Organisatie | Westland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Westland 2013 |
Citeertitel | Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Westland 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door het Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad Gemeente Westland 2016.
Gemeentewet
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-04-2016 | 04-08-2016 | art. 39 | 29-03-2016 Elektronisch Gemeenteblad, 26-04-2016 | Onbekend. | |
17-01-2015 | 27-04-2016 | art. 8 | 16-12-2014 Elektronisch Gemeenteblad, 09-01-2015 | 14-6410471 | |
17-01-2015 | 17-01-2015 | art. 8 | 14-10-2014 Elektronisch Gemeenteblad, 09-01-2015 | 14-0463829 | |
24-07-2014 | 17-01-2015 | art. 8 | 13-05-2014 Elektronisch Gemeenteblad, 16-07-2014 | 14-0164729 | |
25-01-2013 | 24-07-2014 | nieuwe regeling | 18-12-2012 Gemeenteblad Westland, 17-01-2013 | Gbw, 2013, 8 |
Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit reglement wordt verstaan onder:
Ontwerp-raadsbesluit: deze is bijgevoegd bij een raadsvoorstel of initiatiefvoorstel, als zijnde het daadwerkelijke besluit dat aan de raad wordt voorgelegd en waarover stemming kan plaatsvinden. De kern van het ontwerpbesluit is het dictum. Deze dient zo geredigeerd te zijn dat er voor of tegen gestemd kan worden en ook dient de tekst amendeerbaar te zijn;
Hoofdstuk II Onderzoek van geloofsbrieven; installatie
Artikel 3 Onderzoek geloofsbrieven door commissie
Het onderzoek van de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden, de voorgestelde kandidaten voor de fractieadviseurs in de raadscommissies, alsmede voor het onderzoek der geloofsbrieven van de kandidaten voor het wethouderschap heeft plaats alvorens tot andere werkzaamheden wordt overgegaan.
De raad benoemt daartoe in zijn eerste vergadering een commissie bestaande uit leden uit alle fracties, die de geloofsbrieven en de daarop betrekking hebbende stukken terstond onderzoekt. Deze commissie blijft gedurende de raadsperiode in stand om het geloofsbrieven onderzoek bij voorkomende vacatures te verrichten.
Artikel 4 Verslag en voorstellen commissiebeëdiging
Na hervatting van de vergadering brengt de commissie bij monde van haar eerstbenoemde lid verslag uit en doet naar aanleiding daarvan voorstellen met betrekking tot de toelating. De raad beslist terstond of, zo de zaak uitstel vordert, op een daartoe te bepalen dag. Indien het raadslid is toegelaten legt hij in dezelfde of een volgende vergadering de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af, als bedoeld in artikel 14 Gemeentewet.
Artikel 5 Tussentijdse installatie nieuwe leden
De griffier of een door hem aangewezen ambtenaar leidt een tussentijds door de raad toegelaten lid de vergaderzaal binnen voor het afleggen van de in de Gemeentewet voorgeschreven eed of verklaring en belofte. Nadat dit is gebeurd, wordt het nieuwe lid naar de hem toegewezen zitplaats geleid.
De verdeling van de zitplaatsen in de raadzaal geschiedt door de voorzitter na overleg met het Presidium. De voorzitter, de leden en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg met de fractievoorzitters of op voorstel van het Presidium bij iedere nieuwe zittings-periode van de raad aangewezen. Indien daartoe aanleiding bestaat kan de indeling worden herzien.
Hoofdstuk III Algemene bepalingen
Artikel 7 Benoeming plaatsvervangend voorzitter raad
De benoeming vindt plaats in de eerste vergadering van een nieuwe zitting en bij het tussentijds openvallen van een plaats.
Bij afwezigheid van zowel de voorzitter als zijn plaatsvervangers wordt het voorzitterschap overeenkomstig het bepaalde in artikel 77, tweede lid, van de Gemeentewet waargenomen door het langstzittende lid van de raad.
Het Presidium heeft tot taak voorstellen te doen voor de procedurele, organisatorische en huishoudelijke aangelegenheden van de raad, alsmede alle zaken betreffende de vergaderingen van de raad en zijn commissies. Voorts verricht het Presidium alle overige werkzaamheden en taken die in dit reglement of in andere door de raad vastgestelde verordeningen aan hem opgedragen worden.
De voorzitter kan tevens een niet fractievoorzitter zijn. De werkzaamheden waaraan ingevolgde het tweede lid gedacht kan worden hebben bijvoorbeeld betrekking op het ontwerp van de raadsvergaderingagenda, de spreektijdregeling, de procedurele afhandeling van vergaderstukken en aan de raad gerichte poststukken, de planning en het vaststellen van het vergaderschema, de lange termijnagenda en het bepalen van de wijze van behandeling van onderwerpen, zoals de doorzending van vergaderstukken naar raadscommissies voor nader advies. Tot die werkzaamheden valt ook de zorg voor de griffie, waarvoor de raad het bevoegd gezag is. Dit wordt ook nader onderstreept door de “Instructie voor de griffier” en het mandaatbesluit gemeenteraad 2006 waarmee de raad voor de uitoefening van een aantal in dat besluit nader omschreven bevoegdheden en voorwaarden mandaat heeft verleend aan de voorzitter van het Presidium. Op voorspraak van de voorzitter van het Presidium is door het Presidium op 2 oktober 2014 het “Werkdocument 2014-2018” als leidraad voor de werkzaamheden in de bestuursperiode 2014-2018 vastgesteld. Bij raadsbesluit d.d. 14 oktober 2014 is bepaald, dat het aanwezig zijn van een werkdocument in het Reglement van Orde wordt opgenomen bij artikel 8.
De griffier legt, alvorens zijn ambt te aanvaarden dan wel in de eerste raadsvergadering na de aanvaarding, in handen van de voorzitter de volgende eed of belofte af:
“Ik zweer (verklaar) dat ik om tot griffier benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof), dat ik alle plichten, die Gemeentewet en door de raad vastgestelde instructie aan het ambt van griffier hebben verbonden, eerlijk en vlijtig zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God almachtig!” (Dat verklaar en beloof ik!”).
