Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Opmeer

Algemene Subsidieverordening Opmeer 2013

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOpmeer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingAlgemene Subsidieverordening Opmeer 2013
CiteertitelAlgemene Subsidieverordening Opmeer 2013
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpSubsidies

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet art. 108 en 147 en de bepalingen van de Algemene Wet Bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201327-02-2015Nieuwe regeling

20-12-2012

De Koggenlander d.d. 3-1-2013

RVS, 8.44 11-12-2012

Tekst van de regeling

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Opmeer 2013

De raad van de gemeente Opmeer,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 december

2012;

 

gezien het advies van de commissie Samenlevingszaken van 28 november 2012;

 

gelet op de artikelen 108 en 147 van de Gemeentewet en de bepalingen van

 

de Algemene wet bestuursrecht;

 

besluit vast te stellen de

 

Algemene Subsidieverordening Opmeer 2013

Hoofdstuk 1 Algemene Bepalingen

Artikel 1: begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

Aanvrager:

Een rechtspersoon zoals beschreven in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. In bijzondere gevallen kan ook een (groep van) natuurlijke personen subsidie aanvragen.

Activiteitenplan/-programma:

Een beschrijving van de voorgenomen activiteiten van de rechtspersoon waarvoor deze subsidie aanvraagt. Deze activiteiten worden zo mogelijk vertaald in meetbare prestaties en beoogde effecten. Het plan vermeldt in ieder geval de benodigde middelen per activiteit.

Activiteitensubsidie :

Een subsidie met als doel bepaalde activiteiten te laten plaatsvinden.

Activiteitenverslag:

Een verslag dat de aard en omvang van de gesubsidieerde activiteiten beschrijft en een vergelijking tussen de nagestreefde en de gerealiseerde doelstellingen geeft, alsmede een toelichting op de verschillen.

Budgetsubsidie:

Vorm van subsidiëring waarbij vooraf het aantal subsidiejaren, de objectieve subsidiecriteria, de uitgangspunten, het maximumbedrag en de wijze waarop bijstelling van het budget plaatsvindt, is bepaald. Bij een bijdrage van € 5.000 of meer is altijd sprake van een budgetsubsidie. Het college kan bij een bijdrage minder dan € 5.000 bepalen dat sprake is van een budgetsubsidie.

College:

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Opmeer.

Eenmalige subsidie:

Vorm van subsidiëring waarbij de subsidiegever een maximumbedrag verstrekt aan de subsidieontvanger voor de uitvoering of ter stimulering van bepaalde activiteiten, die het karakter hebben van een eenmalige activiteit, een experiment, een kortlopend project of een startsubsidie. De activiteit heeft een maximum termijn van twee jaar.

Prijsindexcijfer / loon:

Het percentage dat kan worden gehanteerd voor het berekenen van een subsidie, waarbij als richtlijn het indexcijfer van de overheidsconsumptie – die het Centraal Planbureau publiceert – geldt.

Raad:

De raad van de gemeente Opmeer.

Rechtspersoon:

Een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die zich zonder winstoogmerk, de behartiging van de belangen van ideële of materiële aard van (een deel van) de Opmeerse bevolking ten doel stelt.

Reserve(s):

De algemene of de bestemmingsreserves die onverminderd het bepaalde in artikel 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht (egalisatie reserve) blijken uit de balans van de instelling.

Subsidiejaar:

Kalenderjaar, tenzij het college anders bepaalt.

Subsidieperiode:

Elke subsidieperiode of subsidietijdvak begint op 1 januari van het tweede kalenderjaar na de verkiezing van een nieuwe raad en duurt telkens vier jaar.

Subsidieprogramma:

De algemene en specifieke beleidsregels ter nadere uitwerking van de bepalingen van deze verordening, een overzicht per organisatie van de subsidie en het door de raad jaarlijks vastgestelde subsidieplafond per hoofdcategorie van beleidsterreinen.

Artikel 2: reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van activiteiten die passen binnen de beleidsterreinen van de programmabegroting. Dit geldt niet voor activiteiten waarvoor een specifieke verordening is vastgesteld.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen waarin de subsidiemogelijkheden, te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein worden omschreven.

Artikel 3: algemene uitgangspunten

  • 1.

    Aan (boven)regionale activiteiten kan subsidie worden verleend als redelijkerwijs niet verwacht kan worden dat de activiteit op lokaal niveau georganiseerd kan worden. De activiteit moet op efficiënte en effectieve wijze ten gunste komen aan de inwoners van Opmeer.

