Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Utrechtse Heuvelrug

Milieubeleidsplan Utrechtse Heuvelrug 2009-2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUtrechtse Heuvelrug
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingMilieubeleidsplan Utrechtse Heuvelrug 2009-2014
CiteertitelMilieubeleidsplan Utrechtse Heuvelrug 2009-2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

02-10-200912-10-2017nieuwe regeling

24-09-2009

Gemeentenieuws, 01-10-2009

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Milieubeleidsplan Utrechtse Heuvelrug 2009-2014

 

 

Inleiding

Kerkplein 2

T (0343) 56 56 00

Postbus 200

F (0343) 41 57 60

3940 AE Doorn

E info@heuvelrug.nl

Datum

10 juli 2009

Afdeling

Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling

Auteur

Anita Holstra

Marietje van Eeghen

Sascha Herzberg, Milieudienst

Inhoudsopgave

1 Inleiding 5

  • 1.

    1 Een gemeentelijk milieubeleidsplan: de aanleiding en het proces. 5

  • 1.

    2 Doel en reikwijdte van het milieubeleidsplan 9

  • 1.

    3 Inhoud en opbouw van het milieubeleidsplan 10

2 Duurzaamheid 11

  • 2.

    1 Inleiding 11

  • 2.

    2 Wat is duurzaamheid? 11

  • 2.

    3 Onze doelstellingen, ambities en prioritering 12

  • 2.

    4 Organisatorische inbedding 13

  • 3.

    Duurzaamheid in onze samenleving 14

3 Gemeentelijke Interne Duurzaamheidszorg (GID) 15

  • 3.

    1 Inleiding 15

  • 3.

    2 Huidige situatie 15

  • 3.

    3 Doel, ambitie en prioritering 17

  • 3.

    4 Het actieprogramma gemeentelijke interne duurzaamheidszorg 18

3.4.1 Energiebeheer 18

3.4.2 Gemeentelijke gebouwen 19

3.4.3 Mobiliteit personeel 19

3.4.4 Duurzaam inkopen 19

3.4.5 Beheer van de openbare ruimte 20

3.4.6 Duurzaam personeelsbeleid 21

3.5 Van een verzameling projecten naar duurzaamheidszorg 21

4 Klimaat, energie en duurzaam bouwen 23

  • 4.

    1 Inleiding 23

  • 4.

    2 Huidige situatie 23

  • 4.

    3 Doel, ambitie en prioritering 23

  • 4.

    4 Het actieprogramma 2009 – 2012 25

4.4.1 Gemeentelijke organisatie 25

4.4.2 Bestaande en nieuwe woningen 27

4.4.3 Utiliteitsgebouwen 31

4.4.4 Bedrijven 31

4.4.5 Verkeer en vervoer 32

4.4.6 Grootschalige duurzame energieopties 33

4.5 Stimuleringsregeling Lokaal klimaatbeleid 34

5 Kwaliteit van de leefomgeving 37

  • 5.

    1 Inleiding 37

  • 5.

    2 Huidige milieusituatie 37

  • 5.

    3 Doel en ambitie 39

  • 5.

    4 Het actieprogramma kwaliteit leefomgeving 40

5.4.1 Geluid 40

5.4.2 Lucht 45

5.4.4 Gebiedsgericht milieubeleid 51

5.4.5 Kansrijke projecten 55

6 De randvoorwaarden: Communicatie, monitoring en financiën 56

  • 6.

    1 Communicatie 56

  • 6.

    2 Monitoring en evaluatie 58

  • 6.

    3 Financiën 60

7 Bijlagen 62

Een gemeentelijk milieubeleidsplan: de aanleiding en het proces.

Januari 2006: Utrechtse Heuvelrug ontstaat uit een samenvoeging van de voormalige gemeenten Amerongen, Doorn, Driebergen, Leersum, en Maarn. Als nieuwe gemeente zijn we nog 'blanco', we moeten een eigen identiteit ontwikkelen en onze rol in de regio bepalen. De ontwikkelingsrichting op ruimtelijk gebied voor de langere termijn zal worden uitgezet in een structuurvisie. Ook voor de korte termijn hebben we op alle beleidsterreinen behoefte aan inzicht in de stand van zaken omdat we meteen al tal van keuzes moeten maken. In het collegeprogramma is vastgelegd dat er een milieubeleidsplan moet komen. Deze kadernota wordt een van de pijlers onder de structuurvisie.

Datzelfde jaar nog beginnen de voorbereidingen voor het schrijven van het plan van aanpak. Doel: een integraal en gebiedsgericht milieubeleidsplan waarin de ambities en doelstellingen voor de verschillende milieuthema's op strategisch niveau zijn vastgelegd. Besloten wordt het plan zelf te schrijven, in nauwe samenwerking met de Milieudienst Zuidoost-Utrecht. Want niet alleen het uiteindelijke resultaat is belangrijk, maar ook het proces dat tot het beleid leidt. Dit traject creëert draagvlak voor de uitvoering van het beleid, is de verwachting.

2007: De klimaatverandering komt zeer prominent op de maatschappelijke en politieke agenda's, onder meer door de film An Inconvenient Truth ('Een ongemakkelijke waarheid') van Al Gore. Het begrip duurzaamheid doet opgang en iedereen raakt ervan doordrongen dat er echt iets moet veranderen.

Voor het milieubeleidsplan is inmiddels een verkenning uitgevoerd, een inventarisatie van de stand van zaken rondom de verschillende milieuthema's in de gemeente. Daaruit blijkt dat de gemeente de wettelijk verplichte milieutaken naar behoren uitvoert. De milieukwaliteiten binnen de gemeentegrenzen zijn relatief goed, maar met name lucht- en geluidkwaliteit staan onder druk. De verkenning toont ook aan dat de gemeente geen structurele aanpak heeft voor het klimaatprobleem en voor de interne milieuzorg.

De milieuverkenning had de basis moeten zijn voor het bepalen van de milieuambities, maar in de loop van het jaar wordt duidelijk dat dit absoluut niet volstaat. Want hoe kun je als gemeente recht doen aan je duurzaamheidsambitie als je alleen afzonderlijke milieuthema's behandelt? Dat die ambitie er is, staat als een huis: binnen de organisatie, binnen het bestuur, binnen de samenleving, iedereen heeft het erover. Dit wordt bevestigd tijdens een bijeenkomst met raads- en commissieleden over het gemeentelijke milieubeleid, eind november 2007. De opdracht die de afdeling meekrijgt voor de verdere uitwerking van het milieubeleid wordt door een raadslid scherp samengevat in één zin: 'Utrechtse Heuvelrug Natuurlijk Duurzaam!' Het motto is geboren en de gemeente wil graag het goede voorbeeld geven.

2008: De raads- en commissieleden geven op de bijeenkomst van eind 2007 nog een tweede signaal af: 'Laten we vooral niet op beleid wachten, maar nu al oppakken wat kan'. Deze opmerking zet de sneeuwbal in beweging. Overal, in de organisatie en daarbuiten, wordt werk gemaakt van duurzaamheid. Zo krijgen de projecten Lange Dreef en de bouw van het nieuwe gemeentekantoor en de gemeentewerf alsnog extra duurzaamheidsambities. Duurzaam inkopen wordt een speerpunt in het inkoopbeleid, de startnotitie GVVP 'een bewuste mobiliteitskeuze' krijgt een duurzame invulling, de verkoop van een gemeentelijk pand is aan duurzame voorwaarden gebonden, het klimaatbeleid komt van de grond en in september beleeft de gemeente de eerste editie van de Duurzame Dagen. Ingezameld gft en snoeihout gaat naar vergistingsinstallaties en biomassacentrales voor het opwekken van groene stroom. Kortom, het enthousiasme is groot en al in 2008 krijgen veel projecten een duurzame uitvoering. Er gebeurt zelfs zoveel, dat het schrijven van het milieubeleidsplan in het gedrang komt – een direct gevolg van de keuze om het schrijven niet uit te besteden.

In de loop van het jaar zijn de hoofdthema's voor het milieubeleid wel duidelijk. Na de laatste bewonersbijeenkomsten ligt eind 2008 het eerste concept klaar. Weliswaar later dan de bedoeling, maar inhoudelijk veel meer omvattend dan we aanvankelijk voor ogen hadden. Dit concept doet recht aan de wens van de gemeente om duurzaamheid uit te stralen. Sterker nog, de gemeente is er al mee aan de slag gegaan.

We hopen dat het beleidsplan een forse bijdrage levert aan de toekomst van Utrechtse Heuvelrug en dat het de aftrap is voor een duurzame inzet van medewerkers én bewoners, bedrijven en organisaties.

Utrechtse Heuvelrug, Natuurlijk Duurzaam!

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Schematische weergave proces

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verkennningsfase

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Verkenningsfase

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitwerkingsfase

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitwerkingsfase

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Afrondingsfase

 

 

 

 

 

Afrondingsfase

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Doel en reikwijdte van het milieubeleidsplan

De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft stevige duurzaamheidsambities, dat blijkt uit de concept structuurvisie. Met dit als uitgangspunt hebben we het doel van het milieubeleid zo geformuleerd:

Hoe we dit doel dichterbij gaan brengen staat in dit milieubeleidsplan; welke richting we uitgaan, wat onze ambities zijn en waar onze prioriteiten liggen. Voor de eerste periode, de jaren 2009 – 2012, kunnen we concreet zijn. We beschrijven waar we aan gaan werken en welke prestaties daarbij horen. We geven de randvoorwaarden aan, zoals de inzet en de middelen die nodig zijn om deze prestaties te halen. Wat we aan communicatie gaan doen en hoe we gaan monitoren en evalueren staat ook in het milieubeleidsplan beschreven.

In de startnotitie, in april 2008 door de raad vastgesteld op basis van de milieuverkenning, staan de volgende speerpunten van het beleid:

  • 1.

    'Utrechtse Heuvelrug Natuurlijk Duurzaam': we vertalen het begrip duurzaamheid naar de praktijk van onze gemeente.

  • 2.

    Gemeentelijke interne duurzaamheidszorg: als gemeentelijke organisatie geven we het goede voorbeeld.

  • 3.

    Klimaat, energie en duurzaam bouwen: we nemen onze verantwoordelijkheid voor de klimaatverandering en zetten in op klimaatbeleid en duurzaam bouwen.

  • 4.

    Kwaliteit van de leefomgeving in onze gemeente: we gaan aan de slag met gebiedsgericht milieubeleid en pakken knelpunten aan rondom geluid, luchtkwaliteit en licht.

Deze vier onderwerpen staan centraal in het milieubeleidsplan en komen terug in de hoofdstukken 2 tot en met 5.

Dit milieubeleidsplan is geen uitputtend gedetailleerd document waarin alle milieutaken en thema's uitvoerig worden behandeld. Het gaat vaak om wettelijke taken die jaarlijks worden beschreven en verantwoord in respectievelijk het milieujaarprogramma en het milieujaarverslag. Voor een aantal thema's is recent al beleid ontwikkeld en zijn de uitvoeringstrajecten in gang gezet. Dat gaat gewoon door. Andere thema's spelen niet of nauwelijks in onze gemeente en daarom is het niet noodzakelijk hiervoor nieuw beleid op te stellen. Het volstaat om de wettelijk verplichte taken uit te voeren en incidentele problemen op te lossen.

Dit milieubeleidsplan voor de periode 2009 – 2012 wordt in 2012 geëvalueerd en op grond daarvan geactualiseerd. Door voortschrijdend inzicht en technische ontwikkelingen kan dit plan in 2012 achterhaald zijn. Een herziening van het beleid is dan wellicht noodzakelijk.

Inhoud en opbouw van het milieubeleidsplan

Het is vast al opgevallen: duurzaamheid is het hoofdthema van het milieubeleidsplan. Het geeft richting en staat als het ware boven de andere thema's.

In hoofdstuk 2 lichten we toe wat wij als gemeente Utrechtse Heuvelrug onder duurzaamheid verstaan. Hoe we dit begrip als leidend principe willen hanteren staat ook in dit hoofdstuk.

In de hoofdstukken erna komen de andere speerpunten aan de orde. In hoofdstuk 3 de Gemeentelijke Interne Duurzaamheidszorg; in hoofdstuk 4 Klimaat, Energie en Duurzaam Bouwen; en in hoofdstuk 5 de Kwaliteit van de Leefomgeving. Elk hoofdstuk heeft zijn eigen doel, ambities en uitvoeringmaatregelen. Waar de onderwerpen elkaar overlappen zullen verwijzingen staan.

In hoofdstuk 6 gaan we in op de randvoorwaarden voor het beleid: communicatie, monitoring en evaluatie en financiering.

In alle hoofdstukken is het centrale doel omkaderd, zijn de ambities vetgedrukt en de uitvoeringsmaatregelen genummerd. Bij elke uitvoeringsmaatregel hoort een projectblad met de beschrijving van het doel, het beoogde resultaat, de aanpak, de verantwoordelijke, de middelen en de planning. De projectbladen staan gebundeld in Hoofdstuk 7, bijlage 2. Alle uitvoeringsmaatregelen zijn vervolgens bij elkaar gezet in een overzicht met daarbij de kosten en de planning. Dit overzicht is in feite het uitvoeringsprogramma en is te vinden in bijlage 4.

Duurzaamheid

Inleiding

De gemeenteraad heeft ons expliciet gevraagd vorm en inhoud te geven aan het begrip duurzaamheid voor onze gemeente. Dat is geen eenvoudige opdracht. Duurzaamheid wordt te pas en te onpas gebruikt en dreigt een containerbegrip te worden dat je overal kunt opplakken. Er zijn al genoeg definities en verhandelingen in omloop en wij gaan niet proberen deze te verbeteren. Dat is ook niet waar nu behoefte aan is. Waar wel behoefte aan is, zijn praktische handvatten om duurzaamheid in te vullen.

Onze gezamenlijke zoektocht naar de invulling van duurzaamheid heeft er voor gezorgd dat het begrip is gaan leven in de gemeente. Inmiddels stellen we onszelf bij tal van projecten en beleidsstukken de vraag of we wel duurzaam bezig zijn. Daar hebben ontwikkelingen in de samenleving natuurlijk ook invloed op, zoals het publieke debat over de klimaatverandering en de schaarste aan grondstoffen. Dát er binnen de verschillende afdelingen zo wordt nagedacht over duurzaamheid is al winst.

Wat is duurzaamheid?

Even terug naar de definitie. Duurzame ontwikkeling is een begrip waarin ecologische, economische en sociale belangen bij elkaar komen. Belangen van zowel de huidige als de toekomstige generaties. Het is een allesomvattend begrip want ontwikkelingen op technisch, economisch, ecologisch en sociaal vlak kunnen allemaal bijdragen aan een wereld die efficiënter en zuiniger is. Kortom, een aarde waar het leven van mensen in evenwicht is met de natuurlijke bronnen van ons bestaan. Dit figuur geeft het begrip duurzaamheid weer.

Duurzaamheid raakt alle beleidsterreinen van de gemeente, zoveel is duidelijk. Maar verder is het een erg abstract begrip. In de rest van dit hoofdstuk proberen we het concreter te maken voor de toepassing in onze dagelijkse praktijk.

