Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Zwartewaterland

Besluit Maatschappelijke Ondersteuning

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieZwartewaterland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit Maatschappelijke Ondersteuning
CiteertitelBesluit Maatschappelijke Ondersteuning
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Zwartewaterland

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

30-01-201301-01-2015Nieuwe Regeling

22-01-2013

De 3 Watersteden, 29-01-2013

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Zwartewaterlnd 2013

 

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepaling

Voor de begripsbepaling wordt verwezen naar artikel 1 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

HOOFDSTUK 2 DREMPELBEDRAG

Artikel 2. Drempelbedrag

Een voorziening die minder dan € 250,-- kost, komt niet voor vergoeding vanuit de Wmo in aanmerking.

HOOFDSTUK 3 EIGEN BJDRAGE EN EIGEN AANDEEL

Artikel 3 Omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel

  • 3.1.1

    Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 moeten betalen, bedraagt € 18,60 per vier weken. Dit bedrag wordt verhoogd met een dertiende gedeelte van 15% van het inkomen boven € 23.208,-- per jaar.

  • 3.1.2

    Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar en ouder moeten betalen bedraagt € 18,-- per vier weken. Dit bedrag wordt verhoogd met een dertiende gedeelte van 15% van het inkomen boven € 16.257,--.

  • 3.1.3

    Het bedrag dat gehuwde personen als een van beiden jonger is dan 65 jaar moeten betalen, bedraagt € 26,60 per vier weken. Dit bedrag wordt verhoogd met een dertiende gedeelte van 15% van het inkomen boven € 28.733,-- per jaar.

  • 3.1.4

    Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn, moeten betalen, bedraagt € 26,60 per vier weken. Dit bedrag wordt verhoogd met een dertiende gedeelte van 15% van het inkomen boven € 22.676,-- per jaar.

  • 3.1.5

    De eigen bijdrage bedraagt maximaal de kostprijs van de voorziening.

Artikel 4 Eigen bijdrage hulpmiddelen

De eigen bijdrage voor hulpmiddelen worden gebaseerd op de eigen bijdrage waarde. In de Toelichting van dit Besluit is de maximale eigen bijdrage per 4 weken per hulpmiddel opgenomen.

Artikel 5 Maximaal negenendertig perioden van vier weken

Wanneer een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning of uit een vervoersvoorziening die in eigendom wordt verstrekt, wordt gedurende een periode van 39 maal vier weken (drie jaar) een eigen bijdrage in rekening gebracht dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een financiële tegemoetkoming gedurende die periode een met toepassing van het artikel 2 vastgesteld bedrag in mindering gebracht.

HOOFDSTUK 4 PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 6 Bedragen persoonsgebonden budget

lid 1. De bedragen voor een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden bedragen:

  • a.

    hulp bij het huishouden 1, € 16,47 per uur

  • b.

    hulp bij het huishouden 2, € 18,53 per uur

lid 2. De bedragen voor een persoonsgebonden budget voor een zaak, worden bepaald als tegenwaarde van de zaak die de aanvrager op dat moment ontvangen zou hebben als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Was dat een niet nieuwe voorziening geweest, dan wordt de tegenwaarde daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte afschrijvingstermijn, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Was de naturaverstrekking een nieuwe voorziening geweest, dan wordt de tegenwaarde daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

Artikel 7 Geen PGB

Een PGB wordt door het college niet verstrekt

  • o

    Indien het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met het persoonsgeboden budget

  • o

    Indien de afgegeven indicatie voor hulp bij het huishouden drie maanden of korter is

  • o

    Indien er bezwaren van overwegende aard zijn

  • o

    Indien er sprake is van een progressief ziektebeeld

HOOFDSTUK 5 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 8 Bedragen vervoersvoorzieningen

De maximale bedragen voor een vervoersvoorziening zijn:

  • a.

    autokostenvergoeding: € 300,-- per jaar

  • b.

    taxikostenvergoeding: € 2.928,-- per jaar

  • c.

    rolstoeltaxikostenvergoeding € 3.787,-- per jaar

Voor deze tegemoetkoming geldt geen eigen bijdrage.