  • 2.

    Subsidiëring van nieuwe activiteiten vindt slechts plaats voor zover deze op grond van vastgesteld beleid van belang wordt geacht. Door middel van een verordening of beleidsregels kunnen de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader worden bepaald evenals andere criteria, die voor die verlening gelden, worden vastgesteld.

  • 3.

    Het college stelt beleidsregels vast, waarin nadere voorschriften kunnen worden opgenomen omtrent de over te leggen bescheiden bij een subsidieaanvraag, de subsidiesystematiek, de subsidienormen, de subsidiegrondslag, de subsidiecriteria, eigen bijdrage, eventuele indexering, vorming van reserves, subsidievoorwaarden en overlegstructuren. Nadere bepalingen omtrent de subsidiëring kunnen desgewenst worden vastgelegd in subsidieovereenkomsten.

  • 4.

    Artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing op subsidie verleend bij of krachtens deze verordening. Het college kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de verslagen over doelmatigheid en effecten van subsidies.

  • 5.

    Afdeling 4.2.8 van de Algemene Wet Bestuursrecht is van toepassing op alle subsidies verleend of vastgesteld op grond van deze verordening. De artikelen 4:71 en 4:72 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing op instellingen met een subsidie van € 100.000 of meer.

  • 6.

    Voor subsidies van meerdere overheden aan (boven)regionale instellingen op grond van een landelijke of gemeenschappelijke regeling of andere afspraken met de Westfriese gemeenten of anderszins zijn de bepalingen uit deze algemene subsidieverordening Opmeer 2013 en het bijbehorende subsidieprogramma slechts voor zover mogelijk van toepassing.

Artikel 4: bevoegdheden

  • 1.

    De raad stelt de algemene subsidieverordening vast.

  • 2.

    De raad stelt op grond van de begroting jaarlijks de subsidieplafonds vast.

  • 3.

    Het college stelt het subsidieprogramma vast, onder de voorwaarde dat de raad via de jaarlijkse begroting voldoende gelden ter beschikking stelt.

  • 4.

    Het college maakt de vaststelling van de subsidieverordening en het subsidieprogramma publiekelijk bekend en legt deze stukken ter inzage op een in de bekendmaking aangegeven locatie. Het college maakt jaarlijks de door de raad vastgestelde subsidieplafonds publiekelijk bekend en legt de stukken ter inzage op een in de bekendmaking aangegeven locatie.

  • 5.

    Het college is bevoegd besluiten te nemen over weigering, verlening, vaststelling en bevoorschotting van subsidies.

  • 6.

    Het college is bevoegd tot mandatering over te gaan.

Hoofdstuk 2 Het subsidieproces

Paragraaf 1 De subsidieaanvraag

Artikel 5: moment van aanvragen

1.Aanvragen voor subsidies dienen voor 1 juli van het jaar voorafgaand aan het subsidietijdvak bij het college te worden ingediend. Als indieningdatum geldt de dag waarop de aanvraag is ontvangen door de gemeente.

2. a. Een te laat ingediende aanvraag kan door het college buiten behandeling worden gesteld.

  • b.

    Het college geeft de aanvrager een hersteltermijn van vier weken om een onvolledige aanvraag compleet te maken. Indien daar geen of onvoldoende gevolg aan gegeven wordt kan het college de aanvraag buiten behandeling stellen.

    • 3.

      Aanvragen voor eenmalige subsidies dienen in afwijking van bovenstaande lid 1 ten minste 8 weken voor aanvang van de activiteit(en) waarvoor de subsidie wordt aangevraagd bij het college te worden ingediend. Als indieningdatum geldt de dag waarop de aanvraag is ontvangen door de gemeente.

Artikel 6: eisen aan de subsidieaanvraag van € 5.000 of meer

Onverminderd het bepaalde in art. 4:2 Awb en tenzij in een beleidsregel anders is bepaald, gaat een aanvraag voor subsidie van € 5.000 of meer in ieder geval vergezeld van:

  • -

    een activiteitenplan, waarbij de normen in de beleidsregels kunnen worden vastgelegd;

  • -

    een begroting met toelichting voor het komende boekjaar of de betreffende activiteiten;

  • -

    de jaarrekening van het voorgaande boekjaar;

  • -

    een door het bestuur ondertekende verklaring van het aantal (jeugd)leden onder vermelding van hun woongemeente, voor zover van toepassing;

  • -

    een opgave van de bestuurs- en/of directiesamenstelling, voor zover deze informatie nog niet in het bezit van het college of het regionale samenwerkingsverband is;

  • -

    een overzicht van te verwachten ontwikkelingen in de komende subsidieperiode die van invloed kunnen zijn op de hoogte van het subsidiebedrag. Onderdeel daarvan kan zijn – indien van toepassing - een plan over de opbouw van het eigen vermogen en de eventueel gewenste voorzieningen gedurende die periode.