Onze doelstellingen, ambities en prioritering

Met dit overkoepelende doel in ons achterhoofd zijn wij op zoek gegaan naar stellingen die vertellen wat hiervoor van belang is in onze gemeente. De negen Heuvelrug-principes voor duurzaamheid:

  • 1.

    Wij koesteren de unieke kwaliteit van landschap, natuur, groen, cultuurhistorie en archeologie in onze gemeente en verbeteren deze waar mogelijkWe willen een robuuste groenstructuur waarin de cultuurhistorische en archeologische waarden tot hun recht komen. Daarom staan we ruimtelijke ontwikkelingen alleen toe op plaatsen waar ze de groenstructuur niet aantasten en mogelijk zelfs versterken. We zetten in op ecologisch groen en hebben veel aandacht voor water. We nemen maatregelen om oppervlaktewater zichtbaar te maken en schoon te houden, regenwater vast te houden en grondwater te beschermen.

  • 2.

    Iedereen krijgt de ruimte om mee te doenOntwikkelingen moeten een positief effect hebben op de omgeving, de ruimte om te bewegen, te recreëren, elkaar te ontmoeten en te participeren in de samenleving in al zijn aspecten. Dit kunnen de Lokale Agenda 21 werkgroepen zijn, maar ook zwerfvuilgroepen, jongerenprojecten, voorzieningen voor ouderen en arbeidsparticipatie voor minder kansrijken.

  • 3.

    Wij willen een schone, gezonde en veilige gemeenteWij streven naar een goede bodemkwaliteit, veel groen en water in de wijken, een goede lucht- en geluidkwaliteit, weinig lichthinder en een schoon en veilig vervoerssysteem.

  • 4.

    Wij gaan verspilling tegenWe zetten in op meervoudig ruimtegebruik, energiezuinig bouwen en inkopen, het gebruik van duurzame materialen en op het voorkomen dan wel hergebruiken van afval.

  • 5.

    We doen lokaal wat lokaal kanWe stimuleren (het kopen van) streekproducten en maatschappelijk betrokken ondernemen. Waarom zou je producten of diensten van ver halen als ze dichtbij te krijgen zijn?

  • 6.

    Activiteiten die schadelijke bijeffecten hebben bouwen we afDe manier waarop we bouwen en ons verplaatsen, ons energieverbruik, de herkomst en productiewijze van onze inkopen, het heeft allemaal onze aandacht. De hele levenscyclus is belangrijk.

  • 7.

    Wij bieden ruimte aan creativiteit en innovatieCreatieve oplossingen kunnen botsen met regels en bestaande structuren. We werken aan het wegnemen van die belemmeringen om ruimte te bieden aan creativiteit en innovatie.

  • 8.

    Ontwikkelingen beoordelen we in hun brede context, zowel in termen van ruimte als tijdOntwikkelingen staan nooit op zichzelf. Ze hebben invloed op en worden beïnvloed door hun omgeving. Stilstand of achteruitgang kunnen we in bepaalde situaties accepteren als dit uiteindelijk een verbetering teweegbrengt.

  • 9.

    Wij willen een economisch vitale gemeente zijn

Ontwikkelingen, zowel in de gemeentelijke organisatie als daarbuiten, moeten een gezonde economische basis hebben. We willen een goed ondernemersklimaat waar instellingen en bedrijven die een duurzame economische ontwikkeling bevorderen tot bloei kunnen komen. We denken dan vooral aan bedrijvigheid in de sector kennis en innovatie, recreatie en toerisme, duurzame landbouw en zorg en wellness. We hechten aan maatschappelijk betrokken ondernemen.

Organisatorische inbedding

We kunnen pas een duurzame gemeente zijn als we nadenken over duurzaamheid net zo vanzelfsprekend vinden als het afwegen van de kosten en baten. En dat in alle gelederen van de gemeentelijke organisatie, bij al het beleid dat we maken en bij alle projecten die we uitvoeren. We moeten ons steeds afvragen: zijn dit duurzame oplossingen die ten goede komen aan de kwaliteit van onze gemeente, nu en later? Bovenstaande principes zijn een leidraad, tegelijkertijd zijn ze nog te abstract om als handvat voor de dagelijkse praktijk te dienen.

Een heel bruikbaar instrument is het afwegingskader duurzaamheid dat de provincie Utrecht heeft ontwikkeld. In dit afwegingskader staan alle aspecten die volgens de provincie de duurzaamheid van projecten bepalen. Ze zijn onderverdeeld in people-, planet-, profit- en effectaspecten. Dit laatste aspect zegt iets over de effecten op andere plekken in de wereld of in de tijd, en over de eventuele voorbeeldfunctie van een project. Het afwegingskader staat in hoofdstuk 7, bijlage 1.

Met dit kader heeft de provincie concreet gemaakt wat zij onder duurzaam verstaat. Om de duurzaamheid van een project te bepalen, doorloop je de checklist per aspect. Het aantal vinkjes geeft niet alleen aan of een project duurzaam is, maar ook of er evenwicht is tussen people, planet en profit. Het is een heel concrete en tegelijkertijd inspirerende checklist, een bruikbaar instrument voor onze gemeente.

Voor het inbedden van duurzaamheid in de organisatie nemen wij de volgende maatregelen:

1.Afwegingskader duurzaamheid

Analoog aan het afwegingskader duurzaamheid van de provincie Utrecht (hoofdstuk 7, bijlage 1) gaat de gemeente Utrechtse Heuvelrug een afwegingskader duurzaamheid opstellen. De negen Heuvelrug-principes van de vorige paragraaf krijgen hiermee een vertaling naar de praktijk. Dit afwegingskader kunnen wij op verschillende manieren gebruiken, onder andere door het onderdeel te maken van het projectplan voor beleidsstukken en grotere projecten. Zo wordt duurzaamheid een integraal onderdeel van gemeentelijke projecten en plannen en de realisatie daarvan.

2.Aanjaagteam duurzaamheid

Een aanjaagteam gaat ervoor zorgen dat duurzaamheid blijvend bij de gemeentelijke organisatie op de agenda staat. Dit team heeft een signalerende, stimulerende en faciliterende rol. De leden van het aanjaagteam komen uit diverse geledingen binnen de organisatie en vervullen als individu een ambassadeursrol voor duurzaamheid. Het team wordt voorgezeten door de gemeentesecretaris en krijgt ondersteuning vanuit de afdeling Milieu en Communicatie. Het komt twee tot drie keer per jaar bij elkaar en is verantwoordelijk voor de volgende zaken:

  • ·

    De toepassing van het afwegingskader duurzaamheid in projecten en in het beleid van de gemeente.

  • ·

    Het signaleren van kansen en het stimuleren en faciliteren van nieuwe duurzame initiatieven.

  • ·

    Het regelmatig organiseren van acties, bijeenkomsten en cursussen rondom duurzaamheid, voor de hele organisatie of een deel ervan.

    • 3.

      Duurzaamheid in onze samenleving

De gemeentelijke organisatie wil het goede voorbeeld geven en ze wil in de rest van de samenleving duurzame initiatieven bevorderen. Omgekeerd laat de gemeente zich graag inspireren door bedrijven, organisaties en inwoners. De dialoog is heel belangrijk. Het is een overweging om een duurzaamheidsberaad in te stellen, analoog aan bijvoorbeeld het verkeersberaad en het groenberaad. We vinden echter dat duurzaamheid een normaal afwegingskader is voor alle beleidsterreinen en werkvelden. Daarom hebben we gekozen duurzaamheid in te brengen in bestaande overlegvormen met de samenleving. De afdeling Milieu gaat in overleg met de verantwoordelijke ambtenaar onderwerpen over duurzaamheid agenderen.

Gemeentelijke Interne Duurzaamheidszorg (GID)

Inleiding

De ambitie van onze gemeente is 'Utrechtse Heuvelrug, Natuurlijk Duurzaam'. Waar kunnen we dan beter beginnen dan bij onze eigen bedrijfsvoering? Daar hebben we de meeste invloed op en daar liggen de grootste kansen om onszelf als duurzame gemeente op de kaart te zetten. Bovendien, zelf enthousiast en serieus aan de slag gaan is de beste manier om anderen op touw te nemen en samen het beleid gerealiseerd te krijgen.

In hoofdstuk 2 hebben we al stilgestaan bij het begrip duurzaamheid. Het is niet zozeer een meetbaar gegeven, het gaat eerder om de afwegingen die we steeds maken. Niet alleen financiële overwegingen moeten we daarin meenemen, maar ook het milieu en sociale aspecten. Duurzaamheid is een relatief begrip. De ene manier van handelen is duurzamer dan de andere, maar of iets echt duurzaam is, zal altijd onderwerp van discussie blijven.

De bedrijfsvoering van onze gemeente kunnen we op tal van manieren duurzamer maken. Voor de komende vier jaar kiezen we de pragmatische insteek. We steken niet te veel tijd en energie in het definiëren en meten van de duurzaamheid op dit moment maar gaan meteen aan de slag. We stellen onszelf duidelijke doelen en monitoren onze prestaties. Als het nodig is kunnen we die bijstellen of nieuwe acties toevoegen. Het wordt een continu verbeterproces waardoor de bedrijfsvoering steeds duurzamer wordt. We kunnen voortdurend inspelen op nieuwe inzichten, ontwikkelingen en mogelijkheden. Communicatie is daarin belangrijk, zowel intern als extern. Succesvolle acties moeten de aandacht krijgen die ze verdienen, het zijn voorbeelden die motiveren en inspireren. Minder succesvolle projecten verdienen zeker ook onze aandacht omdat we daarvan kunnen leren.

Het belangrijkste signaal dat we willen overbrengen, is dat de gemeente duurzaamheid serieus oppakt, ook bij zichzelf. Dat is onze missie.

Huidige situatie

Het is niet eenvoudig een volledig beeld te geven van de effecten van de gemeentelijke bedrijfsvoering op dit moment. Uit onderzoek weten we wel wat de milieubelasting is van een gemiddeld overheidskantoor in Nederland. Met name de mobiliteit van medewerkers, zowel woon-werkverkeer als reizen 'voor de baas', wegen zwaar in de totale milieubelasting (samen 56%). Het energieverbruik, bijvoorbeeld voor verwarming van de gebouwen, is goed voor 31%.

Wat het effect van de bedrijfsvoering is op andere, bijvoorbeeld sociale aspecten is niet bekend. Daarover zijn geen gegevens beschikbaar.

De milieubelasting van een gemiddeld overheidskantoor in Nederland over 2007 (Milieubarometerbenchmark)

De belasting per milieuaspect van een gemiddeld overheidskantoor:

  • ·

    2% kantoorpapier (rood)

  • ·

    21% dienstreizen (donkergroen)

  • ·

    35% woon-werkverkeer (lichtgroen)

  • ·

    1% gevaarlijk afval (lichtblauw)

  • ·

    10% bedrijfsafval (blauw)

  • ·

    0% water en afvalwater

  • ·

    13% verwarming (geel)

  • ·

    18% elektriciteit (oranje)

In onze gemeente werken ongeveer 350 ambtenaren, waarvan zo'n 300 op kantoor. De anderen werken buiten, vooral in het beheer van de openbare ruimte. We hebben geen intern milieuzorgsysteem, laat staan een duurzaamheidszorgsysteem dat alle elementen van duurzaamheid systematische bijhoudt en waarover verantwoording wordt afgelegd. Duurzaamheid is wél een afwegingsfactor in onze huidige bedrijfsvoering. Op praktisch elk gebied zijn duurzame ontwikkelingen te vinden. Enkele voorbeelden:

  • ·

    De nieuwe vrachtwagens van de afdeling Wijkbeheer voldoen aan de euronorm 5 (euronorm 4 is het wettelijke minimum).

  • ·

    Snoeihout gaat naar de biomassacentrale in Cuijk voor energieopwekking.

  • ·

    Elektriciteit voor de openbare verlichting wordt volledig opgewekt uit duurzame bronnen. Ook voor het overige gemeentelijke elektriciteitsverbruik kopen we groene stroom in, met uitzondering van de aansluitingen in Maarn.

  • ·

    Koffie en thee hebben het Max Havelaar keurmerk.

  • ·

    Een deel van de bermen wordt ecologisch beheerd.

Ook voor het promoten van de duurzaamheidsgedachte onder medewerkers is het nodige in gang gezet. In 2008 hebben we verschillende activiteiten georganiseerd. Zo werd tijdens een lunchbijeenkomst voor alle medewerkers de film van Al Gore vertoond, met aansluitend een discussie. De eerste editie van de Duurzame Dagen vond plaats in september, met onder meer een autovrije werkdag voor medewerkers. Regelmatig plaatsen we berichten over activiteiten in de Interne Nieuwsbrief.

Als organisatie werken we hard aan een steeds duurzamere bedrijfsvoering en we zijn op de goede weg. Op vrijwel alle afdelingen nemen medewerkers het initiatief en denken ze na over nieuwe mogelijkheden. De inbedding in beleid kan echter beter. Er is behoefte aan een duidelijk kader waarop we kunnen sturen, dat meer samenhang brengt en uitstraling heeft. Dat maakt alle goede bedoelingen minder kwetsbaar in de besluitvormingsprocedures en geeft ze meer kans van slagen in de uitvoering. Ook de communicatie over de initiatieven en de successen kan effectiever en beter.

Verder ontbreekt het nog aan gegevens die iets zeggen over de mate van duurzaamheid. Sommige cijfers worden goed bijgehouden, zoals van papierverbruik en afvalstromen. Andere relevante gegevens, zoals bijvoorbeeld over het totale energieverbruik, zijn weer niet beschikbaar.

Doel, ambitie en prioritering

Doel

Met onze interne duurzaamheidszorg willen we het volgende bereiken:

We kiezen een pragmatische aanpak om dit doel dichterbij te brengen. Die aanpak bestaat uit drie onderdelen:

  • ·

    We gaan aan de slag met een aantal concrete onderdelen binnen de bedrijfsvoering waar duidelijk verbeteringen mogelijk zijn.

  • ·

    Hier maken we een programma van, het zogenaamde GID-programma, en zorgen voor inbedding door de voortgang van acties te bewaken en telkens nieuwe dingen op te pakken.

  • ·

    We maken zichtbaar wat we doen en wat we bereiken.

Ambitie

Duurzaamheid is een moeilijk meetbaar begrip, toch kunnen we op deelaspecten wel degelijk ambities formuleren. We sluiten aan op ambities en meetmethoden die landelijk veel gebruikt worden. Ambities waar we de komende jaren aan gaan werken zijn:

  • 1.

    Energie: in 2015 willen we als organisatie energieneutraal zijn, waarbij we zo min mogelijk onze toevlucht nemen tot compenserende maatregelen.

  • 2.

    Inkopen: het is onze ambitie om in 2015 100% duurzaam in te kopen.

  • 3.

    Terreinbeheer: we willen in 2015 de certificatie goud behalen van de Barometer Duurzaam Terreinbeheer.

Met deze ambities zit onze gemeente in de goede middenmoot.

Ad (1). Een aantal voorlopers wil al in 2012 (Utrecht, Breukelen) of zelfs 2010 (Den Haag) klimaatneutraal zijn.

Ad (2). Relatief veel gemeenten hebben het voornemen om al in 2010 voor 100% duurzaam in te kopen. Het jaartal 2015 komt uit het Klimaatakkoord dat het kabinet met de VNG heeft gesloten.