Artikel 9 Klanttarief collectief vervoer Wmo

Lid 1. Voor het gebruik van het collectief vervoer (Regiotaxi NW Overijssel) ontvangt de klant een Wmo-vervoerspas van de vervoerder.

Lid 2. De klant met een Wmo-vervoerspas betaalt een gereduceerd tarief per enkele reis per persoon.

  • -

    een instaptarief van € 0,86

  • -

    een kilometertarief van € 0,14

Lid 3. De klant die een indicatie heeft gekregen en een Wmo-vervoerspas kan hiermee 1.500 kilometer reizen voor de tarieven genoemd onder lid 2 van dit artikel.

HOOFDSTUK 6 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 10 Bedrag verhuiskostenvergoeding

Lid 1.

Het bedrag voor een verhuiskostenvergoeding bedraagt maximaal € 5.000,--. Dit bedrag wordt achteraf verantwoord door de aanvrager, waarna definitieve vaststelling van het bedrag plaatsvindt.

Lid 2.

Het bedrag waarboven het primaat van de verhuizing wordt gehanteerd bedraagt € 10.000,--.

Artikel 11 Bedrag bezoekbaar maken van de woning

Het bedrag dat in het kader van het zogenaamde bezoekbaar maken maximaal wordt verstrekt bedraagt maximaal € 9.000,--. Het meerdere wordt aangemerkt als eigen aandeel.

Artikel 12 Terugbetaling meerwaarde woning

Indien iemand binnen 10 jaar nadat zijn woning is aangepast, verhuist, dient een evenredig deel terug te worden betaald aan het college. Het college beoordeelt of er in betreffende situatie tot terugvordering wordt overgegaan. Door de verkoper dient hiervan melding te worden gemaakt bij het college binnen 6 weken na de verkoop. Het college beslist op basis van taxatierapporten of er wordt teruggevorderd en welk bedrag. Afspraken worden gemaakt over de terugbetaling.

HOOFDSTUK 7 VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING

Artikel 13 Aanschaf en onderhoud sportrolstoel

Het bedrag voor het aanschaffen en onderhouden van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar bedraagt € 2.705,--.

HOOFDSTUK 8 EIGEN RISICO

Artikel 14 Eigen risico

Bij schade aan een in bruikleen verstrekt hulpmiddel wordt een eigen risico gehanteerd van €150,-- per cliënt.

HOOFDSTUK 9 INWERKINGTREDING, OVERGANGSRECHT EN CITEERTITEL

Artikel 15 Inwerkingtreding

Dit Financieel Besluit treedt in werking op 1e dag na zijn bekendmaking. Dit Financieel Besluit vervangt het Besluit maatschappelijke ondersteuning Zwartewaterland 2012’.

Artikel 16 Citeertitel

Dit Financieel Besluit wordt aangehaald als ‘Besluit maatschappelijke ondersteuning Zwartewaterland 2013’.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwartewaterland op 22 januari 2013.

de secretaris, de burgemeester

mr. D. Leentjes ing. E.J. Bilder

TOELICHTING BEHORENDE BIJ HET BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE ZWARTEWATERLAND

Hoodstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Naast de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwartewaterland (verder te noemen Verordening) is er ook een Besluit maatschappelijke ondersteuning (verder te noemen Besluit). In dit Besluit zijn de bedragen bij elkaar gebracht die door het college van burgemeester en wethouders op basis van de door de gemeenteraad vastgestelde Verordening moeten worden vastgesteld. Deze bedragen zijn in dit Besluit bijeengebracht. Dit is van belang omdat bedragen tenminste één maal per jaar gewijzigd worden doordat zij trendmatig worden aangepast. Opname in de verordening zou betekenen dat de Verordening jaarlijks vanwege trendmatige verhogingen door de Raad moet worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de Verordening een delegatiebepaling voor het college van burgemeester en wethouders bevat, in het Besluit ingevuld.

Het eerste onderwerp dat in het Besluit aan de orde komt, is het persoonsgebonden budget. Van alle soorten voorzieningen waarvoor een persoongebonden budget mogelijk is, wordt in het Besluit uitgewerkt hoe het bedrag van het persoonsgebonden budget wordt samengesteld. Ook wordt aangegeven welke overwegende bezwaren de verstrekking van een persoonsgebonden budget in de weg staan.