De raad kan aan de wethouders een doorlopende uitnodiging verlenen om bij iedere vergadering aanwezig te zijn en deel te nemen aan de beraadslagingen.
De raad kan aan de secretaris een doorlopende uitnodiging verlenen om bij iedere vergadering aanwezig te zijn.
Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
Voor de toepassing van dit reglement wordt met de in het derde lid beschreven veranderde situatie rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van de raad nadat de mededeling is gedaan.
Het is wenselijk een bepaling op te nemen omtrent de melding van wijzigingen welke zich (kunnen) voordoen na de fractievorming aan het begin van elke raadsperiode. Dit is onder meer gewenst met het oog op de voor de raadsfracties geldende faciliteiten.
Hoofdstuk IV – Het houden van de vergaderingen
De vergaderingen van de Raad vinden plaats zoals gepland in het jaarlijks door het presidium vast te stellen vergaderschema van de Raad en beginnen om 19.00 uur en eindigen uiterlijk om 23.00 uur op dezelfde avond. Indien een vergadering niet op of voor het tijdstip van 23.00 uur kan worden afgerond, wordt de vergadering geschorst en wordt deze voortgezet op de woensdagavond direct daaropvolgend, aanvangstijdstip 19.00 uur. Zij worden gehouden in de raadzaal van het gemeentehuis te ’s-Gravenzande.
Artikel 15 Agenda en Oproep voor de raadsvergadering
De Raad stelt in het begin van zijn vergadering de agenda definitief vast bij het agendapunt vaststelling agenda in de Raad. Voordat de schriftelijke oproeping wordt verzonden zoals gesteld in artikel 19 lid 2 Gemeentewet, stelt het Presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast. Daarbij toetst het Presidium de aangedragen onderwerpen van de raadscommissievoorzitters op grond van zijn procedurele en organisatorische taak slechts marginaal. Er vindt derhalve geen politieke of inhoudelijke toets plaats. De bevoegdheden, waaronder de agenderingsrechten van de Raad en zijn leden, zoals vastgelegd in of voortvloeiend uit de Gemeentewet, blijven leidend en zijn met de andere agenderingsbepalingen in dit Reglement van Orde onverminderd van kracht.
Tegelijkertijd met de oproeping brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering alsmede de agenda ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen – met uitzondering van de in artikel 25, tweede lid, Gemeentewet bedoelde stukken – worden tegelijkertijd met de oproeping in de gemeentelijke informatiepunten voor een ieder ter inzage gelegd.Indien er stukken als bedoeld in artikel 25, tweede lid, Gemeentewet aan de raad worden overgelegd of voor de raad ter inzage worden gelegd, besluit de raad conform artikel 25 lid 3 Gemeentewet over bekrachtiging van de opgelegde geheimhouding.
De inhoudelijke onderwerpen worden op de agenda verdeeld in bespreekstukken, waarover beraadslaging plaatsvindt, en hamerstukken, welke in een blok gegroepeerd zijn en waarover de besluitvorming met een hamerslag plaatsvindt, tenzij een raadslid tijdens de vergadering verzoekt om over een hamerstuk te beraadslagen.
Het laatste woord over de agenda is aan de raad.
Alleen de raad kan de door de voorzitter toegezonden en door het Presidium vastgestelde (voorlopige) agenda wijzigen tijdens het vaststellen van de agenda door de raad of door het aanvaarden van een voorstel van orde. Hieruit vloeit voort dat een voorstel van het college aan de raad, dat vermeld staat op de agenda van de raadsvergadering, niet kan worden ingetrokken zonder toestemming van de raad.
Ook de volgorde van de voorstellen op de agenda kan op die wijze worden gewijzigd. Verder kan een wijziging optreden als gevolg van een interpellatie of door het houden van een vragenronde. Ten aanzien van lid 5 geldt, dat uitsluitend de raad beslist over de aan hem gezonden stukken en voorstellen. Artikel 17, lid 1 van de Gemeentewet bepaalt dat de raad zo vaak vergadert als hij daartoe heeft besloten. Artikel 17, lid 2 bepaalt dat de raad ook vergadert als de burgemeester het nodig oordeelt, of wanneer ten minste een vijfde deel van het aantal leden waaruit de raad bestaat, met redenen omkleed, daarom verzoekt. Ingeval artikel 17, lid 2 van de Gemeentewet toepassing vindt, blijft dit artikel in het Reglement van Orde zoveel als mogelijk is van kracht. Uitzonderingen hierop worden geschapen door de fysieke omstandigheden. Bijvoorbeeld als de burgemeester op grond van het eerste deel van artikel 17, lid 2 van de Gemeentewet het nodig oordeelt kan hij spoedshalve van de ene avond op de andere dag een vergadering uitschrijven. Ieder zal begrijpen, dat de vaststelling van de voorlopige agenda in een zitting van het Presidium in dat soort omstandigheden niet altijd mogelijk is. Maar consultatie met behulp van telefonische en digitale apparatuur kan wel zoveel als mogelijk rechtdoen aan de geest van artikel 15 van het Reglement van Orde als het gaat om de positie van het Presidium. Verder is bij dit artikel 15 van het Reglement van Orde aansluiting gezocht bij artikel 19 van de Gemeentewet, met name waar het gaat om de verplichting de agenda en de daarbij behorende voorstellen ter inzage te leggen. Onder voorstellen moeten daarbij worden verstaan de concrete raadsvoorstellen en de eventuele bijbehorende openbare documentatie. De raadsagenda wordt voorts gepubliceerd in tenminste één dag-, of huis-aan-huis blad en op de internetsite van de gemeente Westland. Terzake van de indeling in hamer- en bespreekstukken geldt de procedure dat tijdens de beraadslaging in de raadscommissies hierover afspraken worden gemaakt. Wil een raadslid toch het woord voeren over een onderwerp dat staat geagendeerd in het blok hamerstukken, dan dient hij dit bij het vaststellen door de raad kenbaar te maken.
