Organisatie | Oosterhout |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële verordening gemeente Oosterhout artikel 212 Gemeentewet |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Oosterhout artikel 212 Gemeentewet |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-01-2013 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 19-12-2012 Weekblad Oosterhout, 16-01-2013 | BI.0120095 |
De raad van de gemeente Oosterhout;
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,
vast te stellen de verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Oosterhout.
2. Begroting en verantwoording
Artikel 2.a Planning en controlcyclus
Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de perspectiefnota / meerjarenbeleidsplan en de begroting met de meerjarenraming.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per beleidsveld het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het totaal van de geautoriseerde investeringskredieten weergegeven rekening houdend met de actuele raming van de uitputting.
Het college biedt uiterlijk vijf weken vóór vaststelling door de Raad een perspectiefnota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren. De perspectiefnota is de jaarlijkse herijking van het MJBP. In deze nota worden de bevindingen getrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering bedoeld in artikel 5 en de jaarstukken bedoeld in artikel 3b. De raad stelt deze nota uiterlijk half juni van het lopende begrotingsjaar vast.
Artikel 7. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Oosterhout wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten ook de indirecte kosten betrokken. De indirecte kosten worden via een opslag boven op de directe kosten verdeeld naar de producten.
Artikel 9c. Onderhoud kapitaalgoederen
De raad stelt een Kwaliteitsvisie Openbare Ruimte vast. Hierin wordt het volledige areaal aan openbare ruimte benoemd, de budgetten bepaald en het kwaliteitsniveau in beeld gebracht. Op grond hiervan kan de raad voor de verschillende onderdelen van de stad ( centrum, woonwijken en bedrijventerreinen) de gewenste kwaliteitsniveaus kiezen met daarbij behorend financieel overzicht.
De Kwaliteitsvisie Openbare Ruimte dient als uitgangspunt voor de diverse documenten die worden opgesteld voor het beheer van de openbare ruimte zoals beeldkwaliteitsbestekken, beheerprogramma’s, jaarplan openbare ruimte en meerjarenplan openbare ruimte. Deze intern gehanteerde documenten worden gekoppeld aan de reguliere planning- en controlproducten (begroting, tussentijdse rapportage en jaarrekening). Sturing en beheersing van de kwaliteit van de openbare ruimte vindt door de raad middels deze planning- en controlproducten plaats.
Het college biedt conform de wettelijke vereisten een ‘ verbreed gemeentelijk rioleringsplan’ (VGRP) ter vaststelling aan aan de raad. Het betreft een beleidsplan voor vuilwater, afvloeiend hemelwater als ook maatregelen voor het grondwater. Het plan geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau en de uitbreiding van het rioolstelsel. Tevens wordt in het plan ingegaan op de waarborging van de kwaliteit en het meerjarig budgettair beslag. Het verbreed rioleringsplan geeft een doorkijk naar de komende 40 jaar.
Bij de begroting en het jaarverslag doet het college in de treasuryparagraaf verslag van de stand van zaken over de uitvoering van het treasurystatuut.
In het onderdeel bedrijfsvoering van de begroting gaat het college in op de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven; in het onderdeel bedrijfsvoering bij het jaarverslag rapporteert het college over de bij de begroting bepaalde onderwerpen aangaande de bedrijfsvoering en over nieuwe ontwikkelingen.
Tevens doet het college in de betreffende paragraaf verslag van de plannen die in ontwikkeling zijn of reeds in uitvoering en geraamde investeringen mede in relatie met de ‘reserve bovenwijkse voorzieningen’.
Het emu-saldo is het saldo van de inkomsten en uitgaven van de overheid. In het verdrag van Maastricht is afgespoken dat het Emu-tekort van een land maximaal 3% BBP mag zijn. Daarnaast is in het Groei- en Stabiliteitspact afgesproken dat op lange termijn naar een tekort dicht bij 0% of een overschot moet worden gestreefd. Hebben gemeenten onverwachts hogere tekorten op hun begroting dan is dat van invloed op de hoogte van het Emu-saldo. Daarom is afgesproken dat gemeenten het Emu-saldo opnemen in de begroting en jaarrekening.
4. Financieel beheer en interne controle
Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking (juistheid, volledigheid en tijdigheid), en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het door het college vastgestelde overkoepelende controleplan is gebaseerd op een gemeentebrede risicoanalyse en wordt jaarlijks geactualiseerd.
Artikel 14. Inwerkingtreding en geldigheidsduur
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking in weekblad Oosterhout met dien verstande dat de begroting, meerjarenraming, de jaarstukken en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen met ingang van de begroting voor het begrotingsjaar 2013 voldoen. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening. De verordening zal minimaal één maal per vier jaar worden vervangen door een door de raad vastgestelde geactualiseerde verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 18 december 2012
DE RAAD VOORNOEMD,
, voorzitter.