Ad (3). De Barometer Duurzaam Terreinbeheer bestaat al wat langer. De gemeenten Wageningen en Bladel hebben inmiddels het certificaat goud behaald, meer gemeenten hebben brons of zilver.

Deze ambities op drie deelaspecten betekenen uitdrukkelijk niet dat we duurzaamheidszorg tot deze drie beperken. Onze duurzaamheidszorg is een continu verbeterproces en in de loop van de tijd zullen we ambities toevoegen, uitbreiden of aanscherpen. Zo werken we op dit moment aan het ontwikkelen van duurzaam personeelsbeleid.

Prioritering

Om te bepalen met welke onderdelen we gaan starten hebben we in de hele organisatie gesprekken gevoerd. We hebben gekeken waar we al mee bezig zijn of waar serieuze plannen voor bestaan. Ook speelde mee waar de meeste duurzaamheidswinst te behalen is en welk onderdeel belangrijk is voor onze profilering. Hier zijn zes punten uitgerold waar we de komende tijd op gaan inzetten. Deze zes punten worden in de volgende paragraaf uitgewerkt:

  • 1.

    Energiebeheer

  • 2.

    Gemeentelijke gebouwen

  • 3.

    Mobiliteit personeel

  • 4.

    Duurzaam inkopen

  • 5.

    Beheer van de openbare ruimte

  • 6.

    Duurzaam personeelsbeleid

Dit is een start. In de loop van tijd zullen we onderdelen afronden en nieuwe oppakken.

Het actieprogramma gemeentelijke interne duurzaamheidszorg

Voor de zes onderdelen hierboven hebben we doelen geformuleerd en daar zijn projecten aan verbonden die we komende vier jaar uitvoeren. Dit alles in nauw overleg met de betrokken afdelingen. In de projectbladen (zie hoofdstuk 7, bijlage 2) staat een beschrijving van de aanpak, de uitvoering, de benodigde uren en middelen en de planning. De belangrijkste aspecten staan in het kort hieronder.

Energiebeheer

Doel is het energieverbruik tot een minimum te beperken en daarmee ook kosten te besparen. Dit onderdeel is tweeledig: we willen het energieverbruik van de gemeentelijke organisatie inzichtelijk maken en we willen heel gericht energiebesparende maatregelen treffen. We streven naar een energiebesparing van 3% per jaar voor de bestaande gebouwen en accommodaties, en 2% voor het rioolstelsel. De uitvoering is in handen van de afdeling Accommodaties (gebouwen en voorzieningen) en de afdeling Openbare Ruimte (riolering, pompen, gemalen en VRI's). Openbare verlichting vergt een andere aanpak, zie verderop. Als we deze doelstellingen realiseren levert dat in 2012 een besparing op van ruim € 70.000 per jaar, gebaseerd op de huidige energieprijzen.

Het projectEnergiebeheer is ook onderdeel van het Klimaatprogramma (zie paragraaf 4.4.1).

Gemeentelijke gebouwen

Het gemeentehuis, de gemeentekantoren en de gemeentewerf zijn de visitekaartjes van de gemeente. Het predicaat 'duurzaam gebouw' is nauwelijks van toepassing op de zes locaties die op dit moment in gebruik zijn. Vijf ervan worden waarschijnlijk binnen vier jaar afgestoten. In deze oude gebouwen worden in het kader van het project Energiebeheer (zie hierboven) zoveel mogelijk energiebesparende maatregelen genomen, maar grote investeringen zullen niet meer gedaan worden. Bij de nieuwbouw van zowel de gemeentewerf als het gemeentehuis streven we daarentegen naar een hoog duurzaamheidsniveau.

De projecten Nieuwbouw Gemeentewerf en Nieuwbouw Gemeentekantoor worden behandeld in paragraaf 4.4.1. Ze zijn onderdeel van het Klimaatprogramma.

Mobiliteit personeel

Ruim de helft van de milieudruk van een gemiddeld overheidskantoor komt voor rekening van het woon-werkverkeer en de dienstreizen. Dat blijkt uit de milieubarometerbenchmark (par. 3.3.2). Bij mobiliteit gaat het bovendien om veel meer dan alleen de milieuaspecten. De impact op gezondheid en leefbaarheid en financiële overwegingen spelen ook een rol. De kosten van de ondergrondse parkeerplaatsen in het nieuwe gemeentekantoor zijn bijvoorbeeld erg hoog. Kortom: een organisatie die duurzaamheid serieus neemt, moet deze koe bij de horens vatten. Het mobiliteitsonderzoek dat in 2008 onder het personeel is uitgevoerd, krijgt een vervolg in een mobiliteitsplan dat in 2009 wordt opgesteld. We willen dat het aantal medewerkers dat met de auto naar het werk komt met minimaal 50 afneemt. Onder meer door het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer te stimuleren. De afdeling P&O is de trekker van dit project. Ook dit project is onderdeel van het Klimaatprogramma (zie par. 4.4.1).

Duurzaam inkopen

Het totale bedrag waarvoor de gemeente jaarlijks inkopen doet is ongeveer € 27 miljoen. In feite kunnen wij met dit bedrag duurzaam produceren stimuleren. Ons doel is om in 2015 100% duurzaam in te kopen, met als tussendoel 50% in 2010. Daar heeft het college van B&W zich in 2008 al aan verbonden. In de Nota Inkoopbeleid wordt dit onderdeel momenteel uitgewerkt.

Beheer van de openbare ruimte

De openbare ruimte is één van de meest zichtbare onderdelen van de organisatie. Het is dus zaak om zeker hier duurzaamheid uit te stralen. De gemeente maakt nu al grote stappen om de manier van werken duurzamer te maken. Tijd voor het tweede spoor: zichtbaar maken wat er al gebeurt en zorgen dat positieve initiatieven een goede gewoonte worden in een continu verbeterproces.

De komende vier jaar staan de volgende projecten op het programma:

1.Afkoppelen regenwater van het riool

Regenwater wordt niet meer afgevoerd via het riool maar waar mogelijk opgevangen en vastgehouden in de openbare ruimte. Zo kan de natuurlijke situatie zich zoveel mogelijk herstellen. Afkoppelen kan overigens niet altijd, we moeten bijvoorbeeld het risico van grondwatervervuiling voorkomen en ook is de bodem niet overal geschikt. Maar door geschikte technieken te kiezen en andere maatregelen te nemen kan het afgekoppelde oppervlak enorm toenemen. Dit project wordt uitgevoerd als onderdeel van het Waterplan en gefinancierd vanuit het GRP.

2.Duurzaam terreinbeheer: aanpak diffuse bronnen

Onkruidbestrijding helemaal chemie-vrij maken, uitloogbare materialen uit de openbare ruimte verwijderen en gladheid op een zo milieuvriendelijke manier bestrijden, dat is het doel van de notitie Diffuse Bronnen die in de loop van 2009 wordt vastgesteld. De verwachting is dat we voor dit onderdeel in 2012 goud kunnen halen in de Barometer Duurzaam Terreinbeheer.

3.Duurzaam terreinbeheer overig

Voor de Barometer Duurzaam Terreinbeheer vallen onder deze noemer uiteenlopende zaken als zwerfvuil en hondenpoep, duurzaam inkopen van (plant)materiaal, beperking van meststoffen en natuur/ecologie. We zijn op al deze terreinen druk bezig en het lukt waarschijnlijk om hiervoor in 2015 het certificaat goud te behalen. Voor zover we er nog niet aan voldoen, maken we plannen en wordt de financiering geregeld.

4.Openbare verlichting

Dit onderdeel is in zijn totaliteit uitbesteed aan Citytech. Als de gemeente energiebeperkende maatregelen wil, dan moet zij daarover onderhandelen met Citytech. De gemeente kan niet zelfstandig de techniek en de financiën bepalen. Omdat er veel belangstelling voor energiebesparing is, ontplooit Citytech zelf ook initiatieven. Het onderwerp is goed bespreekbaar. Een pilot met nieuwe energiezuinige en dimbare verlichting wordt uitgevoerd in het reconstructieproject Kom Noord in Doorn. De resultaten nemen we mee in het beleidsplan openbare verlichting dat in 2010 wordt opgesteld. Het streven is een energiebesparing van gemiddeld 2% per jaar ten opzichte van 2007. Dat is in 2020 alles bij elkaar 20%. Een andere doelstelling is het beperken van de lichtvervuiling door de openbare verlichting. De prestatie die we willen halen wordt vastgesteld op basis van een scan.

De eindverantwoordelijkheid van al deze projecten ligt bij de afdeling Openbare Ruimte.

Duurzaam personeelsbeleid

Op dit moment is het gemeentelijke personeelsbeleid in voorbereiding. Het duurzaam inzetten van mensen is daarin een belangrijk aandachtspunt. De organisatie streeft naar een gezond werkmilieu waar medewerkers mogelijkheden krijgen voor persoonlijke ontwikkeling in combinatie met carrièreperspectief. Het nieuwe beleid is nog niet zover uitgekristalliseerd dat we hier concrete doelen, ambities en maatregelen kunnen noemen. Daarom is voor dit project ook nog geen projectblad opgesteld. Die kunnen we in de loop van 2009 verwachten.

Vooralsnog is dit het enige onderdeel in het GID-actieprogramma waar niet het milieuaspect, maar het sociale aspect de boventoon voert. Het is uitdrukkelijk de bedoeling dat het sociale aspect in de loop van tijd de aandacht krijgt die het verdient.

Van een verzameling projecten naar duurzaamheidszorg

De eerste belangrijke stap is gezet. Met bovenstaand actieprogramma is punt 1 ingevuld van de gemeentelijke interne duurzaamheidszorg: 'We gaan aan de slag met een aantal concrete onderdelen binnen de bedrijfsvoering waar duidelijk verbeteringen mogelijk zijn' (zie in dit hoofdstuk par. 3.3). Maar van feitelijke duurzaamheidszorg kun je pas spreken als ook de twee andere genoemde punten – inbedden in de werkwijze (GID-programma) en zichtbaar maken - worden uitgevoerd. Hoe houden we het onderwerp op de agenda en het enthousiasme bij collega's warm?

Organisatorische inbedding

Het bewaken van het GID-programma als geheel is de verantwoordelijkheid van het MT (het managementteam, bestaande uit de sectordirecteuren en de gemeentesecretaris). Het MT volgt de vorderingen van de projecten en zorgt ervoor dat nieuwe zaken opgepakt worden.

Het Aanjaagteam Duurzaamheid heeft in de informele sfeer een belangrijke rol bij het stimuleren en faciliteren van initiatieven (zie hoofdstuk 2, par. 4).

De voortgang van de afzonderlijke projecten blijft uiteraard de verantwoordelijkheid van de betreffende afdelingen. De formele rapportage over het GID-programma wordt een onderdeel van het milieujaarprogramma en –verslag.

Communicatie

Het zichtbaar maken van de resultaten is een voorwaarde voor het rollende houden van de duurzaamheidsbal.

Zichtbaar voor medewerkers, maar ook voor bewoners. We willen daarmee veel actiever naar buiten treden. Gedurende het gehele jaar en vooral tijdens de Duurzame Dagen.

Middelen

De projecten van het actieprogramma gemeentelijke interne duurzaamheidszorg zijn onderdeel van het uitvoeringsprogramma van de betreffende afdeling. De kosten én de opbrengsten van de maatregelen maken dan ook integraal onderdeel uit van de budgetten voor de taakuitvoering van de afdelingen. Ze worden niet apart aangevraagd. Uitzondering hierop zijn de projecten die onderdeel uitmaken van het Klimaatbeleid (zie hoofdstuk 4), en het project Duurzaam Inkopen.

Soms is er iets extra's nodig om een duurzame afweging mogelijk te maken zoals een onderzoek of een pilot. Die mogelijkheid gaan we bieden zodat duurzaamheid daadwerkelijk een kans krijgt. Hiervoor is jaarlijks een budget beschikbaar van € 10.000, het zogenaamde GID-potje.

Klimaat, energie en duurzaam bouwen

Inleiding

Het klimaat verandert, de gemiddelde temperatuur op aarde stijgt, evenals de zeespiegel. Daar zijn de deskundigen het wel over eens. Het regent vaker en het regent harder. Ook in onze gemeente zijn de gevolgen zichtbaar. We nemen tal van maatregelen om de wateroverlast te beperken. Water laten we zoveel mogelijk in de bodem infiltreren om overbelasting van de riolering en de waterzuivering tegen te gaan.

Rijk, provincies en gemeenten leveren inspanningen om klimaatverandering te voorkomen.

Voor klimaat en energie heeft de Tweede Kamer de volgende doelen vastgesteld:

  • 1.

    De uitstoot van broeikasgassen verminderen met 30% in 2020 (t.o.v. 1990).

  • 2.

    Het tempo van de energiebesparing versnellen, van 1% naar 2% per jaar.

  • 3.

    Het aandeel duurzame energie omhoog brengen van 2% nu naar 20% in 2020.

Huidige situatie

Ook de gemeente Utrechtse Heuvelrug zoekt oplossingen die de klimaatverandering tegengaan. Niet alleen om de risico's voor onszelf te beperken - denk aan wateroverlast -maar ook omdat we oog hebben voor de rest van de wereld en de generaties die na ons komen.

Cijfers over CO2- uitstoot binnen de gemeentegrenzen hebben we niet. Wel is het mogelijk schattingen te maken. De komende tijd wordt onderzocht welk monitoringsinstrument geschikt is om de effectiviteit van het klimaatbeleid in onze gemeente te kunnen volgen. Toch willen we nu al ambities op papier zetten die aansluiten bij het landelijke klimaatbeleid en bij vergelijkbare gemeenten.

Doel, ambitie en prioritering

We willen onze verantwoordelijkheid nemen voor de klimaatverandering en we willen bijdragen aan de oplossing van dit probleem. Dat is voor deze gemeente de reden om klimaatbeleid op te stellen. We hebben het volgende doel geformuleerd:

Met deze ambitie nemen we een goede tweede positie in achter koplopers als Heerhugowaard, Tilburg, Groningen en Apeldoorn. Deze gemeenten willen de doelstelling al in 2030 bereiken. Onze ambitie sluit aan bij de boodschap van de gemeenteraad: 'We hoeven niet helemaal voorop te lopen maar willen gebruik maken van de ervaring van anderen'.

We hebben al ideeën over de manier waarop we onze ambities kunnen waarmaken. Belangrijkste is het gebruik van eindige energie terug te dringen. De zogenoemde Trias Energetica is een leidraad, het geeft de voorkeursvolgorde aan voor de maatregelen die we kunnen nemen.

  • 1.

    Beperken van de energiebehoefte. Allereerst willen we zo zuinig mogelijk omgaan met energie. Dus goed geïsoleerd bouwen, zuinig inkopen, vaker kiezen voor de fiets, etc.

  • 2.

    De energievraag die dan nog overblijft vullen we zo veel mogelijk in met duurzame energie. Door maatregelen te nemen die de productie van duurzame energie in de gemeente verhogen, en door bij te dragen aan de productie van duurzame energie elders.

  • 3.

    Eindige energiebronnen efficiënt gebruiken (hoog rendement).