Artikel 17 Verhindering tot bijwoning vergadering
Het lid dat verhinderd is de vergadering bij te wonen, geeft daarvan vóór het begin van de vergadering, zo mogelijk schriftelijk, kennis aan de voorzitter of griffier.
In de praktijk pleegt de mededeling van verhindering door tussenkomst van de griffie te worden gedaan. De griffier houdt aantekening van de leden van de raad die met kennisgeving afwezig zijn, alsmede de andere niet aanwezige leden van de raad.
Lid 1 vindt eveneens toepassing in het geval een raadsvergadering is verdaagd en niet op dezelfde dag wordt voortgezet.
Met name indien de besluitvorming zonder hoofdelijke stemming plaats heeft, is het van belang dat ondubbelzinnig vaststaat welke leden aan de besluitvorming hebben deelgenomen. Door een strikte toepassing van het tweede lid kunnen dienaangaande problemen worden voorkomen.
Artikel 19 Openbare vergadering, opening, sluiting en quorum
Na de opening kan de voorzitter het volgende openingsgebed voorlezen:
“Almachtige God,Wij zijn deze dag bijeengekomen als bestuur van onze gemeente om de taken te verrichten die ons zijn toevertrouwd. Wij bidden dat ons wijsheid, bedachtzaamheid en besluitvaardigheid gegeven mag worden, ter bevordering van het welzijn van Westland en haar inwoners. Amen.”
Van belang is artikel 20 Gemeentewet luidend:
Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raad kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het eerste lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Artikel 20 Spreekrecht burgers
Voor in de agenda van de vergadering wordt het spreekrecht van de burgers geagendeerd; burgers kunnen gezamenlijk gedurende maximaal een uur elk vijf minuten het woord voeren over in dezelfde vergadering geagendeerde onderwerpen. De voorzitter geeft het woord in volgorde van aanmelding en verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan 12 sprekers zijn. De voorzitter kan hier met toestemming van de raad in bijzondere gevallen van afwijken.
Artikel 21 Verslaglegging, beeld- en geluidsregistraties en gebruik communicatiemiddelen
Van de raadsvergaderingen worden beeld- en geluidsregistraties gemaakt die worden uitgezonden via de daarvoor beschikbaar staande digitale voorzieningen en kanalen. Na afloop van de vergadering worden de beeld- en geluidsbestanden geïndexeerd op spreker en agendapunt. Hierna worden deze geplaatst op de website van de gemeente Westland.
In aanvulling op artikel 14 lid 1 en 2 van dit Reglement van Orde geldt dat van de openbare raadsvergaderingen door externen beeld- en geluidsregistraties kunnen worden gemaakt vanaf de publieke tribune. Het is echter niet toegestaan voor externen, waaronder de media, de kring waar de raadsleden zitten in de vergaderzaal hiervoor te betreden. Daarnaast kan de voorzitter bepalen dat tijdens een vergadering geen registraties worden gemaakt, indien dit naar zijn oordeel de vergadering kan verstoren.In de vergaderzaal en op de publieke tribune is het alleen toegestaan gebruik te maken van communicatiemiddelen zoals een mobiele telefoon, indien de geluidsfuncties hiervan die de orde van de vergadering zouden kunnen verstoren uitgeschakeld staan. In uitzonderlijke gevallen kan door de voorzitter ontheffing worden verleend.
Artikel 22 Behandeling ingekomen stukken (doorlopende lijst)
Bij de raad ingekomen stukken, respectievelijk schriftelijke mededelingen die het college aan de raad wenst te doen, worden op een lijst geplaatst. De griffier formuleert met betrekking tot elk stuk een (procedureel) afdoeningsvoorstel ter beoordeling aan het Presidium. Deze lijst wordt aan de leden toegezonden en bij de overige stukken ter inzage gelegd.
De behandeling van een stuk als in het vorige lid bedoeld kan slechts betrekking hebben op de procedurele wijze van afdoening, tenzij de raad anders beslist.
Het voorschrift van het derde lid dat de behandeling van een ingekomen stuk slechts betrekking kan hebben op de procedurele wijze van afdoening, laat onverlet de bevoegdheid van de raad om te besluiten (te denken is aan een voorstel van orde) om op een nader te bepalen tijdstip een inhoudelijk debat over het onderwerp te voeren. In het derde lid is het accent gelegd op de procedurele wijze van afdoening zonder nochtans een afwijking uit te sluiten. Verwacht wordt dat deze formulering voldoende tegemoet komt aan de in de praktijk gebleken behoefte om incidenteel in een vergadering van de raad aandacht aan een ingekomen stuk te besteden.
Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, tenminste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter via de griffier ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De voorzitter brengt via de griffier de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van de raad en de wethouders. Aan het begin van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek, wordt het onderwerp in beginsel geagendeerd in het begin van de vergadering. De raad bepaalt bij de vaststelling van de agenda op welk tijdstip tijdens deze vergadering de interpellatie zal worden gehouden, ofwel dat de interpellatie plaatsvindt in de daaropvolgende vergadering.
Het beraadslagingscenario is als volgt:
De interpellant krijgt als eerste het woord voor het houden van de interpellatie. Vervolgens antwoordt het college of het presidium in eerste termijn. De tweede termijn opent met de interpellant die een reactie op het antwoord geeft. In deze termijn kunnen de overige raadsleden eveneens reageren, inclusief de leden van de fractie waar de interpellant deel van uitmaakt. Daarna reageert het college of het presidium en wordt de tweede termijn gesloten. Indien noodzakelijk sluit de interpellant deze af met het indienen van een voorstel of het afleggen van een verklaring.
Artikel 24 Inlichtingen ter vergadering
Toepassing artikel 169 en 180 Gemeentewet
Lid 1 tot en met 4 van dit artikel 24 zijn eveneens van toepassing ingeval inlichtingen aan deorde zijn op grond van artikel 169, lid 4 en 5 van de Gemeentewet. Voor de toepassing van het tweede deel van lid 4 van artikel 169 Gemeentewet kan de raad er in toestemmen dat zijnwensen en bedenkingen ter kennis van het college worden gebracht in een vergadering vaneen raadscommissie.
