (artikel 4.22 AWB).
Subsidieplafonds worden jaarlijks door de raad vastgesteld op basis van de vastgestelde
begroting. In het specifieke deel van dit subsidieprogramma wordt per categorie een
subsidieplafond vastgesteld voor:
• Maatschappelijke ondersteuning
De Awb verplicht bij vaststelling van een subsidieplafond ook verdeelregels vast te stellen,
nodig voor als de subsidieaanvragen het beschikbarebedrag overstijgen. In de eerste plaats
geldt dat subsidieaanvragen worden beoordeeld op grond van het specifieke beleid en de
specifieke beleidsregels. Daar waar niet expliciet verdeelregels zijn opgenomen geldt dat als
de aanvragen het beschikbare bedrag overstijgen, het beschikbare bedrag evenredig wordt
Artikel 4 Lid 6 geeft aan dat het college bevoegd is tot mandatering. Dit wordt uitgewerkt in
de Mandaatregeling gemeente Opmeer 2010 of opvolgende versies van de voornoemde
De aan de aanvraag te stellen eisen zijn geregeld in artikel 6 en 7 van de Algemene
Subsidieverordening Opmeer 2013. Ter uitwerking vandeze artikelen worden door het
college vastgestelde aanvraagformulieren gebruikt. De aanvraag kan schriftelijk en digitaal
geschieden. In de formulieren is ook verwerkt dat de aanvrager gemotiveerd moeten aangeven
op welke wijze de voorgenomen activiteiten bijdragen aan de gemeentelijke beleidsdoelen.
Tussentijdse aanvragen voor structurele subsidie
Tussentijdse aanvragen worden op grond van het beleid afgewezen. De aanvraag wordt te
allen tijde aan het college van burgemeester en wethouders voorgelegd, zodat het college
eventueel kan besluiten de aanvraag alsnog in heroverweging te nemen.
Als het college besluit een tussentijdse aanvraag te honoreren, kan dat met ingang van het
• De aanvraag vóór 1 juli is ontvangen
• De raad bereid is het bijbehorende subsidieplafond te verhogen
• De aanvraag aantoonbaar in een behoefte voorziet
Daarnaast moet de aanvraag minimaal aan één van de volgende eisen voldoen:
• De activiteit brengt de gemeente in positieve zin in de publiciteit;
• De activiteit is gericht op ten minste één van de volgende doelgroepen: jongeren, ouderen,
minima, mindervaliden, minderheden;
• De activiteit komt ten goede aan minimaal één van de gemeentelijke speerpunten uit het
raadsprogramma: communicatie, veiligheid, woonomgeving, voorzieningen, jeugdbeleid,
dienstverlening en bestuurlijke autonomie.
De toekenning geldt voor de duur van de rest van desubsidieperiode, zoals beschreven in
artikel 1 van de Algemene Subsidieverordening Opmeer 2013.
Indien niet zeker is dat de gesubsidieerde activiteit ook op langere termijn ‘aanslaat’,
voldoende deelname oplevert of gecontinueerd wordt,wordt (nog) geen structurele subsidie
toegekend. De activiteit wordt beschouwd als experiment en de bijdrage valt dan onder de
categorie incidentele subsidies. Na maximaal vier jaar wordt de incidentele subsidie
beëindigd. Het college kan vervolgens besluiten over eventuele wijziging van beleid,
verhoging van een subsidieplafond, opname van de betreffende activiteit in het
subsidieprogramma en voortzetting van de bekostiging in de vorm van een structurele
Nadere invulling weigeringsgronden
Het college zal op basis van artikel 2 lid 2 van deAlgemene Subsidieverordening Opmeer
2013 ter nadere invulling en aanvulling van artikel11 lid van de Algemene
Subsidieverordening 2013 geen subsidie verlenen aan:
• Commerciële activiteiten, activiteiten die discriminerend zijn, in strijd zijn met de algemeen
geldende normen en goede zeden of gericht zijn op verspreiding van partijpolitieke, gods-dienstige of levensbeschouwelijke overtuigingen.
• Nieuwe activiteiten of nevenactiviteiten gericht opde gemeenschap of op doelgroepen
waarin al op andere wijze is voorzien
• Sponsoring van individuele natuurlijke personen.
• Activiteiten die al op een andere manier door de gemeente Opmeer gesubsidieerd worden.