De eindige energie die we nog gebruiken, compenseren we door te participeren in Goldstandard energieprojecten. Deze projecten dragen actief bij aan het voorkomen van de uitstoot van broeikasgassen en aan armoedebestrijding.

Om dit doel te bereiken is het nodig een breed spectrum aan ambities, subdoelstellingen en uitvoeringsmaatregelen in te zetten. We moeten inwoners en bedrijven stimuleren tot het nemen van energiebesparende maatregelen en het verduurzamen van energie, maar dat kan alleen geloofwaardig zijn als de gemeente zelf het voortouw neemt. In het vorige hoofdstuk is hier al op ingegaan.

Verder wordt er in de gemeente slechts beperkt nieuw gebouwd. Alleen inzetten op energiezuinige nieuwbouw, zo'n 1350 woningen tot 2017, is onvoldoende om een klimaatneutrale gemeente te worden. We moeten ook maatregelen nemen om de energiebehoefte van de bestaande bouw, zo'n 20.000 woningen, te verlagen. Ook van bedrijven zullen we op dat vlak het nodige vragen.

Verder heeft verkeer en vervoer een grote invloed op de klimaatverandering. Naar schatting meer dan 50% van de totale CO2 uitstoot komt voor rekening van de mobiliteit. We moeten alles op alles zetten om mensen op de fiets en in het OV te krijgen, als goed alternatief voor de auto.

De manier waarop we in 2035 klimaatneutraal worden is nog niet volledig uitgewerkt. Dit beleidstuk geeft de eerste aanzet. Kansen worden uitgewerkt zodat we de komende vier jaar acties kunnen oppakken en ervaring opdoen met het werken aan klimaatprojecten. Met de uitkomsten van de eerste evaluatie in 2012 gaan we een routekaart opstellen die uiteindelijk zal leiden tot klimaatneutraliteit in 2035. Deze routekaart beschrijft het tijdpad, de besluiten en de acties die we moeten nemen.

Het actieprogramma 2009 – 2012

Gemeentelijke organisatie

We willen als gemeentelijke organisatie een voorbeeld en inspiratie zijn voor de rest van de gemeente. Ons doel is een klimaatneutrale organisatie in 2015, zoals in hoofdstuk 3 al beschreven is. Hieronder zetten we de klimaatambities en maatregelen op een rij.

1.Nieuwe gemeentelijke gebouwen worden duurzaam en dus energiezuinig gebouwd. Voor de energie die dan nog nodig is kiezen we duurzaam opgewekte of duurzaam ingekochte energie. De minimumeis voor al onze nieuwbouw is een duurzaamheidsscore GPR Gebouw van 8,0 (het gemiddelde over de thema's). Het thema energie scoort niet onder het gemiddelde van 8,0. We gebruiken GPR Gebouw versie 4. Het instrument GPR Gebouw wordt in het kader hieronder uitgelegd.

Concrete projecten die nu lopen zijn:

  • ·

    Nieuwbouw gemeentekantoor Green Calc Plus 250 (komt overeen met GPR Gebouw score van 8,0)

  • ·

    Nieuwbouw gemeentewerf, GPR Gebouw score van 8,0.

    • 2.

      Bij bestaande gemeentelijke gebouwen gaan we een energiebesparing realiseren van 3% per jaar. Minimaal 70% van de energie wordt duurzaam ingekocht. We hebben het project Energiebeheer opgezet om deze doelstellingen te realiseren (zie ook Hoofdstuk 3). Het huidige gebruik wordt in kaart gebracht en bijgehouden. Tegelijkertijd gaan we per cluster gebouwen energiescans uitvoeren en op basis daarvan maken we een plan van aanpak voor energiebesparing. We investeren niet of minimaal in gemeentelijke gebouwen die in de nabije toekomst worden afgestoten.

Elektriciteit wordt nu al duurzaam ingekocht, met uitzondering van de gemeentelijke gebouwen in Maarn. Of groen gas tot de mogelijkheden behoort, onderzoeken we zodra het contract voor de gaslevering vernieuwd wordt.

  • 3.

    Bij de infrastructurele voorzieningen - openbare verlichting, verkeersregelinstallaties en pompen - realiseren we een energiebesparing van 2% per jaar. Er wordt 100% duurzame energie ingekocht. , Het project Energiebeheer richt zich ook op pompen en gemalen. Voor de openbare verlichting gaan we energiebesparingsmogelijkheden anders aanpakken. Een pilotproject in Doorn en de uitkomsten van een scan gaan samen de input leveren voor een beleidsplan openbare verlichting, waarin energiebesparing en het tegengaan van lichthinder belangrijke aandachtspunten zijn (zie ook hoofdstuk 3, par. 4.5). We kopen nu al 100% groene stroom in en dat blijft zo.

  • 4.

    Voor het gemeentelijke wagenpark, dienstreizen en woon-werkverkeer zetten we in op 5% besparing van fossiele brandstoffen.Enkele maatregelen die dat mogelijk gaan maken:

    • a.

      Een mobiliteitsplan voor het woon-werkverkeer. Hiervoor is inmiddels een onderzoek uitgevoerd. Vooruitlopend hierop komen er bij het nieuwe gemeentekantoor 50 parkeerplaatsen minder. Er komen juist meer fietsparkeerplaatsen.

    • b.

      Het gemeentelijke wagenpark wordt energiezuinig. Bij aankoop van nieuwe voertuigen kiezen we modellen die voldoen aan de criteria van SenterNovem voor dienstauto's en zware motorvoertuigen.

Bestaande en nieuwe woningen

Een gemiddeld Nederlands huishouden gebruikte in 2006 1650 m3 gas en 3400 kWh elektriciteit. De kosten daarvan zijn respectievelijk € 1250 en € 850 (prijspeil 2008). Door steeds betere isolatie van woningen en verwarmingsketels met een hoger rendement is het gasverbruik aan het dalen. Doordat we steeds meer elektrische apparatuur gebruiken stijgt het elektriciteitsverbruik.

In onderstaande figuur is weergegeven waar de elektriciteit voor gebruikt wordt.

Door wetgeving wordt nieuwbouw steeds energiezuiniger. In het Bouwbesluit is nu een EnergiePrestatieCoëfficient (EPC) opgenomen van 0,8. In 2011 volgt een aanscherping naar 0,6. Dit is een reductie van 25% in het energieverbruik.

De gemeente telt ongeveer 20.000 bestaande woningen. Daarvan zijn er ruwweg 5000 in het bezit van woningcorporaties. Tot 2017 komen er zo'n 1350 nieuwe woningen bij. Natuurlijk moeten we inzetten op energiezuinige nieuwbouw, maar dit is niet voldoende om de klimaatdoelstellingen te halen. Ook de bestaande bouw moet energiezuiniger worden.

Onze ambities:

  • 1

    We bouwen energiezuinig en duurzaam. Voor nieuwbouw geldt een 25% scherpere EPC. ,

    • ·

      Nieuwbouw moet gemiddeld minimaal een 7,0 scoren op de thema's van GPR Gebouw (versie 4), met minimaal een 7,0 voor het thema Energie. Duurzaam bouwen kunnen we niet afdwingen met het bouwbesluit, we gaan daarom afspraken maken met projectontwikkelaars en woningcorporaties. Partijen die bij de bouw betrokken zijn stimuleren we om in een vroeg stadium met elkaar te overleggen en zo tot duurzame en energiezuinige woningen te komen. GPR Gebouw is een geschikt instrument daarvoor. Meer informatie over GPR Gebouw, zie Hoofdstuk 4, par. 4.4.1.

    • ·

      Sommige nieuwbouwprojecten bieden extra mogelijkheden voor duurzaam bouwen. Bijvoorbeeld als er op wijkniveau energiemaatregelen genomen kunnen worden of als de gemeente een grondpositie heeft. De lijst van criteria staat in hoofdstuk 5, par. 5.4. Voor deze projecten is de ambitie hoger, namelijk een GPR score van minimaal 8,0 met minimaal een 8,0 voor het onderdeel energie. Dit levert een gebouw op dat energiezuinig, duurzaam en gezond is. Door GPR gebouw komen maatregelen als wamte-koude opslag, fotovoltaische cellen, duurzame materialen en de afkoppeling van regenwater automatisch in het planproces aan de orde. Voor projecten die aan de criteria voldoen wordt naast de GPR-ambitie ook een milieuvisie voor het plangebied opgesteld. Hierover meer in hoofdstuk 5, bij 'Gebiedsgericht milieubeleid'.

    • ·

      We onderzoeken de mogelijkheid van een subsidieregeling voor vegetatiedaken die gefinancierd wordt uit de post riolering. Dit in het kader van het gemeentelijk rioleringsplan. Vegetatiedaken hebben een waterbufferende werking waardoor ze bijdragen aan het voorkomen van wateroverlast. Daarnaast hebben deze daken ook nog een isolerende werking en zijn ze interessant voor vogels en insecten.

  • 2.

    We verbeteren de energetische kwaliteit van bestaande woningen, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 2% per jaar.

    • ·

      Hiervoor hebben we al afspraken gemaakt met de woningcorporaties. Zij stellen een plan van aanpak op om het Energielabel van de bestaande woningvoorraad één niveau op te waarderen, bijvoorbeeld van D naar C. De afspraken worden nog uitgewerkt, de monitoring is in handen van de gemeente en de woningcorporaties.

    • ·

      We gaan onderzoeken of het werkt om collectief energiebesparingsmaatregelen te nemen bij woningen van 15 tot 20 jaar oud. De gemeente zou bijvoorbeeld een faciliterende rol kunnen spelen bij de collectieve aanschaf van een HR- of Hre-ketel. Ook kunnen we een bijdrage leveren aan de communicatie tussen de deelnemers over het project. Een hoogrendementsketel kan ongeveer 25% besparen op de energie die nodig is voor verwarming. Als blijkt dat de inzet van de gemeente inwoners stimuleert om daadwerkelijk over te gaan op energiebesparende maatregelen, dan wordt het project mogelijk uitgebreid, ook naar andere besparingsmogelijkheden.

    • ·

      Informatiefilm of brochure over de verbouwing van Diederichslaan 12. Deze woning is onlangs verkocht onder de randvoorwaarde dat het duurzaam gerenoveerd wordt. De nieuwe eigenaren willen van dit pand het eerste energieneutrale monument van Nederland maken. Van deze verbouwing maken we voorlichtingsmateriaal in de vorm van een film of brochure waarmee we ook andere woningeigenaren willen stimuleren om bestaande woningen energiezuiniger te maken.

  • 3.

    10% van de huishoudens vertoont energiezuinig gedrag

    • ·

      Dit houdt in dat deze mensen bewust nadenken over de aanschaf van huishoudelijke apparaten, de keuze van vervoermiddel, enzovoort. Jaarlijkse organiseren we de Duurzame Dagen. Tijdens deze Dagen informeren we mensen over energiebesparende maatregelen, duurzaam bouwen, een bewuste mobiliteitskeuze, biologische producten etc. Elk jaar leggen we een ander accent, bijvoorbeeld aansluitend bij het afronden van belangrijke beleidstukken. Zo zou de afronding van het GVVP (Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan) een prima aanleiding kunnen zijn om in 2009 te kiezen voor het thema 'Een bewuste mobiliteitskeuze'.

    • ·

      Krachtige communicatie rondom duurzaamheid en klimaatprojecten, zie verder hoofdstuk 6.

Utiliteitsgebouwen

Ook hier wordt maar beperkt nieuw gebouwd, net als bij woningbouw. Deze paragraaf gaat over maatregelen voor nieuwbouw. In de volgende paragraaf worden de ambities en maatregelen voor bestaande bouw beschreven.

De EPC-eisen voor utiliteitsbouw zijn verscherpt per 1 januari 2009. De volgende eisen zijn voor de gemeente Utrechtse Heuvelrug het meest van toepassing:

  • ·

    Kantoor: 1,1

  • ·

    Winkel: 2,6

  • ·

    Onderwijs: 1,3

  • ·

    Sport: 1,8

Onze ambitie:

Nieuwe utiliteitsbouw is 25% zuiniger dan volgens het bouwbesluit.

  • ·

    Bij nieuwbouw is de minimale gemiddelde GPR Gebouw score een 7,0. Het thema energie moet ook een 7,0 scoren. Het bouwbesluit schrijft een score van 6,0 voor. Onze ambitie is bovenwettelijk, die kunnen we niet afdwingen. We moeten hierover dus afspraken maken met de bouwende partijen.

  • ·

    Bij grotere utiliteitsbouw (>1000 m2) in eigendom van de gemeente of waar de gemeente grondeigenaar is, is de gemiddelde GPR Gebouw score minimaal een 8,0, ook voor het thema energie.

Bedrijven

Niet alleen de panden maar ook de bedrijvigheid in die panden is van belang voor het energieverbruik. Veel bedrijven binnen de gemeentegrenzen vallen onder het bevoegd gezag van de gemeente vanuit de Wet milieubeheer. Dit maakt het mogelijk om ook in de bedrijfsvoering energiezuinig gedrag te stimuleren.

Onze ambitie:

Bij bedrijven waar de gemeente het bevoegd gezag is, realiseren we een energie-efficiencyverbetering of verduurzaming van 2% per jaar.

De gemeente is al bezig met een project dat de detailhandel dwingt de koel- en vriesinstallaties af te dekken als dit binnen vijf jaar kan worden terugverdiend. Met dit project doen we ervaring op die we kunnen inzetten bij andere branches. In regioverband benaderen we één branche per jaar met energiebesparingsmaatregelen. We denken bijvoorbeeld aan conferentiecentra en zorginstellingen. Onderzoek naar het energieverbruik moet duidelijk maken welke branches nog meer in aanmerking komen.

Verkeer en vervoer

Verkeer en vervoer heeft een belangrijk aandeel in de totale CO2 uitstoot in onze gemeente, naar schatting meer dan 50%. Het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan (GVVP) dat nu in de maak is, gaat uitvoerig in op de bijdrage van mobiliteit aan klimaatverandering en het effect op geluid- en luchtkwaliteit. Het nieuwe plan is er op gericht alternatieven voor de auto zoveel mogelijk te stimuleren.

Voor het doorgaande verkeer wordt het LARGAS principe (LAngzaam Rijden GAat Sneller) uitgewerkt. Door gestaag te rijden - minder optrekken en remmen - verminder je de CO2 uitstoot.

Het is mogelijk de mobiliteit te verschuiven van de auto naar de fiets en het openbaar vervoer, dat geeft de volgende figuur goed weer. De verkeersbewegingen op de N225 zijn hier in beeld gebracht. Als we ervan uitgaan dat afstanden tot 5 km voor vrijwel iedereen te befietsen zijn, kan de fiets een groter aandeel krijgen in de verkeersbewegingen in de dorpen en tussen de dorpen. Ook het aandeel OV kan omhoog. Helaas beschikken we nog niet over vergelijkbare overzichten van de N226 en N227. Daardoor komen Maarn, Maarsbergen en Overberg niet in dit overzicht voor.

Voor verkeer en vervoer hebben we de ambitie:

1% verduurzaming of besparing van brandstoffen per jaar.

  • 1.

    De uitrol van Green Wheels en/of Wheels for All biedt kansen. Er staan nu drie deelauto's in Driebergen, dit willen we de komende vier jaar uitbreiden naar alle dorpen van de gemeente.

  • 2.

