Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Tubbergen

Verordening Wwb, Ioaw en Ioaz: eigen verantwoordelijkheid, participatie en inkomen gemeente Tubbergen 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTubbergen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Wwb, Ioaw en Ioaz: eigen verantwoordelijkheid, participatie en inkomen gemeente Tubbergen 2013
CiteertitelVerordening Wwb, Ioaw en Ioaz: eigen verantwoordelijkheid, participatie en inkomen 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, art. 8, eerste lid
  2. Wet werk en bijstand, art. 8a
  3. Wet IOAW, art. 35, eerste lid
  4. Wet IOAZ, art. 35, eerste lid

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-07-2015Hoofdstuk 3 ingetrokken

15-12-2014

Gemeenteblad 2014, 85

12
08-02-201301-01-201331-12-2014Nieuwe regeling

28-01-2013

Gemeenteblad 2013, 5

12

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Wwb, Ioaw en Ioaz: eigen verantwoordelijkheid, participatie en inkomen gemeente Tubbergen 2013

De raad van de gemeente Tubbergen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 januari 2013, nr. 12A.

gelet op het advies van de commissie samenleving en bestuur van 14 januari 2013;

- overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder b Wwb en artikel 35 eerste lid onder b Ioaw en artikel 35 eerste lid onder b Ioaz de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het verlagen van de bijstand, bedoeld in artikel 18, tweede lid Wwb, artikel 20 Ioaw en artikel 20 Ioaz,

- overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder a Wwb, artikel 35 eerste lid onder a Ioaw en artikel 35 eerste lid onder a Ioaz de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het overeenkomstig artikel 7 Wwb, artikel 34 Ioaw en artikel 34 Ioaz bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling,

- overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder c Wwb de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het verhogen en verlagen van de norm, bedoeld in artikel 30 Wwb,

- overwegende dat op grond van artikel 8 a Wwb, artikel 35 eerste lid onder c Ioaw en artikel 35 Ioaz de gemeenteraad in het kader van het financiële beheer bij verordening regels stelt voor de bestrijding van ten onrechte ontvangen uitkering evenals van misbruik en oneigenlijk gebruik van deze wetten,

- overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder e Wwb de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking de scholing of opleiding bedoeld in artikel 10a, vijfde lid Wwb,

- overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder f Wwb de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot de premie bedoeld in artikel 10a, zesde lid Wwb;

- overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder g en lid twee onder d Wwb de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het verlenen van bijzondere bijstand, bedoeld in artikel 35 vijfde lid Wwb;

- overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder h Wwb de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het verlagen van bijstand, bedoeld in artikel 9a twaalfde lid Wwb;

- overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder i Wwb de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot de bevoegdheid tot verrekening, bedoeld in artikel 60b Wwb.

B E S L U I T

vast te stellen de hierna volgende

Verordening Wwb, Ioaw en Ioaz: eigen verantwoordelijkheid, participatie en inkomen gemeente Tubbergen 2013

1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Algemene begripsbepalingen
  • 1.

    Voor zover hierna niet anders omschreven hebben de gebruikte begrippen in deze verordening dezelfde betekenis als in de wet.

  • 2.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    a.

    Wwb:

    Wet werk en bijstand;

    b.

    Ioaw:

    Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    c.

    Ioaz:

    Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    d.

    Ioaw/Ioaz:

    de Ioaw en de Ioaz, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

    e.

    het college:

    het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tubbergen;

    f.

    de raad:

    de gemeenteraad van de gemeente Tubbergen;

    g.

    uitkeringsnorm:

    de op de belanghebbende van toepassing zijnde norm conform artikel 5 onder c van de Wwb, die wordt vermeerderd of verminderd met de op grond van paragraaf 3.3 van de Wwb door het college vastgestelde verhoging of verlaging, of de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag bedoeld in artikel 5 vierde lid Ioaw/Ioaz.

Artikel 2 Opdracht college

In het kader van de uitkeringsverstrekking aan personen die in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, is het college onder meer verantwoordelijk voor:

a.

het verhogen en verlagen van de bijstand volgens de Wwb, conform het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze verordening.

b.

het handhaven van de verplichtingen, waaronder ook het voorkomen en bestrijden van misbruik, conform het bepaalde in hoofdstuk 3 van deze verordening.

c.

het beperken van de uitkeringsduur door re-integratie van belanghebbenden, evenals het stimuleren van de participatie van schoolgaande kinderen conform het bepaalde in hoofdstuk 4 van deze verordening.