, griffier.
Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet Fido, het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole provincies en gemeenten. Overige begrippen uit de verordening worden in artikel 1 van deze verordening gedefinieerd.
Artikel 2 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de kengetallen waarop de raad wil sturen en controleren. Voorafgaand aan de programmabegroting biedt het college jaarlijks een perspectiefnota aan waarin het college aangeeft hoe naar haar oordeel in beleidsmatig opzicht de agenda voor de planperiode moet worden ingevuld. In het verkiezingsjaar is dit het meerjarenbeleidsplan en in de drie daaropvolgende jaren is dit de Perspectiefnota.
In het “Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten” is de indeling van de begroting in functies niet meer verplicht voorgeschreven. De gemeente bepaalt nu zelf het aantal en de inhoud van de programma’s van de begroting en kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen. Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de programma’s stelt de raad de indeling vast. Meestal zal die vaststelling voor enkele jaren gelden, bijvoorbeeld voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.
Artikel 2a. Planning en controlcyclus
Voor aanvang van een begrotingsjaar biedt het college een overzicht aan met daarin in elk geval de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de perspectiefnota / meerjarenbeleidsplan en de begroting met de meerjarenraming.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
In artikel 3 zijn in aanvulling op het BBV bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Tevens wordt de verplichting in het BBV om in de begroting aandacht te besteden aan de investeringen nader uitgewerkt door te bepalen dat er bij de uiteenzetting van de financiële positie een overzicht van de investeringen wordt gegeven.
De artikelen 2 en 3 betreffen vooral de infrastructuur van de begroting. Artikel 3a gaat over het meerjarige budgettaire kader. Dat vormt, zoals in de meeste gemeenten gebruikelijk is, de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet een budgettair kader vaststelt.
Artikel 3b is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, cq. de controle van de raad daarop. De jaarrekening is ingedeeld overeenkomstig de in het BBV voorgeschreven indeling, waaraan wordt toegevoegd een verslag zoals bedoeld in artikel 197 van de Gemeentewet. Tezamen vormen deze de jaarstukken.
Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten
De raad geeft in dit artikel enkele belangrijke uitgangspunten aan die het college voor de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen moet volgen.
Tevens wordt hier expliciet vastgelegd hoe de raad bij het vaststellen van de financiële positie, de investeringskredieten autoriseert. De autorisatie van deze kredieten zou anders als gevolg van het door gemeenten gehanteerde lasten en batenstelsel buiten de boot vallen. Investeringen van gemeenten worden voornamelijk geactiveerd en drukken zodoende in het jaar van aanschaf niet op de onder de programma’s verantwoorde lasten.
In de begroting en meerjarenramingen wordt jaarlijks ruimte opgenomen voor "onvoorzien". Voorstellen waarbij een beroep wordt gedaan op onvoorzien worden getoetst aan de criteria onvoorzienbaar, onuitstelbaar en onontkoombaar.
Het college is bevoegd om, onafhankelijk van de hoogte van het bedrag, te beschikken over de post mits voldaan wordt aan bovenstaande criteria. Hierover zal achteraf via de concernrapportage worden gerapporteerd.
Artikel 5.Tussentijdse (concern)rapportage
Artikel 5 formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de reguliere frequentie. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is.
Artikel 5 regelt wanneer de raad tussentijds over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar moet worden geïnformeerd.
De raad autoriseert het college met het vaststellen van de begroting op hoofdlijnen het door het college uit te voeren beleid. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de programma’s besloten liggen in materiële zin oftewel financieel geaccordeerd.
Artikel 6. Waardering en afschrijving vast activa
Conform het tweede lid van artikel 212 Gemeentewet wordt in dit artikel verwezen naar de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. De vaste activa worden verplicht ingedeeld in immateriële vaste activa, materiele vaste activa en financiële vaste activa. De immateriële vaste activa worden verdeeld in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio. De materiele vaste activa worden onderverdeeld in materiele vaste activa met economisch nut en materiele vaste activa met alleen maatschappelijk nut.
Artikel 6a. Voorziening voor oninbare vorderingen
Artikel 6a geeft de regels voor het innen van openstaande vorderingen. De accountant controleert bij zijn controle van het getrouwe beeld van de jaarrekening sowieso de hoogte van deze voorziening. Hij zal indien over de waarderingsgrondslagen geen afspraken bestaan, mogelijk aandringen op het hanteren van een methodiek voor het onderbouwen van de hoogte van deze voorziening.
Artikel 6b. Reserves en voorzieningen
Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves. Hoe groot moet het eigen vermogen zijn om risico’s op te vangen en gaan we een investering financieren door belastingverhoging of door het interen op het eigen vermogen, zijn financieel beleidsmatige vragen die thuishoren bij de raad.
