Organisatie | Tubbergen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Wwb, Ioaw en Ioaz: eigen verantwoordelijkheid, participatie en inkomen gemeente Tubbergen 2013 |
Citeertitel | Verordening Wwb, Ioaw en Ioaz: eigen verantwoordelijkheid, participatie en inkomen 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-07-2015 | Hoofdstuk 3 ingetrokken | 15-12-2014 | 12 | |
08-02-2013 | 01-01-2013 | 31-12-2014 | Nieuwe regeling | 28-01-2013 | 12 |
De raad van de gemeente Tubbergen,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 18 januari 2013, nr. 12A.
gelet op het advies van de commissie samenleving en bestuur van 14 januari 2013;
- overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder b Wwb en artikel 35 eerste lid onder b Ioaw en artikel 35 eerste lid onder b Ioaz de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het verlagen van de bijstand, bedoeld in artikel 18, tweede lid Wwb, artikel 20 Ioaw en artikel 20 Ioaz,
- overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder a Wwb, artikel 35 eerste lid onder a Ioaw en artikel 35 eerste lid onder a Ioaz de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het overeenkomstig artikel 7 Wwb, artikel 34 Ioaw en artikel 34 Ioaz bieden van ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling,
- overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder c Wwb de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het verhogen en verlagen van de norm, bedoeld in artikel 30 Wwb,
- overwegende dat op grond van artikel 8 a Wwb, artikel 35 eerste lid onder c Ioaw en artikel 35 Ioaz de gemeenteraad in het kader van het financiële beheer bij verordening regels stelt voor de bestrijding van ten onrechte ontvangen uitkering evenals van misbruik en oneigenlijk gebruik van deze wetten,
- overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder e Wwb de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking de scholing of opleiding bedoeld in artikel 10a, vijfde lid Wwb,
- overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder f Wwb de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot de premie bedoeld in artikel 10a, zesde lid Wwb;
- overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder g en lid twee onder d Wwb de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het verlenen van bijzondere bijstand, bedoeld in artikel 35 vijfde lid Wwb;
- overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder h Wwb de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot het verlagen van bijstand, bedoeld in artikel 9a twaalfde lid Wwb;
- overwegende dat op grond van artikel 8, eerste lid onder i Wwb de gemeenteraad bij verordening regels stelt met betrekking tot de bevoegdheid tot verrekening, bedoeld in artikel 60b Wwb.
vast te stellen de hierna volgende
Verordening Wwb, Ioaw en Ioaz: eigen verantwoordelijkheid, participatie en inkomen gemeente Tubbergen 2013
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
In het kader van de uitkeringsverstrekking aan personen die in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien, is het college onder meer verantwoordelijk voor:
Voor zover nog niet bepaald in artikel 1 van deze verordening wordt voor de toepassing van de bepalingen in hoofdstuk 2 in deze verordening verstaan onder:
De bepalingen van dit hoofdstuk gelden alleen voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd volgens artikel 1 onder m Wwb. Voor het vaststellen van de toeslagen en verlagingen zoals bedoeld in artikel 25 tot en met 29 van de Wwb is bepalend of de woonkosten en overige kosten in verband met het wonen gedeeld kunnen worden dan wel woonkosten ontbreken.
De toeslag bedoeld in artikel 25, eerste lid van de Wwb bedraagt 20% van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder als in diens woning niet een ander zijn hoofdverblijf heeft en de belanghebbende daardoor de noodzakelijke kosten van het bestaan niet kan delen, dan wel anderszins de noodzakelijke kosten van het bestaan niet kan delen.
Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende personen niet in aanmerking genomen als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft:
a. een inwonend kind dat jonger is dan 21 jaar;
b. een inwonend kind met een inkomen dat lager is dan 50% van het netto wettelijk minimumloon:
c. een inwonend kind dat deelneemt aan onderwijs waardoor recht bestaat op een inkomen ingevolge de Wet studiefinanciering 2000 of Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS);
d. personen met een zorgbehoefte en verzorgenden tussen wie een eerste of tweedegraads bloedverwantschap bestaat;
e. asielzoekers met een vervangende verstrekking als bedoeld in artikel 3 van het ministerieel besluit 691161/98DVB dat is gebaseerd op de bevoegdheid in artikel 4 RVA 1997 om bepaalde categorieën asielzoekers van verstrekkingen als bedoeld in artikel 5 RVA 1997 uit te sluiten.
Voor zover nog niet bepaald in artikel 1 van deze verordening wordt voor de toepassing van de bepalingen in hoofdstuk 4 in deze verordening verstaan:
Het college draagt zorg voor het aanbieden van voorzieningen aan personen behorend tot de doelgroep in het kader van de ondersteuning bij arbeidsinschakeling gericht op de kortste weg naar duurzame arbeid. Het college stelt vast welke voorziening voor personen uit de doelgroep het meest geschikt is om het beoogde doel te behalen.