2. VERHOGEN EN VERLAGEN VAN DE BIJSTANDSNORM
Artikel 3 Begripsbepalingen

Voor zover nog niet bepaald in artikel 1 van deze verordening wordt voor de toepassing van de bepalingen in hoofdstuk 2 in deze verordening verstaan onder:

a.

gehuwdennorm:

de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel c van de Wwb, zijnde gelijk aan het netto wettelijk minimumloon;

b.

woning:

een woning, een woonwagen of een woonschip;

c.

woonkosten:

 

 

1.

ingeval van een huurwoning: de door de belanghebbende verschuldigde huurprijs als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag;

 

2.

ingeval van een eigen woning: de hypotheeklasten verbonden aan de door hem bewoonde woning, de zakelijke lasten behorend bij de woning en een naar de omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud, waarbij onder zakelijke lasten wordt verstaan: rioolrechten, de onroerende zaakbelasting, premie brand- en opstalverzekering, en het eigenaarsdeel van de waterschapslasten.

d.

schoolverlater:

de uitkeringsgerechtigde die tot zes maanden terug de deelname aan onderwijs of een beroepsopleiding heeft beëindigd.

e.

zorgbehoefte, als bedoeld in artikel 3 lid 2 onder a Wwb:

het bij zonder verzorging aangewezen zijn op een opname in een bejaardentehuis of andere inrichting ter verpleging of verzorging;

f.

verzorgende:

degene die een persoon met zorgbehoefte verzorgt.

Artikel 4 Leeftijdsbepaling en afstemming

De bepalingen van dit hoofdstuk gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd volgens artikel 1 onder m Wwb. Voor het vaststellen van de toeslagen en verlagingen zoals bedoeld in artikel 25 tot en met 29 van de Wwb is bepalend of de woonkosten en overige kosten in verband met het wonen gedeeld kunnen worden dan wel woonkosten ontbreken.

Artikel 5 Toeslagen voor alleenstaanden en alleenstaande ouders
  • 1.

    De toeslag bedoeld in artikel 25, eerste lid van de Wwb bedraagt 20% van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder als in diens woning niet een ander zijn hoofdverblijf heeft en de belanghebbende daardoor de noodzakelijke kosten van het bestaan niet kan delen, dan wel anderszins de noodzakelijke kosten van het bestaan niet kan delen.

  • 2.

    De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de Wwb bedraagt 10% van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning een ander zijn hoofdverblijf heeft en die daardoor de noodzakelijke kosten van het bestaan kan delen.

  • 3.

    Er wordt geen toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid van de Wwb toegepast bij de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning meer dan één ander zijn hoofdverblijf heeft en die daardoor de noodzakelijke kosten van het bestaan kan delen.

  • 4.

    Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende personen niet in aanmerking genomen als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft:

    a. een inwonend kind dat jonger is dan 21 jaar;

    b. een inwonend kind met een inkomen dat lager is dan 50% van het netto wettelijk minimumloon:

    c. een inwonend kind dat deelneemt aan onderwijs waardoor recht bestaat op een inkomen ingevolge de Wet studiefinanciering 2000 of Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS);

    d. personen met een zorgbehoefte en verzorgenden tussen wie een eerste of tweedegraads bloedverwantschap bestaat;

    e. asielzoekers met een vervangende verstrekking als bedoeld in artikel 3 van het ministerieel besluit 691161/98DVB dat is gebaseerd op de bevoegdheid in artikel 4 RVA 1997 om bepaalde categorieën asielzoekers van verstrekkingen als bedoeld in artikel 5 RVA 1997 uit te sluiten.

Artikel 6 Verlaging gehuwdennorm
  • 1.

    De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de Wwb bedraagt 10% van de gehuwdennorm voor gehuwden in wiens woning een ander zijn hoofdverblijf heeft en die daarom de kosten van het bestaan kunnen delen.

  • 2.

    De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de Wwb bedraagt 20% van de gehuwdennorm voor gehuwden in wiens woning meer dan één ander zijn hoofdverblijf heeft en die daarom de kosten van het bestaan kunnen delen.

  • 3.

    Het vierde lid van artikel 5 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Verlaging woonsituatie
  • 1.