Artikel 7: eisen aan de subsidieaanvraag van minder dan € 5.000

Onverminderd het bepaalde in art 4:2 Awb kan voor een subsidieaanvraag van minder dan € 5.000 volstaan worden met indienen van een vereenvoudigde beschrijving van en begroting voor de betreffende activiteit(en).

Artikel 8: oprichtingsakte

Indien nog niet eerder subsidie is aangevraagd en de aanvraag betreft een budgetsubsidie van € 5.000 of meer, dient de aanvraag tevens vergezeld te gaan van een afschrift van de oprichtingsakte van de rechtspersoon dan wel van de statuten zoals deze laatstelijk zijn gewijzigd.

Artikel 9: overige aanvragen voor subsidie

Voor zover de aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie en/of een financiële bijdrage heeft aangevraagd bij andere bestuursorganen, fondsen of dergelijke, doet hij daarvan mededeling in de aanvraag, onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag of aanvragen. Het is niet mogelijk om bij de gemeente Opmeer voor dezelfde begrote uitgaven of activiteit aanspraak te maken op enige regeling als al in enige andere vorm voorzien is in subsidiëring van deze begrote uitgaven of activiteit door de gemeente Opmeer.

Artikel 10 Wet Bibob:

Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 11: weigering subsidie

Subsidies kunnen, naast de in art. 4:25 en 4:35 van de Awb genoemde gevallen, gemotiveerd geweigerd worden indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • -

    de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zullen zijn op de inwoners van de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

  • -

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • -

    de aanvrager doeleinden beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, de openbare orde of het gemeentelijk beleid;

  • -

    de aanvrager zich onvoldoende heeft ingezet voor het verkrijgen van middelen, anders dan subsidie, voor bekostiging van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, terwijl dit gelet op de aard van de aanvrager en/of de activiteiten redelijkerwijs verwacht had mogen worden;

  • -

    de aanvrager op andere wijze in de benodigde financiële middelen kan voorzien. Afspraken over financiële reserves die van invloed zouden kunnen zijn op de hoogte van de subsidie worden desgewenst vastgelegd in de beleidsregels.

Paragraaf 2 De subsidieverlening

Artikel 12: besluit college

  • 1.

    Het college beslist uiterlijk binnen 8 weken na ontvangst over de aanvraag voor een eenmalige subsidie.

  • 2.

    Het college beslist uiterlijk op 31 december voorafgaand aan het eerste jaar van de subsidieperiode over de aanvragen voor niet eenmalige subsidies.

  • 3.

    Indien het door onvoorziene omstandigheden niet mogelijk is om binnen de genoemde termijn een besluit te nemen, stelt het college de aanvrager daarvan voor het verstrijken van de termijn in kennis onder vermelding van de reden en noemt daarbij een termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 13: verplichtingen van de ontvanger

  • 1.

    De ontvanger van een subsidie is, zolang de subsidie nog niet is vastgesteld, gedurende het subsidietijdvak verplicht jaarlijks voor 1 juli na afloop van het boekjaar of de activiteiten de volgende bescheiden, voor zover van toepassing, in te dienen bij het college:

    • -

      een jaarrekening van het afgelopen boekjaar of verslag van activiteiten als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

    • -

      indien van toepassing conform artikel 14, een accountantsverklaring en een begroting voor het komende boekjaar;

    • -

      een activiteitenplan voor het komende boekjaar.

  • 2.

    In afwijking van lid 1 kan het college bepalen dat voor ontvangers van niet budgetsubsidies minder zware verplichtingen gelden.