Vervolgens worden alle nog vast te stellen bedragen genoemd. Ook wordt concreet invulling gegeven aan het eigen bijdrage en het eigen aandeel.

De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwartewaterland 2013 is door de gemeenteraad vastgesteld op 6 december 2013.

Artikel 1 Begripsbepaling

In artikel 1 is de begripsbepaling opgenomen. Verwezen wordt naar de begripsbepaling zoals weegegeven in artikel 1 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwartewaterland.

HOODSTUK 2 DREMPELBEDRAG

Artikel 2 Drempelbedrag

Door de gemeenteraad is besloten op 8 november 2012 per Wmo-voorziening bij de aanvraag een drempelbedrag te hanteren van € 250,--. Voorzieningen die elk onder dit bedrag uitkomen, worden niet verstrekt. Aanvrager moet zelf in de aanschaf van de voorziening voorzien.

HOOFDSTUK 3 EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL

Artikel 3 Omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel

Artikel 15 van de Wmo kent de mogelijkheid voor het innen van een eigen bijdrage. Artikel 19 van de Wmo biedt de mogelijkheid de hoogte van de financiële tegemoetkoming af te stemmen op het inkomen van degene aan wie maatschappelijke ondersteuning wordt verleend: het zogeheten eigen aandeel. In de Verordening is geregeld dat het college verdere regels stelt over de eigen bijdrage en het eigen aandeel in het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Lid 1 – 4. Het landelijk Besluit Maatschappelijke Ondersteuning geeft in artikel 4.1 welke bedragen de Minister als maximum voor de eigen bijdrage of het eigen aandeel laat gelden voor welke groepen. De in dit artikel genoemde inkomensnormen , komen overeen met de normen zoals deze in het landelijk Besluit Maatschappelijke Ondersteuning staan.

Naast het inkomen geldt per 1 januari 2013 ook een vermogensinkomensbijtelling, waarbij het gaat om 8% van de grondslag sparen en beleggen.

Geen eigen bijdrage wordt gevraagd indien

  • 1.

    aanvrager onder de 18 jaar is

  • 2.

    het een algemene voorziening betreft

  • 3.

    er sprake is van een collectieve voorziening

  • 4.

    het een woningaanpassing in algemene ruimten betreft

  • 5.

    het een financiële tegemoetkoming betreft

  • 6.

    het een verhuiskostenvergoeding betreft

  • 7.

    het om saneringskosten gaat

  • 8.

    het gaat om aanpassingen aan woonvoorzieningen en scootmobiels, driewielfietsen etc.

  • 9.

    het gaat om rolstoelen

  • 10.

    de maximale eigen bijdrage al betaald is

  • 11.

    situaties zoals omschreven in artikel 4.1, lid 7 en 8 van het landelijk Besluit

  • 12.

    binnen twee jaar geen (voorlopige) beschikking is verzonden

Lid 5. De maximale eigen bijdrage mag niet meer zijn dan de kostprijs van de voorziening. Met de kostprijs wordt bedoeld wat de voorziening de gemeente gemiddeld per vier weken (zorgperiode) kost. De gemeente mag nooit meer eigen bijdrage vragen dan wat de voorziening de gemeente gemiddeld per vier weken kost.

Artikel 4 Eigen bijdrage hulpmiddelen

Voor hulpmiddelen wordt ook een eigen bijdrage gevraagd. Hiertoe wordt ook uitgegaan van het feit dat de eigen bijdrage niet meer mag zijn dan de kostprijs van het hulpmiddel.

Om de kostprijs per vier weken te berekenen wordt door de gemeente gebruik gemaakt voor hulpmiddelen van de vervangingswaarde en een afschrijftermijn van zeven jaar. In de praktijk blijkt dat een scootmobiel bijvoorbeeld soms zijn looptijd van zeven jaar niet haalt en soms ook iets langer kan rijden. Voor de kostprijs wordt daarom niet gekeken naar de looptijd van een hulpmiddel, maar wordt uitgegaan van de gemiddelde kosten die de gemeente per vier weken. De gemeente heeft immers de verplichting om een hulpmiddel te blijven leveren ook als deze zijn looptijd van zeven jaar niet haalt. In onderstaande tabel is de maximale eigen bijdrage per vier weken opgenomen, gebaseerd op de eigen bijdrage waarde.