Tenzij dat duidelijk is opgenomen in de beleidsregels voor de betreffende subsidie wordt er
geen subsidie verleend voor de volgende kosten:
• Kosten van artikelen bestemd voor de verkoop, kosten van buffetexploitatie en kosten van
acties en activiteiten met het doel inkomsten te verwerven.
• Kosten van consumpties, maaltijden, traktaties en rookartikelen.
• Kosten van geschenken, attenties, e.d..
• Kosten in verband met afschrijving, schade, vergunningen, leges, verrekenbare BTW (voor
zover het geen kosten van een investering in het kader van de accommodatieregeling be-treft).
• Kosten van financiële en materiële bijstand.
• Vergoedingen aan vrijwilligers, zoals vergoedingen voor loonderving en vacatie- of
• Overige uitgaven die naar het oordeel van het college niet voor subsidie in aanmerking
Bij het afsluiten van uitvoeringsovereenkomsten of het vaststellen van voorwaarden in de
subsidiebeschikking zal een percentage worden opgenomen ter compensatie van deze
prijsstijgingen. Het percentage wordt gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verwach-tingen voor de toekomst. Voor verenigingen die een vast bedrag ontvangen geldt dat
indexering niet wordt toegepast.
Voor overige subsidies geldt dat gerekend wordt meteen verwacht inflatiepercentage (of met
stijging van zeer specifieke kosten in een bepaaldesector). Hiervoor gebruiken wij het per-centage van de prijsmutatie Nationale Bestedingen zoals vermeld in de meicirculaire van het
Ministerie van Binnenlandse Zaken voorafgaand aan periode waarvoor het subsidiebedrag
geldt. Loonstijgingen kunnen alleen worden berekendbij instellingen met personeel in dienst.
De compensatie heeft betrekking op maximaal het gedeelte dat subsidie deel uit maakt van de
totale inkomsten. Er kan logischerwijs voor gekozenworden om geen loon- en prijsstijgingen
in de subsidie mee te wegen om het subsidieniveau stabiel te houden. Dat kan via het
subsidieplafond en/of als de raad de gelden voor deloon- en prijscompensatie niet in de
jaarlijkse begroting worden opgenomen.
Voor eenmalige of incidentele subsidies gelden de volgende beleidsregels:
• De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagddienen incidenteel/eenmalig te zijn.
Activiteiten die al eerder zijn uitgevoerd of naar alle waarschijnlijkheid in de toekomst
terugkeren, of in hoge mate vergelijkbaar zijn, komen daarom niet voor deze subsidie in
• Alleen lokale of regionale activiteiten komen voor subsidiëring in aanmerking.
• De activiteit heeft een historisch, cultureel, toeristisch, recreatief, educatief, emancipatorisch
• Maximaal 80% van de kosten van de activiteit komt voor subsidie in aanmerking, tenzij de
organisatie aantoonbaar en na gedane inspanningen niet in staat is gebleken de overige 20%
te kunnen bekostigen uit eigen of andere inkomsten.
• De toepassing van de beleidsregels jubilea heeft voorrang op deze regels.
De gemeente kent op grond van de beleidsregel jubilea een subsidie toe aan:
• Activiteiten bij een jubileum van (een veelvoud van) 10 jaar € 50,00
• Activiteiten bij een jubileum van (een veelvoud van) 25 jaar € 150,00
• Activiteiten bij een jubileum van (een veelvoud van) 100 jaar € 250,00
Bij afwijkende aanvragen beslist het college over de hoogte van het subsidie. Een subsidie
wordt op aanvraag toegekend als het jubileum ook daadwerkelijk gevierd wordt en/of indien
een lid van het college wordt uitgenodigd ter ere van het jubileum. De subsidie wordt in de
vorm van een cheque uitgereikt door een lid van hetcollege of de raad tijdens de
feestelijkheden ter gelegenheid van het jubileum. De subsidie wordt ten laste gebracht van de
Subsidies van € 50.000 of meer per jaar
In ieder geval bij subsidies van jaarlijks € 50.000,00 of hoger zal regulier overleg tussen de
gemeente en de subsidieontvanger plaatsvinden om tussentijds te bezien of:
• Aan de afspraken, of voorwaarden wordt voldaan.
• Ingespeeld dient te worden op veranderende omstandigheden in de samenleving;
• Een herijking van beleid nodig is.
Hoewel er dus nadrukkelijk mogelijkheden zijn om gedurende de subsidieperiode bij te sturen
blijft het uitgangspunt onverminderd dat de subsidie en de bijbehorende afspraken gedurende
de subsidieperiode niet gewijzigd worden.