    Optimalisering van het fietsnetwerk; in samenwerking met de Fietsersbond gaan we het bestaande fietspadennetwerk inventariseren en de knelpunten oplossen.

  • 3.

    Verbeteren van het OV; bushaltes worden opgeknapt en voorzien van dynamische (interactieve, elektronische) reisinformatie. Het OV krijgt voorrang op kruispunten en routes en de frequentie gaan we optimaliseren.

  • 4.

    Week van de vooruitgang; tijdens de Duurzame Dagen zetten we zwaar in op duurzame mobiliteit, dit met het oog op de besluitvorming rond het gemeentelijke verkeers- en vervoersplan. We denken aan projecten als Het Nieuwe Rijden en Op voeten en fietsen naar school. In samenwerking met sportclubs en winkeliers gaan we de fiets stimuleren, etc.

Grootschalige duurzame energieopties

In 2006 werd in Nederland in totaal ruim 3000 PJ (petajoule) verbruikt waarvan zo'n 3% uit duurzame bronnen. De landelijke doelstelling is dit aandeel te verhogen naar 20% in 2020.

De huidige percentages van de verschillende vormen van duurzame energie staan in onderstaande grafiek.

Gezien de landschappelijke kenmerken van de gemeente Utrechtse Heuvelrug zijn grootschalige toepassingen van windenergie, waterkracht en zonne-energie niet voor de hand liggend. Zonne-energie is op woningniveau wel een optie, maar dit zal naar schatting slechts 10% van de totale benodigde energie opleveren. Biobrandstof is in onze bosrijke omgeving wel een interessante optie.

De gemeente levert op dit moment al brandstof voor groene energie. Dit is het gft afkomstig van huishoudens dat naar biovergistingsinstallaties gaat, en snoeihout van gemeentelijke grondgebied dat in biomassacentrales wordt gestookt. Zorginstelling Bartimeushage krijgt in 2010 een kleinschalige biomassacentrale voor de eigen warmtevoorziening.

Voor de opwekking van duurzame energie hebben wij de ambitie:

3% van het energieverbruik in de gemeente wordt duurzaam opgewekt.

  • 1.

    Onderzoek naar lokale biomassacentrales.

    • In samenwerking met energieproducent Green Choice en Landschapsbeheer Utrecht onderzoeken we de mogelijkheden van een of meerdere kleinere biomassacentrales die kunnen draaien op snoeihout dat afkomstig is van landgoederen in de gemeente. We doen een haalbaarheidsstudie naar mogelijke locaties, beschikbaarheid van biomassa, aanvoer van biomassa, landschappelijke inpassing, mogelijke hinder voor omwonenden en milieurendement. Deze haalbaarheidsstudie gaat ook in op de kansen voor energie uit biomassa bij agrarische bedrijven.

  • 2.

    Inzet van snoei- en dunningshout in biomassacentrales.

    • Zo kan het groen- en landschapsbeheer bijdragen aan de productie van groene energie. Het landschapshout krijgt weer waarde in het economische verkeer en dat komt ten goede aan het duurzame voortbestaan van groene landschapselementen. Ook willen we graag dat landgoedeigenaren hun snoei- en dunningshout beschikbaar stellen voor groene energie, in plaats van het te verbranden op eigen terrein. Dit betekent ook dat het ontheffingenbeleid voor stookvergunningen herzien moet worden. Samen met landschapsbeheer Utrecht starten we daarom het project 'Landschap geeft energie in Utrecht'. Te zijner tijd kan dat hout als grondstof dienen voor regionale of lokale biomassacentrales, als die er komen.

  • 3.

    Stimulering warmte-koude opslag.

    • Bij projecten waar GPR Gebouw gebruikt wordt, gaat de gemeente de mogelijkheid van warmte-koude opslag onder de aandacht brengen. Met name voor gebouwen waar zowel warmte als koeling nodig is kan wamte-koude opslag een energiebesparing opleveren van 50 tot 60%. Dit wordt in nauw overleg met de provincie gedaan om ongewenste neveneffecten van warmte-koudeopslag te vermijden.

Stimuleringsregeling Lokaal klimaatbeleid

  • De Stimuleringsregeling LOkaal Klimaatbeleid (SLOK) is ingesteld door het Rijk om gemeenten te stimuleren klimaatbeleid op te zetten. Met SLOK-subsidie kunnen gemeenten en provincies de kosten van extra klimaatbeleid financieren, zoals voor personeel, onderzoek, communicatie en educatie. De acties moeten gericht zijn op CO2-reductie en het verminderen van andere broeikasgassen die lokaal worden uitgestoten, zoals lachgas en methaan.

  • Vooruitlopend op deze beleidsnota heeft het college van B&W een aanvraag voor subsidie ingediend. Een kopie van de aanvraag en het uitvoeringsprogramma staan in Hoofdstuk 7, bijlage 5.

  • Als de subsidie wordt toegekend kunnen we een bedrag tegemoet zien van € 177.796 voor een periode van vier jaar.

Kwaliteit van de leefomgeving

Inleiding

De gemeente Utrechtse Heuvelrug is een groene gemeente. De kwaliteit van onze leefomgeving is hoog en dat willen we graag zo houden. Een aantal factoren bepaalt de milieukwaliteit: de ruimtelijke situatie, de groenstructuur, de waterstructuur en de verkeerssituatie. Deze factoren staan centraal in dit hoofdstuk.

Het is onze uitdaging om de goede milieukwaliteit te behouden en waar mogelijk te verbeteren. Dit doen we door maatregelen te treffen die ten goede komen aan de bestaande situatie. Maar we willen ook een volwaardige milieubijdrage te leveren aan de plannen: de ruimtelijke, groen-, water- en verkeersplannen van de gemeente. Een integrale visie op duurzaamheid, gedragen door de gehele gemeentelijke organisatie, zal leiden tot een hogere kwaliteit van de leefomgeving omdat duurzaamheid integraal onderdeel wordt van álle plannen.

Huidige milieusituatie

De milieusituatie in de gemeente Utrechtse Heuvelrug

Voorafgaande kaart geeft een beeld van de milieusituatie in onze gemeente. De verschillende ruimteclaims – bebouwing, (snel)wegen, Ecologische Hoofdstructuur (EHS), stiltegebieden - hebben een verschillende kleur gekregen. Op deze manier is zichtbaar welke functies er zijn in een bepaald gebied. Ook kun je zien dat ruimteclaims elkaar op sommige plekken in de weg zitten.

Een groot deel van de gemeente bestaat uit de EHS en stiltegebieden, vaak natuur. Deze gebieden worden doorsneden door wegen en bebouwing. Enerzijds zijn de wegen nodig voor de ontsluiting, om van het ene naar het andere dorp te kunnen komen. Anderzijds kunnen ze de leefkwaliteit onder druk zetten door geluidoverlast en een verslechterde luchtkwaliteit. Omdat het verkeer een grote impact heeft op de milieukwaliteit in de omgeving, is om de wegen heen een zone aangegeven. Langs de provinciale wegen is deze zone 50 m. breed. De A12 heeft een zone van 300 m. breedte omdat hier de milieudruk het grootst is.

De milieuverkenning (2007) bracht deze relatie tussen verkeer en milieu ook al aan het licht. Geluid, luchtkwaliteit en licht kwamen daarin naar voren als de belangrijkste aandachtspunten.

Groen en water

De groene omgeving is een belangrijk kenmerk van onze gemeente, zowel binnen de bebouwde kom als daar buiten. Het gebied is populair bij recreanten en is bovendien waardevol vanuit ecologisch oogpunt. De landelijke EHS, een stelsel van grote en kleine natuurgebieden die juist door hun samenhang levensvatbaar zijn, loopt door een groot deel van de gemeente . Onder meer het Nationaal Park Utrechtse Heubelrug is daar een onderdeel van.

Typerend voor het landschap - en dus de natuur - in onze gemeente is de scheidslijn tussen droog en nat gebied. Die loopt grofweg over de N225. Ten zuiden van de N225 liggen de natte gebieden waar kwel voorkomt. Hier is regelmatig wateroverlast. Ten noorden van de N225 liggen droge zandgronden (de heuvelrug), waar verdroging op de loer ligt. Nog verder naar het noorden, richting de Gelderse Vallei, liggen laaggelegen zand- en veengronden met een overwegend agrarische functie.

Verkeer

De provinciale wegen N225, N226 en N227 en de rijksweg A12 zijn de belangrijkste verkeersassen in onze gemeente. Er zijn verschillende knelpunten die met name in de ochtend- en avondspits een slechte doorstroming veroorzaken. Het openbaar vervoer heeft hier ook last van. Ondanks de regelmatige lijndiensten vinden mensen het OV daardoor minder aantrekkelijk. De geluid- en luchtkwaliteit staan eveneens onder druk door het vele verkeer. Er zijn ingrijpende maatregelen nodig om hierin verbetering te brengen.

Ruimte

In de gemeente Utrechtse Heuvelrug wonen op dit moment een kleine 49.000 mensen. Er staan zo'n 20.000 woningen en tot 2017 is er een woningbouwopgave van ongeveer 1350 woningen. Als gevolg van het intensieve ruimtegebruik en de vele gebruiksfuncties als wonen, werken, recreëren en groen ontstaan er steeds vaker spanningen tussen de gebruiksvormen. Een goede afstemming tussen de verschillende beleidsvelden is dus van groot belang. Deze afstemming vindt onder andere plaats in de concept structuurvisie.

Doel en ambitie

In de wet staan wettelijke milieuverplichtingen op grond waarvan we milieuknelpunten kunnen aanpakken. Maar voorkomen dat een hoge milieukwaliteit minder wordt, daarvoor biedt de wet onvoldoende handvatten. En dat is juist wat wij voor Utrechtse Heuvelrug willen. De milieukwaliteit is in onze gemeente op veel plaatsen wezenlijk beter dan de wettelijke milieunormen aangeven. Deze kwaliteit willen we tenminste behouden en dat is dan ook een belangrijk uitgangspunt in het milieubeleidsplan. Daarnaast willen we in bepaalde situaties de milieukwaliteit juist verbeteren. We gaan er in het milieubeleidsplan vanuit dat de milieukwaliteit moeten passen bij het karakter van een gebied.

Ons doel voor de kwaliteit van de leefomgeving is:

Daaruit volgt de ambitie:

We willen de milieukwaliteit behouden en waar mogelijk verbeteren.

We moeten ons wel realiseren dat een verslechtering op een bepaalde plaats of een bepaald moment soms onvermijdelijk is. Over de hele linie en/of op termijn moet het resultaat daarentegen wel positief zijn. Dit voorbehoud is essentieel om impasses te voorkomen.

Uit de milieuverkenning blijkt dat de milieukwaliteit in de Utrechtse Heuvelrug over de hele linie langzaamaan minder wordt. De knelpunten kunnen we met technische maatregelen doorgaans oplossen, maar de gestage achteruitgang van de milieukwaliteit - ook op plaatsen waar deze beter is dan wettelijk verplicht - is daarmee niet stopgezet. Twee aandachtspunten om de kwaliteit hoog te houden:

  • 1.

    De huidige milieusituatie moeten we behouden en waar mogelijk verbeteren.

  • 2.

    In nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moeten we een hoge milieukwaliteit realiseren.

Ad 1. Behouden en verbeteren huidige milieusituatie

De komende jaren ligt de prioriteit vooral bij de geluid- en luchtkwaliteit, die beide direct worden beïnvloed door de verkeersdruk. Ook gaan we lichthinder aanpakken, zowel binnen de bebouwde kom als daarbuiten, in de natuurgebieden. Deze onderwerpen hebben het stempel 'belangrijk' gekregen van de raad en de inwoners.

Ad 2. Realiseren van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen met een hoge milieukwaliteit

Het succes van milieubeleid wordt voor een groot deel bepaald door de mate waarin het kan aanhaken bij andere beleidsvelden, dat hebben we inmiddels verschillende malen kunnen constateren. Vanuit milieu moeten we inhaken op ruimtelijke - en verkeersontwikkelingen, door meer integraal te werken zullen we beter in staat zijn milieudoelstellingen in relatie met groenbeleid en water te realiseren. Ze kunnen elkaar immers versterken.

Om milieudoelstellingen te realiseren wordt tegenwoordig vaak gewerkt met een gebiedsgericht milieubeleid. De crux van deze werkwijze is, dat het thema milieu een integraal onderdeel is van de ruimtelijke planvorming. Hoe dat werkt staat in paragraaf 4.4 van dit hoofdstuk.

Hoofddoel is het realiseren van een zo hoog mogelijke leefkwaliteit bij de ruimtelijke plannen waar wij als gemeente een rol in hebben. Het meest kansrijk zijn projecten waar de gemeente een grondpositie heeft of grotere projecten van 50 woningen of meer. Bij deze projecten zetten we extra in op milieu.

De prioriteit voor onze gemeente ligt dus op het gebied van:

  • 1.

    Geluidkwaliteit

  • 2.

    Luchtkwaliteit

  • 3.

    Lichthinder

  • 4.

    Gebiedsgericht milieubeleid

  • 5.

    Kansrijke projecten

Deze prioriteiten lichten we toe in onderstaand actieprogramma.

Het actieprogramma kwaliteit leefomgeving

Geluid

Bij de gemeente Utrechtse Heuvelrug denk je aan een rustige, groene gemeente. Toch veroorzaakt het verkeer op veel plaatsen een verhoogde geluidbelasting.

Decibellen en gezondheid

De meeteenheid voor geluid is decibel (dB). Om een idee te geven: een gewoon gesprek is ongeveer 50 dB, een trein op 25 meter is ongeveer 90 dB. Het gehoor heeft een bereik van ongeveer 120dB, daarboven ligt de pijngrens.

Blootstelling aan geluid kan direct en indirect gevolgen hebben voor de gezondheid. Direct wanneer geluid gehoorschade veroorzaakt, indirect wanneer bijvoorbeeld regelmatig de slaap verstoord raakt. Door lichamelijke stressreacties kan blootstelling aan geluid leiden tot een verhoogde bloeddruk en hart- en vaatziekten. Een groot aantal mensen heeft last van geluidhinder en zonder ingrijpen zal dat aantal alleen maar stijgen. Geluid is – na luchtverontreiniging – de grootste veroorzaker is van milieugerelateerde ziekten in Nederland.

Trends

Ernstige geluidhinder veroorzaakt door het verkeer is de laatste decennia flink toegenomen. Het is een neveneffect van de economische groei en de groei van automobiliteit. Als we langs wegen willen bouwen, moeten we hiermee rekening houden. In geluidbelaste zones kunnen we maatregelen treffen om de overlast te beperken.

Wettelijke norm

De overheid heeft wettelijke regels opgesteld om geluidhinder te voorkomen of te beperken. Toch zijn er ook regelingen die het mogelijk maken om te bouwen op plaatsen met een hoge geluiddruk, bijvoorbeeld de hogere waarde regeling. Hogere waarden zijn tot bepaalde geluidsbelastingen mogelijk als er compenserende maatregelen worden genomen waardoor er een voldoende goed akoestisch leefklimaat ontstaat. Dit is bijvoorbeeld haalbaar door het plaatsen van een zogenaamde ‘dove gevel’ of wanneer de woon- en slaapkamers aan de geluidsluwezijde van het huis worden geplaatst.