Artikel 6b bepaalt, dat het college een nota over de reserves en voorzieningen aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota kan de raad het kader vaststellen voor de omvang van de reserves. Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend karakter kennen. Wel is het inzichtelijk in de nota in te gaan op de voorzieningen.
Artikel 7. Kostprijsberekening
De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is een politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.
Op grond van lid 2 moeten ook worden meegenomen de kosten compensabele BTW voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing. De begroting en jaarstukken zijn exclusief de compensabele BTW. Voor dit soort heffingen is echter in de wet bepaald dat ze wel meegenomen mogen worden in de kostprijsberekening. Dit is toegestaan vanwege het feit dat gemeenten voor het BTW-deel dat nu compensabel is, is gekort in het gemeentefonds.
Artikel 8. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad, die niet kan worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet).
Het eerste lid van het artikel bepaalt dat de raad de tarieven voor de belastingen, rioolrechten en afvalstoffenheffing jaarlijks vaststelt. Een gemeenteraad die voor meer rechten (en leges) de tarieven jaarlijks wenst vast te stellen, kan het eerste lid met deze rechten (en leges) uitbreiden.
Daar waar bij het vaststellen van de prijs voor een gemeentelijke dienst of de levering van goederen of werken een publiek belang in het geding is en prijzen lager dan marktconform worden vastgesteld, is het aan de raad om het publiek belang te definiëren en het college kaders mee te geven voor het afwijken van marktconforme prijzen. Het tweede lid bepaalt dat de kaders voor de prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerend goed worden vastgesteld. Het derde lid bepaalt dat de besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen ter kennisneming aan de raad worden aangeboden.
Artikel 9. Financieringsfunctie
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. Het artikel draagt het college op een financieringsstatuut (treasurystatuut) op te stellen dat met name protocollen bevat voor de dagelijkse uitvoering. Onderwerpen die in zo’n besluit aan de orde komen zullen met name betreffen het derivatenbeheer (indien van toepassing), het kasbeheer, het risicobeheer, de financiering en de administratieve organisatie. Onder het risicobeheer vallen het renterisicobeheer, het kredietrisicobeheer, het koersrisicobeheer, het interne liquiditeitsbeheer en het valutarisicobeheer (indien van toepassing).
Artikelen 9a. tot en met 9i. Paragrafen
In deze artikelen worden de voorgeschreven paragrafen nader uitgewerkt. Per onderdeel is aangegeven bij welk product waarover en in welke vorm moet worden gerapporteerd.
In artikel 10 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Het college zal deze zaken in een besluit vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie.
Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie etc.
De accountant toetst jaarlijks van de jaarrekening of deze een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die eraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Artikel 11 draagt het college op maatregelen te treffen opdat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administratie een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten en lasten en balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen.
Artikel 12. Misbruik en oneigenlijk gebruik
Artikel 12 bepaalt dat in gemeentelijke regelingen en werkprocedures voldoende maatregelen worden getroffen om misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te beperken. Het gaat hierbij om bijvoorbeeld het treffen
van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden. Het treffen van afdoende beleid op het gebied van misbruik en oneigenlijk gebruik maakt deel uit van het rechtmatigheidoordeel van de accountant.
Artikel 13. Financiële organisatie
In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De regels bedoeld onder de letters a en b kan het college gezamenlijk vastleggen in een organisatiebesluit. De organisatieregeling wordt door het college vastgesteld.
Artikel 13a. Inkoop en aanbesteding
De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Artikel 13a legt aan het college de zorg om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels ( en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidstoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.
Artikel 14. Inwerkingtreding en geldigheidsduur
Deze verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van artikel 212 Gemeentewet opgestelde verordening. Het artikel bepaalt dat de verordening van toepassing is op alle stukken van het genoemde begrotingsjaar en latere jaren. Vierjaarlijks zal de verordening worden vervangen door een door de raad vastgestelde geactualiseerde verordening.
In dit artikel wordt de naam gegeven, waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening dient te verwijzen.
Uitgaande stukken van de raad moeten door de burgemeester worden ondertekend (artikel 75, lid 1 Gemeentewet). De griffier moet de uitgaande stukken van de raad medeondertekenen (artikel 107c Gemeentewet).
Binnen twee weken na vaststelling door de raad moet het college de verordening aan gedeputeerde staten zenden (artikel 214 Gemeentewet). Gedeputeerde staten kunnen te allen tijde een onderzoek instellen naar het beheer en de inrichting van de financiële organisatie en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet (artikel 215 Gemeentewet).
De financiële verordening heeft enkel interne werking en is dus niet een besluit van algemene strekking in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. De verordening hoeft dan ook niet te worden gepubliceerd, voordat zij in werking kan treden.