Artikel 14 van de Algemene Subsidieverordening Opmeer 2013 regelt de accountantscontrole.
Indien de kosten lager zijn wordt gekozen voor een controle door een accountant-administratieconsulent. Het college kan een protocol vaststellen voor de accountantscontrole.
Vergoeding over vermogensvorming
Deze paragraaf is een uitwerking van artikel 17 vande Algemene Subsidieverordening
Opmeer 2013. De hoogte van deze vergoeding over vermogensvorming wordt door het
college vastgesteld in evenredigheid met het aandeel dat de subsidieverstrekking heeft
bijgedragen aan die vermogensvorming en bedraagt ten hoogste het bedrag van de verleende
subsidie. De berekeningsformule wordt als volgt vastgesteld:
v = verkoopwaarde vaste activa en voorraden
w = boekwaarde vaste activa en voorraden
x = vermogen (bezittingen minus schulden bij ontbinding)
z = overige inkomsten jaarlijks
u = (v-w)*(y/(y+z)) (bij geval a. tot en met d.)
Het kan gaan om de volgende vormen van vermogensvorming:
a.De subsidieontvanger vervreemdt of bezwaart voor degesubsidieerde activiteiten
gebruikte of bestemde goederen of wijzigt de bestemming daarvan.
b.De subsidieontvanger ontvangt een schadevergoeding voor verlies of beschadiging van
voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen.
e.De rechtspersoon die de subsidie ontving, wordt ontbonden.
Steekproef en/of controle naar aanleiding van signalen
Ook na de vaststelling van subsidies is steekproefsgewijze controle of controle naar
aanleiding van ontvangen signalen mogelijk. De subsidieontvanger zal daaraan mee moeten
werken. Vooral voor subsidies tot € 5.000 betekent dit dat ondanks de directe vaststelling van
subsidies bij verlening er toch achteraf controle kan plaatsvinden. Intrekking of wijziging van
het subsidie zal alleen plaatsvinden in extreme gevallen, bij voorbeeld bij fraude.
4. Specifieke beleidsregels subsidiëring
In elk van de navolgende hoofdstukken in de beleidsregels wordt een beleidsterrein
beschreven aan de hand van een vast stramien. In deeerste plaats zal een korte beschrijving
worden gegeven van de huidige situatie op het betreffende beleidsterrein. Deze wordt gevolgd
door een globale beschrijving van de gewenste situatie. Deze gewenste situatie vormt het
kader waarbinnen het beleid gedurende de subsidieperiode zal worden uitgevoerd.
De gewenste situatie wordt vervolgens vertaald in een doelstelling zoals die gedurende de
subsidieperiode gehanteerd wordt voor het betreffende beleidsterrein. Als vierde onderdeel zal
worden aangegeven welke concrete activiteiten in desubsidieperiode dienen te worden
In een aantal gevallen kan in de beleidsregels ook verwezen worden naar documenten waarin
afspraken of doelstellingen zijn vastgelegd, zoals een samenwerkingsovereenkomst.
Voor organisaties kan een afwijkende procedure m.b.t. de aanvraag en verdere daaruit voort-vloeiende activiteiten gelden die in beleidsregels en correspondentie wordt vermeld.
De beschrijving van het beleid is zoveel mogelijk in samenwerking met de betrokken in-stellingen tot stand gekomen. Dat wil niet altijd betekenen dat de betrokken instellingen het
beleid volledig steunen. Het beleid is er in alle gevallen op gericht dat in overleg met de
betrokken instellingen een uitvoeringsovereenkomst kan worden gesloten of afspraken in de
subsidiebeschikking worden opgenomen voor het uitvoeren van activiteiten in de
subsidieperiode waar zowel gemeente als uitvoerder zich in kunnen vinden. In de nieuwe
verhoudingen past het ook dat instellingen zich bijvoorbeeld op eigen initiatief ook met
andere activiteiten bezig houden die niet binnen deuitvoeringsovereenkomst of voorwaarden
zoals opgenomen in de subsidiebeschikking vallen. Vanzelfsprekend kan de ontvangen
subsidie hiervoor niet aangewend worden, maar anderzijds heeft de gemeentelijke overheid
geen enkele bemoeienis met deze activiteiten.
De (wijzigingen in de) beleidsregels worden door het college vastgesteld.
Aldus vastgesteld op 20 december 2012