De wettelijke regels om geluidhinder te voorkomen zijn overigens geen bescherming tegen toekomstige ontwikkelingen. Zo kan een weg drukker en daarmee lawaaiiger worden. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de maximaal toelaatbare geluidniveaus.

Maximaal toelaatbare geluidniveaus

Geluidgevoelige bestemming

Ligging

Voorkeurs-grenswaarde

Maximale hogere waarde

Hoogst toelaatbare waarde in het gebouw

Wegverkeer

Nieuw te bouwen woningen

Binnenstedelijk

48 dB

63 dB

33 dB

Buitenstedelijk

53 dB

Vervangende nieuwbouw

Binnenstedelijk

48 dB

68 dB

Buitenstedelijk maar binnen bebouwde kom

63 dB

Buitenstedelijk maar buiten bebouwde kom

58 dB

Railverkeer

Nieuw te bouwen woningen

-

55 dB

68 dB

33 dB

De situatie in onze gemeente

Het geluidklimaat wordt grotendeels bepaald door de wegen die de gemeente doorkruisen. Vooral de A12 en de provinciale wegen N225 (Driebergen-Amerongen), N226 (Woudenberg-Leersum) en N227 (Amersfoort-Langbroek) veroorzaken overlast. Door het verkeer op de A12 bijvoorbeeld, wordt de voorkeurswaarde tot op een afstand van 1 km overschreden. We meten hoge geluidniveaus zowel in de buitengebieden als in de dorpskernen. Sommige wegen doorkruisen de stiltegebieden die een groot deel van onze gemeente beslaan.

De geluidsituatie in de gemeente maken we inzichtelijk met de kaart en de figuren die volgen na deze alinea. Op de kaart zijn de geluidcontouren in de gemeente te zien. Het diagram geeft de geluidbelasting per gebiedstype weer (het percentage staat voor het oppervlak dat in een geluidzone ligt). In de tabel staat de geluidbelasting van woningen bij een aantal stil asfalt scenario's.

Geluidscontouren 2020

Geluidbelasting (in dB) voor een aantal gebiedstypen in de gemeente Utrechtse Heuvelrug

Geluidbelasting van woningen bij diverse stil asfalt scenario's

Voor de geluidkwaliteit hebben we ons de volgende subdoelen gesteld:

  • 1.

    In onze gemeente is het op sommige plekken stiller dan wettelijk geregeld. We willen deze hoge kwaliteit behouden.

  • 2.

    In andere gebieden is de geluidkwaliteit slechter dan passend is bij het karakter van het gebied. We streven ernaar de geluidkwaliteit in deze gebieden te verbeteren

  • 3.

    Een groot deel van ons grondgebied is stiltegebied. Dit willen we behouden.

Projecten/maatregelen

Op verschillende beleidsvelden nemen we maatregelen om ons doel te realiseren. Onder meer in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan en in de concept structuurvisie houden we rekening met geluidhinder. Er komt specifiek geluidbeleid, daarnaast speelt geluid een belangrijke rol in het gebiedsgericht milieubeleid (zie paragraaf 5.4.4 en hoofdtuk7, bijlage 3 over milieukwaliteitsprofielen). Ook onder Lucht (zie par. 5.4.2.) staan maatregelen gericht op het verkeer die zullen bijdragen aan een betere geluidkwaliteit, en vice versa.

De gemeente neemt de volgende acties om haar geluiddoelstellingen te bereiken:

  • 1.

    Er komt een geluidnota met daarin aandacht voor:

    • ·

      Het gebruik van stille wegdekken

    • ·

      Gevelisolatie

    • ·

      Stiltegebieden

    • ·

      Hogere waarde beleid

    • ·

      Evenementen

    • ·

      Een verbod op antihagelkanonnen

    • ·

      Het toepassen van de geluidnormeringskaart en gebiedsgericht milieubeleid

  • 2.

    In een beleidsregel Hogere Waarden geven we aan dat hogere waarden in alle gevallen tot een geluidniveau van maximaal 58dB worden toegekend (wettelijke norm is 63dB).

Deze maatregelen lichten we toe in de projectbladen .

Lucht

De gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft vooralsnog geen eigen luchtbeleid. Er zijn wettelijke normen voor luchtkwaliteit waar we grotendeels aan voldoen. Vraag is of het wettelijke beleid de leefkwaliteit in onze gemeente voldoende beschermt. Het drukke verkeer en de luchtverontreiniging die dit veroorzaakt heeft negatieve gevolgen voor onze gezondheid. Die wordt maar beperkt beschermd door de Europese en nationale wetgeving.

Indicatoren (NO2 en PM10) en onze gezondheid

De belangrijkste indicatoren voor de luchtkwaliteit zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM).

NO2

Bij verbrandingsprocessen komen allerlei stoffen vrij zoals roetdeeltjes en NO2. NO2 is een goede indicator voor de mate van luchtverontreiniging. De oxiderende eigenschappen van NO2 kunnen de longfunctie verminderen en luchtwegklachten veroorzaken. Daarnaast kan NO2 allergische reacties teweeg brengen.

Fijn stof

Fijn stof is een verzamelnaam voor kleine deeltjes die in de lucht zweven. Ze kunnen variëren in grootte, oorsprong en chemische samenstelling. Fijn stof ontstaat bij het wegverkeer onder meer door een onvolledige verbranding van fossiele brandstoffen. Maar ook de slijtage van banden, koppelingschijven, remmen en het opwaaien van bodemstof zijn boosdoeners. Meestal wordt fijn stof aangeduid als PM10 : stofdeeltjes met een diameter kleiner dan 10 µm. Ook de wettelijke norm gaat hiervan uit.

Het grove deel van fijn stof bestaat uit deeltjes die het gevolg zijn van mechanische processen en opwaaiend bodemstof zoals zeezout. Als we deze deeltjes inademen kunnen ze in de luchtwegen en bronchiën terechtkomen. Deeltjes kleiner dan 2,5 µm kunnen zelfs doordringen tot in de longblaasjes.

Er zijn aanwijzingen dat deze allerkleinste deeltjes (PM2,5 ) de meeste gezondheidsschade veroorzaken. Dit is echter niet bewezen. PM2,5 deeltjes zijn vaak afkomstig van verbrandingsprocessen zoals dieselroet.

Trends

Europa stelt steeds strengere eisen aan de emissies van auto's en vrachtwagens. Er komt steeds meer verkeer, maar het verkeer wordt ook steeds schoner.

De Wet luchtkwaliteit (2007) geeft gemeenten meer beleidsruimte om een eigen luchtkwaliteitsbeleid te voeren. Dit legt verantwoordelijkheid bij gemeenten; zij moeten in eigen beleid aangeven hoe zij met het aspect luchtkwaliteit omgaan.

Wettelijke norm

De wettelijke norm voor luchtkwaliteit is vastgelegd in de Wet luchtkwaliteit (2007). Deze norm is onder meer gebaseerd op de hoeveelheden NO2 en PM10 in de lucht. In de tabel op de volgende bladzijde is te zien dat de norm voor stikstofdioxide overeen komt met de Adviesrichtlijn van de World Health Organisation (WHO). Bij fijn stof verschilt het jaargemiddelde voor PM10 aanzienlijk. De norm van de adviesrichtlijn ligt hier op de helft (20 µg/m3 j.m.) van de maximale norm (40 µg/m3 j.m.).

Een wettelijke norm voor fijn stof PM2,5 bestaat nog niet. Wel is er in Europees verband een richtlijn vastgesteld die vanaf 2020 de grenswaarde zal zijn. Omdat juist deze deeltjes waarschijnlijk veel gezondheidsschade veroorzaken heeft de WHO voor deze fijn stof een adviesrichtlijn opgesteld. Deze richtlijn (10 µg/m3 j.m.) ligt onder de Europese richtlijn (25 µg/m3 j.m.).

Wettelijke normen en adviesrichtlijnen voor NO2 en fijn stof

Stof

Type norm

Max. aantal overschrijdingen per jaar

Grenswaarden (µg/m3)

Adviesrichtlijn WHO (µg/m3)

NO2

Jaargemiddelde (j.m.)

 

40

40

 

Uurgemiddelde (u.m.)

18

200

200

PM10

Jaargemiddelde (j.m.)

 

40

20

 

24-uurs gemiddelde (u.m.)

35

50

50

PM2,5

Jaargemiddelde (j.m.)

 

25*

10

 

24-uurs gemiddelde (u.m.)

 

-

25

* tot 2015 is dit een richtlijn, vanaf 2020 is het een grenswaarde

Situatie in onze gemeente

Langs een klein deel van de gemeentelijke wegen en langs de A12 worden de wettelijke grenswaarden voor luchtkwaliteit overschreden. Dat blijkt uit de rapportage luchtkwaliteit 2006.

Langs een klein deel van de gemeentelijke weg (0,3 km) en langs 1,3 km van de A12 heeft de concentratie NO2 de jaargemiddelde grenswaarde (40 μg/m3) overschreden. De uurgemiddelde grenswaarde voor NO2 werd nergens overschreden.

Voor PM10 wordt de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) niet overschreden. Wel is op een aantal plekken het aantal wettelijk toegestane overschrijdingen van de grenswaarde voor de 24-uurgemiddelde concentratie van PM10 groter dan de wettelijk toegestane 35 keer per jaar.

Dit betekent dat in onze gemeente, op gevoelige locaties langs deze wegen, drie inwoners per jaar aan te hoge concentraties NO2 worden blootgesteld. 135 inwoners worden aan te hoge concentraties PM10 blootgesteld. De risico's voor de gezondheid zijn hiermee niet helder gemaakt omdat fijn stof ook onder de wettelijke norm gezondheidsschade kan veroorzaken.

Technologische ontwikkelingen en het landelijke en Europese beleid zijn van grote invloed op het verbeteren van de luchtkwaliteit - luchtverontreiniging gaat immers over de gemeentegrenzen heen. Het grootste deel van de luchtverontreiniging in de gemeente Utrechtse Heuvelrug komt van buiten de gemeentegrenzen. Dit noemen we de achtergrondconcentratie. De achtergrondconcentratie in deze regio is ongeveer 20 μg/m3.

In de gemeente zelf is het verkeer de voornaamste bron van luchtverontreiniging. Daarom hebben we het beleidsveld Milieu verbonden met het beleidsveld Verkeer en Vervoer. In de startnotitie voor het in 2009 vast te stellen Gemeentelijke Verkeers- en Vervoersplan (GVVP) staan verschillende verkeersregulerende maatregelen die het milieu ten goede komen. Deze maatregelen zijn voor een deel ook opgenomen in het klimaatbeleid van de gemeente. Centrale uitgangspunten zijn:

  • ·

    We gaan het openbaar vervoer en het fietsgebruik stimuleren;

  • ·

    Het autoverkeer gaan we terugdringen;

  • ·

    We willen het Largas principe invoeren - Largas staat voor 'langzaam rijden gaat sneller', bij een betere doorstroming verbetert namelijk de luchtkwaliteit.

Luchtkwaliteit 2007 stikstofdioxide (NO2)

Voor de luchtkwaliteit hebben we ons het volgende subdoel gesteld:

De luchtkwaliteit in de gemeente Utrechtse Heuvelrug willen we blijvend verbeteren om de gezondheid van bewoners te beschermen tegen de effecten van luchtverontreiniging.

Projecten/maatregelen

Daarvoor staan de volgende acties op het programma. De maatregelen die gericht zijn op het verminderen van verkeer, dragen ook bij aan een betere geluidkwaliteit.

  • 1.

    We gaan een gemeentelijke beleidsregel luchtkwaliteit opstellen ter bescherming van de gezondheid van de inwoners. We onderzoeken of het wenselijk is de adviesrichtlijnen van de GGD over te nemen. De GGD adviseert om bij woningbouwprojecten een minimale afstand te hanteren van 300 m. tot de rijksweg en 50 m. tot de provinciale wegen. Het doel is om de blootstelling aan luchtverontreiniging te verminderen. De beleidsregel is een aanscherping van de wettelijke norm.

  • 2.

    Het is wenselijk om verkeersaantrekkende objecten langs de A12 te concentreren, mits in combinatie met mitigerende maatregelen ter plaatse. Dit is nodig om de rest van de gemeente te ontlasten. Met deze maatregel sluiten we aan op de (concept)structuurvisie (heeft geen projectblad).

  • 3.

    In het GVVP en de structuurvisie komen maatregelen gericht op een betere luchtkwaliteit. Ter ondersteuning hiervan gaan we het gebruik van fiets en openbaar vervoer stimuleren door middel van voorlichting en bewustwordingsacties. Ook gaan we inwoners informeren:

    • ·

      Er komen artikelen in de krant over luchtkwaliteit, gezondheid en gemeentelijk beleid;

    • ·

      We plaatsen luchtkaarten en informatie op de website van de gemeente;

    • ·

      We organiseren informatiebijeenkomsten over het op te stellen GVVP en daar komt ook de luchtkwaliteit aan de orde.

Deze maatregelen staan verder toegelicht in de projectbladen .

Licht

Er is geen gemeentelijk beleid voor licht. Het is dan ook een vrij nieuw milieuthema. Net zo goed als lawaai en stank vormt lichthinder een aanslag op het milieu. Er zijn nauwelijks nog echt donkere plekken in Nederland en er is steeds meer aandacht voor de overlast door licht. Nederland is één van de meest lichtvervuilde landen ter wereld en ongeveer 10 procent van de bevolking heeft daar geregeld last van. Daarnaast past een goed lichtbeleid in het klimaatbeleid omdat het een flinke energiebesparing kan opleveren. En dat scheelt ook in de portemonnee. Hierover meer in hoofdstuk 4 Energie, klimaat en duurzaam bouwen.

Indicator (lux) en gezondheid

De hoeveelheid licht wordt gemeten in lux. Het aantal lux geeft de lichtsterkte aan, bijvoorbeeld 1 lux voor een donkere schemering. Meer voorbeelden staan in het overzicht hieronder.

Lichtvervuiling heeft een negatieve invloed op mens en natuur. Een te lichte slaapkamer gaat ten koste van de kwaliteit van de slaap en met name bij hoge lichtintensiteit kunnen mensen klachten krijgen als vermoeidheid, prikkelbaarheid en concentratiestoornissen. Op den duur kan dit tot aantasting van de gezondheid leiden. Duisternis draagt ook bij aan de kwaliteit van de leefomgeving, bijvoorbeeld omdat je een mooie sterrenhemel alleen ziet als het echt donker is.

Bij welke lichtintensiteit we gezondheidsklachten kunnen verwachten is niet bekend en zal van persoon tot persoon verschillen. Voor de natuur zijn donkere nachten heel belangrijk omdat te veel licht het bioritme verstoort en tot desoriëntatie leidt. Alle dieren, maar met name nachtdieren hebben er last van.

Trends

In Nederland wordt licht steeds meer als een hinderbron gezien. Er komen steeds strengere normstellingen om lichtvervuiling te voorkomen. Dit geldt niet alleen voor bedrijvigheid als de glastuinbouw maar ook voor reclameverlichting en openbare verlichting. Aandachtspunt is altijd de sociale veiligheid, die moet gewaarborgd zijn. Dat is vaak een knelpunt.