De gebruiker betaalt een maximale eigen bijdrage naar aanleiding van zijn eigen inkomen voor het gebruik van een hulpmiddel (dat hij in bruikleen heeft) dat veilig is, verzekerd is en onderhouden en gerepareerd wordt. De gemeente geeft naar de klant in de beschikking aan wat maximaal betaald moet worden voor het gebruik van het hulpmiddel. Indien het inkomen het niet toelaat, hoeft geen eigen bijdrage betaald te worden.

De eigen bijdrage wordt gedurende het gebruik van een voorziening geïnd. De eigen bijdrage stopt zodra geen gebruik meer wordt gemaakt van de voorziening.

Tabel Eigen bijdrage waarde 2013 hulpmiddelen

(geldt alleen voor artikelen die in bruikleen worden verstrekt of als uitgangspunt voor een PGB-verstrekking)

Voorziening

prijs 2013 incl. btw

kosten onderhoud 2013

en verzekering

Eigen bijdrage waarden

Maximale eigen bijdrage per 4 weken

(in euro’s)

 

 

 

 (in euro’s)

 

Scootmobiel klein

2.885

22,39 p/mnd

5,42 p/mnd

5.221

57,37

 

 

 

 

 

Scootmobiel middel

4.223

22,39 p/mnd

5,42 p/mnd

6.559

72,08

 

 

 

 

 

Scootmobiel groot

5.596

22,39 p/mnd

5,42 p/mnd

7.932

87,16

 

 

 

 

 

Driewielfiets

1.428

82,10 p/jaar

2.002

22,00

 

 

 

 

 

Driewieler kind

1.183

55,21 p/jaar

1.569

17,24

 

 

 

 

 

Duo fietsen

2.302

125,62 p/jaar

3.181

34,96

 

 

 

 

 

Toiletstoelen

74

4,31 p/jaar

104

1,14

 

 

 

 

 

Douche- en toiletstoel niet verrijdbaar

386

20,32 p/jaar

528

5,80

Douche- en toiletstoel verrijdbaar

467

28,73 p/jaar

668

7,34

Tillift actief

3849

17,91 p/mnd

5.809

63,84

 

 

5,42 p/mnd

 

 

Tillift passief

4594

17,91 p/mnd

6.554

72,02

 

 

5,42 p/mnd

 

 

  • 1.

    Grondslag voor de berekening:

    • a.

      Uitgegaan van lijst van RSR vwb kernassortiment DORSZH, 2013.

    • b.

      Valt een voorziening buiten het kernassortiment dan uitgaan van de nieuwprijs inclusief kosten voor reparatie, onderhoud en verzekering

    • c.

      Voor grote woningaanpassingen (vanaf € 10.000,--), onroerende woonvoorzieningen wordt uitgegaan van de nieuwprijs (opgenomen in de offerte)

    • d.

      Voor trapliften wordt uitgegaan van de nieuwprijs (offerte) inclusief kosten voor reparatie, onderhoud en verzekering.

  • 2.

    Grondslag van de lijst is de gemiddelde verkoopprijs gemeente (volgens kernassortiment leverancier).

  • 3.

    Deze vermeerderd met BTW (volgens opgave RSR rekening houden met verschillend percentage per voorziening: 6 of 19%)

  • 4.

    Kosten voor onderhoud en verzekering

    • a.

      gebaseerd voor scootmobiels en tilliften op overeenkomst met RSR vwb onderhoud

    • b.

      rest gebaseerd op 5% op bruto catalogusprijs van voorziening (informatie RSR)

    • c.

      verzekering betreft WA-verzekering, en geldt alleen voor elektrische/motorische hulpmiddelen

    • d.

      kosten voor onderhoud en verzekering apart benoemd (kolom kosten en onderhoud: per cel, bovenste getal is onderhoud, onderste getal is verzekering)

Artikel 5 Maximaal 39 perioden van vier weken

In het Landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning is bepaald in artikel 4.1 lid 3 dat roerende zaken die in eigendom worden verschaft of bij bouwkundig of woontechnische aanpassingen de eigen bijdrage of het eigen aandeel over maximaal 39 perioden van vier weken gevraagd mag worden. Dit artikel geeft de invulling daarvan.