    De bijstandsnorm of de toeslag wordt op grond van artikel 27 van de Wwb verminderd wanneer er sprake is van lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan dan gebruikelijk, in verband met de woonsituatie.

  • 2.

    De verlaging bedraagt:

    a. 20% van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor de uitkeringsgerechtigde geen woonkosten zijn verbonden.

    b. 10% van de gehuwdennorm indien geen woning wordt bewoond.

  • 3.

    De vermindering vindt bij voorrang plaats op de toeslag.

Artikel 8 Norm schoolverlaters
  • 1.

    Voor een schoolverlater stellen burgemeester en wethouders de norm vast op het normbedrag voor de kosten van levensonderhoud voor deelnemers aan beroepsonderwijs genoemd in artikel 3.18 van de Wet studiefinanciering 2000, afhankelijk van de woonsituatie.

  • 2.

    Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op alleenstaande ouders en gehuwden.

  • 3.

    Het bepaalde in artikel 5, 6, 7 en 9 is niet van toepassing indien de uitkeringsgerechtigde valt onder de strekking van lid 1 of 2.

Artikel 9 Lagere toeslag alleenstaanden van 21 en 22 jaar
  • 1.

    De verlaging als bedoeld in artikel 29 van de Wwb bedraagt:

    a. 20 procent van de gehuwdennorm indien het een uitkeringsgerechtigde van 21 jaar betreft;

    b. 10 procent van de gehuwdennorm indien het een uitkeringsgerechtigde van 22 jaar betreft.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 wordt de verlaging vastgesteld op de hoogte van de op grond van artikel 5 toegekende toeslag, indien deze toeslag minder bedraagt dan de verlaging waartoe toepassing van lid 1 zou leiden.

Artikel 10 Samenloop
  • 1.

    Als op meerdere gronden genoemd in artikel 6 en 7 een verlaging van toepassing is geldt die met het hoogste percentage.

  • 2.

    In gevallen waarin zowel de toeslag als de norm verlaagd kunnen worden, vindt de verlaging met voorrang plaats op de toeslag, tenzij anders is bepaald.

3. (INGETROKKEN)
4. RE-INTEGRATIE EN PARTICIPATIE
Artikel 27 Begripsbepalingen

Voor zover nog niet bepaald in artikel 1 van deze verordening wordt voor de toepassing van de bepalingen in hoofdstuk 4 in deze verordening verstaan:

a.

voorzieningen:

voorzieningen zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a Wwb en artikel 34 lid 1 onder a Ioaw/Ioaz;

b.

Anw-ers:

personen die een nabestaanden- of halfwezenuitkering ontvangen ingevolge de Algemene nabestaandenwet;

c.

niet uitkerings-gerechtigde (Nugger):

de persoon bedoeld in artikel 6, onder a, van de Wwb;

d.

doelgroep:

personen die algemene bijstand ontvangen op grond van de Wwb, personen als bedoeld in artikel10 lid 2 Wwb, personen die een uitkering ontvangen op grond van de Ioaw/Ioaz, Anw-ers en Nuggers;

e.

gesubsidieerde arbeid:

een voorziening gericht op de arbeidsinschakeling, als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de Wwb, waaronder tevens begrepen iedere vorm van arbeid, waarbij de arbeidsverhouding tussen werkgever en werknemer geheel of gedeeltelijk wordt bekostigd uit de – aan de gemeente Tubbergen – ter beschikking gestelde Wwb-middelen (werk- en inkomensdeel).

f.

ondersteuning:

het geheel van activiteiten, al dan niet onderdeel uitmakend van een volledig re-integratietraject en opgenomen in een door de aanvrager en de gemeente ondertekend trajectplan, dat bijdraagt aan de inschakeling in de arbeid;

g.

arbeidsinschakeling:

arbeidsinschakeling zoals bedoeld in artikel 6 onder sub b. van de Wwb.

Artikel 28 Taak en opdracht van het college
  • 1.

    Het college draagt zorg voor het aanbieden van voorzieningen aan personen behorend tot de doelgroep in het kader van de ondersteuning bij arbeidsinschakeling gericht op de kortste weg naar duurzame arbeid. Het college stelt vast welke voorziening voor personen uit de doelgroep het meest geschikt is om het beoogde doel te behalen.

  • 2.