Wettelijke norm

Voor lichthinder is (nog) geen wettelijk kader opgesteld. Wel is geregeld dat lichthinder onder de algemene zorgplicht van bedrijven valt, dat staat in het Activiteitenbesluit. Het gaat in dit besluit om het voorkomen, dan wel tot een aanvaardbaar niveau beperken van hinderlijke lichtverschijnselen voor omwonenden. Dit kan zijn als gevolg van lichtinstallaties, toestellen, windturbines, gebouwen of werkzaamheden. Er is geen universele definitie van het begrip lichthinder, het is dus lastig om vast te stellen of er sprake is van hinder. De Algemene Richtlijnen betreffende lichthinder van de Nederlandse Stichting Voor Verlichtingskunde (NSVV) zijn een algemeen aanvaard uitgangspunt, mede dankzij jurisprudentie. Ze zijn maatgevend en worden onder andere gebruikt bij de verlichting van sportvelden (deel 1: algemeen en grenswaarden voor sportverlichting) en bij bedrijventerreinen (deel 2: terreinverlichting). De richtlijnen geven verschillende grenswaarden aan voor verschillende gebieden (zones), een gebiedsgerichte benadering dus. Er zijn vier zones: E1 natuurgebied, E2 landelijk gebied, E3 stedelijk gebied en E4 stadscentrum/industriegebied.

Situatie in onze gemeente

In onze gemeente is lichtvervuiling een probleem doordat we veel natuur in de gemeente hebben. Volgens een inventarisatie in 2005 door vrijwilligers van het nationale park hebben we tien knelpunten in Utrechtse Heuvelrug. De belangrijkste zijn de verlichting van de A12 en de provinciale wegen, de campings, sportvelden, maneges, reclame en gevelverlichting van bedrijven. In de meeste gevallen gaat het om onnodige of onnodig felle verlichting.

Lichthinder is nog niet feitelijk gemeten in de gemeente. Om beleid te kunnen maken is het belangrijk dat we de huidige lichtsituatie met een nulmeting vaststellen. Op grond van de (subjectieve) bevindingen die we hebben, kunnen we wel al stappen nemen.

Voor licht/donker hebben we ons het volgende subdoel gesteld:

Het behoud van donkere gebieden in de gemeente en het verminderen en voorkomen van lichthinder bij inwoners en in natuurgebieden.

Projecten/ maatregelen

De volgende acties staan op het programma:

  • 1.

    We laten een nulmeting uitvoeren. In eerste instantie bij de knelpunten die de vrijwilligers in de inventarisatie hebben aangegeven, in de natuurgebieden en op plaatsen waar klachten zijn. De exacte omvang en mogelijkheden zullen we in de toekomst nader bepalen. We gaan hiervoor samenwerken met natuurorganisaties en inwonersgroepen.

  • 2.

    Licht is opgenomen als milieuthema in gebiedsgericht milieubeleid. Zo kunnen we voor natuurgebieden vastleggen dat het daar donker moet zijn. Door licht mee te nemen in de milieuadvisering van bestemmingsplannen en grote ruimtelijke plannen, voorkomen we dat lichthinder zich verder uitbreidt. Er is eerst een nulmeting nodig om de huidige basiskwaliteit vast te stellen. We kunnen nu al wel ambities vastleggen in de milieukwaliteitsprofielen (zie projectblad gebiedsgericht milieubeleid).

  • 3.

    We gaan lichthinder opnemen in het openbare verlichtingplan, zie projectblad GID. Daarnaast kijken we naar mogelijkheden om lichthinder op te nemen in reguliere overleggen, het reclamebeleid, sport- en recreatiebeleid en milieuvergunningenbeleid.

  • 4.

    We geven het goede voorbeeld, bijvoorbeeld door mee te doen aan de Nacht van de Nacht. Zo vergroten we het bewustzijn onder inwoners en stimuleren we hen bewust om te gaan met bijvoorbeeld tuinverlichting.

Deze maatregelen staan verder toegelicht in de projectbladen.

Gebiedsgericht milieubeleid

Bij nieuwe ontwikkelingen in een gebied streven we naar een zo hoog mogelijke kwaliteit. Die kwaliteit willen we bereiken door middel van gebiedsgericht milieubeleid, gekoppeld aan hoge ambities. Op die manier kunnen we de huidige, hoge leefkwaliteit ook in de toekomst behouden en waar mogelijk verbeteren.

Gebiedsgericht milieubeleid gaat uit van de karakteristieke kenmerken van een gebied. Elk gebied heeft andere kwaliteiten, knelpunten en kansen. Een gebied met dezelfde kenmerken noemen we een gebiedstype. In het milieukwaliteitsprofiel van het gebiedstype staat beschreven wat de minimale wettelijke situatie moet zijn, wat de huidige situatie is en welke ambities er zijn voor de milieuthema’s. De kwaliteitsprofielen vormen de basis voor de milieuinzet bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Gebiedsgericht milieubeleid heeft ten doel:

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen willen we een hoge leefkwaliteit realiseren. Voor kansrijke projecten hanteren we extra scherpe doelstellingen.

Gebiedsgericht milieubeleid sluit aan bij de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening en ander beleid dat leidt tot de integratie en decentralisatie van taken. Gebiedsgericht werken maakt het mogelijk om (nieuwe) wettelijke taken in de toekomst in samenhang uit te voeren. Het is een manier om milieu beter te integreren in de ruimtelijke planvorming, waarbij niet overal dezelfde (milieu)kwaliteit wordt nagestreefd. De gewenste kwaliteit is afhankelijk van het karakter van een gebied. Elk gebied heeft verschillende kenmerken en kansen, zo mag er op een industrieterrein meer lawaai zijn dan in een woonwijk. Door ambities af te stemmen op de kenmerken van een gebied, kunnen de karakteristieke kwaliteiten van een gebied worden beschermd of verbeterd. Hierdoor zullen de mogelijkheden vanuit milieu meer centraal staan, in plaats van de beperkingen en ondergrenzen. Er kan een inspirerende werking van uitgaan op de verdere planvorming. Met behulp van gebiedsgericht milieubeleid kunnen we milieuvoorwaarden en -ambities voor specifieke gebieden vroegtijdig formuleren en ze vervolgens gestructureerd en op het juiste moment inbrengen bij ruimtelijke planvorming voor die gebieden.

De provincie Utrecht heeft gebiedsgericht werken uitgewerkt in de 'Leidraad water en milieu'. Deze leidraad dient als basis voor gebiedsgericht milieubeleid in de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

De uitwerking in onze gemeente

Voor een gebiedsgerichte uitwerking van de milieuambities in het milieubeleidsplan is de gemeente Utrechtse Heuvelrug onderverdeeld in een aantal gebiedstypen waaronder woongebieden, centrumgebieden, bedrijventerreinen en natuurgebieden. Vervolgens zijn steeds de kwaliteitscriteria voor bijvoorbeeld geluid, lucht, water of energie afgestemd op de ruimtelijk-functionele kenmerken van het gebied.

Onze gemeente telt acht gebiedstypen:

Woon- / winkel gebieden

Landelijk gebied

Werkgebieden

Verkeersgebieden

-Centrum dorp

-Wonen buiten centrum

-Verweving van functies

-Hoofdfunctie natuur

-Hoofdfunctie agrarisch

-Bedrijventerreinen

-Kantoren en publieksintensieve voorzieningen

-Verkeersassen

Per gebiedstype hebben we de ruimtelijk-functionele eigenschappen beschreven en geïllustreerd met referentiefoto's uit het gebied. In deze beschrijving komt aan de orde:

Algemeen:

Algemene omschrijving van het gebiedstype.

Ligging:

De situering van het gebied binnen de gemeente.

Functie en gebruik:

De hoofdfunctie(s) en nevenfuncties in het gebied.

Functiemenging:

De mate waarin functies gemengd zijn, uitgedrukt in sterk, matig en zwak.

Bebouwingsdichtheid en gebruiksintensiteit

Indicatieve weergave van gebruiksintensiteit en bebouwingsdichtheid in hoog, matig en laag.

Infrastructuur:

De bereikbaarheid van het gebied met auto, openbaar vervoer en langzaam verkeer.

Openbare ruimte:

De aanwezigheid van groen en water, afstand tot het buitengebied, uitstraling van het gebied.

Ook wordt een omschrijving van het wensbeeld van het betreffende gebiedstype gegeven.

Vervolgens is er per gebiedstype een kwaliteitsprofiel opgesteld, waarin de ambities voor dat gebied zijn vastgelegd. De milieukwaliteitsprofielen per gebiedstype zijn te vinden in hoofdstuk 7, bijlage 3.

Milieukwaliteitsprofielen Hiervoor hebben we eerst onderzocht welke milieuthema's voor onze gemeente van belang zijn, en wat bruikbare indicatoren zijn om de kwaliteitsniveaus uit te drukken. Op basis van de bekende milieugegevens voor ieder gebiedstype hebben we de kwaliteitsniveaus bepaald. De volgende staan in het milieukwaliteitsprofiel:

  • ·

    Het wettelijk niveau: de minimale kwaliteit, vastgesteld door de overheid. Niet alle milieuthema's hebben een wettelijk minimum, in dat geval staat er 'n.v.t.'.

  • ·

    De huidige kwaliteit: het actuele kwaliteitsniveau, dit kan gelijk zijn aan de wettelijke grenswaarde maar kan daar ook boven liggen. In onze gemeente ligt de huidige kwaliteit op veel plaatsen hoger dan wettelijk verplicht. Deze kwaliteit willen we tenminste behouden en waar mogelijk verbeteren. Binnen één gebiedstype is de huidige kwaliteit niet overal hetzelfde. De waarden in de tabel geven het gemiddelde weer, en zijn slechts een indicatie. In de praktijk zal voor elk project de plaatselijke huidige kwaliteit worden bepaald; deze waarde is leidend.

  • ·

    De gebiedsambitie: dit is het kwaliteitsniveau waar we naar streven. De mogelijkheden om een hoger kwaliteitsniveau (dan de huidige) te behalen zijn soms vanzelfsprekend en soms alleen in delen van het plan realiseerbaar. Een actieve bijdrage van de betrokken partijen is vaak nodig om hieraan invulling te geven.

In de milieukwaliteitsprofielen zijn milieuambities vastgelegd voor de volgende thema's:

Milieuthema

Indicator

Bodem

Bodemkwaliteit

Energie/dubo

EPL, EPC, GPR Gebouw

Externe veiligheid

Plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR)

Geluid

Geluidbelasting wegverkeer, bedrijven en rail (dB)

Groen en natuur

Ecologische waarde groen

Licht

Lichtsterkte (lux)

Lucht

Concentraties NO2 en PM10

Verkeer

Fietspaden, fietsenstallingen openbaar vervoer

Water

Belevingswaarde, afkoppelen(%)

Hieronder staat een voorbeeld van een milieukwaliteitsprofiel voor het gebiedstype 'centrum dorp'. Hierin hebben we de verschillende ambities weergegeven voor de milieuthema's geluid en lucht. Links bovenaan staat het gebiedstype, daaronder de milieuthema's Geluid en Lucht met bijbehorende indicatoren. In de kolommen daarnaast staan de ambitiewaarden van de verschillende ambitieniveaus. De volledige milieukwaliteitsprofielen van de acht gebiedstypen staan in hoofdstuk 7, bijlage 3.

Voorbeeld van een (deel van een) milieukwaliteitsprofiel

Centrum dorp

Wettelijk niveau

Huidige kwaliteit

Ambitiekwaliteit

Geluid

-wegverkeer (dB)

-bedrjiven (dB(A))

-rail (dB)

48*

50

55**

<58

50

<55

<60 (Maarn)

<53

50

<50

<55 (Maarn)

Lucht

-NO2 [μg/m3]

-PM10 [μg/m3]

40

31,3

22-24

22-23

20-22

21-22

* Met binnen de bebouwde kom een ontheffingsmogelijkheid tot 63 dB en buiten de bebouwde kom tot 53 dB

** Met een ontheffingsmogelijkheid tot 68 dB

  • Gebruik van de milieukwaliteitsprofielen

  • Het gebruik van de milieukwaliteitsprofielen hangt nauw samen met de stappen van ruimtelijke planprocessen. Dit leggen we verder uit in hoofdstuk 7, bijlage 3.

  • Uitgangspunt is dat we het milieu vanaf de eerste aanzet in het planproces willen meenemen. Dat is nodig om het milieu en alle andere factoren die voor het plan van belang zijn, zo goed mogelijk op elkaar afgestemd te krijgen in het eindresultaat. Eerst stellen we het gebiedstype vast, vervolgens wordt de bijpassende kwaliteit en de gebiedsambitie in beeld gebracht. Dit zijn de factoren die in samenhang met de geplande ruimtelijke ontwikkeling uiteindelijk de milieuopgave bepalen.

De milieukwaliteitsprofielen zijn niet alleen een bron van inspiratie voor het ruimtelijk project/bestemmingsplan, het zijn ook de kaders voor de uitvoering van het project en de beoordeling. Doel is het realiseren van een optimale milieukwaliteit binnen het project. De profielen zijn een hulpmiddel voor milieumedewerkers en voor de medewerkers van de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling. Daarnaast is het een naslagwerk dat in een vroeg stadium een beeld geeft van de (on)mogelijkheden bij de planvorming. Het is niet zozeer de bedoeling om alle gebiedsambities te behalen als wel zoveel mogelijk kansen te benutten binnen de planontwikkeling. Als we de ambities niet halen, moeten we dit kunnen motiveren. Bovendien moeten we dit compenseren door een ambitie van een ander, kansrijker thema te realiseren. Het is de projectgroep die uiteindelijk bepaalt welke concrete ambities we nastreven. De projectgroep baseert zich daarvoor op een analyse van de milieusituatie ter plaatse. Afhankelijk van de grootte van het project bestaat de projectgroep uit de direct betrokkenen, maar in ieder geval uit de projectleider en een vertegenwoordiger van de afdeling. De projectgroep baseert zich daarvoor op een analyse van de milieusituatie ter plaatse.

Voor enkele grotere, kansrijke projecten gaan we milieuvisies opstellen aan de hand van de milieukwaliteitsprofielen. In de volgende paragraaf daarover meer.

Voorbeeld: milieukwaliteitsprofiel voor het thema geluid

Een woonwijk langs een lokale weg: het gebiedstype is 'woonwijk', de passende huidige kwaliteit is 44-48 dB ('rustig'), de ambitie is <44 dB ('zeer rustig'), terwijl het wettelijke minimum voor nieuwbouw 63 dB is.

In het plan moeten we eerst bekijken of we aan de ambitie dan wel aan de huidige kwaliteit kunnen voldoen. Lukt dit niet (voor delen van het project), dan is er de mogelijkheid om een mindere kwaliteit aan te houden. In dat geval moet dat wel onderbouwd worden. Daarnaast moet het project minimaal voldoen aan de wettelijke vereisten én moet er in andere delen van het gebied of op een ander thema een hogere ambitie realiseerbaar zijn.

Maatregelen/projecten

Bij nieuwe ontwikkelingen zetten we de volgende stappen om de doelstellingen voor leefkwaliteit te bereiken:

  • 1.