Er is een vragenronde in elke raadsvergadering; deze wordt aan het begin van de vergadering geagendeerd. In deze vragenronde kan elk lid van de Raad politiek en bestuurlijk actuele, informatieve vragen stellen aan het college of de burgemeester of aan de afzonderlijke wethouders. De fractievoorzitters en het Presidium hebben de zorg over de beheersbaarheid van het aantal vragen in de vragenrondes in de Raad en de raadscommissies.
Na mondelinge beantwoording kan de steller van de vragen nog kort vragen stellen over hetzelfde onderwerp ter nadere opheldering en deze op zeer beknopte wijze toelichten. Andere leden kunnen, voordat voor de tweede maal wordt geantwoord, ieder één nadere vraag stellen over hetzelfde onderwerp. Deze nadere vraag mag echter niet worden toegelicht.
Artikel 26 Schriftelijke vragen
Behoudens het bepaalde in het derde lid worden uiterlijk binnen vier weken de vragen met de toelichting en het antwoord aan de raad toegezonden. Kan deze termijn niet worden aangehouden dan deelt het college danwel de burgemeester zulks schriftelijk en beargumenteerd aan de raad mede en volgt het antwoord binnen een door het college of de burgemeester nader aangegeven termijn. Zo nodig geeft het college danwel de burgemeester elke maand schriftelijk de oorzaak van de vertraging aan en binnen welke termijn het college voornemens is de vraag te beantwoorden totdat het antwoord is gegeven.
Verzoeken ex artikel 23, 24, 25 en 26 worden door tussenkomst van de griffier bij de voorzitter ingediend. Het moet gericht zijn aan de voorzitter van de raad. De leden van de raad hebben een aantal mogelijkheden om het college en de burgemeester te vragen verantwoording af te leggen omtrent het gevoerde bestuur. Het verzoek om inlichtingen (de artikelen 23, 24 en 25) en het houden van een interpellatie (artikel 23) zijn daarvan voorbeelden. Voor het vragenrecht geldt, dat het daarbij vooral om vragen met een informatieve strekking gaat.
Het recht van interpellatie heeft veelal betrekking op onderwerpen van een meer bestuurlijk (politiek) gewicht. De behandeling ervan kan eventueel zelfs uitmonden in een motie van afkeuring, vorm te geven naar de bewoordingen van artikel 49 van de Gemeentewet: het opzeggen van het vertrouwen in de wethouder. Gelet op het politiek gewicht is het gebruik dat inhoudelijke behandeling in dezelfde vergadering plaatsvindt als waarin het interpellatieverzoek aanhangig is gemaakt.
Over de verantwoordingsplicht bepaalt de Gemeentewet in artikel 169, lid 1 dat de leden van het college tezamen en ieder afzonderlijk aan de raad verantwoording verschuldigd zijn voor het door het college gevoerde bestuur. Zij geven de raad alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft (Gemeentewet artikel 169, lid 2).
Ook geven zij de raad mondeling of schriftelijk de door één of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang (artikel 169, lid 3). Een soortgelijke bepaling komt in artikel 180, lid 3 voor de burgemeester voor.
Ten aanzien van de uitoefening van specifieke collegebevoegdheden is in artikel 169, lid 4 Gemeentewet bepaald dat het college de raad vooraf inlichtingen over de uitoefening van die bevoegdheden geeft indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente. In het laatste geval neemt het college geen besluit voordat de raad zijn wensen en bedenkingen ter zake ter kennis van het college heeft kunnen brengen.
Deze specifieke collegebevoegdheden hebben betrekking op privaatrechtelijke rechtshandelingen, rechtsgedingen, civiele verdediging en markten. De raad kan gebruik maken van artikel 24 van dit reglement om het college te verzoeken inlichtingen in het kader van deze specifieke onderwerpen te verschaffen ingeval hij tevens tegen een daarmee verband houdend voorgenomen collegebesluit zijn bedenkingen wil uiten of zijn wensen hieromtrent kenbaar wil maken aan het college.
De vragenronde is bestemd voor een korte beantwoording van vragen met een informatieve strekking. Gelet op het karakter van de vragenronde wordt de indiening van moties niet toegestaan. Voorts worden geen interrupties toegestaan. De vragen worden beantwoord in de volgorde waarin zij zijn ingediend. Om onduidelijkheid te voorkomen moeten de vragen door tussenkomst van de griffie worden ingediend.
Een medewerker van de griffie zal datum en tijdstip van indiening van de vragen registreren. In de praktijk vindt de verspreiding van de vragen door tussenkomst van de griffier plaats. Bij hem worden de vragen, gericht aan de voorzitter, ingediend. Het college is verantwoordelijk voor beantwoording van vragen en het inachtnemen van de termijn voor de beantwoording.
Artikel 27 Initiatiefvoorstellen
Het voorstel wordt in de raadsvergadering waar het voor de eerste maal is geagendeerd, procedureel besproken. Het voorstel wordt aan het begin van de agenda geplaatst. In deze vergadering wordt de planning van de inhoudelijke behandeling besproken. In beginsel vinden de inhoudelijke beraadslagingen over het voorstel plaats in de hiernavolgende vergadering van de raad, nadat het in een of meerdere raadscommissies voorbereidend is behandeld, indien de raad dit noodzakelijk acht. Het college en het presidium worden – tenzij de raad anders beslist - in de gelegenheid gesteld een advies of reactie uit te brengen.
In de vergadering van de raad krijgt de indiener van het initiatiefvoorstel ter toelichting van het voorstel eerst het woord. Het spreken tijdens de beraadslagingen over het voorstel geschiedt in de volgorde raad, college, indiener. Er zijn twee termijnen tenzij de raad anders beslist.