Artikel 14: accountantsverklaringen

Indien de verleende subsidie het bedrag van € 100.000 te boven gaat dient door de betreffende subsidieverkrijger een door een gecertificeerde RA of AA accountant, die bij de samenstelling van de jaarrekening betrokken is geweest, opgemaakte en ondertekende samenstellingsverklaring te worden overlegd (HRA Standaard 4410, lid 6). Indien de gemeente een door de gemeente bekostigd onderzoek door een accountant noodzakelijk acht, dan dient de jaarrekening te zijn voorzien van een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 393, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het college kan de normen voor de accountantscontrole nader invullen. Deze normen worden vastgelegd in de beleidsregels

Artikel 15: meldingsplicht

Indien gedurende een boekjaar aanmerkelijke verschillen, zijnde meer dan 10% van het subsidiebedrag met een minimum van € 10.000, ontstaan of dreigen te ontstaan tussen de werkelijke uitgaven en inkomsten en de begrote uitgaven en inkomsten of andere voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde gegevens, doet de subsidieontvanger daarvan direct mededeling aan de subsidiegever onder vermelding van de oorzaak van de verschillen.

Artikel 16: verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie

Het college kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Verplichtingen als bedoeld in de eerste zin van dit artikel kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

De in de eerste zin genoemde verplichtingen dienen in de beschikking tot subsidieverlening te zijn opgenomen.

Artikel 17: vergoeding over vermogensvorming

Voor zover het verstrekken van subsidies, in de gevallen genoemd in art. 4:41, tweede lid Awb, heeft geleid tot vermogensvorming is de subsidieontvanger daarvoor een vergoeding verschuldigd aan de gemeente.

De hoogte van de in de eerste zin bedoelde vergoeding wordt door het college vastgesteld in evenredigheid met het aandeel dat de subsidieverstrekking aan die vermogensvorming heeft bijgedragen. De formule voor de berekening is opgenomen in het subsidieprogramma.

Paragraaf 3: de subsidievaststelling

Artikel 18: activiteitenverslag en jaarrekening

Het verzoek tot vaststelling van de budgetsubsidie over de afgelopen subsidieperiode wordt gelijktijdig met de aanvraag voor subsidie voor de volgende subsidieperiode ingediend. De aanvraag tot vaststelling wordt vergezeld van een activiteitenverslag en een financieel verslag en/of jaarrekening, die uiterlijk 1 juli na afloop van de subsidieperiode ontvangen moeten zijn.

Artikel 19: beslissingstermijn

Uiterlijk een jaar na afloop van de subsidieperiode neemt het college een besluit over de vaststelling van de subsidie.

Artikel 20: subsidies tot € 5.000

Een jaarlijkse financiële bijdrage tot € 5.000 wordt toegekend en gelijktijdig vastgesteld voor de duur van de vastgestelde subsidieperiode.

Paragraaf 4: betaling

Artikel 21: betaling van de subsidie

Uiterlijk 13 weken na verzending van de subsidiebeschikking zal worden overgegaan tot uitbetaling van de subsidie, rekening houdend met de eventuele in de beschikking aangegeven termijnen.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 22: hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 5 en 12 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 23: Overgangstermijn

  • 1.

    Met betrekking tot aanvragen ingediend voor 1 januari 2013 wordt de Algemene Subsidieverordening Opmeer 2008 toegepast.

  • 2.

    Met uitzondering van de omvorming van waarderingssubsidies geldt de nieuwe subsidieverordening met ingang van 1 januari 2016 voor bestaande subsidierelaties. Voor 1 januari 2016 blijven de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening 2008 van toepassing.

  • 3.

    Deze nieuwe verordening geldt met ingang van 1 januari 2014 voor de omvorming van waarderingssubsidies. Tot 1 januari 2014 zijn de bepalingen van de Algemene Subsidieverordening 2008 van toepassing op waarderingssubsidies.

  • 4.

    Deze verordening is met ingang van 1 januari 2013 van toepassing op:

    • -

      subsidie-aanvragers die per genoemde datum geen subsidierelatie hebben met de gemeente Opmeer.

    • -

      aanvragers van een eenmalig subsidie gedaan op of na 1 januari 2013.

Artikel 24: inwerkingtreding en intrekking

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

  • 2.

    Met ingang van de datum van inwerkingtreding van de nieuwe subsidieverordening wordt de Algemene Subsidieverordening Opmeer 2008 ingetrokken.

Artikel 25: citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Algemene Subsidieverordening Opmeer 2013”.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Opmeer, gehouden op20 december 2012,

 

M.C.G.M. de Vree-Bekker,

de griffier

 

G.J.A.M. Nijpels,

de voorzitter