HOOFDSTUK 4 PERSOONSGEBONDEN BUDGET

Artikel 6 Bedragen voor persoonsgebonden budget

Lid 1: Opgenomen zijn bedragen per uur voor Hulp bij het huishouden 1 en 2. In de indicatie wordt aangewezen of iemand recht heeft op Hulp bij het huishouden 1 of 2. De indicatie is hiertoe leidend. Vervolgens maakt de aanvrager een keuze uit levering via Zorg in Natura dan wel via het Persoonsgebonden budget, waarbij hij zelf voor de inkoop van de hulp zorgdraagt.

De bedragen zijn voor 2013 ten opzichte van 2012 geïndexeerd met 2,95%. Dit is dezelfde index die ook is toegepast voor de tarieven die gelden voor Zorg in Natura. De trendmatige verhoging tussen PGB en ZIN is daarmee gelijk. Geen onderscheid wordt gemaakt in een bedrag voor hulp bij het huishouden 1 geleverd door iemand die wel of niet bij een instelling werkzaam is. Ook wordt geen onderscheid gemaakt in een tarief voor alfahulp.

Lid 2: Voor hulpmiddelen wordt gekeken naar een bedrag zijnde tegenwaarde van de voorziening die de client zou ontvangen. Inden een goedkoper adequaat middel verstrekt kan worden, dan wordt gekeken naar de waarde van deze voorziening (bijvoorbeeld indien een depotmiddel voor handen is). Wel dient achteraf een verantwoording te worden ingediend omtrent de besteding van de middelen. Met de beschikking wordt een programma van eisen meegestuurd waar het aan te schaffen hulpmiddel aan moet voldoen.

Artikel 7 Geen PGB

Limitatief is opgenoemd wanneer geen PGB wordt verstrekt. De cliënt heeft in eerste instantie keuzevrijheid tussen PGB of Zorg in natura (dan wel een hulpmiddel). Genoemd worden situaties waarin een PGB niet verstrekt kan worden. Dit is ter beoordeling aan de Wmo-consulent die dit moet kunnen onderbouwen.

De Centrale Raad van Beroep heeft inmiddels bepaald dat collectief vervoer een individuele voorziening is (als de gebruiker een indicatie nodig heeft), waarvoor in principe het verplichte alternatief van een persoonsgebonden budget bestaat. Daar mag in individuele gevallen vanaf worden geweken als duidelijk is dat het collectief vervoer ook in de situatie van betrokkene leidt tot een adequate compensatie. Ook aantoonbare efficiencyoverwegingen mogen een rol spelen. De afweging of daar sprake van is zal altijd gemaakt moeten worden.

HOOFDSTUK 5 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL

Artikel 8 Bedragen vervoersvoorzieningen

De onderbouwing van de genoemde bedragen in artikel 8 is als volgt.

  • a.

    autokostenvergoeding: 1.500 kilometer x € 0,20 = € 300,-- per jaar

  • b.

    taxikostenvergoeding: 1.500 kilometer x € 1,86 en 52 x instaptarief ad. € 2,66 =

    € 2.928,-- per jaar

  • c.

    rolstoeltaxikostenvergoeding 1.500 kilometer per jaar x € 2,34 en 52 x instaptarief ad. € 5,33 = € 3.787,-- per jaar.

Deze tarieven zijn gebaseerd op de tarieven zoals doorgegeven door vervoersbedrijf TCZ uit Zwolle.

Artikel 9 Klanttarief collectief vervoer Wmo

Een Wmo-klant met een vervoersindicatie reist met het collectief vervoer reizen (Regiotaxi NW Overijssel). Op medische gronden kan een uitzondering gemaakt voor het reizen met het collectief vervoer en kan – afhankelijk van de situatie – een autokosten-, taxikosten of rolstoeltxikostenvergoeding worden verstrekt. Collectief vervoer kent dus een primaat.

De klant kan 1.500 kilometers effectief reizen (er worden dus geen kilometers afgetrokken als gevolg van bijvoorbeeld instaptarief).