Initiatiefvoorstellen worden gericht aan het presidium van de raad door tussenkomst van de griffier. Het is een instrument van de raad om de onder verantwoordelijkheid van een of meer leden van de raad of een fractie voorbereide voorstellen en ontwerpbesluiten op de agenda van de raad te plaatsen, naast de raadsvoorstellen die zijn voorbereid door of onder verantwoordelijkheid van het college of het Presidium. Initiatiefvoorstellen kunnen bijvoorbeeld concrete besluiten, de vaststelling of wijziging van verordeningen of de vaststelling van nota’s en rapportages behelzen.Initiatiefvoorstellen dienen aan dezelfde eisen te voldoen als die worden gesteld aan voorstellen die door het college of het Presidium aan de raad worden aangeboden. Elk voorstel moet voorzien zijn van een ontwerpbesluit. Bij voorstellen die strekken tot wijziging van de begroting dient nadrukkelijk te worden aangegeven ten laste van welke beleidsvelden de kosten komen.
Indien één of meer leden van oordeel zijn dat een nader onderzoek moet worden ingesteldnaar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur, wordt daarvoor een schriftelijk voorstel ingediend bij de voorzitter onder opgave van een omschrijving van het onderwerp van onderzoek, een toelichting en zo mogelijk de namen van de te horen getuigen en deskundigen.
Indien de raad besluit tot het instellen van een onderzoek, dan stelt hij met inachtneming van de bepalingen van artikel 155a van de Gemeentewet, een onderzoekscommissie in.
De relevante bepalingen uit de Gemeentewet luiden als volgt:
1. De raad kan op voorstel van één of meer leden een onderzoek naar het door het college of burgemeester gevoerde bestuur instellen.
2. Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een omschrijving van het onderwerp van onderzoek alsmede een toelichting. Deze omschrijving kan hangende het onderzoek door de raad worden gewijzigd.
3. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een door de raad in te stellen onderzoekscommissie. De commissie heeft ten minste drie leden en bestaat uitsluitend uit leden van de raad.
4. De artikelen 22, 82 derde lid en 86 eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de onderzoekscommissie.
5. De onderzoekscommissie kan de bij deze wet verleende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen, indien ten minste drie van haar leden aanwezig zijn.
6. De bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie worden niet geschorst door het aftreden van de raad.
7. Op het besluit tot instelling van een onderzoek en tot instelling van een onderzoekscommissie, alsmede het besluit tot wijziging van de omschrijving van het onderwerp van een onderzoek zijn de artikelen 139 tweede lid, 140 en 141 van overeenkomstige toepassing.
8. Alvorens de raad besluit tot een onderzoek, stelt hij bij verordening nadere regels met betrekking tot deze onderzoeken. In elk geval worden daarin regels opgenomen over de wijze waarop ambtelijke bijstand wordt verleend aan de commissie.
1. Leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van de deelraad, leden en gewezen leden van het dagelijks bestuur van een deelgemeente, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn verplicht te voldoen aan een vordering van de onderzoekscommissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de onderzoekscommissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor het doen van een onderzoek als bedoeld in artikel 155a nodig is.
2. Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan schaden, wordt niet dan met toestemming van Onze Minister aan de vordering voldaan.
3. Ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn gehouden om aan een onderzoek als bedoeld in artikel 155a alle door de onderzoekscommissie gevorderde medewerking te verlenen.
1. Personen als bedoeld in artikel 155b, eerste lid, zijn verplicht te voldoen aan een oproep van de onderzoekscommissie om als getuige of deskundige te worden gehoord.
onpartijdig en naar beste weten als zodanig te verlenen, een en ander behoudens
verschoning wegens ambt- of beroepsgeheim.
4. De onderzoekscommissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Zij leggen dan in de vergadering van de onderzoekscommissie, in handen van de voorzitter, de eed of belofte af dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen.
5. De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting van de onderzoekscommissie gehoord. Plaats en tijd van de openbare zitting worden door de voorzitter tijdig ter openbare kennis gebracht.
6. De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding over hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt.
7. Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten bijstaan. Om gewichtige redenen kan de commissie besluiten, dat een getuige zonder bijstand wordt gehoord.
8. Verklaringen die zijn afgelegd voor de onderzoekscommissie, of op haar vordering afgelegd, kunnen, behalve in het geval van artikel 207, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet als bewijs in rechte gelden.
1. Getuigen en deskundigen worden schriftelijk opgeroepen. De brief, houdende de oproep, wordt aangetekend verzonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.
worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen. De onderzoekscommissie stelt de getuige of deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de wijze, bedoeld in het eerste lid. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan zijn verplichting te voldoen.
1. Niemand kan genoodzaakt worden aan de onderzoekscommissie geheimen te openbaren, voor
zover daardoor onevenredige schade zou worden toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, dan wel aan het belang van zijn onderneming of de
onderneming waarbij hij werkzaam is of is geweest.
2. Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage, afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.
Het college neemt de door de raad geraamde kosten voor een onderzoek in een bepaald jaar op in de ontwerpbegroting.
Hoofdstuk V – De wijze van beraadslagen
De leden spreken hun algemene beschouwingen uit vanachter het spreekgestoelte. Indieners van initiatiefvoorstellen geven hun toelichting vanachter het spreekgestoelte en nemen vervolgens plaats naast de voorzitter van de raad. Wethouders nemen plaats naast de voorzitter en spreken vanaf die plaats. Dit geldt ook voor de burgemeester indien hij het voorzitterschap overdraagt aan de plaatsvervangend voorzitter ingeval hij onderwerpen uit zijn portefeuille in de raad toelicht.
Artikel 33 Onderbreken orde van beraadslaging
De orde kan worden onderbroken wanneer een lid het woord vraagt over een persoonlijk feit, om een motie in te dienen, over de vaststelling van het te beslissen vraagpunt of om een voorstel van orde in te dienen.
Artikel 36 Storen in rede/Afwijken onderwerp
Behoudens interrupties mag een spreker niet in zijn rede worden gestoord. De voorzitter kan evenwel bepalen dat een spreker zijn betoog zonder verdere interrupties zal afronden.