    Ter uitvoering van de in het eerste lid genoemde zorgplicht stelt het college periodiek vast hoe de betreffende periode wordt voorzien in de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en welke voorzieningen in welke mate in het kader van arbeidsinschakeling zullen worden ingezet voor de verschillende groepen binnen de doelgroep.

  • 3.

    Het college kan bij de vastlegging prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en de maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 4.

    De voorzieningen die de gemeente in dit kader van ondersteuning bij arbeidsinschakeling voor een persoon uit de doelgroep inzet, worden vastgelegd in een beschikking en een individueel ontwikkelingsplan.

Artikel 29 Aanspraak op ondersteuning
  • 1.

    Personen uit de doelgroep hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakelingen op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college bevordert dat met betrekking tot het aanbieden van ondersteuning, er sprake is van een gelijke aandacht voor de verschillende personen evenals een evenwichtige verdeling binnen de verschillende groepen binnen de doelgroep.

  • 3.

    Geen recht op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de aanvrager.

  • 4.

    Bij uitkeringsgerechtigden, die op grond van artikel 10a Wwb of 38a Ioaw/Ioaz onbeloonde additionele werkzaamheden verrichten, wordt binnen 6 maanden na aanvang van deze werkzaamheden bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces. Het college betrekt bij deze beoordeling:

    a. het oordeel van degene in wiens opdracht de belanghebbende de additionele werkzaamheden uitvoert;

    b. de scholingswens van de belanghebbende;

    c. de kansen op de arbeidsmarkt;

    d. de kosten van de gewenste scholing of opleiding.

Artikel 30 Voorzieningen
  • 1.

    Het re-integratietraject is afgestemd op de mogelijkheden van de belanghebbende en kan bestaan uit verschillende vormen van ondersteuning die tot inschakeling in de arbeid moeten leiden zodra algemeen geaccepteerde arbeid niet voorhanden is en sollicitaties tot onvoldoende resultaat hebben geleid.

  • 2.

    Bij de afweging welke voorziening het meest geschikt is voor welke persoon uit de doelgroep, worden de mogelijkheden en belemmeringen van de persoon en het belang van de gemeente tegen elkaar afgewogen. Daarbij houdt het college rekening met de zorgtaken van alleenstaande ouders voor hun kinderen. Daarnaast speelt het perspectief van op het vinden van regulier werk op de arbeidsmarkt een rol.

  • 3.

    De alleenstaande ouder kan pas deelnemen aan een voorziening zoals bedoeld in lid 5 als het college zich heeft overtuigd van de beschikbaarheid van een kinderopvangvoorziening, mits deze naar het oordeel van het college voor het deelnemen aan de voorziening noodzakelijk is.

  • 4.

    De vorm van de ondersteuning dient bij te dragen aan een spoedige terugkeer naar de reguliere arbeidsmarkt.

  • 5.

    Het pakket aan voorzieningen bestaat uit alle producten en diensten die de gemeente ten behoeve van de re-integratie van belanghebbenden kan inzetten volgens plan als bedoeld in artikel 29 lid 4.

Artikel 31 Rechten en plichten
  • 1.

    Belanghebbende is gedurende de deelname aan een traject verplicht naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en deze te aanvaarden.

  • 2.

    Indien het recht op ondersteuning naar oordeel van het college bestaat en een voorziening is toegekend aan een bijstandsgerechtigde, kan het college hier op basis van artikel 55 van de Wwb voor de belanghebbende nader afgestemde verplichtingen aan verbinden.

  • 3.

    Als een persoon zijn verplichtingen niet nakomt, kan het college beslissen dat zijn aanspraak op iedere voorziening vervalt.

Artikel 32 Afstemming

Bij de persoon die een uitkering op grond van de Wwb de Ioaw of de Ioaz ontvangt en zijn verplichtingen zoals bedoeld in artikel 31 lid 1 en 2 niet nakomt kan het college de uitkering verlagen, conform wat hierover is bepaald in hoofdstuk 3 van deze verordening.

Artikel 33 Beëindiging van de voorziening

Het college kan de voorziening beëindigen indien:

a. de persoon die deelneemt aan een voorziening en zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 31 lid 1 en 2 dan wel zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 9 Wwb of 37 Ioaw/Ioaz niet nakomt;

b. de persoon die deelneemt aan een voorziening niet meer behoort tot de doelgroep;

c. het college een andere voorziening aanbiedt;

d. de persoon die deelneemt aan een voorziening, neveninkomsten heeft die naar het oordeel van het college betekenen dat hij in staat is zonder voorziening een plaats te vinden of te behouden op de arbeidsmarkt.