Ter uitvoering van de in het eerste lid genoemde zorgplicht stelt het college periodiek vast hoe de betreffende periode wordt voorzien in de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en welke voorzieningen in welke mate in het kader van arbeidsinschakeling zullen worden ingezet voor de verschillende groepen binnen de doelgroep.
Bij uitkeringsgerechtigden, die op grond van artikel 10a Wwb of 38a Ioaw/Ioaz onbeloonde additionele werkzaamheden verrichten, wordt binnen 6 maanden na aanvang van deze werkzaamheden bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces. Het college betrekt bij deze beoordeling:
a. het oordeel van degene in wiens opdracht de belanghebbende de additionele werkzaamheden uitvoert;
b. de scholingswens van de belanghebbende;
Bij de afweging welke voorziening het meest geschikt is voor welke persoon uit de doelgroep, worden de mogelijkheden en belemmeringen van de persoon en het belang van de gemeente tegen elkaar afgewogen. Daarbij houdt het college rekening met de zorgtaken van alleenstaande ouders voor hun kinderen. Daarnaast speelt het perspectief van op het vinden van regulier werk op de arbeidsmarkt een rol.
Bij de persoon die een uitkering op grond van de Wwb de Ioaw of de Ioaz ontvangt en zijn verplichtingen zoals bedoeld in artikel 31 lid 1 en 2 niet nakomt kan het college de uitkering verlagen, conform wat hierover is bepaald in hoofdstuk 3 van deze verordening.
Het college kan de voorziening beëindigen indien:
a. de persoon die deelneemt aan een voorziening en zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 31 lid 1 en 2 dan wel zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 9 Wwb of 37 Ioaw/Ioaz niet nakomt;
b. de persoon die deelneemt aan een voorziening niet meer behoort tot de doelgroep;
c. het college een andere voorziening aanbiedt;
d. de persoon die deelneemt aan een voorziening, neveninkomsten heeft die naar het oordeel van het college betekenen dat hij in staat is zonder voorziening een plaats te vinden of te behouden op de arbeidsmarkt.
Het college kan met inachtneming van artikel 9, lid 2 Wwb, of artikel 37a Ioaw/Ioaz bepalen dat aan belanghebbende tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de plicht tot arbeidsinschakeling op basis van door het college vast te stellen beleidsregels dan wel uitvoeringsvoorschriften.
De vrijlating van inkomsten als bedoeld in artikel 31 lid 1 onder n Wwb en 31 lid 2 onder r Wwb, evenals hun equivalenten onder de Ioaw en IAOZ worden per uitkeringsgerechtigde van 27 jaar en ouder eenmalig toegepast.
Het college verstrekt ambtshalve aan uitkeringsgerechtigden van 27 jaar of ouder die onbeloonde additionele werkzaamheden verrichten overeenkomstig artikel 10a lid 6 van de Wwb en artikel 38a Ioaw/Ioaz na afloop van elke periode van 6 maanden, afhankelijk van de beoordeling van het college, een premie arbeidsparticipatie van € 150,=. Het recht op een premie arbeidsparticipatie ontstaat uitsluitend indien er vooraf met het college afspraken zijn gemaakt over het te volgen participatietraject.
Wanneer het college en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen overeen zijn gekomen dat het college ondersteuning bij arbeidsinschakeling biedt aan een persoon aan wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt dan is lid 3 van dit artikel ook op deze persoon van toepassing.
Het totaal dat aan een uitkeringsgerechtigde aangaande een kalenderjaar op grond van deze verordening aan inkomensvrijlatingen en premies wordt verstrekt bedraagt maximaal het bedrag zoals genoemd in artikel 31, lid 2 onder j van de Wwb.
Er bestaat geen recht op een premie of vrijlating van inkomsten als bedoeld in artikel 35 en 36, indien de activering of re-integratie direct verband houdt met een constatering van oneigenlijk gebruik of misbruik van uitkeringsgelden.
Indien de uitkeringsgerechtigde recht op premie heeft en aan de gemeente een bedrag verschuldigd is dat verband houdt met oneigenlijk gebruik of misbruik van uitkeringsgelden, dan wordt de premie voor de helft verrekend met het verschuldigde bedrag. De andere helft van de premie wordt uitgekeerd, tenzij belanghebbende aangeeft ook dit deel te willen verrekenen.
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013 onder intrekking van de “Verordening participatie en inkomen gemeente Tubbergen 2011”.