Artikel 37 De orde in de raad en beledigende uitdrukkingen
Wanneer een spreker voortgaat met het bezigen van beledigende of ongepaste uitdrukkingen, het storen van de orde of het afwijken van het onderwerp in beraadslaging, ontneemt de voorzitter hem het woord. In de vergadering waarin dit plaats heeft, mag het lid, wie het woord is ontnomen, aan de beraadslagingen over het onderwerp in behandeling niet meer deelnemen. Hiervan is beroep op de vergadering niet toegelaten.
Van belang is ook artikel 26 Gemeentewet dat luidt:
Zo nodig doet de voorzitter hem verwijderen. Bij herhaling van zijn gedrag kan het lid bovendien voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering worden ontzegd.
Artikel 38 Schorsing vergadering
De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.
Een motie die op zichzelf staat, in de zin dat de motie niet kan worden betrokken bij een op de voorlopige agenda geplaatst onderwerp of voorstel, wordt voor de vergadering door tussenkomst van de griffier ingediend bij de voorzitter en wordt geagendeerd als laatste agendapunt voor de sluiting, tenzij de raad anders beslist.
Artikel 41 Indiening en toelichting amendementen
Ieder lid kan tot het sluiten van de beraadslagingen wijzigingen voorstellen op ontwerpbesluiten. Ook kan hij voorstellen het ontwerpbesluit in een of meer onderdelen te splitsen zodat daarover afzonderlijke besluitvorming kan plaatsvinden. Elk wijzigingsvoorstel wordt door de indiener voorzien van een toelichting.
De beraadslaging over een amendement of subamendement gaat aan die over het voorstel waarop het is ingediend vooraf, met dien verstande dat het amendement of subamendement met de verste strekking het eerst in beraadslaging wordt gebracht en het subamendement de voorrang heeft boven het amendement op hetwelk het is ingediend.
De vergadering kan op voorstel van de voorzitter besluiten over meer dan een of over alle ingediende amendementen of subamendementen tegelijk te beraadslagen.
Door de partij vastgestelde logo’s op de motie- en amendementteksten zijn toegestaan. Voor zowel moties als amendementen zijn formats beschikbaar. Voor en tijdens de raadsvergaderingen kunnen raadsleden gebruik maken van de computerfaciliteiten van de gemeente. De medewerkers van de griffie staan desgewenst terzijde.De ondertekenaar van een amendement of motie moet duidelijk herkenbaar zijn; daarom moet een ondertekenaar zelf zijn naam duidelijk leesbaar bij zijn handtekening vermelden.
Artikel 42 Halfjaarlijkse rapportage over moties en toezeggingen
Het college rapporteert ten minste eenmaal per half jaar aan de raad over de aangenomen moties, alsmede over de door collegeleden aan de raad gedane toezeggingen.
Artikel 43 Procedure behandeling begroting
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschieden de voorbereiding, het onderzoek, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die de raad vaststelt op voorstel van het presidium.
Ingevolge artikel 191 Gemeentewet moet de begroting vóór 15 november van het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient te zijn vastgesteld en aan het college van gedeputeerde staten worden gezonden.
Onverminderd het bepaalde in de Gemeentewet geschieden de voorbereiding en het onderzoek van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede de vaststelling van de jaarrekening en van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die de raad vaststelt op voorstel van het presidium. De raad stelt aan het begin van elke zittingsperiode voor het onderzoek van de jaarrekening en het voorbereiden van de raadsbehandeling ter vaststelling van de rekening en het jaarverslag een vaste commissie in, genaamd de Rekeningcommissie. De verordening voor de deze commissie wordt door de raad vastgesteld.
Volgens artikel 200 Gemeentewet moet de door de raad vastgestelde rekening binnen twee weken na vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 juli van het jaar, volgend op het begrotingsjaar, aan gedeputeerde staten worden gezonden.
Artikel 45 Procedure verslag en verantwoording lidmaatschap andere organisaties
Een lid van de raad, een wethouder of de burgemeester, die door de gemeenteraad isaangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht om een verslag te doen over zaken die in het orgaan als bedoeld aan de orde zijn. Een lid van de raad kan aan een door de raad aangewezen lid van een algemeen bestuur van een openbaar lichaam of een ander gemeenschappelijk orgaan aansluitend op de behandeling van de lijst ingekomen stukken vragen verslag te doen over zaken die in het orgaan als bedoeld aan de orde zijn.
Hoofdstuk VI – Procedures bij stemmingen
Paragraaf 1 Stemming over zaken
In de vergaderzaal aanwezige leden kunnen evenwel aantekening in de notulen vragen dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd; in dat geval wordt het besluit geacht met de stemmen van de overige leden te zijn genomen.
In de Gemeentewet komen enige, dwingende voorschriften voor omtrent stemmingen.De artikelen luiden als volgt:
De leden van de raad stemmen zonder last.
1. Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:
a) een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;
b) de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.
2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.
3. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.
4. Het eerste lid is niet van toepassing bij de beslissing betreffende de geloofsbrieven van de na periodieke verkiezing benoemde leden.
Het begrip “vertegenwoordiger” in artikel 28, lid 1 Gemeentewet ziet slechts op de situatie waarin een raadslid kan worden aangemerkt als vertegenwoordiger in civielrechtelijke zin; bepalend is of het raadslid de wederpartij rechtens kan binden.
Hieronder valt niet het lidmaatschap van het DB of AB van een openbaar lichaam. Maar evenmin de bestuurder die niet alleen een stichting, vereniging of andere rechtspersoon rechtens kan binden. In de rechtspraak is een tendens zichtbaar strekkende tot verruiming van het stemverbod. Zo rekent de Raad van State bij de uitleg van artikel 2:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht aangelegenheden die in de raad ter besluitvorming voorliggen en betrekking hebben op een dergelijke stichting, vereniging etc., ook indien er geen sprake is van het rechtens kunnen binden, wel tot een persoonlijk belang, wat tot het niet deelnemen aan de stemming zou moeten leiden. Artikel 2:4 lid 2 Algemene wet bestuursrecht luidt: “Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden”.
1. Een stemming is alleen geldig, indien meer dan de helft van het aantal leden dat zitting heeft en zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden, daaraan heeft deelgenomen.