De tarieven voor 2013 zijn als volgt bepaald door de Provincie Overijssel: € 0,88 als instaptarief en € 014 als kilomtertarief. Deze tarieven zijn gebaseerd op de tarieven uit het jaar 2012 vermeerderd met een index van 5,6% (NEA-index).

HOOFDSTUK 6 WOONVOORZIENINGEN

Artikel 10 Bedrag verhuiskostenvergoeding

Het te verstrekken bedrag voor verhuiskostenvergoeding is € 5.000,--. Dit is een maximaal bedrag. Eén van de besparingsmaatregelen die in 2011 zijn uitgevoerd, is het implementeren van een hoger bedrag voor verhuiskostenvergoeding. Het bedrag is toen verhoogd tot € 5.000,--. Voorheen was dit een bedrag van € 3.000,--. Idee daarbij was dat dit een prikkel geeft om te gaan verhuizen. Het bedrag is bedoeld voor verhuis- en inrichtingskosten.

Het bedrag moet nadien verantwoord worden door de ontvanger. Alsdan wordt het bedrag definitief vastgesteld en uitgekeerd.

In lid 2 is het bedrag voor het primaat van het verhuizen opgenomen. Daarbij is een grens genoemd van € 10.000,--. Hierbij is aangesloten bij het bestaande beleid van twee keer het bedrag van de verhuiskostenvergoeding. Knelpunt is echter in de huidige situatie a) onvoldoende aangepaste woningen beschikbaar en b) eigen woning niet kunnen verkopen. Dit kan leiden tot te hoge risico’s voor de cliënt. Afgesproken kan daarom worden om ui te gaan van een redelijke termijn van onderzoek naar mogelijkheden van verkoop van de eigen woning en koop va neen aangepaste woning / makkelijker aan te passen woning. Uitgegaan wordt van een redelijke termijn van een half jaar. De aanvrager toont daarbij aan welke acties zijn ondernomen om tot een adequate oplossing te komen (aanvrager heeft dus wel een inspanningsverplichting).

Artikel 11 Bezoekbaar maken van de woning

Het bedrag voor het bezoekbaar maken van de eigen woning is € 9.000,--. De meerkosten die de aanvrager heeft, wordt gezien als eigen aandeel en komt dus voor eigen rekening.

Artikel 12 Terugbetaling meerwaarde woning

Dit artikel spreekt voor zich.

HOOFDSTUK 7 VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING

Artikel 13 Aanschaf en onderhoud sportrolstoel

Er is een gemaximeerd bedrag opgenomen van € 2.705,-- voor aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar. De sportrolstoel moet gezien worden als een bovenwettelijke voorziening die meegenomen is vanuit de voormalige Wet voorzieningen gehandicapten. In de WVG is deze destijds op verzoek van de Tweede Kamer opgenomen, de verstrekking vanuit de WVG is gecontinueerd naar de Wmo toe. Dit betekent dat een sportrolstoel alleen als PGB wordt verstrekt. Het PGB is niet kostendekkend en moet beschouwd worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van drie jaar. Na drie jaar kan opnieuw een PGB worden toegekend.

HOOFSTUK 8 EIGEN RISICO

Artikel 14 Eigen risico

Bij schade aan een in bruikleen verstrekt hulpmiddel geldt een eigen risico van € 150,-- per keer voor de bruikleennemer. Dit betekent dat de eerste € 150,-- aan verwijtbare schade verhaald wordt op de bruikleennemer. Dit bedrag wordt geïnd door het Wmo-loket bij de klant. Op beschikking voor nieuw te verlenen hulpmiddelen wordt melding gemaakt van dit eigen risico.

HOOFDSTUK 9 INWERKINGTREDING, OVERGANGSRECHT EN CITEERTITEL

Artikel 15 Inwerkingtreding

Het Besluit geldt met ingang van de dag na de openbare bekendmaking. Deze bekendmaking vindt plaats via de Gemeenterubriek in “De Driewatersteden”. Tot dat moment is het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zwartewaterland 2012 van toepassing.

Artikel 16 Citeerartikel

Dit artikel spreekt voor zich.