Organisatie | Katwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening langdurigheidstoeslag WWB |
Citeertitel | Verordening langdurigheidstoeslag WWB |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet en Wet Werk en Bijstand
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-12-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2015 | Onbekend | 29-11-2012 De Katwijksche Post, De Rijnsburger | Onbekend |
De raad van de gemeente Katwijk,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 oktober 2012,
gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en de artikelen 8 en 36 van de Wet werk en bijstand,
overwegende dat het noodzakelijk is het verlenen van de langdurigheidstoeslag bij verordening te regelen;
Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.
In afwijking van artikel 6 is deze verordening vanaf 1 januari 2013 van toepassing op de belanghebbenden op wie op grond van artikel 78w van de wet de huishoudinkomenstoets nog tot 1 januari 2013 wordt toegepast. Tot 1 januari 2013 gelden de bepalingen uit de ‘Verordening langdurigheidstoeslag WWB gemeente Katwijk’ van 18 december 2008, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 26 januari 2012.
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Katwijk in zijn openbare vergadering van 29 november 2012
Decentralisatie langdurigheidstoeslag
Sinds 1 januari 2009 is de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd naar de gemeenten. Voor die tijd vindt de langdurigheidstoeslag zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.
In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen. Om gemeenten te ondersteunen bij de invoering van de nieuwe langdurigheidstoeslag, heeft de VNG een modelverordening ontwikkeld. Deze modelverordening is als uitgangpunt genomen bij de totstandkoming van de onderhavige verordening.
In het nieuwe artikel 36, eerste lid, is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:
“Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.”
In artikel 8 is bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.
Mogelijkheden voor eigen beleid
Op grond van de nieuwe bevoegdheden van gemeenten, zijn er diverse mogelijkheden voor het invullen van eigen beleid. Hierbij kan het gaan om het bepalen van de doelgroep, de hoogte van de toeslag en de begrippen langdurig en laag inkomen. Hierna wordt op de respectievelijke onderwerpen nader ingegaan.
De nieuwe langdurigheidstoeslag geeft gemeenten nadrukkelijk de mogelijkheid deze ook van toepassing te laten zijn op werkenden met een laag inkomen. De gemeente Katwijk kiest daarvoor.
Tot 1 januari 2009 was de hoogte van de toeslag centraal bepaald. Het waren vaste bedragen, als percentage van de voor de persoon toepasselijke bijstandsnorm. Gemeenten kunnen nu zelf de hoogte van de toeslag bepalen. Daarbij moet een aantal dingen bedacht worden. Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, namelijk dat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven. Een te hoog bedrag kan leiden tot het optreden van de armoedeval. Immers, wordt op enig moment een hoger inkomen bereikt, dan vervalt direct de hele toeslag.
De gemeente Katwijk wil hieraan deels tegemoetkomen door een glijdende schaal te hanteren. De maximale inkomensgrens is 110% van het sociaal minimum. De toeslag wordt afhankelijk gemaakt van de hoogte van het inkomen. Er zijn twee categorieën: 100% en 100-110%, waarbij het bedrag van de toeslag bij een hoger inkomen lager wordt.
Gekozen is voor een referteperiode van drie jaar. Tot 1 januari 2009 was de referteperiode in artikel 36 WWB bepaald op vijf jaar. Door gemeenten is de afgelopen jaren aangegeven dat deze periode te lang is. Veeleer wordt gedacht aan drie jaar, een periode waarna ook o.a. door het Nibud is aangegeven dat de reserveringsmogelijkheden minimaal worden.
Gemeenten zijn vrij om een eigen maximale inkomensgrens te hanteren, die sinds 1 januari 2012 wettelijk is gemaximeerd op 110% van het sociaal minimum (artikel 36 lid 6 WWB). Gekozen wordt voor de maximale inkomensgrens van 110%. We sluiten daarmee zo veel als mogelijk is aan bij de inkomensgrenzen die in het eigen gemeentelijk armoedebeleid worden gehanteerd. Door de glijdende schaal is er sprake van een lagere toeslag bij een hoger inkomen.
In dit artikel worden enkele begrippen toegelicht.
In het eerste lid worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt. Het laag inkomen wordt uitgedrukt als percentage van het voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm. Voor werkenden zal gekeken moeten worden naar het netto inkomen, afgezet tegen de persoonlijke situatie (alleenstaand, alleenstaande ouder, gehuwden).
In het tweede lid worden studenten expliciet uitgesloten van de langdurigheidstoeslag. In de Nota van toelichting bij het wetsontwerp geeft het kabinet aan dat studenten niet worden geacht te behoren tot de doelgroep van de langdurigheidstoeslag (in de oude wettelijke bepalingen waren studenten ook uitgesloten).
In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. We gaan uit van een percentage van de toepasselijke bijstandsnorm. Hierdoor hoeft het bedrag van de toeslag niet jaarlijks aangepast te worden aan de wijziging in de normbedragen van de WWB. De genoemde percentages zijn de huidige percentages (afgerond naar boven) wanneer de bedragen van de langdurigheidstoeslag worden afgezet tegen de bijstandsnormen.
In het tweede lid wordt geregeld dat naarmate het inkomen van betrokkene hoger wordt, de langdurigheidstoeslag lager wordt.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Deze verordening moet met terugwerkende kracht in werking treden met ingang van 1 januari 2012, omdat de Wet afschaffing huishoudinkomenstoets met terugwerkende kracht vanaf die datum in werking treedt.
Voor een bepaalde groep blijft de huishoudinkomenstoets van kracht. Het gaat daarbij om de groep die voordeel heeft van de huishoudinkomenstoets. Voor deze groep wordt dit nog tot 1 januari 2013 toegepast. In deze verordening is daarom een bepaling opgenomen dat voor deze groep de ‘Verordening langdurigheidstoeslag WWB gemeente Katwijk’ van 18 december 2008, voor het laatst gewijzigd bij raadsbesluit van 26 januari 2012, van kracht blijft tot 1 januari 2013. Daarna gaat deze verordening ook voor deze groep in.