2. Het eerste lid is niet van toepassing:
a) ingeval opnieuw wordt gestemd over een voorstel of over een benoeming, voordracht of aanbeveling van een of meer personen ten aanzien van wie in een vorige vergadering een stemming op grond van dat lid niet geldig was;
b) in een vergadering als bedoeld in artikel 20, tweede lid, voor zover het betreft onderwerpen die in de daaraan voorafgaande, ingevolge artikel 20, eerste lid, niet geopende vergadering aan de orde waren gesteld.
1. Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt de volstrekte meerderheid vereist van hen die een stem hebben uitgebracht.
2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het uitbrengen van een stem verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje.
1. De stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geschiedt bij gesloten en ongetekende stembriefjes.
2. Indien de stemmen staken over personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt, wordt in dezelfde vergadering een herstemming gehouden.
3. Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.
1. De overige stemmingen geschieden bij hoofdelijke oproeping, indien de voorzitter of een van de leden dat verlangt. In dat geval geschieden zij mondeling.
2. Bij hoofdelijke oproeping is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem voor of tegen uit te brengen.
3. Indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, is het aangenomen.
4. Tenzij de vergadering voltallig is, wordt bij staking van stemmen het nemen van een besluit uitgesteld tot een volgende vergadering, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend.
5. Indien de stemmen staken in een voltallige vergadering of in een ingevolge het vierde lid opnieuw belegde vergadering, is het voorstel niet aangenomen.
6. Onder een voltallige vergadering wordt verstaan een vergadering waarin alle leden waaruit de raad bestaat, voor zover zij zich niet van deelneming aan de stemming moesten onthouden, een stem hebben uitgebracht.
Artikel 49 Heropening beraadslaging
Indien de beraadslaging met instemming van de vergadering tijdens of voorafgaande aan de stemming wordt heropend vindt zij in één termijn plaats. Als de heropening van de beraadslaging plaats heeft nadat een amendement is verworpen en één of meer leden te kennen hebben gegeven een ander amendement te willen indienen, kan de vergadering besluiten van het bepaalde in de eerste volzin van dit lid af te wijken.
Heropening van de beraadslaging tijdens de omvraag van de stemming is niet toegestaan.
In het eerste lid is mede in verband met de Algemene wet bestuursrecht en de in sommige wetten voorkomende fatale beslistermijnen, toegevoegd: tenzij er sprake is van een wettelijke termijn waarbinnen moet worden besloten op straffe van het ontstaan van een fictief besluit.In het tweede lid is – mede op basis van de in de praktijk gebleken behoefte - een uitzondering opgenomen voor het geval de vergadering na de verwerping van een amendement wordt geconfronteerd met (het voornemen tot) de indiening van een andersluidend amendement.
Als de beraadslaging is heropend kunnen door de leden ook moties worden ingediend (zie artikel 40).
Uit de redactie van de tweede volzin van het tweede lid kan echter worden afgeleid dat de beraadslaging in dat geval beperkt blijft tot één termijn.Voor alle duidelijkheid wordt opgemerkt dat met de woorden 'omvraag van de stemming' is bedoeld de feitelijke stemwerkzaamheden; niet de discussie voorgaande aan/over de te houden stemming. In samenhang daarmee bepaalt het derde lid dat heropening van de beraadslaging niet mogelijk is als eenmaal met de stemming (lees: het voorlezen van de namen van de blijkens de presentielijst aanwezige leden) is begonnen.
Artikel 50 Volgorde waarin voorstellen in stemming komen
Een motie ingediend in het kader van een aanhangig voorstel en welke samenhangt met het daarbij behorende ontwerpbesluit wordt in stemming gebracht voorafgaand aan de stemming over het ontwerpbesluit, tenzij de raad anders beslist.
Bij artikel 50 lid 5: onder meer kan de raad gebruik maken van artikel 40 lid 5 van dit Reglement van Orde waardoor de motie later in stemming komt.
Paragraaf 2 Procedure bij hoofdelijke stemming
Artikel 51 Aanwijzingen voor de stemmingen
Alvorens tot een stemming over te gaan nemen de leden van de raad hun plaats in de vergaderzaal in. De voorzitter stelt vast of het aantal leden in de vergaderzaal overeenstemt met het aantal leden dat de presentielijst getekend heeft. Een lid dat de presentielijst bij aankomst in de vergaderzaal niet heeft getekend, wordt in de gelegenheid gesteld deze te tekenen alvorens de stemming een aanvang neemt. Het niet tekenen van de presentielijst heft de wettelijke plicht tot deelname aan de stemming op de grond van artikel 32 lid 2 van de Gemeentewet niet op.
Artikel 52 Uitbrengen stem – Hoofdelijke stemming
De voorzitter kondigt een stemming duidelijk aan en doet, indien nodig, alvorens tot stemming over te gaan, het verzoek aan de leden van de raad hun plaats in de vergaderzaal in te nemen. Ingeval het aantal leden in de vergaderzaal niet overeenstemt met het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend en dit verschil niet opgeheven wordt door het alsdan tekenen van de presentielijst door een lid of leden van de raad die dat verzuimd had of hadden bij binnentreden van de vergaderzaal of door het terstond binnentreden van het ontbrekende lid of de ontbrekende leden die blijkens de presentielijst aanwezig dienen te zijn ter vergadering, oordeelt de raad over de doorgang van de stemming op dat moment over het verdere verloop van de in deze vergadering te houden stemming. Onverlet latende het bepaalde in artikel 29 van de Gemeentewet.
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend gemaakt heeft wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.
Artikel 52 lid 2 is een logisch vervolg op artikel 51 lid 2 en is bedoeld als extra waarborg
voor een wettelijk juist verloop van de stemming.