Artikel 34 Criteria ontheffing arbeidsplicht
  • 1.

    Het college kan met inachtneming van artikel 9, lid 2 Wwb, of artikel 37a Ioaw/Ioaz bepalen dat aan belanghebbende tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de plicht tot arbeidsinschakeling op basis van door het college vast te stellen beleidsregels dan wel uitvoeringsvoorschriften.

  • 2.

    Ontheffing van de arbeidsplicht wordt slechts voor een door het college vast te stellen periode verleend.

  • 3.

    Op basis van een herbeoordeling kan het college besluiten een ontheffing na afloop van de vastgestelde periode te verlengen.

Artikel 35 Inkomstenvrijlatingen

De vrijlating van inkomsten als bedoeld in artikel 31 lid 1 onder n Wwb en 31 lid 2 onder r Wwb, evenals hun equivalenten onder de Ioaw en IAOZ worden per uitkeringsgerechtigde van 27 jaar en ouder eenmalig toegepast.

Artikel 36 Participatiepremies
  • 1.

    Het college verstrekt ambtshalve aan uitkeringsgerechtigden van 27 jaar of ouder die onbeloonde additionele werkzaamheden verrichten overeenkomstig artikel 10a lid 6 van de Wwb en artikel 38a Ioaw/Ioaz na afloop van elke periode van 6 maanden, afhankelijk van de beoordeling van het college, een premie arbeidsparticipatie van € 150,=. Het recht op een premie arbeidsparticipatie ontstaat uitsluitend indien er vooraf met het college afspraken zijn gemaakt over het te volgen participatietraject.

  • 2.

    Wanneer het college en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen overeen zijn gekomen dat het college ondersteuning bij arbeidsinschakeling biedt aan een persoon aan wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt dan is lid 3 van dit artikel ook op deze persoon van toepassing.

Artikel 37 Cumulatie van inkomstenvrijlating en premies

 

Het totaal dat aan een uitkeringsgerechtigde aangaande een kalenderjaar op grond van deze verordening aan inkomensvrijlatingen en premies wordt verstrekt bedraagt maximaal het bedrag zoals genoemd in artikel 31, lid 2 onder j van de Wwb.

Artikel 38 Schending inlichtingenplicht

Er bestaat geen recht op een premie of vrijlating van inkomsten als bedoeld in artikel 35 en 36, indien de activering of re-integratie direct verband houdt met een constatering van oneigenlijk gebruik of misbruik van uitkeringsgelden.

Artikel 39 Verrekening

Indien de uitkeringsgerechtigde recht op premie heeft en aan de gemeente een bedrag verschuldigd is dat verband houdt met oneigenlijk gebruik of misbruik van uitkeringsgelden, dan wordt de premie voor de helft verrekend met het verschuldigde bedrag. De andere helft van de premie wordt uitgekeerd, tenzij belanghebbende aangeeft ook dit deel te willen verrekenen.

SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 40 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 41 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013 onder intrekking van de “Verordening participatie en inkomen gemeente Tubbergen 2011”.

Artikel 42 Overgangsrecht
  • 1.

    De verordening participatie en inkomen gemeente Tubbergen 2011 blijft tot 1 mei 2013 van toepassing voor de in artikel 5 lid 3 en artikel 6 lid 2 vermelde percentages voor uitkeringsgerechtigden die op 31 december 2012 een uitkering ontvingen bij een sindsdien ononderbroken uitkeringsverstrekking.

  • 2.

    De verordening participatie en inkomen gemeente Tubbergen 2011 blijft tot 1 juli 2013 van toepassing voor uitkeringsgerechtigden die werkzaamheden hebben verricht als bedoeld in artikel 36 lid 1 die zijn aangevangen na 30 juni 2012.

Artikel 43 Citeerartikel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Wwb, Ioaw en Ioaz: eigen verantwoordelijkheid, participatie en inkomen 2013”.

Aldus vastgesteld in de openbare

raadsvergadering van 28 januari 2013

De griffier, De voorzitter,

H.J.M.J. van Limbeek-ter Haar, Mr. M.K.M. Stegers