    Toepassing van gebiedsgericht milieubeleid en de milieukwaliteitsprofielen, bij alle nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen:

    • ·

      De milieukwaliteitsprofielen worden standaard toegepast bij milieuadvisering door de Milieudienst;

    • ·

      Er komt een workshop gebiedsgericht milieubeleid / milieukwaliteitsprofielen voor projectgroepen en afdelingen RO;

    • ·

      De algemene ambities uit het milieukwaliteitsprofiel krijgen een uitwerking in concrete ambities per thema per project;

    • ·

      We zorgen voor borging van ruimtelijke relevante milieuambities door ze te vertalen in concept-bestemmingsplanvoorschriften, of ze vast te leggen in privaatrechtelijke overeenkomsten.

  • 2.

    Als een project aan de criteria voor kansrijke projecten voldoet, stellen we hiervoor een milieuvisie op. Daarbij krijgen de kansen voor duurzaamheid extra aandacht.

;

Kansrijke projecten

Sommige nieuwbouwprojecten zijn om bepaalde redenen kansrijker dan andere doordat ze een voorbeeldfunctie of een grote impact hebben op de omgeving. Voor deze kansrijke projecten gaan we extra inzetten op duurzaamheid en liggen de ambities hoger. Dit geldt voor energie en duurzaam bouwen: in Hoofdstuk 4, par. 4.4.2 staat dat we voor nieuwbouw een gemiddelde GPR Gebouw score van minimaal 8,0 moeten halen. Hetzelfde geldt voor de milieuthema's die met de kwaliteit van de leefomgeving te maken hebben. Op basis van het milieukwaliteitsprofiel wordt voor een geselecteerd aantal thema's een hoog ambitieniveau vastgesteld. Dit wordt vastgelegd in een milieuvisie voor het betreffende project.

Kansrijke bouwprojecten voldoen aan een of meer van de onderstaande criteria:

De randvoorwaarden: Communicatie, monitoring en financiën

Als we beleid willen realiseren en ambities willen waarmaken, moeten we gedurende het proces drie belangrijke voorwaarden niet uit het oog verliezen: communicatie, monitoring en financiën. Voor een groot deel komen ze al aan de orde in eerdere hoofdstukken. Juist omdat ze zo belangrijk zijn, brengen we ze in dit hoofdstuk samen om tot een overzicht te komen.

Communicatie

Het is duidelijk dat we onze doelstellingen nooit zullen bereiken zonder de inzet van bewoners, bedrijvenen en organisaties. Hoe belangrijk en krachtig goede communicatie hiervoor kan zijn heeft de milieufilm van Al Gore aangetoond. Een solide onderbouwing van de boodschap is en blijft het fundament, maar zonder boodschapper komen we niet ver. Daarom heeft communicatie in de periode 2009 – 2012 een prominente rol in de uitvoering van het milieubeleid.

In vrijwel elk project van het uitvoeringsprogramma hebben we het onderdeel communicatie uitgewerkt. Daar gaan we niet verder op in, hier beschrijven we alleen de projectoverstijgende communicatie die nodig is om duurzaamheid tussen de oren te krijgen zodat het een leidend principe wordt.

Het onderwerp duurzaamheid moet voortdurend onder de aandacht blijven, zowel binnen de gemeentelijke organisatie als daarbuiten. We moeten onszelf scherp houden en elkaar uitdagen om het nóg iets beter, slimmer en creatiever te doen. Bewustwording, informatie-uitwisseling en discussie zijn belangrijke hulpmiddelen waarmee we verschillende doelgroepen op verschillende plekken, tijdstippen en manieren kunnen bereiken.

In de eerdere hoofdstukken is communicatie rondom duurzaamheid aan de orde geweest en hebben we acties besproken. Die zijn hieronder nog eens op een rijtje gezet.

Interne communicatie

  • ·

    In de interne nieuwsbrief plaatsen we minimaal 1x per maand een stukje over een project uit het GID-programma. Ook andere informatie komt aan bod, of een klein opiniërend stuk van een medewerker.

  • ·

    Op intranet besteden we eveneens aandacht aan duurzaamheid, bijvoorbeeld met een poll over een duurzaamheid-item.

  • ·

    Als de gelegenheid zich voordoet vestigen we op een ludieke manier de aandacht op een fenomeen of gebeurtenis (zoals de biologische Fair Trade chocola die is uitgedeeld bij het ondertekenen van de intentieverklaring Duurzaam Inkopen)

  • ·

    Het Aanjaagteam (zie hoofdstuk 2, par. 4) organiseert regelmatig activiteiten voor medewerkers om de aandacht voor duurzaamheid vast te houden en er dieper op in te gaan; voor de hele organisatie of voor delen ervan.

  • ·

    Alle afdelingen vragen we bij te dragen aan de Duurzame Dagen, in welke vorm dan ook (zie hier onder).

Externe communicatie

  • ·

    Binnen de bestaande overlegstructuren tussen gemeente en externen worden duurzaamheidonderwerpen ingebracht (zie hoofdstuk 2 par. 4, puntje 3); het is de bedoeling om aansluiting te zoeken bij onderwerpen die al spelen. Het streven is om tot concrete afspraken te komen.

  • ·

    In het Gemeentenieuws in De Kaap en de Stichtse Courant publiceren we minimaal twee keer per maand de rubriek 'Natuurlijk Duurzaam'. In interviews of een artikel besteden we aandacht aan initiatieven van de gemeente, de bewoners, bedrijven of organisaties. Ook is er ruimte voor informatie over zaken die regionaal/nationaal spelen.

  • ·

    De website van de gemeente heeft een pagina 'Natuurlijk Duurzaam' waar alle informatie over het onderwerp duurzaamheid binnen de gemeente te vinden is. Bij deze informatie staan links naar andere relevante sites.

  • ·

    Duurzame Dagen: een jaarlijks terugkerend 10-daags evenement in september. Dit is hét moment om iedereen die in de gemeente met duurzaamheid bezig is de gelegenheid te geven dit onder de aandacht te brengen. We willen zoveel mogelijk partijen, zowel commercieel als niet commercieel laten meedoen. Alles wat er die dagen toch al plaatsvindt krijgt een duurzaam sausje. In de lokale krant komen de Duurzame Dagen-pagina's met het programma en achtergrondinformatie over de activiteiten. Ook reserveren we extra ruimte voor informatieve en opiniestukken. Elk jaar kiezen we een thema dat speciale aandacht krijgt. Daarvoor zoeken we aansluiting bij een beleidsthema dat in de maak of net afgerond is.

  • ·

    Speciale aandacht is er voor jongeren, die willen we graag enthousiast maken en betrekken bij duurzame initiatieven in de gemeente.

Met dit logo geven we artikelen of projecten het label 'Natuurlijk Duurzaam' mee. Dit zorgt voor herkenbaarheid en continuïteit en draagt bij aan de duurzame profilering van de gemeente. Maar minstens zo belangrijk als het logo en andere communicatiemiddelen is het consequent nastreven van duurzaamheid door de gemeentelijke organisatie.

De hierboven genoemde acties zijn zaken die nieuw worden opgepakt. De bestaande communicatieactiviteiten zetten we de komende jaren gewoon door. Dit zijn:

  • ·

    Natuur- en milieueducatie op basisscholen: het NMC-Zeist verzorgt voor de gemeente lespakketten en –programma's. De activiteiten en de werkwijze van het NMC worden afgestemd op de inhoud van dit milieubeleidsplan.

  • ·

    Samenwerking met de LA21-groepen voor lokale milieu-initiatieven: deze samenwerking kwam de afgelopen jaren niet goed uit de verf. Wij gaan de mogelijkheden voor samenwerking in de toekomst bespreken. Als alle partijen dat willen, gaan we de afspraken aanpassen en de samenwerking nieuw leven inblazen.

Monitoring en evaluatie

Het milieubeleidsplan heeft een looptijd van vier jaar, dus tot 2012. In 2012 gaan we het plan evalueren en op basis daarvan wordt het milieubeleidsplan geactualiseerd. Als de ontwikkelingen op het gebied van duurzaamheid zo snel blijven gaan als nu, zal een meer grondige herziening nodig zijn.

Om ervoor te zorgen dat we onze ambities voor de komende vier jaar waarmaken, willen we tussentijds kunnen bijsturen wanneer maatregelen niet het beoogde effect hebben. Een gedegen monitoring is daarvoor onontbeerlijk.

Dit beleidsplan kent verschillende abstractieniveaus. Het hoogste niveau zijn de doelen die we per hoofdstuk in een kader hebben geplaatst: abstracte wensbeelden die richting geven voor de lange termijn. Deze doelen samen zijn de belangrijkste toetssteen bij de evaluatie in 2012. De vraag 'Hebben de afzonderlijke ambities en projecten het doel dichterbij gebracht?' moeten we dan kunnen antwoorden. Welke wel, welke niet, en hoe effectief zijn ze gebleken?

De doelen zijn nauwelijks kwantitatief te duiden, met uitzondering van het onderdeel Klimaat, Energie en Duurzaam Bouwen: 'klimaatneutraal in 2035 en een energieneutrale organisatie in 2015'.

Dit doel is in theorie meetbaar, mits je van tevoren omschrijft wat je precies onder 'klimaatneutraal' en ‘energieneutraal’verstaat, wat je meet, en hoe. Landelijk is daar nog veel discussie over, maar wij verwachten dat er de komende jaren vooruitgang wordt geboekt in de ontwikkeling van definities en meetinstrumenten. In 2011 bepalen we hoe we klimaatneutraliteit in onze gemeente gaan meten. We gaan de situatie van dat moment in kaart brengen en aansluitend een route uitstippelen om ons doel (energie- c.q. klimaatneutraal in 2015 c.q. 2035) te behalen.

Het tweede niveau is het niveau van de ambities. Deze zijn per hoofdstuk vetgedrukt. Het gaat om concrete prestaties die meetbaar zijn en die we meestal gekoppeld hebben aan een tijdsbestek. Hierop kunnen we afgerekend worden. Bij de evaluatie in 2012 zullen we rapporteren in welke mate de ambities gerealiseerd zijn.

Hoewel de ambities meetbaar zijn, is dat niet in alle gevallen gemakkelijk of eenduidig. Vooral in hoofdstuk 4 (Klimaat, energie en duurzaam bouwen) staan ambities waarvan we nog moeten vaststellen hoe we onze prestaties gaan bepalen. De ambities in dit hoofdstuk zijn overgenomen uit de SLOK-subsidieaanvraag voor lokaal klimaatbeleid. Veel gemeenten en provincies werken met dezelfde ambities. Vanuit het ministerie van VROM gaat SenterNovem gemeenten faciliteren bij het ontwikkelen van werkwijzen en meetinstrumenten om klimaatbeleid te monitoren. Daar gaan we zoveel mogelijk gebruik van maken.

Ook voor de ambities uit andere hoofdstukken moeten we vastleggen hoe we de prestaties gaan meten en monitoren. Dit gebeurt zo snel mogelijk na de vaststelling van het milieubeleidplan, in overleg met de afdelingen die hiervoor de gegevens moeten bijhouden en aanleveren.

Het derde niveau zijn de uitvoeringsmaatregelen. Bij alle uitvoeringsmaatregelen hoort een projectblad (zie bijlage 2 in Hoofdstuk 7) met een beschrijving van het specifieke project, het te behalen resultaat, de projectverantwoordelijke (de trekker) en de planning. Alle projecten zijn afgestemd met de betrokken afdelingen, waarmee we aan de SMART-criteria (specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden) hebben voldaan.

Ieder jaar rapporteren we over de voortgang van de projecten in het milieujaarverslag. Ook in het milieujaarprogramma besteden we aandacht aan het uitvoeringsprogramma van het milieubeleidsplan: we geven aan wat de behaalde prestaties zijn, of een project bijgesteld moet worden en wat er voor het komende jaar gepland staat. Voor ieder afzonderlijk project is de trekker verantwoordelijk voor de voortgang en het aanleveren van de gegevens. Het verzamelen van de gegevens en de rapportage in het milieujaarverslag en het milieujaarprogramma is de taak van de cluster Milieu.

Het milieujaarverslag wordt vastgesteld door het college van B&W en ter kennisgeving aan de commissie Ruimte gestuurd. Het milieujaarprogramma wordt door de raad vastgesteld. Op deze wijze blijft het bestuur geïnformeerd over de voortgang van het uitvoeringsprogramma. De voortgang van het GID-programma (interne duurzaamheidszorg) wordt bewaakt door het MT (het managementteam bestaande uit sectordirecteuren en gemeentesecretaris (zie ook hoofdstuk 3).

Financiën

In bijlage 4 (Hoofdstuk 7) staat een overzicht van alle uitvoeringsmaatregelen uit dit milieubeleidsplan. De benodigde interne uren zijn erbij gezet, evenals de ureninzet van de Milieudienst, de communicatiekosten en andere externe kosten. In de tabel is ook te zien wat wel en wat niet gedekt wordt uit bestaand budget en uren. Alle uren en bedragen zijn gebaseerd op de gegevens van de projectbladen.

Een nuancering van het beeld dat deze tabel geeft, is hier op zijn plaats. Want de winst die de duurzame maatregelen financieel opleveren, is niet uit de tabel af te lezen. De energiebesparing die bijvoorbeeld het project Energiebeheer oplevert, zal de gemeente in 2012 een bedrag van ruim € 70.000 op jaarbasis kunnen opleveren (tarief van 2008). Daarmee is in feite het bedrag terugverdiend dat we voor de uitvoering van dit hele beleidsplan hebben aangevraagd.

Als we alleen naar de kosten kijken, is voor de uitvoering van het beleid de komende vier jaar (2009 – 2012) een totaalbedrag van ruim € 1 miljoen nodig. Het overgrote deel hiervan wordt gedekt door bestaande en/of reguliere budgetten die verspreid zijn over de hele organisatie. En zo hoort het ook: duurzaamheid is geen 'extraatje' maar een manier van denken en werken, een integraal onderdeel van de dagelijkse werkzaamheden.

Om duurzaamheid nu goed op de rails te zetten, is binnen de gemeente en de organisatie wel een extra inspanning nodig. We moeten inspelen op de kansen die zich voordoen. Zo blijft in het uitvoeringsprogramma een bedrag over van ruim € 350.000 dat niet gedekt is. Vooral op het gebied van klimaatbeleid worden nieuwe initiatieven ingezet. Ook leveren we een extra inspanning voor communicatie, een belangrijke succesfactor in het geheel. Tot slot is lichthinder een nieuw aandachtspunt dat nog niet door bestaand budget wordt gedekt.

Vooruitlopend op de vaststelling van deze beleidsnota heeft het college van B&W inmiddels een subsidieaanvraag ingediend van € 177.796 voor vier jaar bij het ministerie van VROM. Daarmee doen we een beroep op de SLOK-regeling, een stimuleringsregeling voor lokaal klimaatbeleid. Zo blijft er voor de uitvoering van het milieubeleidsplan een bedrag over van € 149.104 waar vooralsnog geen dekking voor is. We vragen aan de raad om voor de periode 2009 – 2012 hiervoor een bedrag van € 37.500 per jaar beschikbaar te stellen.

Bijlagen

 

  • Bijlage 1: AfwegingskaderBijlage 2: Projectbladen Milieubeleidsplan

  • Bijlage 3: Milieukwaliteitsprofielen

  • Bijlage 4: Kostenoverzicht

  • Bijlage 5: Aanvraag SLOK-subsidie