De voorzitter dient overeenkomstig artikel 51 lid 2 alvorens tot stemming over te gaan, te verifiëren of het aantal in de vergaderzaal aanwezige leden overeenstemt met het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend. In artikel 52 lid 2 worden de consequenties uitgewerkt als het aantal leden dat de presentielijst tekende niet overeenstemt met het aantal in de vergaderzaal aanwezige leden. Ingeval het aantal aanwezigen niet klopt met de presentielijst zijn er twee mogelijkheden. Bij aankomst in de vergaderzaal heeft een lid de presentielijst niet getekend: dit lid tekent alsnog de presentielijst. De tweede mogelijkheid is dat een vertrek van een lid niet gemeld is aan de voorzitter of griffier. Dan vraagt de voorzitter opheldering aan de fractievoorzitter van de fractie waar het betreffende fractielid deel van uit maakt.
Nadat deze fractievoorzitter in de gelegenheid is gesteld opheldering te geven oordeelt de raad over de verdere planning, voortgang of verloop van de stemming welke in diezelfde vergadering plaats dient te vinden. Het slot van de laatste zin van artikel 52 lid 2 legt vast dat de procedurele gang van zaken bij stemmingen geen aanleiding kan zijn tot het verdagen van de besluitvorming naar een volgende vergadering. Aangezien de wet van hogere orde is dan het Reglement van Orde van de Raad, geldt onder alle omstandigheden dat ieder ter vergadering aanwezig lid van de raad ingevolge artikel 32 lid 2 van de Gemeentewet de plicht heeft aan de stemmingen in de vergadering deel te nemen. Dit wordt benadrukt in de laatste zin van artikel 51 lid 2 van dit Reglement van Orde.
Artikel 53 Onvoltalligheid vergadering
Wanneer de voorzitter voor of tijdens de omvraag vaststelt dat het bij artikel 29 van de Gemeentewet tot het nemen van een besluit vereiste aantal leden niet meer aanwezig is, schorst hij de vergadering. Is na een half uur het vereiste aantal leden nog niet aanwezig, dan verdaagt hij de vergadering.
Paragraaf 3 Stemming over personen
Artikel 54 Stemming over personen
Aan de leden van de raad worden stembriefjes ter beschikking gesteld waarop de namen van de aanbevolen of voorgedragen personen vermeld staan. Bij een aanbeveling hebben de leden van de raad de vrijheid op een persoon te stemmen die niet op het stembriefje voorkomt. In dat geval vermelden zij de naam van die persoon op het stembriefje. Bij een voordracht bestaat die mogelijkheid niet. De leden van de raad hebben dan de mogelijkheid om tegen een voorgedragen persoon te stemmen.
Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het derde lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.
De Gemeentewet geeft aan dat over benoemingen van personen, het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd. Over het ontslag van personen mag niet schriftelijk worden gestemd (artikel 31 Gemeentewet).
Bij een stemming over personen is het van belang te weten of er sprake is van een aanbeveling of een voordracht.
Een voordracht is voor de raad bindend; de raad heeft geen andere keuze dan de keuze tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Dit houdt concreet in dat een stembriefje dat een naam bevat van een niet op de voordracht geplaatste persoon, ongeldig is
(artikel 46, zesde lid, sub d).
Een aanbeveling is een voorstel waarvan de raad mag afwijken. In dat geval kan de raad iemand benoemen buiten de aanbeveling.
Een ongeldig stembriefje telt wel mee voor de vaststelling of aan het stemquorumvereiste (artikel 29 Gemeentewet) is voldaan.
Bij het vaststellen van de uitslag van een schriftelijke stemming wordt met blanco of anderszins ongeldige stembriefjes geen rekening gehouden (het besluitquorum, artikel 30 Gemeentewet).
De stembiljetten worden voor de vergadering in een omslag op tafel gelegd.
Artikel 55 Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd (herstemming). Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.
Hoofdstuk VII Besloten vergaderingen
Artikel 57 Besloten vergadering
De voorzitter verzoekt ambtenaren, pers en publiek de zaal te verlaten met uitzondering van de notulist, de door de griffier aangewezen medewerkers van de griffie, een medewerker ten behoeve van de beeld- en geluidsvoorziening, medewerkers van de bodedienst en eventuele andere door hem aan te wijzen ambtenaren.
De geheimhouding wordt zowel door de leden die bij de behandeling aanwezig waren als door leden die op andere wijze van het behandelde en de stukken kennis nemen, in acht genomen totdat de raad de geheimhouding opheft. De verplichting tot geheimhouding geldt ook voor de andere personen die bij de behandeling aanwezig waren of die anderszins van het behandelde of van de stukken kennisnemen.
Artikel 59 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van het gestelde in artikel 25, derde en vierde lid, of artikel 55 tweede en derde lid, of artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover eerst contact opgenomen met het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd.
Artikel 58 en 59 zijn opgenomen in verband met het bepaalde in artikel 25, tweede, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, en artikel 86, tweede en derde lid, van de Gemeentewet.
Die bepalingen luiden als volgt:
Artikel 25, tweede, derde en vierde lid
2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.
3. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot de aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.
4. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot de aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.
Artikel 55, tweede en derde lid
2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de burgemeester of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het college overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, danwel de raad haar opheft.
Artikel 86, tweede en derde lid
2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de voorzitter van de commissie, het college en de burgemeester, ieder ten aanzien van stukken die hij aan de commissie overlegt. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.
Artikel 60 Behandeling notulen
Zij worden in een volgende besloten vergadering ter vaststelling aangeboden.
Van belang voor de toepassing van de artikelen 57 tot en met 60 zijn ook de artikelen 23 en 24 van de Gemeentewet.Deze artikelen luiden als volgt:
Artikel 23 – Openbaarheid raadsvergadering
1. De vergadering van de raad wordt in het openbaar gehouden.
2. De deuren worden gesloten wanneer ten minste een vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.
3. De raad beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.
4. Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de raad anders beslist.
Artikel 24 - Besloten vergadering
In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over:
a. de toelating van nieuw benoemde leden;
b. de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;
c. de invoering, wijziging en afschaffing van gemeentelijke belastingen, en
In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement beslist de raad op voorstel van de voorzitter en het presidium.
Artikel 62 Inwerkingtreding nieuw reglement en intrekking oud reglement
Dit reglement treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking, onder gelijktijdige intrekking van het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van de gemeente Westland 2006, vastgesteld bij raadsbesluit van 19 december 2006.